-
Hoe religieuze uitgaven worden bestredenDe Wachttoren 1971 | 15 oktober
-
-
gelden aanwezig zouden zijn voor de expansie van de prediking van het evangelie.
In al hun vergaderplaatsen is een bijdragenbus aanwezig. Degenen die een bijdrage willen geven ten einde daarmee het werk van de Getuigen in verband met hun aanbidding te ondersteunen, kunnen naar die bus toe gaan en geven naar de mate dat zij hiertoe in staat zijn. Er zijn geen enveloppen en er wordt niet nagegaan van wie het geld afkomstig is. Ten einde degenen die een bijdrage hebben geschonken te laten weten welk totaalbedrag er is binnengekomen en wat er met de ontvangen bijdragen is gedaan, wordt er elke maand een verklaring aan de gemeente voorgelezen, waarin die details worden vermeld. Bovendien voelen velen zich ertoe bewogen schenkingen aan de nationale en internationale hoofdbureaus te sturen, opdat het geld gebruikt kan worden om het zendingswerk in andere delen van de wereld te bevorderen. Ook dit geschiedt vrijwillig.
Welke van deze methoden komt volgens u het meest overeen met die welke door Jezus en zijn apostelen, de instellers van het christendom, werden gebruikt? Hebt u ooit in de bijbel gelezen dat Jezus of een van zijn discipelen om de tiende vroeg of dat zij met een collecteschaal of -zak rondgingen of kansspelen organiseerden? Neen, toen Jezus zijn twaalf apostelen uitzond, gaf hij hun het uitdrukkelijke gebod: „Gij hebt om niet ontvangen, geeft om niet” (Matth. 10:8). Maar waren er in het geval van Jezus en zijn groep apostelen dan geen uitgaven die bestreden moesten worden? Inderdaad, en wij lezen dan ook dat zij een „geldkist” bij zich droegen (Joh. 12:6). Waar kwam hun geld vandaan? Ongetwijfeld van vrijwillige bijdragen. In Lukas’ verslag wordt op de bron van sommige van deze bijdragen gewezen, doordat er wordt opgemerkt dat er een aantal vrouwen van stad tot stad met Jezus en zijn apostelen meereisden „die hen van hun bezittingen dienden” (Luk. 8:3). De apostel Paulus gaf later een voortreffelijk voorbeeld als een ware dienaar van Christus Jezus doordat hij met zijn eigen handen werkte, „ten einde niemand . . . een dure last op te leggen”. Zo bestaat er ook in deze tijd onder Jehovah’s getuigen geen betaalde klasse van geestelijken, waardoor de gemeenten een last zou worden opgelegd. — 1 Thess. 2:9; Hand. 20:34.
Personen die voor het eerst vergaderingen in de Koninkrijkszalen van Jehovah’s getuigen bijwonen, worden vaak aangenaam getroffen door het verschil tussen de manier waarop hun kerken het werk in verband met de aanbidding financieren en de manier waarop Jehovah’s getuigen dit doen. Het beginsel waardoor Jehovah’s getuigen zich in zulke kwesties laten leiden, wordt in 2 Korinthiërs 8:12 door de apostel Paulus tot uitdrukking gebracht: „Want indien de bereidwilligheid er eerst is, dan is ze vooral aanvaardbaar naar hetgeen men heeft, niet naar hetgeen men niet heeft.”
Houdt men zich op de plaats van aanbidding die door u wordt bezocht, aan deze bijbelse maatstaven betreffende religieuze uitgaven? Indien niet, gelooft u dan dat God ermee is ingenomen dat u bij een organisatie bent aangesloten die de maatstaven van zijn Woord negeert?
-
-
Is het waar of niet?De Wachttoren 1971 | 15 oktober
-
-
Is het waar of niet?
◆ Een man in Lancashire, Engeland, vertelde het volgende voorval: „Ik vond dat Jehovah’s getuigen iets bijzonders hadden, maar mijn vrouw deelde mijn zienswijze niet. Op zekere dag bracht de plaatselijke katholieke priester ons een bezoek. Mijn vrouw hoopte dat hij mij terecht zou wijzen. Ik voeg hem waarom Kerstmis op 25 december gevierd werd als Jezus niet op die datum geboren was. Hij was het er onmiddellijk mee eens dat Jezus op een ander tijdstip was geboren. Toen bracht ik hem onder de aandacht dat er in de katholieke catechismus gevraagd wordt: ’Op welke dag werd onze Heiland geboren?’ En dat het antwoord luidt: ’Onze Heiland werd op de kerstdag geboren’, met in de voetnoot de uitleg, ’kerstdag, 25 december’. Wij vroegen de priester of dit waar was. Hij bleef het antwoord schuldig.”
-