Vermijd de verstrikkende vrees voor de mens
VAAK is het onmogelijk zowel God als de mens te behagen. Het kan zijn dat een huwelijkspartner, collega’s of andere personen iets van u verlangen dat niet in overeenstemming is met hetgeen God in zijn Woord zegt. In zulke gevallen moet u een keuze doen. U moet kiezen God te dienen of te doen wat de een of andere menselijke relatie verlangt.
Het gezonde verstand schrijft natuurlijk voor Gods wil op de eerste plaats te stellen en daardoor zijn gunst te zoeken in plaats van die van een mens. Maar als zij werkelijk tegenover een beslissing komen te staan, buigen heel wat personen voor de verlangens van mensen. De vrees voor een boze huwelijkspartner of woedende familieleden, of de spot van vrienden verlammen het gezonde verstand. Iemand gaat misschien redeneren dat het in de eerste plaats belangrijk is op goede voet met zijn medemensen te staan. Deze redenatie doet dan weer onschriftuurlijke compromissen ontstaan. Het is precies zoals de bijbel zegt, namelijk: „Vrees voor mensen spant een strik.” — Spr. 29:25.
Kunt u weerstand bieden aan deze strik, namelijk datgene te doen wat uw vrienden en kennissen wellicht verlangen, in plaats van hetgeen u volgens God dient te doen? Hecht u meer waarde aan Gods goedkeuring dan aan die van een mens? Dit zijn tot nadenken stemmende vragen die een christen eerlijk onder de ogen moet zien, want het christendom is geen populaire richting waarmee de meerderheid instemt. Ja, de stichter van het christendom, Jezus Christus, heeft gezegd dat als u hem volgt, de mensen ’u zullen smaden en vervolgen en liegende allerlei kwaad tegen u zullen spreken’. — Matth. 5:11; 7:13, 14.
TEGENSTAND BINNEN FAMILIES
Jezus waarschuwde dat de leringen van Gods Woord zelfs in huisgezinnen en binnen families verdeeldheid zouden veroorzaken. „Denkt niet dat ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen”, zei hij. „Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar een zwaard. Want ik ben gekomen om verdeeldheid teweeg te brengen tussen een mens en zijn vader, tussen een dochter en haar moeder en tussen een jonge vrouw en haar schoonmoeder. Ja, ’s mensen vijanden zullen zijn eigen huisgenoten zijn.” — Matth. 10:34-36.
Niet dat Jezus rondging om moeilijkheden binnen families te veroorzaken door opzettelijk familieleden tegen elkaar op te zetten. Hij had oprechte liefde voor de mensen en wilde graag dat zij in vrede met elkaar leefden. Op sommige families hadden zijn leringen evenwel de uitwerking van een zwaard, waardoor er verdeeldheid ontstond tussen de leden die de waarheid van de bijbel aanvaardden en hen die vasthielden aan vals-religieuze overleveringen. Dit was niet de schuld van Jezus of van de prediker die zijn onderwijzingen bracht, maar het was de schuld van de familieleden die weigerden hun traditionele religieuze denkbeelden in het licht van Gods geïnspireerde Woord te onderzoeken. Zij waren degenen die moeilijkheden veroorzaakten en hen die de bijbel wilden bestuderen, bestreden.
BEZWAAR TEGEN BIJBELSTUDIE
Het is daarom niet te verwonderen dat iemand in deze tijd tegenstand van vrienden en familieleden ontmoet als hij de bijbel geregeld gaat bestuderen. Misschien is dit u overkomen. U verheugt u misschien in een wekelijkse huisbijbelstudie die door een behulpzame bedienaar van het evangelie gratis wordt geleid. U hebt nog nooit zoveel goede dingen uit het Woord van God geleerd. Maar toen familieleden en vrienden ontdekten dat u de bijbel bestudeerde, hebben zij er wellicht de spot mee gedreven en snijdende opmerkingen gemaakt. Het kan zijn dat sommigen heftige bezwaren hebben gemaakt en misschien zover zijn gegaan dat zij u met onaangename gevolgen hebben gedreigd als u uw studie niet opgaf.
