Gods geest en Woord — Goddelijke voorzieningen ten leven
„Het is de geest die levengevend is; het vlees is volstrekt van geen nut. De woorden die ik tot u heb gesproken, zijn geest en zijn leven.” — Joh. 6:63.
1. Wat vormt een gevaar voor de lucht en voor de voedselvoorraden van de mens, waardoor het steeds moeilijker wordt op aarde te leven?
ALS u ’s nachts wakker zou worden en zou bemerken dat u dodelijke dampen inademde, zou u zich dan niet met geweld een weg naar buiten banen om frisse lucht te kunnen inademen? Als u te weten kwam dat uw voedsel giftige stoffen bevatte die uw lichaam dermate verzwakten dat u spoedig zou sterven, zou u dan niet overgaan op dat wat het lichaam voeding en gezondheid zou geven? Ondanks onze zorg om onmiddellijke gevaren uit de weg te gaan, wordt het niettemin in alle opzichten steeds moeilijker voor ons op aarde te leven, en wel wegens de verontreiniging van de lucht die wij inademen, het voedsel dat wij eten en het water dat wij drinken. De radioactieve neerslag als gevolg van atoomontploffingen, alsmede schadelijke dampen en chemicaliën, verontreinigen niet alleen de lucht, maar ook het voedsel en de watervoorraden. Door de manier waarop voedsel wordt verbouwd en verwerkt, verliest het vaak veel van zijn voedingswaarde en wordt het besmet door gifstoffen en allerlei toevoegingen. Rioolwater en andere afvalstoffen stromen in de rivieren en meren die de mens van zoet water voorzien, waardoor velen die het drinken, ziek worden en de dood vinden. Afgezien van dit gevaar bestaat in vele delen van de wereld ook nog een kritiek tekort aan voedsel en zoet water.
2. (a) Welke „lucht” is dodelijker dan letterlijke lucht die verontreinigd is, en waar komt deze vandaan? (b) Stel het resultaat tegenover elkaar van de loopbaan van degenen die door de „geest van de wereld” worden geleid en degenen die door Gods geest worden geleid.
2 Wist u evenwel dat er thans een dodelijker, doch subtielere „lucht” wordt ingeademd dan de letterlijke lucht die steeds meer wordt verontreinigd, of dat de kost waarmee de overgrote meerderheid der mensheid zich voortdurend voedt, uit „voedsel” en „drank” bestaat die hen snel naar het graf zullen voeren? Geestelijk gesproken is de „lucht” of de wereldse atmosfeer die de mensen thans inademen, de „geest van de wereld”, die door Jehovah als onrein wordt beschouwd (1 Kor. 2:12; Openb. 16:17-21). Deze algemene neiging van het denken doordringt de gehele maatschappij dermate dat ze mensen ertoe brengt op een bepaalde wijze te denken en te spreken, er bepaalde opvattingen en zienswijzen op na te houden en een nogal duidelijk omschreven gedragspatroon te volgen dat tegengesteld is aan de invloed van Gods geest en de onderwijzingen in zijn Woord, de bijbel. Dit is niet vreemd, aangezien „de gehele wereld . . . in de macht [ligt] van de goddeloze”, Satan de Duivel, die wordt beschreven als de „god van dit samenstel van dingen” en als „de regeerder van de autoriteit der lucht, de geest die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid” (1 Joh. 5:19; 2 Kor. 4:4; Ef. 2:2). Wanneer wij niet wakker worden voor de dodelijke gevolgen van deze door de Duivel geschapen geest, die voet geeft aan de zelfzuchtige verlangens van het vlees, zullen wij vergaan. Wij moeten er veeleer naar streven door de heilige geest van God geleid te worden, ten einde er aldus toe aangespoord te worden de zuivere en rechtvaardige weg die ten leven leidt, te bewandelen. „Want zij die in overeenstemming met het vlees zijn, zetten hun zinnen op de dingen van het vlees, maar zij die in overeenstemming met de geest zijn, op de dingen van de geest. Want het bedenken van het vlees betekent de dood, maar het bedenken van de geest betekent leven en vrede.” — Rom. 8:5, 6.
