Jehovah, een onvergelijkelijke Helper
„Vanwaar zal mijn hulp komen? Mijn hulp komt van Jehovah, de Maker van hemel en aarde.” — Ps. 121:1, 2.
1. Wie is de grootste helper, en waarom?
DE GROOTSTE helper die wij mogelijkerwijs zouden kunnen hebben, is de Schepper, Jehovah God. Alles wat op aarde leeft, blijft voordeel trekken van de natuurlijke cyclussen die hij eeuwen geleden in werking heeft gesteld. Indien de mens niet zo hebzuchtig was geweest en de hulpbronnen van de aarde niet op zulk een onjuiste wijze had beheerd, zou deze planeet op een gerieflijke wijze plaats kunnen bieden aan een veel grotere menselijke bevolking, zonder dat het plante- en dierenleven hiervan schade zouden ondervinden. Terecht kon de geïnspireerde psalmist over Jehovah God zeggen: „Gij opent uw hand en verzadigt de begeerte van al wat leeft.” — Ps. 145:16.
2. Hoe heeft Jehovah in het algemeen ten aanzien van mensen zonder waardering gehandeld?
2 Slechts bij hoge uitzondering heeft Jehovah God zijn macht gebruikt om zonneschijn en regen te onthouden aan personen die in strijd met zijn wil handelden (Ex. 10:21; Amos 4:7). In het algemeen hebben zelfs personen zonder waardering voordeel getrokken van zijn overvloedige voorzieningen. Jezus Christus vestigde de aandacht op dit feit door te zeggen: „Hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.” — Matth. 5:45.
3. Welke aanmoediging kunnen Gods dienstknechten putten uit de wijze waarop Jehovah ten aanzien van de mensheid in het algemeen heeft gehandeld?
3 Indien de Almachtige zelfs ondankbare mensen met zulk een vriendelijkheid bejegent, hoe zeker kunnen wij er dan van zijn dat hij degenen die hem intens liefhebben, nooit in de steek zal laten! Hij „heeft rechtvaardigheid en gerechtigheid lief” (Ps. 33:5). Wij kunnen er derhalve zeker van zijn dat hij de noden van zijn volk nooit zal negeren en ook niet in gebreke zal blijven op hun hulpgeroep te antwoorden. Gods getrouwe dienstknecht David merkte op: „Jehovah is nabij allen die hem aanroepen, allen die hem aanroepen in waarachtigheid. Aan de begeerte van hen die hem vrezen, zal hij voldoen. En hun hulpgeschreeuw zal hij horen, en hij zal hen redden.” — Ps. 145:18, 19.
WEERGALOZE KRACHT OM TE HELPEN
4. Hoe groot is Jehovah’s kracht, zoals uit Psalm 148:2-6 blijkt?
4 Niets kan Jehovah God ervan weerhouden zijn volk te helpen. Hij bezit het vermogen om onder alle omstandigheden hulp te verlenen. Zijn kracht is zo groot, dat deze het zichtbare universum tot in alle eeuwigheid kan laten voortbestaan. Dit blijkt uit Psalm 148:2-6, waar wij lezen dat Jehovah God de zon, maan en sterren „voor eeuwig in stand [houdt], tot onbepaalde tijd”.
5. Welke macht bezit Jehovah over natuurkrachten?
5 Ja, Jehovah beheerst geweldige natuurkrachten en kan deze voor het volbrengen van zijn wil gebruiken. Toen God dit aan zijn loyale dienstknecht Job duidelijk maakte, zei hij: „Zijt gij doorgedrongen tot de voorraadschuren van de sneeuw, of ziet gij zelfs de voorraadschuren van de hagel, die ik teruggehouden heb voor de tijd van benauwdheid, voor de dag van strijd en oorlog?” (Job 38:22, 23) Wanneer dit zijn voornemen is, kan Jehovah, door de werking van zijn geest, zelfs aardbevingen veroorzaken en beheersen, bliksemlicht leiden en zeeën en rivieren doen opdrogen. — 1 Sam. 14:15; 2 Sam. 22:15; Ps. 66:6; 74:15.
