De dynamische persoonlijkheid van de auteur van de bijbel
„Want ’wie heeft de zin van Jehovah leren kennen, dat hij hem zou kunnen onderrichten?’ Wij hebben echter wel de zin van Christus.” — 1 Kor. 2:16, NW.
1. Waarom is het bestuderen van de persoonlijkheid van de Schepper uitermate nuttig?
WANNEER wij over iemands persoonlijkheid spreken, hebben wij de verschillende hoedanigheden en eigenschappen in gedachten die hem tot een aparte persoon maken, aangezien geen twee mensen gelijk zijn. Het bestuderen van persoonlijkheden van de menselijke familie is altijd interessant, alhoewel het niet altijd nuttig is, hetgeen echter geheel en al van de beweegreden afhangt waarmee dit gebeurt; het bestuderen van de wonderbaarlijke persoonlijkheid van de Schepper is echter altijd buitengewoon interessant en nuttig. Deze studie is uitermate lonend. Wij worden erdoor geholpen inzicht te verkrijgen in de manier waarop hij bepaalde dingen doet en de wijze waarop hij zich in zijn Woord de bijbel uit, te begrijpen. Naarmate wij die schitterende Persoonlijkheid door een studie van zijn werken en zijn Woord meer gaan begrijpen en bewonderen, komt van de weeromstuit het verlangen in ons op evenals hij te zijn en voor zover dit in ons vermogen ligt zijn beeld gelijkvormig te worden. Dit is uitstekend, want als wij er moeite voor doen onze persoonlijkheid zoveel mogelijk met de zijne in overeenstemming te brengen, kunnen wij van zijn gunst en zegen verzekerd zijn, en dit betekent dat hij ons leven in volmaakt geluk zal schenken.
2. In welke opzichten werd de mens naar Gods beeld gemaakt, en welk licht werpt dit op de persoonlijkheid van de mens?
2 Voor deze redenering vinden wij ondersteuning in de bijbel. Heeft de Schepper, Jehovah God, niet gezegd: „Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis”? Zei hij vervolgens niet tot de mens: „Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt” de gehele lagere schepping? Om zich te vermeerderen en als een grote maatschappij samen te leven en terzelfder tijd deze heerschappij uit te oefenen en te handhaven, had de menselijke familie stellig een zekere mate van de hoedanigheden en eigenschappen nodig die in Jehovah zelf worden aangetroffen. De persoonlijkheid is de som van onze verstandelijke vermogens — en de manier waarop wij deze vermogens gebruiken en ontwikkelen — te zamen met onze diepste gevoelens en verlangens en beslissingen. Het wekt eindeloze verbazing dat Jehovah de mens zo heeft gemaakt dat hij, ondanks dat hij op een kleine planeet slechts een heel klein stipje vormt, toch een wonderbaarlijke kopie op kleine schaal vormt van de grote Schepper, die de universele heerschappij uitoefent. — Gen. 1:26-28.
3. (a) Hoe is het voor ons mogelijk een studie van de Schepper te maken? (b) Welke hulp verschaft Johannes’ Evangelie in dit verband?
3 Het zou voor broze, onvolmaakte mensen aanmatigend zijn over het bestuderen van Degene die de ’Koning der eeuwen, de onvergankelijke, de onzienlijke, de enige God’ is en die „zijn troon in den hemel [heeft] gevestigd” te spreken wanneer Jehovah dit niet op meer dan één manier mogelijk had gemaakt. Dat Jehovah zijn Zoon naar de aarde heeft gezonden, om een tijdlang als mens onder ons te wonen, vormt wel de wonderbaarlijkste manier waarop hij dit heeft gedaan. Johannes licht dit in zijn Evangelie toe. Hij vertelt ons over Jezus in zijn voormenselijke bestaan, die toen als „het Woord” bekendstond en terecht „een god”, een machtige, werd genoemd, aangezien ’alles door zijn bemiddeling is ontstaan’. Nadat hij dan vervolgens heeft verteld hoe „het Woord vlees [is] geworden”, zegt hij: „Geen enkel mens heeft ooit God gezien; de eniggeboren god die in de boezempositie bij de Vader is, heeft hem verklaard.” Wij zouden ons geen betere hulp bij onze studie kunnen indenken dan deze introductie bij degene die in zulk een intieme verhouding tot zijn Vader heeft gestaan en die naar de aarde is gekomen ten einde hem aan ons te kunnen verklaren. — 1 Tim. 1:17; Ps. 103:19; Joh. 1:1, 3, 14, 18, NW.