3. Waaruit bestaat het geestelijke voedsel van de grote massa, en wat heeft dit voor uitwerking gehad?
3 Is het geestelijke voedsel dat voor het verstand van de grote massa wordt verschaft, soms enigermate beter dan de „lucht” die zij inademen? Het gezucht en gesteun van een zieke wereld, die op het punt staat te sterven, geven het onheilspellende antwoord. De als maar toenemende gewelddaad, hebzucht, immoraliteit en godslastering in de wereld vormen de verschrikkelijke resultaten. Het zuivere voedsel van Gods Woord, dat de mensen geestelijke gezondheid zou schenken en hun in de weg naar het eeuwige leven zou onderrichten, hebben zij op zij geschoven en zij hebben zich tot de filosofie, de theorieën, de zedenwetten, de plannen, de ideologieën en, ja, zelfs de verdeeldheid veroorzakende invloeden van de religieuze sekten van dit oude stelsel gewend. Evenals letterlijk verontreinigd voedsel en water het lichaam ziek maken en de dood bespoedigen, heeft het tot zich nemen van dit voedsel de meerderheid der mensen zo ziek gemaakt dat zij in Gods ogen dood zijn hoewel zij leven (Ef. 2:1; 1 Tim. 5:6). „Mijn volk heeft twee boze daden bedreven: Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.” „Zij hebben den HERE verlaten, den Heilige Israëls versmaad, zich achterwaarts gewend. Waar wilt gij nog meer geslagen worden, dat gij voortgaat met af te wijken? Het gehele hoofd is ziek, het gehele hart vol krankheid; van de voetzool af tot den schedel is er niets gaaf.” — Jer. 2:13; Jes. 1:4-6.
4. Wat voor soort van voedsel heeft de mens, in tegenstelling tot de wijsheid van deze wereld, voor zijn verstand nodig?
4 Wil de mens juiste beslissingen nemen die ten leven leiden, dan heeft hij voor het voeden van zijn verstand op waarheid gebaseerd vast voedsel nodig en geen wereldse wijsheid. Toen Jezus door de Duivel werd verzocht, legde hij op het juiste punt de nadruk: „Er staat geschreven: ’De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt’” (Matth. 4:4). Het verstand van de mens heeft goddelijke wijsheid nodig om juist te kunnen denken. Er moet een basis van waarheid zijn waarop verder gebouwd kan worden. Jezus verklaarde, toen hij tot God bad: „Uw woord is waarheid” (Joh. 17:17). Door een zorgvuldige studie van de bijbel, het boek der waarheid, beseffen wij dat er slechts één weg tot het eeuwige leven is, en wel door middel van het slachtoffer van Jezus Christus. „Jezus zei tot hen: ’Ik ben het brood des levens. Wie tot mij komt, zal geen honger meer krijgen, en wie in mij geloof oefent, zal nooit meer dorst krijgen.’” — Joh. 6:35; Jak. 3:13-18.
5. Waarbij zal het vaste voedsel van Gods Woord iemand behulpzaam zijn?
5 Paulus schreef aan de Hebreeuwse christenen, die er traag in waren de diepere dingen betreffende Jezus als de Messías te begrijpen: „Over hem hebben wij veel te zeggen en het is moeilijk te verklaren, aangezien gij afgestompt van gehoor zijt geworden. Vast voedsel behoort echter bij rijpe mensen, bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend om zowel goed als kwaad te onderscheiden” (Hebr. 5:11, 14). Hij gaf verder nog de waarschuwing: „Past op: misschien zal iemand u als zijn prooi wegdragen door middel van de filosofie en door ijdel bedrog overeenkomstig de overlevering van mensen, overeenkomstig de elementaire dingen van de wereld en niet overeenkomstig Christus.” — Kol. 2:8; Ps. 119:104, 105.
6. Welke voorzieningen heeft God voor de mens getroffen, omdat hij wil dat de mens leven ontvangt?
6 Er bestaat geen twijfel over: Als wij in Gods nieuwe samenstel van dingen wensen te leven, moeten wij ermee ophouden de „geest van de wereld” in te ademen en voortaan Gods heilige geest een aandrijvende kracht in ons leven laten zijn. Wij moeten ermee ophouden het kaf van wereldse kennis te eten en de verontreinigde wateren van door mensen ontworpen ideeën te drinken, terwijl wij ons voortaan te goed doen aan het geestelijke voedsel en de kennis en waarheid van Gods Woord indrinken. Het gaat bij deze keuze beslist om leven of dood. Wij moeten Gods voorzieningen ten leven aanvaarden, want anders zullen wij het beslist afleggen. Indien wij werkelijk leven wensen, zal Hij ons helpen het te verkrijgen, omdat hij niet wil dat iemand vergaat. De goddelijke voorzieningen van zijn geest en Woord vormen hier twee krachtige waarborgen voor. — 2 Petr. 3:9; Ezech. 33:11; Joh. 7:37-39.