6. Hoe kan Gods geest ware christenen in tijd van nood te hulp komen?
6 De heilige geest of werkzame kracht is als een krachtig instrument dat Jehovah altijd ter beschikking staat. Als een van zijn dienstknechten voor een moeilijke situatie komt te staan, kan de Almachtige, door middel van zijn geest, die persoon schriftuurlijke beginselen in herinnering brengen en hem helpen inzien hoe deze in zijn geval van toepassing zijn (Joh. 14:26). Op deze wijze wordt de persoon gesterkt, zodat hij kan volharden en een voortreffelijk gedrag aan de dag kan blijven leggen. Door middel van zijn geest kan Jehovah God het hart en de geest van zijn dienstknechten beroeren, zodat zij acht slaan op de behoeften van medegelovigen en hun te hulp komen (Mark. 10:29, 30). Door middel van zijn geest kan Jehovah af en toe zelfs heersers ertoe bewegen te doen wat hij verlangt. Het is zoals in Spreuken 21:1 staat: „Het hart van een koning is als waterstromen in de hand van Jehovah. Overal waarheen het hem behaagt, wendt hij het.”
7. Wie kan Jehovah, volgens Psalm 34:7, gebruiken om zijn volk te helpen?
7 De Allerhoogste heeft ook miljoenen machtige engelen tot zijn beschikking (Dan. 7:10). Dat hij dezen gebruikt om zijn dienstknechten op aarde te helpen, blijkt uit Psalm 34:7, waar wij lezen: „De engel van Jehovah legert zich rondom degenen die hem vrezen, en hij verlost hen.”
EEN SCHITTEREND VERSLAG
8. Wat kan het bijbelse verslag van Jehovah’s reddingsdaden voor ons doen?
8 Om zijn dienstknechten een zekere basis voor geloof in zijn weergaloze vermogen als Helper te schenken, heeft Jehovah God een betrouwbaar verslag van vele van zijn reddingsdaden laten optekenen. Dat verslag, dat in de bijbel is vervat, kan voor ons doen wat een wonderbaarlijk visioen voor een bediende van de Hebreeuwse profeet Elisa deed. Dit is hetgeen er gebeurde: Een sterke militaire strijdmacht uit Syrië omringde de Israëlitische stad Dothan ten einde de profeet Elisa te arresteren. Vol vrees riep Elisa’s bediende uit: „Ach, mijn meester! Wat zullen wij doen?” „Wees niet bevreesd”, antwoordde Elisa, „want er zijn er meer die met ons zijn dan die met hen zijn. Toen bad Elisa en zei: ’O Jehovah, open alstublieft zijn ogen, opdat hij moge zien.’ Onmiddellijk opende Jehovah de ogen van de bediende, zodat hij zag; en zie! het bergland was vol vurige paarden en strijdwagens rondom Elisa” (2 Kon. 6:15-17). Dat wonderbare visioen was geen begoocheling. Jehovah God kwam inderdaad tussenbeide en sloeg de Syrische militaire strijdmacht met een tijdelijke vorm van blindheid, waardoor hij hun plannen om Elisa gevangen te nemen, verijdelde. — 2 Kon. 6:18-23.
