De hoop om te overleven vormt het antwoord op het probleem
1. Waarom kunnen wereldse elementen deze generatie geen hoop op een voortbestaan verschaffen?
POLITIEK, militarisme, kapitalisme, communisme, socialisme of de religiën van de christenheid of het heidendom, kunnen deze generatie geen hoop op een voortbestaan verschaffen. Hun verdedigingsmaatregelen tegen de gebeurtenissen die zij zien naderen, zullen geen stand kunnen houden tegen de goddelijke oordeelsvoltrekking over de natiën.
2. Waarom zou het vanuit een werelds standpunt bezien, beter zijn om te sterven dan om nog eens een wereldoorlog mee te maken, en waarom dienen wij dus dankbaar te zijn voor het bezit van de bijbel?
2 In 1952 verklaarde de toen tachtigjarige Britse auteur, filosoof en mathematicus, lord Bertrand Russell: „Ik zou nog wel tien jaar willen leven, behalve wanneer er in die periode weer een wereldoorlog zou komen. Wanneer dit het geval is, zou er wat voor te zeggen zijn om dood te zijn.” Deze Engelse lord gaf er de voorkeur aan om te sterven in plaats van nog eens een wereldoorlog — een oorlog met kern- en CBR-wapens — te moeten meemaken. Laten wij eens veronderstellen dat er in alle natiën mensen zouden zijn die een dergelijke oorlog werkelijk zouden overleven! Toch kunnen de natiën geen hoop op iets moois, verheffends en gezonds verschaffen, waarvoor men daarna nog op aarde zou willen leven. Hoe blij en dankbaar dienen wij er daarom voor te zijn, dat wij de bijbel bezitten! Dit boek biedt de ware, betrouwbare hoop, en hiermee kunnen wij het probleem van het voortbestaan tegemoettreden. Zonder de bijbel zouden wij werkelijk geen hoop hebben.
3. Hoe toont God of hij belang stelt in ’s mensen voortbestaan, en welke verzekering gaf Jezus ons in zijn profetie over de grootste verdrukking?
3 De God van de bijbel stelt zeer veel belang in ’s mensen voortbestaan. In zijn bijbel zet hij de enige hoop op het in leven blijven uiteen en verklaart hij duidelijk dat hij voorzieningen heeft getroffen dat de mens zijn bestaan tot in eeuwigheid kan voortzetten. Op de bladzijden van dit boek verzekert Jezus Christus, Gods Zoon, ons dat menselijk vlees op aarde in leven zal blijven; wanneer hij zijn profetie over de grootste verdrukking in de menselijke geschiedenis uitspreekt, voegt hij er namelijk aan toe: „Indien Jehovaha de dagen niet had verkort, zou er werkelijk geen vlees gered worden; maar ter wille van de uitverkorenen, die hij heeft uitgekozen, heeft hij de dagen verkort” (Mark. 13:19, 20, NW). Doordat er mensen zullen zijn die deze verdrukking overeenkomstig Gods belofte op een dergelijke wonderbaarlijke wijze overleven, zal Christus’ profetie in vervulling gaan dat het zo zal zijn als in Noachs dagen, toen zowel menselijk vlees als het vlees van viervoetige en kruipende dieren en vogels werd gered, zodat het tot op heden zijn bestaan op aarde heeft kunnen voortzetten.
4. Hoe wees Jezus er in het derde hoofdstuk van Johannes op dat God zich om ’s mensen voortbestaan op aarde bekommert, en wat hield Gods handelwijze voor Jezus in?
4 God heeft ten aanzien van zijn wens en voornemen om de mens op aarde te laten voortbestaan, overweldigend veel bewijsmateriaal verschaft. Jezus Christus, Gods eniggeboren Zoon, wees hierop met de woorden die in de bijbel in Johannes 3:16, 17 staan opgetekend: „Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde.” Dat God zijn eniggeboren Zoon gaf, betekende dat hij hem vanuit de hemel naar de aarde zond om als een menselijke zoon uit een maagd geboren te worden, en tevens dat hij hem daarna voor het oog van iedereen door vijanden aan een martelpaal liet opheffen, als gevolg waarvan hij een smadelijke dood stierf. Vlak voordat Jezus de bovenaangehaalde woorden uitsprak, zei hij: „Niemand [is] ten hemel opgestegen dan hij die uit de hemel is nedergedaald, de Zoon des mensen. En evenals Mozes de slang heeft opgeheven in de woestijn, alzo moet de Zoon des mensen worden opgeheven, opdat iedereen die in hem gelooft, eeuwig leven kan hebben.” — Joh. 3:13-15, NW; zie ook Numeri 21:4-9.