7. (a) Geeft God ons op wonderbare wijze inzicht in zijn Woord? (b) Hoe dienen wij de werking van Gods geest op de profeten en bijbelschrijvers te beschouwen?
7 Nu rijst de vraag: Hoe kunnen wij de grootste voordelen van deze goddelijke voorzieningen ten leven trekken? Jehovah zal ons verstand niet op wonderbare wijze openen om het met inzicht te vullen. Hij heeft nog nooit op deze wijze gewerkt. Wij moeten naar kennis en inzicht zoeken als naar verborgen schatten (Spr. 2:1-9). Indien ons hart juist is en wij God werkelijk wensen te dienen, zal hij ons inzicht schenken, maar niet op basis van dwang. Aanbidding moet geheel en al vrijwillig geschieden, uit het hart. Hoewel hij bijbelschrijvers en anderen heeft geïnspireerd, moesten zij hun verstandelijke vermogens gebruiken om Gods wil te leren kennen, terwijl zij hem op grond van hun eigen beslissing moesten dienen. Vaak begrepen zij niet ten volle wat zij door inspiratie ontvingen (Dan. 12:8, 9; 1 Petr. 1:10-12). Hij neemt geen bezit van ons zoals de demonen dit doen als zij de geest van iemand die aan hen is overgeleverd, beheersen. Wij krijgen niet de „heilige geest” te zamen met zichtbare manifestaties, zoals in de dagen van de apostelen. Toen de apostelen en degenen die nauw met hen waren verbonden, stierven, werden er geen krachtige werken of wonderen meer met de hulp van Gods heilige geest verricht. — 1 Kor. 13:8-13; 2 Petr. 1:19-21.
8. (a) Welke werkingen van de heilige geest zijn er, ondanks het feit dat er niet langer krachtige werken door de heilige geest worden verricht, tot op heden blijven bestaan? (b) Op welke wijze helpt Gods geest ons de dingen te begrijpen „die ons door God goedgunstig zijn gegeven”?
8 Betekent dit evenwel dat de heilige geest niet langer ten behoeve van ons werkt? Neen, krachtige werken vormden slechts één werking van de geest. Paulus toont aan dat er „verscheidenheid van gaven [is], maar het is dezelfde geest” (1 Kor. 12:4-6). Jezus zei: „Het is de geest die levengevend is; het vlees is volstrekt van geen nut. De woorden die ik tot u heb gesproken, zijn geest en zijn leven.” „Wanneer de helper gekomen zal zijn, die ik u van de Vader zal zenden, de geest der waarheid, die van de Vader uitgaat, zal die getuigenis over mij afleggen; en gij moet op uw beurt getuigenis afleggen, want gij zijt bij mij geweest sinds ik begon” (Joh. 6:63; 15:26, 27). Sinds Pinksteren 33 G.T. is Jehovah’s heilige geest een „helper” gebleven en nog steeds brengt hij ’dingen in de herinnering terug’, is hij een ’leraar’ en ’legt hij getuigenis af’ (Joh. 16:7-16; 14:25, 26; Mark. 13:11). Nadat Jehovah’s geest de laatste bijbelschrijver, Johannes, had geïnspireerd om de canon van de bijbel te besluiten, heeft hij deze taken voornamelijk vervuld door Jehovah’s ware dienstknechten te helpen een progressief begrip van Gods Woord te verkrijgen en het goede nieuws in de gehele wereld als een getuigenis te verbreiden. Er bestond geen behoefte aan nog meer openbaringen, maar aan een begrip van wat reeds was geschreven. Paulus bracht dit als volgt onder woorden: „Want aan ons heeft God het geopenbaard door middel van zijn geest, want de geest onderzoekt alle dingen, zelfs de diepe dingen Gods. Nu hebben wij niet de geest van de wereld ontvangen, maar de geest die van God komt, opdat wij de dingen zouden weten die ons door God goedgunstig zijn gegeven. Deze dingen spreken wij ook, niet met woorden die door menselijke wijsheid worden geleerd, maar met woorden die door de geest worden geleerd, daar wij geestelijke zaken met geestelijke woorden combineren.” — 1 Kor. 2:10, 12, 13.