9. Hoe heeft Jehovah in de tijd van Barak ten behoeve van de Israëlieten van natuurkrachten gebruik gemaakt?
9 De vele geloofversterkende verslagen van de wijze waarop Jehovah zijn volk bevrijding heeft verschaft, zijn werkelijk opwindend. Een van zulke opmerkelijke bevrijdingen, waarbij het gebruik van natuurkrachten betrokken was, deed zich voor toen de Israëlieten door de Kanaänitische koning Jabin werden onderdrukt. Jehovah God verwekte Barak om de Israëlieten te bevrijden. Barak bracht een strijdmacht van tienduizend man bijeen en nam een positie in op de berg Tabor. Onmiddellijk hierna daalde Jabins legeroverste Sisera, met een veel grotere legermacht van goed toegeruste soldaten en 900 wagens, af naar de vlakte waardoor de Kison loopt. Toen kwam Jehovah God Barak en zijn mannen te hulp. Klaarblijkelijk gebruik makend van een overstroming, die door een verschrikkelijk onweer werd veroorzaakt, maakte Jehovah Sisera’s leger immobiel. De gezwollen wateren veranderden de grond in modder. Paarden en wagens zakten in de modder weg. Sisera’s mannen vluchtten in doodsangst voor Baraks mannen weg. „Het hele kamp van Sisera [viel] door de scherpte van het zwaard. Ook niet één bleef er over.” De gezwollen rivier de Kison, die bovendien nog water ontving van haar zijrivieren, spoelde hun dode lichamen weg. Wat de legeroverste Sisera betreft, hij vluchtte te voet en vond een roemloos einde door de hand van een vrouw, Jaël, de vrouw van de Keniet Heber. — Recht. 4:12-21; 5:20, 21.
10. Welke voorbeelden hebben wij in de Schrift dat Jehovah engelen gebruikte om de Israëlieten uit de oudheid te helpen?
10 Er zijn ook tijden geweest waarin engelen een belangrijke plaats innamen in de grote daden van de Almachtige. „Deputaties van engelen” hadden een aandeel aan het brengen van verwoestende plagen over Egypte toen Farao weigerde de in slavernij gebrachte Israëlieten vrij te laten (Ps. 78:43-51). Eeuwen later dreigde het Assyrische leger onder Sanherib Jeruzalem, de hoofdstad van het koninkrijk Juda, in te nemen. Aangezien de getrouwe koning Hizkía op de troon zat, liet Jehovah God niet toe dat dit gebeurde. In één nacht sloeg Jehovah’s engel 185.000 mannen van het Assyrische leger neer — „iedere dappere, sterke man en leider en overste” (2 Kon. 19:35; 2 Kron. 32:21). Nu Sanherib het belangrijkste deel van zijn leger had verloren, was hij gedwongen zijn plannen om Jeruzalem te belegeren, te laten varen.
11. Welke belangstelling hebben engelen voor leden van de christelijke gemeente?
11 Zijn Jehovah’s krachtige engelen nog steeds bereid en verlangend om ten behoeve van zijn volk op aarde dienst te verrichten? Zeer beslist! Toen Jezus zijn discipelen erop wees hoe ernstig het is anderen tot struikelen te brengen, legde hij de nadruk op de zorg van de engelen in dit verband. „Zorgt ervoor dat gij niet een van deze kleinen veracht, want ik zeg u dat hun engelen in de hemel altijd het aangezicht aanschouwen van mijn Vader, die in de hemel is” (Matth. 18:10). Jezus’ woorden betekenen niet noodzakelijkerwijs dat elke toegewijde christen een speciale beschermengel heeft die aan hem is toegewezen. Maar engelen zorgen klaarblijkelijk voor het geestelijke welzijn van ware christenen als groep. Dit wordt in vragende vorm bevestigd in Hebreeën 1:14: „Zijn zij niet allen geesten voor openbare dienst, uitgezonden om te dienen ten behoeve van hen die redding zullen beërven?” Wat staat ons door bemiddeling van de engelen een wonderbaarlijke hulp ter beschikking!
12. Hoe wordt in het geval van Jezus Christus geïllustreerd welk een wonderbare hulp er door middel van Gods geest beschikbaar is?