4. Welke verlichtende inlichtingen worden ons hierover in Spreuken 8:22-31 (NW) gegeven?
4 Deze gelukkige verhouding wordt ook in Spreuken 8:22-31 (NW) schitterend beschreven. Nadat Gods Zoon, het Woord, had beschreven welke voorbereidingen er in het allereerste begin voor de schepping der aarde waren getroffen, zei hij: „Toen . . . werd ik naast hem aangetroffen als een meesterwerker en was ik degene geworden op wie hij van dag tot dag het allermeest gesteld was, . . . en datgene waarop ik bijzonder gesteld was, bevond zich bij de zonen der mensen.” Wat een aantrekkelijk beeld van een gezin met een Vader die bijzonder gesteld is op zijn Zoon, terwijl de Zoon op zijn beurt zeer gesteld is op datgene wat zijn Vader, zoals wij weten, thans aan zijn zorg heeft toevertrouwd, namelijk datgene wat rechtstreeks met de menselijke familie heeft te maken. De verzekering dat deze persoon zich welwillend voor ons interesseert, is werkelijk zeer bemoedigend, en wij zien er naar uit hem beter te leren kennen.
5. (a) Hoe kan Jezus’ persoonlijkheid worden samengevat, en waarom moeten wij voorzichtig zijn met het definiëren van de woorden „dynamisch” en „zachtaardig”? (b) Welke schitterende tegenstelling treffen wij bij Jezus aan, en hoe wordt deze aan de dag gelegd?
5 Welke indruk krijgen wij van Jezus wanneer wij in de Schrift over hem lezen? Hij was dynamisch en toch zachtaardig. Naar de algemene maatstaven te oordelen, lijkt dit een onmogelijkheid. Wij stellen ons een dynamisch iemand meestal voor als een krachtige, eerzuchtige en overheersende persoon die ongeduldig wordt zodra iemand hem iets in de weg legt, terwijl wij ons een zachtaardig persoon meestal voorstellen als iemand die er geen sterke overtuigingen op nahoudt en er snel toe bereid is ter wille van de vrede toe te geven in plaats dat hij opkomt voor wat rechtvaardig is. Als gevolg van onze onvolmaaktheid zijn onze verschillende eigenschappen niet op de juiste wijze met elkaar in evenwicht en hebben wij de neiging in uitersten te vervallen, maar dit is niet het geval met iemand die volmaakt is, zoals Jezus. De beste sleutel tot zijn persoonlijkheid vormt waarschijnlijk wel datgene wat David profetisch over hem heeft gesproken en door Paulus in Hebreeën 1:9 (NW) werd aangehaald, waar wij lezen: „Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat. Daarom heeft God, uw God, u gezalfd met de olie van grote vreugde boven uw metgezellen.” (Zie Psalm 45:8 7.) Jezus was en is een groot liefhebber van rechtvaardigheid, terwijl hij tevens een diepe en tedere liefde koestert voor degenen die, ondanks hun onvolmaaktheid, oprecht trachten volgens rechtvaardige maatstaven te leven. Voor dezulken is hij zachtaardig, vredelievend, vriendelijk en zeer geduldig. Terzelfder tijd koestert hij een intense haat tegen alles wat wetteloos is, met inbegrip van degenen die er blijk van geven zich moedwillig aan hun goddeloze praktijken te hebben overgegeven. Evenals hij een vernietigend oordeel uitsprak over de huichelachtige religieuze leiders van zijn tijd, die op een meedogenloze wijze een moordzuchtige vijandschap jegens die „Heilige en Rechtvaardige” aan de dag legden, richt hij zich thans op overeenkomstige wijze tot diezelfde klasse met de woorden: „Gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid” (Hand. 3:14; Matth. 7:23; 23:13-39). Jezus’ persoonlijkheid verandert niet. Hij is „gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid”. Bij Jezus blijkt dus dezelfde evenwichtige tegenstelling te bestaan als bij Jehovah wordt aangetroffen en zoals deze thans ook door Jehovah’s volk aan de dag wordt gelegd, de meedogenloosheid van een leeuw gepaard met de zachtheid van verfrissende dauw. — Hebr. 13:8; Micha 5:6, 7 7, 8.