9. Hoe kunnen wij ons verstand met het „patroon van gezonde woorden” vullen?
9 Voor dit proces is dus een verandering in denken noodzakelijk. Wij dienen ermee op te houden de geest van deze wereld in te ademen en er moeite voor te doen in ons een nieuwe geest of kracht, die in harmonie is met Gods geest en Woord, te ontwikkelen. Gods geest is altijd in harmonie met zijn Woord werkzaam geweest en kan er niet in strijd mee handelen. God zal ons geen tegengestelde of nieuwe aanwijzingen geven indien hij deze reeds tot lering van ons in zijn Woord heeft laten optekenen, maar hij zal ons helpen het geschrevene te begrijpen. Het inzicht in geestelijke aangelegenheden moeten wij krijgen door de geestelijke woorden in de bijbel goed in ons verstand te griffen. Wij moeten de met elkaar in verband staande delen samenvoegen, ten einde geestelijk inzicht te verkrijgen. Paulus schreef aan Timótheüs: „Blijf vasthouden aan het patroon van gezonde woorden, die gij van mij hebt gehoord, met het geloof en de liefde die in verband met Christus Jezus zijn. Behoed dit voortreffelijke, u toevertrouwde pand door middel van de heilige geest, die in ons woont.” — 2 Tim. 1:13, 14; Ef. 3:14-19.
10. Op welke wijze werkt Gods geest door middel van zijn Woord?
10 Op zichzelf genomen bestaan de bladzijden van de bijbel slechts uit papier waarop inkt is aangebracht, of ze nu in een luxe of in een gewone band zijn ingebonden. Wanneer men deze door de geest geïnspireerde woorden echter met een goed hart begint te bestuderen, wordt er een zeer sterke kracht ontwikkeld, zodat er met recht kan worden gezegd dat Gods geest door de scherpzinnige lezer wordt opgenomen. Dit is werkelijk een van de in het oog springende werkingen van de heilige geest, wegens de kracht die door heilige geest in Gods Woord wordt gelegd. Gods geest brengt resultaten voort wanneer hij in ons leven begint te werken. „Want het woord van God is levend en oefent kracht uit en is scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt zelfs zover door dat het ziel en geest, en gewrichten en hun merg scheidt, en het kan gedachten en bedoelingen van het hart onderscheiden” (Hebr. 4:12). Zo doordringend is het Woord van God! Het dringt door tot de beweegreden waarom wij bepaalde dingen doen. Het maakt onderscheid tussen datgene wat wij als een levend schepsel schijnen te zijn, de ziel, en wat wij werkelijk in ons hart, in onze houding, in onze geest zijn. Als wij het in ons leven laten inwerken, zal het een tegenwicht vormen van onjuiste gedachten, onzuivere beweegredenen en zelfzuchtige verlangens. Het kan een zeer sterke kracht in ons scheppen die ons tot rechtvaardigheid zal aanzetten. — Jer. 17:9, 10.
VOOR EEN NIEUWE GEEST WERKEN
11. Hoe wilde God dat de mens zijn verstand zou gebruiken?
11 Toen Jehovah de mens maakte, gaf hij hem het wonderbare vermogen van een verstand dat tot denken en redeneren in staat was. Wat was dit een goedgunstige gave! Het verstand van Adam en Eva werkte niet als een computer, die, nadat een bepaald circuit is ingeschakeld, alleen maar van tevoren vastgelegde gedachten of resultaten kan voortbrengen. Ook waren zij geen robots, die in al hun bewegingen vanuit de hemel werden bestuurd. Jehovah zou hun veeleer op progressieve wijze in alle dingen onderwijzen die zij zouden moeten weten om juiste beslissingen in het leven te kunnen nemen. Goed en kwaad zouden niet door de empirische (of op ervaring gebaseerde) methode worden geleerd. Waarnemingen zouden door de zintuigen worden opgenomen en tot een patroon van kennis worden samengevoegd. Deze kennis kon op hetzelfde moment worden gebruikt of voor later gebruik in de herinnering worden opgeslagen. Na verloop van tijd zou de mens een heleboel kennis van zijn Schepper in zijn mentale reservoir hebben opgehoopt die hij als wijsheid in gebruik zou kunnen nemen wanneer hij Gods voornemen voor hem met inzicht ten uitvoer zou brengen. — Spr. 3:1-7.