12 In het geval van Jezus Christus wordt heel goed geïllustreerd welk een wonderbaarlijke hulp Jehovah door middel van zijn geest verschaft. Er rustte een bijzonder zware verantwoordelijkheid op de Zoon van God. Hij wist dat zijn Vader een absoluut vertrouwen in hem stelde en zelfs had voorzegd dat hij zijn rechtschapenheid op onberispelijke wijze zou handhaven. Toch moest Jezus gebruik maken van zijn vermogen een vrije keuze te doen. Zou hij hierin hebben gefaald, dan zou dit de eeuwige dood voor hem hebben betekend, zou de waarheidsgetrouwheid van zijn Vader in twijfel getrokken kunnen worden en zou voor onvolmaakte mensen de gelegenheid verloren zijn gegaan van zonde en de dood bevrijd te worden. Jezus had beslist de versterkende kracht van de geest van zijn Vader nodig. Aangezien hij zich ten volle bewust was van wat er van hem werd verlangd, heeft hij, zoals de bijbel zegt, „met sterk geroep en tranen, smekingen en ook smeekbeden opgedragen aan degene die hem uit de dood kon redden, en hij werd gunstig verhoord wegens zijn godvruchtige vrees” (Hebr. 5:7). Dat Jezus zijn volmaaktheid tot de dood toe bewees, toont aan dat zijn Vader zijn hulpgeroep heeft gehoord en zijn Zoon door middel van Zijn geest heeft gesterkt.
13. Wat wordt er van ons verlangd, willen wij voordeel kunnen trekken van de hulp van Gods geest?
13 Wanneer de loyale discipelen van Jezus Christus voor beproevingen komen te staan, kunnen zij er zeker van zijn net zo’n hulp te ontvangen (Jak. 1:2-5). Maar evenals in het geval van Jezus wordt de individuele keuze hierdoor niet uitgeschakeld. Gods geest zal niemand dwingen een bepaalde handelwijze te volgen. De persoon moet vurig de hulp van de geest wensen. Iemand die bijvoorbeeld om hulp bidt opdat hij verleiding kan weerstaan, moet bereid zijn acht te slaan op de schriftuurlijke beginselen die Gods geest hem in herinnering brengt en moet er in overeenstemming mee handelen.
14. Hoe is Gods geest betrokken bij de hulp die iemand van medegelovigen kan ontvangen?
14 De hulp die God geeft, kan via medegelovigen komen. Opnieuw is hier echter Gods geest bij betrokken, want die geest is ten aanzien van alle ware christenen werkzaam. Als zij bijvoorbeeld zien dat een van hun christelijke broeders in fysieke of geestelijke nood verkeert, maakt Gods geest, die ten aanzien van hun verstand en hart werkzaam is, hen ervan bewust dat deze behoefte moet worden gelenigd en zet deze hen ertoe aan dienovereenkomstig te handelen.
15, 16. (a) Waarom reageren sommige christenen bereidwilliger dan anderen om medegelovigen te hulp te komen? (b) Waarom vormen medegelovigen een waardevol kanaal voor noodzakelijke hulp, maar wat kunnen wij niettemin niet verwachten?
15 Of iemand die in de positie verkeert om hulp te bieden, werkelijk positief zal reageren, hangt natuurlijk af van de mate waarin hij zich openstelt voor de aansporingen van Gods geest. Af en toe kunnen personen in gebreke blijven positief te reageren wanneer er een behoefte gelenigd moet worden, omdat zij toelaten dat eigenbelang de aandrijvende kracht van de geest weerstaat. Dit verklaart waarom zelfs in de eerste-eeuwse christelijke gemeente sommigen veel bereidwilliger en geestdriftiger waren dan anderen om hun broeders te helpen. Merk op wat de apostel Paulus aan de Filippenzen schreef:
„Gij [hebt] er goed aan gedaan deelhebbers met mij te worden aan mijn verdrukking. Gij weet trouwens ook zelf wel, Filippenzen, dat bij het begin van het bekendmaken van het goede nieuws, toen ik uit Macedonië vertrok, geen enkele gemeente met mij deelnam aan de aangelegenheid van het geven en ontvangen, dan gij alleen, want zelfs in Thessaloníka hebt gij mij zowel een eerste als een tweede maal iets voor mijn behoefte gezonden. Niet dat ik de gave ernstig zoek, maar ik zoek ernstig de vrucht die het tegoed op uw rekening doet aangroeien. Ik ben echter volledig van alles voorzien en heb overvloed. Ik heb volop nu ik van Epafrodítus de van u afkomstige dingen heb ontvangen, een welriekende geur, een aanvaardbaar slachtoffer, dat God welgevallig is.” — Fil. 4:14-18.