Deze tegenstand eist van u een moeilijke beslissing. U beseft dat hetgeen u leert de waarheid van Gods Woord is en dat het Gods wil is dat ware christenen deze kennis, die van levensbelang is, in zich opnemen. Wat zult u echter doen? Zult u de studie opgeven wegens vrees uw familie en buren te mishagen? Bekommert u zich er meer om hen te behagen dan God?
Er is werkelijk moed en liefde voor God voor nodig om niet te bezwijken voor de verstrikkende vrees voor de mens. Dit geldt speciaal als de tegenstanders leden van iemands eigen gezin zijn en hun vijandigheid ertoe zou kunnen leiden dat het gezin uiteenvalt en de gezinsverhoudingen worden verbroken. Onder zulke omstandigheden komt men wellicht in de verleiding te redeneren dat God niet van ons verwacht dat wij zijn Woord bestuderen als het onze natuurlijke familiebanden in gevaar zou brengen.
Maar is dat niet hetgeen Jezus heeft gezegd? Nadat hij had verklaard dat iemands ’vijanden zijn eigen huisgenoten zullen zijn’, zei hij vervolgens: „Wie grotere genegenheid voor vader of moeder heeft dan voor mij, is mij niet waardig; en wie grotere genegenheid voor zoon of dochter heeft dan voor mij, is mij niet waardig.” En bij een andere gelegenheid legde hij de nadruk op de mate van liefde die iemand voor hem moet hebben door te zeggen: „Indien iemand tot mij komt en zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja, en zelfs zijn eigen ziel niet haat, kan hij mijn discipel niet zijn.” — Matth. 10:37; Luk. 14:26.
Nu bedoelde Jezus niet dat christenen letterlijk hun familie moeten haten, doch veeleer dat zij God meer moeten liefhebben dan vader, moeder, vrouw, kinderen, broers, zusters, of zelfs hun huidige aardse leven. Dit betekent dat uw liefde voor God en zijn Woord zó sterk moet zijn dat u zelfs naaste vleselijke familieleden niet zult toestaan zich met uw bijbelstudie te bemoeien. Weliswaar wordt kinderen geboden eerbied te hebben voor hun ouders en worden echtparen onderricht elkaar lief te hebben, maar als het op een beslissing aankomt wie men moet gehoorzamen, dient God op de eerste plaats te komen.
Alleen deze grotere liefde voor God kan u de kracht geven onbevreesd op te komen voor wat juist is. Ze zal u de kracht geven de verstrikkende vrees voor de mens te vermijden, doordat het u in staat stelt de bezwaren van familieleden en buren te weerstaan. De apostel van Jezus Christus heeft dan ook gezegd: „Er is in de liefde geen vrees, maar volmaakte liefde werpt vrees buiten, want vrees legt een beperking op.” — 1 Joh. 4:18.
BELONINGEN VOOR ONBEVREESDHEID
Het is nuttig de voordelen van het vermijden van de verstrikkende vrees voor de mens aan een beschouwing te onderwerpen. In de eerste plaats zult u een zuiver geweten hebben door de wetenschap dat u het juiste doet, datgene wat in Gods ogen aangenaam is. Bovendien gaan enkelen van hen die tegenstand bieden, uw standvastigheid wellicht respecteren en mettertijd misschien zelf de waarde van bijbelstudie inzien. Als u echter de studie van Gods Woord opgeeft als er tegenstand rijst, hoe zullen vrienden en familieleden dan worden geholpen in te zien dat een nauwkeurige kennis van de bijbel van levensbelang is?
Door toe te geven aan hun wensen, wegens vrees voor wat zij wellicht zullen denken, toont men in werkelijkheid gebrek aan bezorgdheid voor hun welzijn. Het is hetzelfde als toegeven aan de verlangens van gezinsleden die een buitensporige begeerte naar alcohol hebben. Het kan zijn dat zij u graag mogen omdat u hun drank bezorgt, maar helpt u hen zo een geslaagd leven te leiden? Zou het niet veel beter zijn hun woede en dreigementen te trotseren in de hoop hen te helpen hun zwakheid te overwinnen? U zult het er stellig mee eens zijn dat de mogelijkheid hen genezen te zien, het verduren van al hun tegenstand ruimschoots de moeite waard maakt.
