-
Liefde, de „volmaakte band van eenheid”De Wachttoren 1983 | 15 maart
-
-
een plaats in het hemelse koninkrijk van Jehovah God, ten einde daarin met Christus te regeren.
17. Wat verlangt Gods koninkrijk van de zijde van degenen die dit koninkrijk eerst zoeken, en wat zal hen hierbij helpen?
17 Gods koninkrijk heeft geen deelgenootschap met deze wereld en degenen die haar liefhebben. Met het oog op het feit dat de wereld onder Satan volledig gefaald heeft haar aanhangers te verenigen, verlangt Gods koninkrijk onder Christus van de opgedragen, gedoopte christenen die eerst dit koninkrijk zoeken, dat zij verenigd handelen en dienst verrichten. Dit koninkrijk is het produkt van Gods liefde. De hele geest van die hemelse regering is liefde, bovenal liefde voor God, maar ook haat jegens zijn voornaamste vijand, Satan, en de wereld waarvan hij „de god” is. Ondanks alle verdeeldheid veroorzakende krachtsinspanningen van de zijde van Satan blijft deze liefde, die van Jehovah God, de hemelse Vader, uitgaat, voor allen die aan zijn zichtbare aardse organisatie vasthouden, ja, voor geheel Gods familie in hemel en op aarde, als de „volmaakte band van eenheid” functioneren.
-
-
Liefde als een „band van eenheid” blijkt ’volmaakt’ te zijnDe Wachttoren 1983 | 15 maart
-
-
Liefde als een „band van eenheid” blijkt ’volmaakt’ te zijn
1. In welk opzicht kan Jehovah met een smid vergeleken worden, en hoe heeft elke familie haar naam aan hem te danken?
DE GROOTSTE „Smid” in het universum, Jehovah God de Almachtige, kan een „band van eenheid” smeden die eeuwig sterk zal blijven. Familiebanden, zelfs die op aarde, kunnen erg sterk zijn; en over Jehovah God wordt gesproken als „de Vader, aan wie elke familie in hemel en op aarde haar naam te danken heeft” (Ef. 3:14, 15). Sinds de wereldomvattende Vloed in de dagen van de patriarch Noach stamt elke menselijke familie of elk huisgezin af van deze getrouwe man die door God waardig werd gerekend om te zamen met zijn gezin door die wereldomvattende overstroming heen bewaard te worden. Als gevolg hiervan kan er worden gezegd dat elke menselijke familie die thans op aarde leeft, haar „naam” — dat wil zeggen, dat ze in leven is om een naam te dragen — aan Noach te danken heeft. In het verleden is Jehovah God er in enkele gevallen verantwoordelijk voor geweest dat personen op aarde een bepaalde naam kregen, maar hij heeft menselijke families of huisgezinnen niet rechtstreeks een naam gegeven. Toch hebben ze hun naam aan hem te danken, want zonder hem als de universele Levengever zouden ze nooit als een familie met een naam tot bestaan zijn gekomen. — Gen. 5:1, 2, 32.
2. Hoe werd de opstandeling tegen Gods gezin, zelf vader van een gezin, en wat dient een ieder van ons zich terecht af te vragen?
2 De menselijke familie heeft zich afgescheiden van het universele gezin van de hemelse Vader. Deze afscheiding werd teweeggebracht door een bovenmenselijke persoon die in opstand kwam tegen het uit engelen bestaande gezin van God in de hemel. Deze opstandeling werd later Satan de Duivel genoemd. Door in de hemel volgelingen bijeen te brengen die aan zijn zijde stonden, werd hij als het ware een vader, maar de leden van zijn gezin worden niet door liefde bijeengehouden. Jezus Christus — het model van getrouwheid in Jehovah’s universele gezin — zei bij een zekere gelegenheid tot zijn tegenstanders van joodse afkomst: „Als God uw Vader was, zoudt gij mij liefhebben, want van God ben ik uitgegaan en ben ik hier. . . . Gij zijt uit uw vader de Duivel, en gij wenst de begeerten van uw vader te doen. Die was een doodslager toen hij begon, en hij stond niet vast in de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij overeenkomstig zijn eigen aard, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen” (Joh. 8:42, 44). In dit opzicht kan een ieder zich in deze tijd afvragen: Wie is volgens deze maatstaf mijn „vader”?