5. (a) Hoe is het gekomen dat Jehovah God zijn eniggeboren Zoon nu weer bij zich in de hemel heeft? (b) Hoe gaf Jezus er blijk van in de aangelegenheid van het voortbestaan van het menselijke geslacht als zijn Vader te zijn?
5 Ter wille van ons heeft God zijn eniggeboren Zoon echter weer een plaats in de hemel geschonken, niet als een menselijke Zoon, zoals toen hij op aarde was, maar als een glorierijke, bovenmenselijke, geestelijke Zoon. Op de derde dag na zijn dood werd hij namelijk door de Almachtige God uit de doden tot hemels leven opgewekt (1 Petr. 3:18; 1 Kor. 15:20, 42-46). Op deze wonderbaarlijke wijze steeg Gods opgestane Zoon met de waarde van zijn menselijke slachtoffer naar de hemel op, waar hij de waarde of verdienste hiervan aan zijn God, zijn hemelse Vader, aanbood. Liefdevol accepteerde Jehovah God deze waarde van Jezus’ menselijke slachtoffer ten behoeve van de gelovigen onder de mensheid. Dit volmaakte menselijke slachtoffer werd dus niet tevergeefs gebracht. De kostbare waarde ervan moet evenwel nog volledig ten bate van de mensheid worden aangewend. Jezus Christus gaf er blijk van als zijn hemelse Vader te zijn; hij legde namelijk belangstelling voor het voortbestaan van het menselijke geslacht aan de dag en toonde dit door zijn menselijke leven als een slachtoffer voor de mensheid af te leggen, opdat deze niet zou uitsterven, maar, door geloof te oefenen, hier op aarde onder paradijsachtige omstandigheden eeuwig leven zou verwerven.
HET GODDELIJKE VOORNEMEN VERBONDEN MET HET VOORTBESTAAN DER MENSHEID
6. Welk bekendgemaakte voornemen van God trachten de over vrede sprekende natiën te dwarsbomen?
6 Ondanks al hun gepraat over vrede met gerechtigheid en universele ontwapening, sturen de natiën het er in werkelijkheid op aan het voornemen dat God had toen hij de mens schiep, te dwarsbomen. Gods bekendgemaakte voornemen betreffende het scheppen van onze aarde maakt het voortbestaan en de bewaring van de mensheid, de menselijke familie, noodzakelijk. Wanneer hij door bemiddeling van de bijbelschrijver Jesaja het woord tot ons richt, maakt hij zijn voornemen kenbaar. Luister maar eens: „Alzo zegt de HERE, Die de hemelen geschapen heeft, die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, dat zij ledig zijn zou, maar heeft ze geformeerd, opdat men daarin wonen zou” (Jes. 45:18, SV). Net als een groot huizenproject in een twintigste-eeuwse stad, heeft Jehovah God onze aarde geformeerd opdat deze door menselijke schepselen bewoond zou worden. Als een verdere verklaring van Zijn voornemen betreffende onze aarde zegt de bijbel in Psalm 115:15, 16: „Gezegend zijt gij door den HERE, die hemel en aarde gemaakt heeft. De hemel is de hemel van den HERE, maar de aarde heeft Hij den mensenkinderen gegeven.”
7. Welk voornemen van God zou door de volmaakte man en vrouw verwezenlijkt moeten worden, en van wie zijn de natiën, ongeacht welke huidskleur zij bezitten, afstammelingen?
7 De aarde zou door één familie, Adams of ’s mensen familie, bewoond worden. Alle natiën van thans zijn, ongeacht welke huidskleur zij bezitten, door bemiddeling van Noach afstammelingen van de oorspronkelijke man Adam. Terecht zei de christelijke apostel Paulus: „De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, die een Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt, en laat Zich ook niet door mensenhanden dienen, alsof Hij nog iets nodig had, daar Hij zelf aan allen leven en adem en alles geeft. Hij heeft uit één enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen” (Hand. 17:24-26). Tot de eerste man en vrouw zei God: „Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt” (Gen. 1:28). Dit voornemen van God zou door de volmaakte man en vrouw verwezenlijkt moeten worden, en zij zouden hier in de paradijstuin van Eden een begin mee maken.