Is het ook niet de moeite waard de vijandigheid van vrienden en familieleden te verdragen in de hoop dat zij een verandering van hart zullen ondergaan en het levengevende water van de bijbelse waarheid zullen aanvaarden? U zult hen nooit helpen door bang te zijn voor wat zij van u denken. Evenmin zult u uzelf helpen, want niet alleen zal uw geweten worden geplaagd, doordat u ertoe werd geprest compromissen aan te gaan, maar u zult bovendien Gods gunst verliezen. Hoe gelukkig zult u zijn als u de verstrikkende vrees voor de mens vermijdt!
DE WAARHEID SPREKEN
Misschien hebt u echter weinig of geen tegenstand ondervonden tegen het studeren van de bijbel in uw huis. Nu beseft u evenwel dat een christen verplicht is de waarheden van de bijbel tot anderen te spreken. Jezus Christus heeft hierin het voorbeeld gesteld, want hij „trok . . . van stad tot stad en van dorp tot dorp, terwijl hij het goede nieuws van het koninkrijk Gods predikte en bekendmaakte”. En de bijbel zegt dat Paulus, in navolging van zijn voorbeeld, „in het openbaar en van huis tot huis” onderwees. — Luk. 8:1; Hand. 20:20.
Thans is het echter niet populair in het openbaar tot anderen over de bijbel te spreken. Maar dat was het in de eerste eeuw net zo min. Jezus en zijn apostelen werden veracht, beschimpt en wegens hun prediking als misleide fanatici en revolutionairen beschouwd (Matth. 10:22; Luk. 23:2, 3; Joh. 15:18; Hand. 5:40). Aarzelt u de waarheid van de bijbel in het openbaar te spreken wegens vrees voor een soortgelijke beschimping? Bent u bang dat vrienden en buren u zullen uitlachen en dat uw zakenrelaties in gevaar worden gebracht? Heeft vrees uw prestige bij de mensen te verliezen u tot geestelijke inactiviteit verlamd? Dat kan als u het toelaat.
Dit wordt bewezen door het feit dat in de eerste eeuw niet allen die de waarheid over Jezus Christus hoorden, de moed hadden te spreken. „Zelfs velen van de regeerders [stelden] werkelijk geloof in [Jezus]”, merkte de apostel Johannes op, „maar vanwege de Farizeeën beleden zij hem niet, om niet uit de synagoge geworpen te worden; want zij hadden de heerlijkheid der mensen zelfs nog meer lief dan de heerlijkheid van God”. — Joh. 12:42, 43.
Klaarblijkelijk waren die vooraanstaande mannen ervan overtuigd dat Jezus de beloofde Messías was, maar omdat de kwestie van zijn messíasschap hoogst controversieel was, waren zij bevreesd een openbare uitspraak te doen die hen impopulair zou kunnen maken. De invloedrijke religieuze Farizeeën hadden heftig verklaard dat Jezus een bedrieger was, en zij trachtten de mensen tegen hem op te hitsen. Omdat deze regeerders dus meer vrees hadden voor wat mensen van hen dachten dan voor Gods oordeel, spraken zij niet over hun geloof in Jezus.
De ware religie is thans eveneens een hoogst controversieel onderwerp. Door duidelijke schriftuurlijke waarheden te prediken — zoals dat Gods naam Jehovah is, dat zijn koninkrijk een regering is die spoedig alle aardse regeringen zal vernietigen en eeuwige vrede zal brengen, dat Jezus niet gelijk aan God is, dat ’s mensen ziel niet onsterfelijk is en dat er geen hellevuur is — stelt men zich bloot aan spot en kritiek door hen die er onschriftuurlijke, traditionele denkbeelden op nahouden. — Ps. 83:19 18; Jes. 42:8; Dan. 2:44; Joh. 18:36; Ps. 72:5-8; Joh. 8:42; 13:16; 14:28; Ezech. 18:4; Pred. 9:5, 10; Hand. 2:32.
Maar als iemand zijn geloof wegens vrees verzwijgt wat zal Jezus dan van hem denken? Luister maar eens naar wat hij heeft gezegd: „Belijdt daarom iemand voor de mensen dat hij in eendracht met mij is, dan zal ook ik voor mijn Vader, die in de hemelen is, belijden in eendracht met hem te zijn; maar al wie mij verloochent voor de mensen, die zal ook ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is.” — Matth. 10:32, 33.