16 Aangezien de leden van de christelijke gemeente niet allen dezelfde geestelijke vooruitgang hebben gemaakt en aangezien hierbij ieders individuele keuze betrokken is, kunnen wij niet verwachten dat allen de geest van edelmoedigheid in dezelfde mate bezitten als de Filippenzen. Dat velen echter heel gevoelig zijn voor de leiding van Gods geest, vormt voor loyale discipelen van Jezus Christus een waarborg dat er in tijden van beproeving en druk een betrouwbaar kanaal voor hulp is.
17. Waarop kan Gods geest inwerken, zelfs bij ongelovigen, waardoor zij ertoe gebracht worden handelend op te treden ten behoeve van ware christenen?
17 Ook het feit dat Gods geest personen die zelfs geen aanbidders van Jehovah zijn, ertoe kan aanzetten zijn dienstknechten te hulp te komen, is aanmoedigend. Hoe is dit mogelijk? Welnu, de mens werd naar Gods beeld geschapen (Gen. 1:28). Dit betekent dat mensen in het algemeen bepaalde goddelijke eigenschappen bezitten — gerechtigheid, wijsheid, liefde en macht van een aard die superieur is aan die van dieren. Mensen bezitten ook een geweten, een innerlijk gevoel van wat goed en kwaad is (Rom. 2:14, 15). De heilige geest kan derhalve in de geest van personen die geen toegewijde dienstknechten van Jehovah zijn, dingen terugroepen waardoor hun geweten tot handelen wordt aangespoord.
18, 19. Welke gebeurtenissen in de dagen van Mordechaï en Esther illustreren dat Jehovah ongelovigen kan gebruiken om zijn volk goed te doen?
18 Neem bijvoorbeeld het geval van koning Ahasveros (Xerxes I) in de tijd van Mordechaï en Esther. Hij had aan Haman, een van de hoogste regeringsfunctionarissen, de autoriteit gegeven een bevel tot uitroeiing van alle joden uit te vaardigen. Zonder dat de koning dit wist, was dit bevel ook van toepassing op zijn koningin, Esther, die niet had onthuld dat zij een jodin was, en op haar neef Mordechaï, over wie Haman niet had gerept toen hij adviseerde de joden te verdelgen. Toen Ahasveros hierna gedurende een zekere nacht niet kon slapen, wilde hij om de een of andere reden dat de officiële annalen aan hem werden voorgelezen. In dit verslag werd hem onder de aandacht gebracht dat Mordechaï eens een samenzwering tegen het leven van de koning aan het licht had gebracht. Toen Ahasveros vernam dat er niets was gedaan om Mordechaï te belonen, werd Ahasveros’ gevoel voor gerechtigheid aangewakkerd en besloot hij iets te doen om Mordechaï te belonen. — Esth. 3:1-15; 6:1-3.
19 Toen Haman de volgende morgen vroeg kwam om te vragen of Mordechaï opgehangen mocht worden, deed zich derhalve een ommekeer voor. In plaats dat Haman in staat was zijn verzoek te doen, werd hij ertoe gedwongen Mordechaï in het openbaar eer te bewijzen (Esth. 6:4-11). Dit was de eerste stap in een keten van ontwikkelingen die ertoe leidden dat er een tegenbevel werd uitgevaardigd waardoor de joden in staat werden gesteld hun leven te verdedigen. Gods hand was in deze kwestie duidelijk kenbaar. Op de juiste tijd zette zijn geest klaarblijkelijk Ahasveros’ geest ertoe aan te willen dat de officiële annalen aan hem werden voorgelezen, waarna hij een nalatigheid corrigeerde.
