-
Christelijke „werken” — Wat omvatten ze?De Wachttoren 1978 | 1 september
-
-
maken van discipelen aangetoond dat het feit dat iemand een goede werker, een behulpzame buur en een liefdevolle echtgenoot en vader of een liefdevolle echtgenote en moeder is, aan zijn of haar geloof in God te danken is.
Er zijn beslist veel juiste christelijke werken. Deze werken worden niet gedaan ten einde hierdoor de beloning van leven te „verdienen”, alsof God deze aan ons „verschuldigd” is. In plaats daarvan zijn het werken des geloofs, die bewijzen dat men gelooft dat Jehovah God bestaat en dat hij zijn dienstknechten beloont. Als wij werkelijk geloven dat God een beloner is, moeten anderen ons geloof aan het werk kunnen zien doordat wij ons in ons gehele gedrag en in onze ijverige bekendmaking van zijn boodschap aan medemensen, naar zijn wegen schikken. Wanneer zulke juiste werken duidelijk aan het licht treden, is het geloof van een christen niet dood, maar levend, actief.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1978 | 1 september
-
-
Vragen van lezers
● Is het verkeerd om een huisdier dat oud of ziek is, af te maken?
Neen, zoals de bijbel laat zien, hebben mensen de autoriteit en verantwoordelijkheid te beslissen of zij het leven van een dier wel of niet zullen beëindigen, en wanneer en hoe zij dat zullen doen.
Hiermee willen wij beslist niet aanmoedigen tot ongevoeligheid of wreedheid jegens dieren. Droevig genoeg is de menselijke geschiedenis, tot onze tijd toe, vol van voorbeelden van boosaardige wreedheid jegens dieren. Dit past helemaal in het patroon dat de wrede Nimrod heeft aangegeven. Maar het is niet het patroon dat werd aangegeven door de God van liefde, barmhartigheid en mededogen (Gen. 10:9). Gods Woord geeft Zijn aanbidders specifieke raad zich om dieren te bekommeren en het te vermijden ze wreed te behandelen. — Spr. 12:10.
Wij kunnen echter niet voorbijgaan aan het feit dat Jehovah God mensen heerschappij over de dieren heeft verleend (Gen. 1:26-28). Later heeft hij de mensheid toestemming gegeven dieren te doden voor voedsel. En bijbelse voorbeelden tonen aan dat dieren ook gedood mogen worden om andere redenen, uit bescherming of om aan materiaal te komen voor kleding (Gen. 3:21; 9:3-5; Recht. 14:5, 6; Hebr. 11:37).a De bijbel heeft niet door regels vastgelegd hoe die dieren gedood moeten worden. Maar logischerwijs zou dit, waar mogelijk, in overeenstemming moeten zijn met wat de Schrift zegt over barmhartigheid en het vermijden van onnodige wreedheid tegenover dieren.
Terwijl in bijbelse tijden dieren hoofdzakelijk werden bezien uit het oogpunt van hun nut voor de mens, houden veel personen ze tegenwoordig als huisdier. Vaak schijnt dit verband te houden met een verlangen naar gezelschap. Velen ontwikkelen sterke emotionele banden met hun huisdier. Daarom kan iemand het moeilijk hebben met de gedachte een huisdier dat oud of verzwakt of misschien ziek is, af te maken.
Maar de kwestie is dat de bijbel niet zegt dat het verkeerd is een huisdier in een dergelijk geval dood te maken. Iemand zou zelfs tot de slotsom kunnen komen dat dit, als het snel en betrekkelijk pijnloos gebeurt, beter is dan het dier een dure behandeling te laten geven die zijn lijden alleen maar verlengt. De persoon die verantwoordelijk is voor het dier, die er heerschappij over uitoefent, is degene die moet beslissen of het het beste is het leven van het dier te beëindigen en hoe dat het beste kan gebeuren.
● Waarom zei Jezus, zoals in Johannes 16:5 opgetekend staat: „Niemand van u [vraagt] mij: ’Waar gaat gij heen?’”, terwijl Petrus en Thomas dit pas hadden gedaan?
Dit alles had plaatsgevonden op de laatste avond die Jezus met zijn discipelen doorbracht. In de loop van de avond vroeg Petrus: „Heer, waar gaat gij naar toe?” (Joh. 13:36) Iets later zei Thomas: „Heer, wij weten niet waar gij heen gaat. Hoe weten wij dan de weg?” (Joh. 14:5) Daarom zou het wat tegenstrijdig kunnen lijken in Johannes 16:5 Jezus’ uitlating te lezen: „Niemand van u [vraagt] mij: ’Waar gaat gij heen?’”
Jezus blijkt echter een speciaal punt in gedachten te hebben gehad. Uit de context van Petrus’ vraag krijgen wij de indruk dat Petrus in wat hij
-