8. Werken de zich uitbreidende natiën thans in overeenstemming met Gods voornemen voor deze aarde, en hoe zal zijn oordeelsvoltrekking zijn eigen voornemen niet tenietdoen?
8 Is dit goddelijke voornemen al in vervulling gegaan? De huidige natiën zijn van mening dat er onlangs een bevolkingsexplosie heeft plaatsgevonden en dat de aarde reeds bijna op een onaangename wijze met mensen is gevuld. Juist nu de aarde door de natiën betrekkelijk gevuld begint te raken, volgen zij echter een handelwijze die erop berekend is om het gehele menselijke geslacht te verdelgen en de aarde te ontvolken. Binnenkort zal de bevolking der aarde enorm in aantal worden teruggebracht — wanneer God in de huidige oordeelsdag der natiën het oordeel over hen voltrekt, omdat deze wereld of dit samenstel van dingen vernietigd moet worden; God zal echter niet het gehele menselijke geslacht verdelgen. Hij zal vlees dat niet van deze wereld is, redden, door de dagen van de grote verdrukking te verkorten.
9. Waarom zal Gods oordeelsvoltrekking zich niet over degenen uitstrekken wier „vlees” gered zal worden?
9 Het vlees dat gered zal worden, zal van hen zijn die net als Noach met God wandelen te midden van deze wereld waarin ’s mensen boosheid groot is en alle overleggingen van zijn hart voortdurend boos zijn (Gen. 6:5, 9). Zij die niet van deze wereld zijn, treden in de voetstappen van Jezus Christus, die in de dagen dat hij in het vlees op aarde was, ook niet van deze wereld was (Joh. 17:14, 16). Bovengenoemden ontvangen op deze dag waarop de natiën worden geoordeeld, een gunstig oordeel. Zij doen Christus’ profetie in vervulling gaan: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt om alle natiën een getuigenis te geven.” Dat koninkrijk is geen deel van deze ten ondergang gedoemde wereld, want Jezus Christus zei: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld” (Joh. 18:36). Gods oordeel van vernietiging is daarom niet op de predikers van zijn koninkrijk van de Nieuwe Wereld van toepassing.
10. Wat zal er gebeuren nadat de prediking van het Koninkrijksnieuws voltooid zal zijn, en op wie of wat zal dit van toepassing zijn?
10 Wat gebeurt er echter nadat „dit goede nieuws van het koninkrijk” gepredikt en het geven van getuigenis aan alle natiën over de gehele bewoonde aarde voltooid zal zijn? Jezus zei vervolgens: „En dan zal het volbrachte einde komen” (Matth. 24:14, NW). Niet het „volbrachte einde” van alle vlees of van de gehele mensheid, maar het „volbrachte einde” van dit „samenstel van dingen”, want de voleinding ervan zal haar hoogtepunt hebben bereikt (Matth. 24:3, 14, NW). Zij die zich tot een deel van dit samenstel van dingen hebben gemaakt, zullen ermee omkomen.
11. (a) Wat houdt de vervulling van Matthéüs 24:35, in overeenstemming met het resultaat van de Vloed, niet in ten aanzien van de aarde? (b) Waarom zullen de Koninkrijkspredikers niet onder de vernietiging vallen?
11 Jezus zei met betrekking tot hun einde: „De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan” (Matth. 24:35). Het zijn Gods vijanden in hemel en op aarde, zij die tegen zijn koninkrijk zoals dit door Christus’ volgelingen op aarde wordt bekendgemaakt, zijn gekant, die als het ware zullen voorbijgaan als God ten aanzien van dit goddeloze samenstel van dingen zijn oordeel ten uitvoer brengt. De vroegere dagen van Noach waarmee onze huidige tijd parallel loopt, werden niet door de vernietiging van ’s mensen aardse tehuis, en ook niet door het verdrinken van alle vlees in de Vloed gekenmerkt (Gen. 7:4). Daarom zal de vervulling van Jezus’ woorden ook niet betekenen dat de aarde en haar maan letterlijk zullen verbranden en dat al haar menselijke bewoners, tot de laatste man aan toe, gecremeerd zullen worden. De bijbelschrijver Petrus zegt inderdaad dat door Gods Woord „de hemelen en aarde ten vure [worden] weggelegd”, maar hij voegt eraan toe dat deze goddeloze hemelen en aarde „bewaard [worden] tot de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen” (2 Petr. 3:7, NW). Niet alle thans levende mannen en vrouwen zijn echter goddeloos. Het kan althans niet van Christus’ opgedragen volgelingen worden gezegd die geen deel van de wereld zijn en ten bewijze hiervan in elke natie van huis tot huis gaan om „dit goede nieuws van het koninkrijk” te prediken. Zij zullen net zomin als Noach en zijn godvruchtige huisgezin in de dagen van de vloed, onder de komende „vernietiging der goddeloze mensen” vallen.