12. (a) Wat schiep Jehovah in het verstand en het hart van de mensen, opdat zij een aansporende prikkel zouden hebben? (b) In welk opzicht verschilt de mens van de lagere dieren met betrekking tot het vermogen van deze mentale kracht?
12 Het verstand is op zeer gecompliceerde wijze werkzaam, maar wij weten dat er vanaf de tijd dat iemand wordt geboren, een mentale kracht aanwezig is die hem tot daden aandrijft. De bijbel noemt deze mentale neiging of aandrijvende kracht de geest (roeach, Hebreeuws; pneuma, Grieks) van de mens (Spr. 25:28; 1 Kor. 2:11). Deze geest vindt zijn oorsprong in ’s mensen verlangens, behoeften, aspiraties en andere prikkels van zowel binnen als buiten het lichaam, en ze wint aan intensiteit of kracht wanneer deze worden ontwikkeld. De lagere dieren hebben eveneens een geest; maar in tegenstelling tot ons, zet deze mentale kracht hen ertoe aan volgens hun instinct te werk te gaan, zodat hun handelingen weinig verschillen van de manier waarop hun voorzaten eeuwen geleden te werk gingen. Bij de mens stelt het vermogen van deze mentale neiging om zich volgens een weldoordachte gedragslijn in meer dan één richting te ontplooien, hem in staat te kiezen, zodat de mens een schepsel is dat over een vrije wil beschikt. Toch is de vrijheid die de mens bezit, beperkt. Ze heeft grenzen. Met het oog op zijn eigen belangen, móet dit wel zo zijn, aangezien hij vele dingen kan verkiezen te doen die schadelijk zijn. De Schepper van de mens, die weet wat zowel mentaal als fysiek goed voor hem is, heeft redelijke grenzen gesteld die geen last vormen. — 1 Joh. 5:3; 1 Petr. 2:16.
13. Bespreek wat iemands wil met betrekking tot zijn „geest” verricht.
13 Iemands wil, dat wil zeggen, het vermogen om bewust en weloverwogen te handelen, staat nauw met deze aandrijvende kracht in verband. De wil duidt op een vast en volhardend doel en voornemen. De wijze waarop iemand kennis tot zich neemt en de onderdelen ervan met elkaar in verband brengt, ten einde inzicht te verkrijgen, staat nauw met de wil in verband. Er staan aandrijvende mentale krachten achter onze daden, en door het toezicht dat onze wil op deze krachten uitoefent, wordt bepaald of wij iets zús zullen doen of zó. Wij noemen dit wilskracht. Wij kunnen onze wil sterken door er redenen voor te verschaffen waarom wij het juiste willen doen zoals door God wordt bepaald en door de gevolgen van het doen van het kwade voor ogen te houden; wanneer wij dit doen, zal onze aandrijvende kracht ons op de juiste weg voorgaan. „Wanneer wijsheid haar intree doet in uw hart en de kennis zelf aangenaam wordt voor uw eigen ziel, zal het denkvermogen zelf de wacht over u houden, het onderscheidingsvermogen zelf zal u beveiligen, om u te bevrijden van de slechte weg.” — Spr. 2:10-12, NW; Dan. 11:3; 1 Kor. 7:37.
14. (a) Wat is, wegens de zonde, de aard van de neiging van ’s mensen verstand? (b) Hoe kunnen wij ons verstand door een nieuwe geest laten aandrijven?
14 Onze eerste ouders gingen er niet mee door, juiste kennis tot zich te nemen en hun wil te versterken om het voornemen dat Jehovah voor hen had, ten uitvoer te brengen. Zij lieten toe dat verkeerde verlangens vruchtbaar werden ten einde hen aan te zetten tot een handelwijze die door hen zelf werd bepaald (Jak. 1:14, 15; 2 Kor. 11:3). Zij zondigden, en door overerving bezitten wij dezelfde neigingen. „De neiging van ’s mensen hart is slecht van zijn jeugd af” (Gen. 8:21, NW). David gaf toe: „Zie! Met dwaling werd ik met weeën voortgebracht, en in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.” Met de rampzaligheid van zijn zondige handelwijze voor ogen, bad hij berouwvol: „Schep zelfs een zuiver hart in mij, o God, en leg in mij een nieuwe, standvastige geest. Werp mij niet weg van voor uw aangezicht; en uw heilige geest, o, neem die niet van mij weg” (Ps. 51:5, 10, 11, NW; 7, 12, 13, NBG). Om deze nieuwe geest te hebben, moeten wij Gods Woord ijverig bestuderen en de erin vervatte raad ter harte nemen. Wij moeten gunstig op de leiding van Gods heilige geest reageren. Wanneer wij ons op ons eigen oordeel zouden moeten verlaten, zouden wij vaak vallen en ondanks alle oprechte bedoelingen, op verkeerde paden worden geleid. De apostel geeft derhalve de raad: ’Doet de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere levenswandel overeenkomt en die naar haar bedrieglijke begeerten wordt verdorven, weg, maar wordt nieuw gemaakt in de kracht die uw denken aandrijft, en doet de nieuwe persoonlijkheid aan, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit.’ — Ef. 4:22-24.
