-
De „voortreffelijke herder” en de „kleine kudde”De Wachttoren 1980 | 15 oktober
-
-
genoeg om te onderscheiden wie „vreemden” en imitators zijn. Ze zullen zich er niet toe laten misleiden zulke bedenkelijke en misschien kwaad in de zin hebbende „vreemden” te volgen. Dit is een goed voorbeeld ter nauwkeurige navolging voor de met schapen te vergelijken personen die deel uitmaken van de „kleine kudde” aan wie het de Grotere Abraham behaagt het Koninkrijk te geven.
16. Waarom begrepen de joden de betekenis niet van de vergelijking die Jezus tot hen sprak over de herder en zijn kudde?
16 Begrijpen wij thans de betekenis van datgene waarover Jezus daar sprak? De ongelovige joden die in de regeling van het Wetsverbond waren opgenomen, begrepen niet hoe de vergelijking die Jezus trok, van toepassing was. Het verslag zegt namelijk: „Deze vergelijking sprak Jezus tot hen; zij wisten echter niet wat de dingen te betekenen hadden die hij tot hen sprak” (Joh. 10:6). Zij kenden de stem van de Messiaanse Herder niet, en hij kende hen niet en noemde hen niet bij hun persoonlijke naam. De door henzelf teweeggebrachte blindheid belette hen hem te identificeren. Mogen wij thans niet als zij zijn.
„DE DEUR VAN DE SCHAPEN”
17. Met welke andere onderdeel van een schaapskooi vergeleek Jezus zich volgens Johannes 10:7-10?
17 Op dit punt aangekomen, veranderde Jezus zijn beeldspraak ten einde een ander uiterst belangrijk aspect van de kwestie te illustreren: „Daarom zei Jezus wederom: ’Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen. Allen die in plaats van mij zijn gekomen, zijn dieven en plunderaars; maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. Ik ben de deur; al wie door mij binnengaat, zal worden gered, en hij zal in- en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen om te stelen en te slachten en te vernietigen. Ik ben gekomen opdat zij leven zouden hebben en het in overvloed zouden hebben.’” — Joh. 10:7-10.
18. (a) Wie op aarde tracht als deurwachter voor Jezus, de symbolische „deur”, op te treden? (b) Over welke klasse sprak Jezus als een kenmerk van het „besluit van het samenstel van dingen”, en doet deze klasse dienst als een deurwachter voor Jezus als de „deur”?
18 Laten wij opmerken dat Jezus het niet over een „deurwachter” heeft wanneer hij over zichzelf als „deur” spreekt. Hij spreekt niet over een zogenoemde „plaatsbekleder van Christus”, het een of andere hoofd van een religieuze sekte die beweert onfeilbaar te zijn. Jezus zei: „Ik ben de deur van de schapen.” En enige maanden later voegde hij hieraan toe: „Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij” (Joh. 14:6). Hierdoor wordt niet buiten beschouwing gelaten dat toen Jezus zijn uitgebreide profetie over „het teken . . . van [zijn] tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen” gaf, hij inderdaad een „getrouwe en beleidvolle slaaf” voorzei die door zijn meester ’over al zijn bezittingen zou worden aangesteld’ (Matth. 24:3, 45-47). Dit heeft echter betrekking op een „slaaf”-klasse van zijn getrouwe, beleidvolle volgelingen aan wie hij, vooral gedurende dit „besluit van het samenstel van dingen”, het toezicht over zijn zichtbare bezittingen op aarde zou toevertrouwen. Deze aanstelling maakt die „slaaf”-klasse echter niet tot Jezus’ „deurwachter”.
19. Hoe groot is de „kudde” die zich in de schaapskooi van de Abrahamitische Verbondsregeling bevindt, en via welke toegangsweg worden zij gered?
19 Jezus is de figuurlijke „deur” voor de met schapen te vergelijken volgelingen van hem die te zamen met hem tot een deel van het ’zaad van Abraham’ worden gemaakt. Zij bevinden zich dus in de „schaapskooi” van de Abrahamitische Verbondsregeling. Allen te zamen vormen zij slechts een betrekkelijk „kleine kudde”, slechts 144.000 onder hem als hun Herder. Zij vormen als het ware de twaalf stammen van het geestelijke Israël en zij staan met Jezus Christus, „het Lam” Gods, op de geestelijke berg Sion (Luk. 12:32; Openb. 7:1-8; 14:1-5). Zij danken hun redding tot een hemelse erfenis niet aan de een of andere stedehouder van Christus, maar aan degene die „de deur van de schapen” is. Jezus zei namelijk: „Al wie door mij binnengaat, zal worden gered, en hij zal in- en uitgaan en weide vinden” (Joh. 10:9). Wanneer de apostel Paulus namens de „kleine kudde” met de hemelse hoop spreekt, vestigt hij de aandacht op „onze Heer Jezus Christus, door bemiddeling van wie wij ook door geloof onze toegang hebben verkregen tot deze onverdiende goedheid waarin wij thans staan; en laten wij juichen op grond van hoop op de heerlijkheid Gods”. — Rom. 5:1, 2; Ef. 2:18; 3:12.
20. Hoe onderscheidt Jehovah’s onderherder zich van de „valse Christussen en valse profeten” en degenen die „in plaats van” hem zijn gekomen?
20 In zijn profetie betreffende het „besluit van het samenstel van dingen” voorzei Jezus dat er bijzonder bedrieglijke „valse Christussen en valse profeten” zouden opstaan. Dezen zijn „in plaats van” de ware Christus gekomen en de misleide personen die zulke bedriegers hebben gevolgd, zijn in religieus opzicht gestolen en geslacht en geestelijk, zo niet letterlijk, te gronde gericht (Matth. 24:3, 24, 25; Joh. 10:8, 10). Jezus kwam daarentegen als een redder van mensenlevens en om ervoor te zorgen dat menselijke schepselen zich zouden verheugen in een overvloediger leven dan zij thans bezitten, een leven in eeuwige volmaaktheid en binnen de voorzieningen voor veiligheid die door de Grote Herder over allen, Jehovah God, zijn getroffen. Willen wij als „schapen” van God derhalve eeuwig leven verwerven, dan moeten wij zijn zelfopofferende onderherder, Jezus Christus, volgen.
-
-
De „voortreffelijke herder” en zijn „andere schapen”De Wachttoren 1980 | 15 oktober
-
-
De „voortreffelijke herder” en zijn „andere schapen”
„En ik heb nog andere schapen, die niet van deze kooi zijn; ook die moet ik brengen.” — Joh. 10:16.
1. Hoe verschilt de „voortreffelijke herder” van een „loonarbeider”?
EEN voortreffelijke herder verschilt van een loonarbeider, die alleen maar belangstelling heeft voor het loon dat hij zal ontvangen. Jezus zei: „Ik ben de voortreffelijke herder; de voortreffelijke herder doet afstand van zijn ziel ten behoeve van de schapen. De loonarbeider, die geen herder is en aan wie de schapen niet als zijn eigendom toebehoren, ziet de wolf komen en laat de schapen in de steek en
-