20. Welke ervaring had Ezra met koning Artaxerxes en andere regeringsfunctionarissen?
20 Anderen zijn op overeenkomstige wijze getuige geweest van de uitwerking die Gods werkzame kracht op het verstand en het hart van met autoriteit beklede personen had. De priester Ezra erkende het volgende met betrekking tot de steun die de Perzische koning Artaxerxes (Longimanus) gaf om de tempel te Jeruzalem te verfraaien: „Gezegend zij Jehovah, de God van onze voorvaders, die zo iets in het hart van de koning heeft gelegd, om luister bij te zetten aan het huis van Jehovah, dat in Jeruzalem is! En jegens mij heeft hij liefderijke goedheid bewezen voor het aangezicht van de koning en zijn raadgevers en met betrekking tot alle machtige vorsten van de koning” (Ezra 7:27, 28). Merk op dat Gods geest klaarblijkelijk ook de raadgevers en hooggeplaatste vorsten van de koning ertoe heeft bewogen Ezra’s onderneming gunstig gezind te zijn.
21. Welke verzekering dienen Gods vroegere reddingsdaden ons te geven?
21 Hoe aanmoedigend is het verslag over de wijze waarop Jehovah zijn toegewijde dienstknechten in het verleden heeft geholpen! Wij worden erdoor geholpen te beseffen dat de benodigde hulp op verscheidene manieren komt. Mocht deze niet op de ene manier komen, dan komt ze beslist op een andere manier. De geïnspireerde psalmist verklaarde: „Jehovah zal zijn volk niet verstoten” (Ps. 94:14). Zo dachten Mordechaï en zijn landgenoten erover toen zij met een bevel tot uitroeiing werden geconfronteerd. Toen Mordechaï zijn nicht Esther ertoe aanspoorde ten behoeve van haar volk te pleiten, zei hij: „Indien gij er in deze tijd volkomen het zwijgen toe doet, zullen verademing en bevrijding zelf voor de joden wel vanuit een andere plaats opdagen.” — Esth. 4:14.
22. Waarom dienen wij vertrouwen te hebben in Jehovah’s vermogen om te helpen, zelfs als de situatie van een menselijk standpunt uit bezien hopeloos lijkt?
22 Van een menselijk standpunt uit bezien, kan de situatie hopeloos lijken. Verlichting kan onmogelijk lijken. Indien iets echter Gods wil is, kan niets de totstandbrenging ervan verhinderen. Jehovah God heeft dit heel duidelijk gemaakt toen de Israëlieten een klacht uitten in verband met vlees. Zijn antwoord door bemiddeling van Mozes luidde: „Jehovah zal u stellig vlees geven, en gij zult inderdaad eten. Gij zult niet één dag eten, noch twee dagen, noch vijf dagen, noch tien dagen, noch twintig dagen, maar tot het aantal dagen van een maand toe.” Mozes reageerde hierop door te zeggen dat dit onmogelijk was: „Het volk in welks midden ik ben, is zeshonderdduizend man te voet, en toch hebt gij, ja gij, gezegd: ’Vlees zal ik hun geven, en zij zullen stellig zoveel dagen eten als een maand lang is’! Zullen er zoveel schapen en runderen voor hen worden geslacht dat het voor hen toereikend is? Of zullen alle vissen van de zee voor hen gevangen worden, dat het voor hen toereikend is?” Jehovah’s antwoord luidde: „Is de hand van Jehovah soms verkort? Nu zult gij zien of hetgeen ik zeg, u al dan niet overkomt.” De hand van Jehovah was niet te kort. Hij zorgde ervoor dat een wind een overvloed aan kwartels het kamp van Israël deed binnenwaaien. — Num. 11:18-23, 31.
23. Moeten wij verwachten dat Jehovah ons op wonderbare wijze van de dood of zware vervolging zal bevrijden? Waarom antwoordt u aldus?