15. Wat is noodzakelijk om een goed hart en de juiste geest te behouden?
15 Wanneer iemand om een juiste geest bidt, ervoor studeert en werkt en vastbesloten is deze geest te bezitten, zal God hem getrouw helpen een goede geest te hebben. Jezus legde er de nadruk op hoe belangrijk het is om Gods geest te bidden opdat deze onze geest kan sterken: „Waakt en bidt voortdurend, opdat gij niet in verzoeking komt. De geest is natuurlijk bereidwillig, maar het vlees is zwak” (Matth. 26:41). Onze geest heeft een prikkel nodig of dient zo krachtig in de juiste richting te worden geneigd dat elk vleselijke verlangen om de verkeerde weg in te slaan of de handelwijze van de minste weerstand te volgen, wordt verijdeld. Dan zullen wij niet aan verleiding toegeven of ’de Duivel plaats toestaan’ (Ef. 4:27). Wanneer onze geest waakzaam en levendig is en er begerig naar is Gods wil te doen, zullen wij het vlees er ondanks zijn beperkingen en onvolmaaktheden toe kunnen bewegen gehoorzaam te zijn. — 1 Kor. 9:26, 27; Rom. 6:12-14.
16. (a) Wat blijft vijandschap voeren tegen ons vernieuwde verstand? (b) Wat wordt er verlangd om over de verlangens van het vlees te zegevieren?
16 God verricht dus niet een wonder in ons geval door onvolmaaktheid en de neiging tot zonde uit ons lichaam weg te nemen. Deze zijn er nog steeds en wij zijn ons er elke dag opnieuw heel erg bewust van, ook al spannen wij ons ijverig in een godvruchtige handelwijze te volgen. „Ik bemerk in mijn geval dan deze wet: dat wanneer ik het juiste wens te doen, het slechte bij mij aanwezig is. Naar de innerlijke mens schep ik werkelijk behagen in de wet van God, maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij in gevangenschap voert aan de wet der zonde, die in mijn leden is. . . . Zo ben ik dan zelf met mijn verstand een slaaf van Gods wet, maar met mijn vlees van de wet der zonde” (Rom. 7:21-25). Wij zouden nooit in onze eigen kracht over de begeerten van het vlees kunnen zegevieren. Daarom schenkt God ons de hulp die wij nodig hebben buiten datgene waartoe wij zelf in staat zijn om aan de vereisten te voldoen, „opdat de kracht die datgene wat normaal is te boven gaat, van God zou zijn en niet uit onszelf” (2 Kor. 4:7). Hij geeft ons zijn geest, evenwel niet om een wonder te verrichten, ten einde daardoor het probleem weg te nemen, maar om ons het inzicht te geven hoe wij er het hoofd aan kunnen bieden, hoe wij eronder kunnen volharden, hoe wij erdoor kunnen worden geoefend en hoe wij onze rechtschapenheid erdoor kunnen bewijzen. „Want God heeft ons niet een geest van lafhartigheid gegeven, maar van kracht en van liefde en van gezond verstand.” — 2 Tim. 1:7; Luk. 11:13.
17. (a) Wat dienen wij, wanneer wij verschillende beproevingen ondergaan, niet uit het oog te verliezen? (b) Waarom worden wij af en toe volledig aan de beproeving onderworpen?