Hoe uiterst belangrijk is het dus de verstrikkende vrees voor de mens te vermijden! Die strik is dodelijk, maar „wie op den HERE vertrouwt, is onaantastbaar” (Spr. 29:25). Er is weliswaar moed voor nodig om het hoofd te bieden aan tegenstand, maar Jehovah zal de dienstknechten van hem die dit doen, beschermen. Lees het zesentwintigste hoofdstuk van Jeremia maar eens. Merk op hoe Jeremia onbevreesd bleef prediken, zelfs ondanks het feit dat hij met de dood werd bedreigd, terwijl zijn tijdgenoot Uría ’bevreesd werd en de vlucht nam en in Egypte kwam’. Wat was het resultaat? Jeremia, die op Jehovah vertrouwde, werd beschermd, maar de profeet Uría, die vreesde voor mensen, werd door koning Jojakim uit Egypte gehaald, „en deze liet hem met het zwaard ter dood brengen en zijn lijk op de begraafplaats van het gewone volk werpen”. Hoe waar is het dat vrees voor mensen een strik spant, doch dat hij die op Jehovah vertrouwt, beschermd wordt!
OVEREENKOMSTIG DE WAARHEID LEVEN
Het is niet eenvoudig om in deze slechte wereld een christelijk leven te leiden. Tot die ontdekking bent u waarschijnlijk ook gekomen. De christelijke apostel Petrus heeft het zeker ontdekt. Toen hij wist dat het goed en juist was om zowel met joden als heidenen om te gaan, ging hij vriendschappelijk om met de niet-joden in Antiochië toen hij die stad bezocht en at hij met hen. Toen er echter zekere mannen uit Jeruzalem aankwamen, die een sterk vooroordeel tegen een intieme omgang met heidenen hadden, trok Petrus zich, uit vrees voor wat zij zouden kunnen denken, terug en verkeerde niet meer in gezelschap van de christenen uit de natiën. Omdat hij een compromis aanging, leefde Petrus niet overeenkomstig de waarheid en de apostel Paulus zei dat hij „te laken was”. — Gal. 2:11-14.
In deze tijd is het net zo gemakkelijk verstrikt te worden door vrees voor wat anderen zouden kunnen denken. Zo zou u bijvoorbeeld op een kantoor kunnen werken waar misschien iemand rondgaat om geld te verzamelen voor een doel waaraan u niet kunt bijdragen zonder uw christelijke geweten geweld aan te doen. Het kan zijn dat alle anderen wel bijdragen; sommigen misschien met oprechte vrijgevigheid. Anderen dragen bij omdat zij denken dat er op hen wordt gelet en omdat zij een goede indruk willen maken. Maar hoe staat het met u? Doet u uw christelijke geweten geweld aan om maar niet anders te zijn?
U zult tegenover vele soortgelijke omstandigheden komen te staan die het noodzakelijk maken weerstand te bieden aan vrees voor de mens. Wellicht verwacht een werkgever van u dat u de klanten bedriegt of zijn produkten verkeerd voorstelt. Hij beweert wellicht dat het een winstgevend zakengebruik is en dat bijna iedereen het doet. Desondanks is het bedrog en derhalve onchristelijk. Aarzelt u uw werkgever te vertellen dat u geen aandeel aan dergelijke praktijken kunt hebben, of daalt u, uit vrees hem te mishagen en misschien uw baan te verliezen, zonder weerstand te bieden tot gewetenloze wereldse gewoonten af?
Er is moed voor nodig om in overeenstemming met de waarheid van de bijbel te leven en u niet te laten leiden door vrees voor wat de mensen misschien van u denken. Bedenk echter altijd dat als u op Jehovah vertrouwt, hij u zal beschermen. U hebt zijn woord hiervoor. „Want hij heeft gezegd: ’Ik zal u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten.’” Heb dus goede moed en zeg: „Jehovah is mijn helper; ik zal niet bevreesd zijn. Wat kan een mens mij doen?” — Hebr. 13:5, 6.
[Illustratie op blz. 278]
Oppositie tegen bijbelstudie kan van de zijde van gezins- of familieleden komen