3. Hoe verschilt Satans situatie sinds de Eerste Wereldoorlog van die vóór deze tijd, en vooral welk gebed moet ten behoeve van alle aanhangers van Gods organisatie verhoord worden?
3 Bij zijn opstand werd Satan de Duivel uit het universele gezin van Jehovah God gezet, en later gebeurde dit ook met zijn demonen onder zijn vaderschap. In de hof van Eden verscheen hij aan de mensheid als de Verleider, en het werd hem zelfs daarna toegestaan de gehele aarde rond te trekken ten einde zijn goddeloze campagne van tegenstand tegen de waarheid voort te zetten (Job 1:7; 2:2). Maar nu, sinds de voorzegde „oorlog” na de geboorte van Gods koninkrijk in de hemelen, welke geboorte plaatsvond toen „de bestemde tijden der natiën” in 1914 waren geëindigd, zijn Satan de Duivel en zijn demonen uit de hemel naar de aarde geworpen, weg uit de onmiddellijke omgeving van de hemelse engelen. Zij zullen nooit meer in de hemel, waar de engelen wonen, worden toegelaten. Wij kunnen ons daarom heel goed voorstellen dat Satan woedend is op Jehovah’s universele organisatie en de loyale leden ervan (Openb. 12:1-12; Luk. 21:24). Thans is derhalve als nooit tevoren de tijd aangebroken dat het in Kolossenzen 1:2 opgetekende liefdevolle gebed van de apostel Paulus, namelijk „moogt gij onverdiende goedheid en vrede hebben van God, onze Vader”, ten behoeve van de loyale aanhangers van Jehovah’s organisatie die zich thans op aarde bevinden, verhoord moet worden. Dit gebed om onderlinge vrede kan niet verhoord worden als er geen eenheid in hun gelederen bestaat. Wil er vrede heersen, dan moet er in de zichtbare organisatie van de God die vrede geeft, interne harmonie bestaan, ja, de leden van de organisatie moeten hecht aaneengesmeed zijn.
4. Waarvoor danken de verenigde getuigen van Jehovah hem, en waarin moeten zij blijven wandelen?
4 Voor de eenheid binnen de organisatie van Jehovah’s Getuigen, met de daaruit voortspruitende vrede waardoor deze organisatie thans over de gehele wereld wordt gekenmerkt, kunnen Gods dienstknechten datgene doen wat de leden van de gemeente te Kolosse werd opgedragen, namelijk ’de Vader danken, die hen geschikt gemaakt heeft om te delen in de erfenis van de heiligen in het licht’ (Kol. 1:12). Wij moeten in het toenemende licht blijven wandelen, en in deze „laatste dagen” van het oude samenstel van dingen moet er een speciale krachtsinspanning worden gedaan om „geschikt” te blijven voor verdere verlichting en voor welke erfenis maar ook die in het nieuwe samenstel voor ons is weggelegd. — 2 Tim. 3:1.
Verenigd als „één kudde”
5. Waaruit zijn Jehovah’s Getuigen thans afkomstig, maar wat houdt de ’ene kudde’ van de ’ene herder’ bijeen, ondanks alle factoren die verdeeldheid zouden kunnen veroorzaken?
5 In deze tijd blijken Jehovah’s Getuigen afkomstig te zijn uit meer menselijke families dan in het geval van de eerste-eeuwse christenen. Met het oog hierop kan er worden gezegd dat zij afkomstig zijn uit alle rassen van de mensheid, uit groepen van mensen met alle huidkleuren en uit alle maatschappelijke standen. Deze opmerkelijke aspecten hadden als een verdeeldheid veroorzakende factor onder Jehovah’s Getuigen kunnen dienen. Dit is echter niet het geval! Zij erkennen dat zij, ongeacht hun ras, huidkleur, taal, nationaliteit en maatschappelijke stand, allen één gemeenschappelijke bron van hun bestaan en van het waarheidslicht hebben. Op dit late tijdstip bevindt zich onder Jehovah’s Getuigen zowel een overblijfsel van door de geest verwekte christenen met hemelse vooruitzichten als een „grote schare”
-