6. Op welke wijze uitte Jezus zich tegenover zijn vrienden, en wat vormde hier de basis voor?
6 Hoe worden wij door dit alles echter geholpen een beter begrip te krijgen van Gods geschreven Woord? Welnu, de bijbel werd ten behoeve van Gods vrienden geschreven, en niet voor zijn vijanden. Het is interessant om op te merken op welke wijze Jezus, toen hij op aarde was, tot zijn vrienden sprak. Welke indruk hadden zij van hem? Uit alles blijkt duidelijk dat, alhoewel Jezus als hun „Meester” en „Here” werd erkend, hij hen niet op een afstand hield en niet op hen neerkeek of hen intimideerde (Joh. 13:13). In plaats daarvan bracht hij hen in nauwe eendracht met zichzelf en zorgde hij ervoor dat zij zich in zijn aanwezigheid op hun gemak voelden. Zijn handelwijze en manier van spreken droeg hiertoe bij. Zij vonden zijn aanwezigheid verfrissend, en Jezus noemde hier zelf de reden voor door te zeggen: „Komt allen tot mij, die zwoegt en zwaar belast zijt, en ik zal u verkwikken . . . want ik ben zachtaardig en nederig van hart”. — Matth. 11:28, 29, NW.
7. Hoe worden wij hierdoor geholpen Gods Woord beter te begrijpen?
7 Evenals Jezus met zijn vrienden sprak, spreekt Jehovah door middel van zijn Woord met zijn vrienden. Zijn Woord is met zijn krachtige en toch zachtaardige persoonlijkheid geladen; vandaar de stijl die erin is gebruikt. Hoewel het in alle opzichten nauwkeurig is, zowel in wetenschappelijk opzicht als anderszins, is het niet in al te precieze, technische termen opgetekend opdat zelfs een criticus geen reden tot klagen zou hebben en zich nergens aan zou kunnen stoten. Het staat integendeel vol van menselijke beeldspraak en illustraties, dingen die tot de verbeelding en het hart spreken.
8. Welke schriftuurlijke voorbeelden kunnen er worden aangehaald van gevallen waarbij aan iets onpersoonlijks persoonlijkheid wordt toegekend, en welk nut werpt dit af?
8 Een interessant bewijs hiervoor is de wijze waarop in de bijbel persoonlijkheid wordt toegekend aan dingen die op zichzelf genomen geen personen zijn. Dit gebeurt vaak in menselijke gesprekken, waardoor het gesprek levendig wordt en een dynamische kracht verkrijgt. Wij zeggen bijvoorbeeld vaak dat een speciale plant van een bepaalde soort van aarde houdt, alsof een plant persoonlijkheid bezit en er sympathieën en antipathieën op nahoudt. Jezus sprak ook op deze wijze. Op een krachtige, illustratieve manier zei hij: „Ik ben de deur der schapen.” Hij drukte zich nog krachtiger uit toen hij, terwijl hij naar de beker wijn in zijn hand keek, zei: „Dit betekent [is] mijn ’bloed’.” En over de heilige geest zei hij, waarbij hij ook weer aan iets onpersoonlijks persoonlijkheid toekende: „Die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.” De apostel Paulus deed hetzelfde met betrekking tot Gods Woord en sprak erover alsof het op dynamische wijze levend was door te zeggen: „Het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten.” Hoe krachtig is dit woord en welk een heilzame werking gaat er van uit! — Joh. 10:7; Matth. 26:28, NW; Joh. 14:26; Hebr. 4:12.