17 Wij dienen niet te denken dat onze beproevingen altijd speciale beproevingen zijn waarbij de grote strijdvraag van de universele soevereiniteit is betrokken, zoals in het geval van Jobs beproeving, en toch dienen wij nooit in het andere uiterste te vervallen en te denken dat onze getrouwe handelwijze onder beproeving niet tot de rechtvaardiging van Jehovah’s naam bijdraagt. De Duivel en zijn demonen zouden handelend optreden en Gods dienstknechten zonder enige barmhartigheid vernietigen als God niet in de noodzakelijke bescherming voorzag en het klimaat schiep waarin geloof, hoop en liefde aangekweekt en rechtschapenheid bewerkt kunnen worden. De Duivel trekt de rechtschapenheid en oprechtheid van Gods dienstknechten herhaaldelijk in twijfel en hij manoeuvreert de aangelegenheden vaak zo dat wij verzocht, gesmaad, gedreigd of anderszins belemmerd worden. Sommige geschilpunten worden heel scherp doorgetrokken, en het kan soms wel lijken dat het nog maar de vraag is of de betrokkene zijn rechtschapenheid en getrouwheid onder beproeving zal bewaren. Als Jehovah zonder onderscheid in een wonderbare bevrijding zou voorzien, zou de Duivel reden hebben Jehovah te smaden dat hij het geschilpunt niet volledig tot ontwikkeling liet komen: ’Jehovah hielp hem juist op het meest kritieke moment; als Hij hem toen niet had bevrijd, zou hij stellig zijn bezweken onder de beproeving waaraan ik hem toen had onderworpen.’ De resultaten zouden derhalve geen gewicht in de schaal hebben gelegd met betrekking tot de strijdvraag. — Spr. 27:11; Openb. 7:1-4, 9-17.
18. Wat kunnen wij op het gebied van verlichting van de zijde van Jehovah verwachten?
18 Wordt de beproeving echter verder doorgevoerd dan redelijk is, dan het punt waarop ze iets met betrekking tot het geschilpunt zou bewijzen, dan zou dit er voor Jehovah een rechtvaardiging voor vormen om barmhartig met verlichting tussenbeide te komen door hetzij door bemiddeling van zijn heilige engelen, die openbare dienstknechten ten behoeve van de heiligen op aarde zijn, of anderszins handelend op te treden. De betrokkene is zich wellicht niet van deze speciale hulp bewust, maar hij zal wel de verlichting voelen. Indien de beproeving haar doel heeft gediend, kan Jehovah de gang van zaken een halt toeroepen en in een uitweg voorzien, of hij kan in sommige gevallen toelaten dat ze tot het einde toe wordt doorstaan indien getrouwheid tot de dood de enige manier is waarop het geschilpunt kan worden beslecht. „Wie daarom denkt te staan, passe op dat hij niet valt. Geen verzoeking is over u gekomen behalve die welke mensen gemeen is. Maar God is getrouw en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan.” — 1 Kor. 10:12, 13; 2 Kor. 4:7-12.
19. Wat dienen wij, aangezien Jehovah ’de geesten toetst’, zorgvuldig te doen?
19 Hoe vertroostend zijn de woorden van Paulus: „Daarom geven wij de moed niet op, maar ook al vervalt de mens die wij uiterlijk zijn, de mens die wij innerlijk zijn, wordt stellig van dag tot dag vernieuwd” (2 Kor. 4:16). De „mens die wij innerlijk zijn” wensen wij vernieuwd te houden en te beschermen. Terwijl wij volharden, bedenken wij dat Jehovah ’de geesten toetst’ (Spr. 16:2, NW). Hij ziet toe of wij ons door de geest van deze wereld en haar wijsheid laten aandrijven of dicht bij zijn Woord blijven en gunstig op zijn geest reageren. „Bedroeft ook Gods heilige geest niet . . . blijft inzien wat de wil van Jehovah is. . . . blijft vervult worden met geest.” — Ef. 4:30; 5:17, 18; Gal. 5:16-26.
20. Voor welk doel heeft Jehovah ons zijn geest en zijn Woord gegeven? Wat zal in het volgende artikel worden aangetoond?
20 Willen wij erin slagen in Gods nieuwe ordening van dingen voor de mensheid te komen, dan moeten wij van alle voorzieningen ten leven die Jehovah heeft getroffen, gebruik maken. In dit artikel hebben wij gezien hoe zijn geest en zijn Woord onmisbare hulpmiddelen zijn zonder welke wij het niet kunnen stellen. Er is nog een derde voorziening, die eveneens onmisbaar is, en in het volgende artikel zullen wij zien hoe ook deze een liefdevolle voorziening is die Jehovah voor zijn volk, dat leven tracht te verkrijgen, heeft getroffen.