23 Hoewel Jehovah God beslist wonderen ten behoeve van zijn volk kan verrichten, moeten wij niet verwachten dat God ons een bevrijding van de dood of van gewelddadige vervolging zal garanderen. Jehovah’s voornemen kan ermee gediend zijn wanneer hij toelaat dat sommigen van zijn dienstknechten in getrouwheid sterven of verschrikkelijk lijden ondergaan, zoals het geval was met zijn eerstgeboren Zoon, Jezus Christus. Door getrouw te volharden, genieten Gods dienstknechten het voorrecht te bewijzen dat hun aanbidding niet op zelfzuchtige overwegingen is gebaseerd. Aldus bewijzen zij dat Satans beschuldiging, die in verband met Job werd gedaan — „Al wat de mens heeft, zal hij geven ten behoeve van zijn ziel” — vals is. — Job 2:4.
24. Hoe hebben Sadrach, Mesach en Abednego er blijk van gegeven de juiste kijk te hebben op Jehovah’s vermogen zijn dienstknechten te helpen?
24 Tijdens de regering van koning Nebukadnezar gaven drie Hebreeuwse bannelingen in Babylon — Sadrach, Mesach en Abednego — te kennen Gods vermogen om zijn dienstknechten te helpen, juist te bezien. Toen zij te horen kregen dat zij in een vurige oven ter dood gebracht zouden worden als zij bleven weigeren voor een door Nebukadnezar gemaakt beeld te buigen, verklaarden zij moedig: „Indien het zo zal zijn, onze God die wij dienen, is in staat ons te verlossen. Uit de brandende vuuroven en uit uw hand, o koning, zal hij ons verlossen. Maar zo niet, het worde u bekend, o koning, dat wij úw goden niet dienen, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, zullen wij stellig niet aanbidden.” — Dan. 3:17, 18.
25. Wat is belangrijker dan of iemands leven gedurende een korte tijd wordt gespaard, en waarom?
25 Of iemands leven gedurende een korte tijd in dit samenstel van dingen wordt gespaard, is niet wat werkelijk telt. Het is van veel groter belang in een goedgekeurde verhouding tot Jehovah God en Jezus Christus te blijven staan. Jezus vestigde hier de aandacht op door te zeggen: „Hij die ten zeerste gesteld is op zijn ziel, vernietigt ze, maar hij die zijn ziel in deze wereld haat, zal ze bewaren voor het eeuwige leven” (Joh. 12:25). Iemand die een goede verhouding tot de Schepper en zijn Zoon opoffert om te voorkomen dat hij een vroegtijdige dood ondergaat, kan zijn ziel — zijn door God geschonken recht om een levend wezen te zijn — voor altijd verliezen. Mocht iemand daarentegen als een loyale discipel van Jezus Christus sterven, dan ontvangt hij de verzekering van een opstanding, met het vooruitzicht eeuwig te leven.
26. Door wat te doen, kunnen wij altijd hulp van Jehovah verwachten, en waarom?
26 Ook al zullen sommige afzonderlijke personen onder ons misschien als een bewijs van hun onwankelbare toewijding jegens Jehovah God door mensenhanden sterven, toch kunnen wij er zeker van zijn dat Jehovah ons niet in de steek zal laten. Hij zal ons helpen zijn goedgekeurde dienstknechten te blijven. Zolang wij ernaar streven hem te dienen, staat onze verhouding tot hem vast. „Ik ben ervan overtuigd”, schreef de apostel Paulus, „dat noch dood noch leven, noch engelen noch regeringen, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enige andere schepping ons zal kunnen scheiden van Gods liefde, die in Christus Jezus, onze Heer, is” (Rom. 8:38, 39). Mogen wij ons dus, wàt wij in de toekomst ook onder de ogen moeten zien, altijd op Jehovah’s vermogen verlaten om ons te helpen in een goedgekeurde verhouding tot hem te blijven.
[Illustratie op blz. 685]
De ogen van Elisa’s dienstknecht werden geopend opdat hij kon zien dat Jehovah een onvergelijkelijke Helper is