9. (a) Welke voordelen werpt de manier waarop de bijbel is geschreven, voor ons af? (b) Waarom hebben de critici geen recht van spreken en blijkt hun houding onjuist te zijn? (c) Wat is de juiste houding, en welke resultaten werpt deze voor ons af?
9 Neen, de heilige geest en Gods Woord zijn op zichzelf genomen geen personen, maar ze zijn beide, om het zo maar eens te zeggen, met Gods persoonlijkheid geladen. Daarom kon Paulus zeggen: „Bedroeft . . . Gods heilige geest niet.” Wij kunnen ook Gods Woord bedroeven wanneer wij er in strijd mee handelen, en als wij dat scherpe, levende zwaard verkeerd hanteren, kunnen wij zowel onszelf als anderen in gevaar brengen. Nu begrijpen wij welke voordelen het voor ons afwerpt dat de bijbel op de manier is geschreven die door de Auteur ervan is bepaald. De bijbel weerspiegelt zijn persoonlijkheid en brengt hem dichter bij ons, terwijl wij hem daardoor ook beter leren begrijpen. Wij zouden het niet anders wensen. Waarom zou Jehovah zijn uitdrukkingswijze veranderen ten einde de critici te behagen? Zelfs de ogen van ons, gewone mannen en vrouwen, die in vele gevallen in de leerstellingen van de christenheid zijn grootgebracht, zijn voor de waarheid geopend toen deze ons aan de hand van de Schrift werd uitgelegd. De ogen van de critici zouden ook geopend kunnen worden wanneer zij niet zo wijs waren in eigen ogen. „Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid voor God. Want er staat geschreven: Die de wijzen vangt in hun sluwheid.” Wij moeten werkelijk nederig en leergierig blijven en ons ’bewust blijven van onze geestelijke nooddruft’ (Ef. 4:30, NW; 1 Kor. 3:19; Matth. 5:3, NW; Joh. 17:17). Dan zullen wij gaarne onderwezen willen worden, „niet met woorden die door menselijke wijsheid worden geleerd”, maar door Degene die door God is aangesteld, het levende Woord, Jezus Christus, die altijd in overeenstemming met het geschreven Woord, de bijbel heeft onderwezen. Met de hulp van Gods geest zullen wij dan „de zin van Christus” hebben en zullen wij „de dingen [gaan] weten die ons door God goedgunstig zijn gegeven”. — Openb. 19:13; 1 Kor. 2:12, 16, NW.
TWEE REDENEN VOOR EEN BETER BEGRIP VAN DE BIJBEL
10. (a) Hoe kan ware religie worden gedefinieerd, en waaruit blijkt dat de christenheid niet aan deze definitie voldoet? (b) Waaraan is de ware religie thans te herkennen?
10 Er zijn twee redenen waarom het goed is zowel van de bijbel als van de Auteur ervan een juist begrip te hebben. In de eerste plaats zullen wij dan een juist beeld van de ware religie hebben. De ware religie is een religie van actie. Ze is niet passief, zoals de christenheid ons zou willen laten geloven door de afgezaagde wijze waarop de bijbel gewoonlijk door de in zwarte kleding gestoken geestelijken, die een stijve, verouderde spreektrant bezigen, in de kerken wordt voorgelezen. Als gevolg hiervan krijgen degenen die de kerk bezoeken het idee dat achtenswaardigheid het stempel van een christen vormt. Het spreekt natuurlijk vanzelf dat het gedrag en de bediening van een christen in alle opzichten voorbeeldig dienen te zijn, maar toen die nieuwe beweging, waarvan Jezus de leider was, begon, verwierf ze als gevolg van het goede gedrag en het beheerste optreden van de leden ervan toch geen populariteit, niet in Jezus’ dagen en ook niet na Pinksteren. Zij hadden de opdracht en autoriteit ontvangen zich met een krachtige boodschap en een krachtig getuigenis bezig te houden en dit predikingswerk te beginnen met Jeruzalem, „tot het uiterste der aarde” uit te breiden. De boodschap van het opgerichte koninkrijk moet thans des te meer „tot een getuigenis voor alle volken” worden gepredikt voordat het einde van dit samenstel van dingen komt. Degenen die een horend oor hebben, horen niet slechts een smekend verzoek, zoals in de Authorized Version tot uitdrukking wordt gebracht: „Komt uit van haar [Babylon], mijn volk.” In plaats daarvan wordt hun op krachtige wijze het dringende, gebiedende bevel onder de aandacht gebracht dat in onze New World Translation en de Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap nauwkeurig is vertolkt met: „Gaat uit van haar, mijn volk”! Degenen die een horend oor bezitten, gaan tot handelen over door de christenheid te verlaten en naar Sion, Gods organisatie, te vluchten. De leden van die organisatie, het getrouwe overblijfsel, zijn evenals Jezus met „vreugdeolie”, Jehovah’s geest, gezegend. Zoals u zult bemerken, wordt u er door met hen om te gaan ten zeerste bij geholpen en toe aangespoord ’de nieuwe persoonlijkheid aan te doen’ en een actief aandeel te hebben aan de ware religie. — Hand. 1:8; Matth. 24:14; Openb. 18:4; Jes. 61:3; Ef. 4:24, NW.
11. Op welke wijze verschaffen de hoofdstukken 1-3 van Openbaring ons in deze tijd nuttige inlichtingen waardoor wij ten zeerste worden geholpen?
11 In de eerste hoofdstukken van Openbaring vinden wij de tweede reden waarom het goed is Jehovah en zijn Woord naar juiste waarde te schatten. Wij treffen er gedetailleerde inlichtingen aan die ons op fundamentele wijze helpen onze persoonlijkheid met het Woord en de Auteur ervan in overeenstemming te brengen, terwijl ze ons een duidelijker inzicht geven en een grotere aansporing vormen om rechtvaardigheid lief te hebben en wetteloosheid te haten. Jezus voorzag de toestanden die in deze tijd van het einde in de wereld zouden heersen en ook de verzoekingen en beproevingen die als gevolg daarvan over zijn volgelingen zouden komen. Met het oog hierop gaf hij Johannes voor elk van zeven gemeenten een boodschap. Hoewel deze boodschappen in Johannes’ dagen plaatselijk van toepassing waren, zijn ze in deze „dag des Heren” pas werkelijk van betekenis en op alle gemeenten van ware christenen van toepassing (Openb. 1:10). Ofschoon ze voornamelijk aan degenen werden gegeven die de hemelse hoop bezitten (aangezien alle erin voorkomende beloften hemels zijn), zijn de verschillende erin beschreven toestanden en ook de door Jezus gegeven waarschuwingen en raadgevingen, evenzeer van toepassing op de opgedragen dienstknechten van God die de hoop koesteren onder Gods koninkrijk op aarde te leven.
12. (a) Op welke speciale vereisten wordt in de boodschappen aan de zeven kerken de nadruk gelegd? (b) Waaruit bestaat de nieuwe persoonlijkheid?
12 Merk op dat alhoewel de beloften verschillen, in elke boodschap hetzelfde verzoek wordt gedaan: „Wie een oor heeft, hij hore wat de geest . . . zegt.” Merk tevens op aan welke voorwaarde individueel, niet collectief, moet worden voldaan, wanneer aan het einde van elke boodschap wordt gezegd: „Hem die overwint . . .” Dit wordt in verband gebracht met het woord „volharding”, dat verscheidene malen in deze boodschappen voorkomt, en met uitdrukkingen als: „Bewijs dat gij getrouw zijt, zelfs tot de dood” en „blijft . . . vasthouden”. Om te kunnen vasthouden en volharden en overwinnen, heeft men beslist een sterke persoonlijkheid nodig. Dit is niet slechts een kwestie van uiterlijk vertoon, maar men moet op grond van een diepe waardering en liefde voor Jehovah het vaste en van ganser harte gemeende besluit genomen hebben om voor hem te leven en zijn wil te doen. Christus Jezus, die er altijd behagen in schepte de wil van zijn Vader te doen, heeft het volmaakte voorbeeld gegeven, en het is Gods wil dat wij ’naar het beeld van zijn Zoon gevormd’ zouden worden. Dit betekent dat wij eveneens naar Gods beeld worden gevormd, daar Paulus eveneens heeft gezegd: „Bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid, die door middel van nauwkeurige kennis wordt vernieuwd naar het beeld van Degene die ze schiep.” Wat houdt dit allemaal precies in? Luister maar! „Bekleedt u dan . . . met de tedere genegenheden van mededogen, goedheid, ootmoedigheid van geest, zachtaardigheid en lankmoedigheid. . . . Bekleedt u bij al deze dingen echter met liefde, want ze is een volmaakte band van eenheid.” Wij moeten dus inderdaad krachtig van geest zijn, maar deze beschrijving laat geen ruimte over voor een dominerende houding. Het gaat erom de juiste beweegreden te bezitten. — Openb. 2:7, 10, 13, 19; 3:11; Rom. 8:29; Kol. 3:10-14, NW.
13. (a) Op welke wijze kunnen wij een godvruchtige persoonlijkheid verwerven? (b) In welk opzicht vormt Paulus ten aanzien hiervan een goed voorbeeld?
13 Alleen door een nauwkeurige kennis van de Schrift kunnen wij het juiste geestelijke evenwicht en de schitterende tegenstelling tussen de verschillende hoedanigheden en eigenschappen die een godvruchtige persoonlijkheid uitmaken, begrijpen en verwerven. De apostel Paulus vormt hier een goed voorbeeld van. Vóór zijn bekering tot christen was hij stellig dynamisch, maar aangezien hij blind was voor de waarheid, was hij geestelijk uit zijn evenwicht geslagen en was hij, zoals hijzelf zegt, „een lasteraar en een vervolger en een onbeschaamd mens”. Nadat zijn ogen waren geopend, was hij gedurende zijn gehele overige leven nog steeds dynamisch, alleen had hij nu een andere beweegreden en waren zijn geestelijke eigenschappen schitterend met elkaar in evenwicht, zoals blijkt uit datgene wat hij aan de Thessalonicenzen schrijft: „Wij gedroegen ons in uw midden vriendelijk, zoals een moeder haar eigen kinderen koestert. Zo waren wij, in onze grote genegenheid voor u, bereid u niet alleen het evangelie Gods, maar ook ons eigen leven mede te delen, daarom, dat gij ons lief geworden waart.” Aha! Ja, dat maakt het gehele verschil uit. Hij werd nu door de geest van onzelfzuchtige en liefdevolle toewijding gedreven. — 1 Tim. 1:13, NW; 1 Thess. 2:7, 8.
14. Op welke wijze kan onze persoonlijkheid naar Gods beeld worden veranderd?
14 Ongeacht hoe uw geestesgesteldheid ook geweest mag zijn, u behoeft niet ontmoedigd te raken. De vaderlijke Schepper die tot zijn Zoon heeft gezegd: „Laat Ons mensen maken naar ons beeld”, kan in u een „nieuwe persoonlijkheid” naar hun beeld scheppen. Op welke wijze? Door de hervormende invloed van Gods geest, de „kracht die uw denken aandrijft”, en door de invloed van het geschreven Woord. Hoe meer u gaat beseffen en ervan overtuigd raakt dat de gehele bijbel één goddelijke Auteur heeft, des te meer zult u van de grootse persoonlijkheid van de Auteur ervan, Jehovah, gaan begrijpen. Als gevolg hiervan zult u worden geholpen „de nieuwe persoonlijkheid . . . aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit”. — Gen. 1:26; Ef. 4:23, 24, NW.