12. Wat schreef Petrus negentienhonderd jaar geleden over het lankmoedige geduld van God?
12 Ongeveer in het jaar 64 schreef Petrus zijn tweede brief aan getrouwe christenen. Het is dus negentienhonderd jaar geleden dat de apostel Petrus de volgende woorden optekende over het lankmoedige geduld van Jehovah God: „Laat dit ene feit echter niet aan uw aandacht ontgaan, geliefden, dat bij Jehovahb één dag is als duizend jaren en duizend jaren als één dag. Jehovahc is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommige mensen traagheid beschouwen maar hij is geduldig met u omdat hij niet wenst dat er ook maar één wordt vernietigd, maar wenst dat allen tot berouw geraken. Toch zal Jehovah’sd dag komen als een dief, in welke de hemelen met een sissend gedruis zullen voorbijgaan, maar de elementen, intens heet zijnde, zullen worden opgelost, en de aarde en de werken daarop zullen worden ontdekt.” — 2 Petr. 3:8-10, NW.
13, 14. Tot wie zijn Petrus’ volgende woorden in 2 Petrus 3:11-14 daarom stellig gericht, en waarom zo duidelijk tot hen?
13 Evenals in de tijd dat Noach de ark bouwde, is Jehovah nu sedert 1914 n. Chr. reeds ruim veertig jaar geduldig geweest. In het licht der bijbelse profetieën duiden alle bewijzen er op dat de dag van Jehovah waarop het oordeel aan de goddelozen voltrokken wordt, nabij is en binnen dit geslacht zal vallen. Petrus’ volgende woorden zijn daarom stellig tot ons, die de bijbelse hoop om Armageddon te overleven, stevig hebben vastgegrepen, gericht:
14 „Daar dit alles aldus zal worden opgelost, wat voor mensen dient gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verbeidend en goed in gedachten houdend de tegenwoordigheid van de dag Jehovah’s, waardoor de hemelen brandend zullen worden opgelost en de elementen, intens heet, zullen smelten! Er zijn echter nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij naar zijn belofte verwachten, en hierin zal rechtvaardigheid wonen. Geliefden, doet, daar gij dit verwacht, daarom uw uiterste best door hem ten slotte smetteloos, onbevlekt en in vrede te worden bevonden.” — 2 Petr. 3:11-14, NW.
15. Wat vertelt Petrus ons, die van deze generatie zijn, derhalve?
15 Zo vertelt de apostel Petrus ons dus door middel van een brief die tot op de huidige dag als een deel van de bijbel is blijven bestaan, wat wij moeten doen om te midden van de hitte, het sissende geluid, de vurige vlammen en het ontbindingsproces waarmee de symbolische hemelen en de symbolische aarde van goddeloze mensen buiten werking zullen worden gesteld, aan de vernietiging te ontkomen. De negentienhonderd jaar geleden levende Petrus stelt ons, van deze generatie, van de enig mogelijke weg om het volledige einde van dit goddeloze samenstel van dingen te overleven, op de hoogte. Zullen wij acht slaan op zijn geïnspireerde raad?
16. Wat zal er met ons gebeuren indien wij thans handelen als degenen wier komst door Petrus werd voorzegd en welke handelwijze dienen wij daarom aan de dag te leggen?
16 Of zullen wij als degenen zijn wier komst door Petrus werd voorzegd en naar aanleiding waarvan hij zich gedrongen voelde om bovengenoemde aansporing tot een godvruchtige handelwijze in de „laatste dagen” van dit samenstel van dingen met zijn goddeloze hemelen en aarde, op schrift te stellen? „Want dit eerst weet gij”, schreef Petrus, „dat er in de laatste dagen spotters zullen komen met hun bespotting, die overeenkomstig hun eigen begeerten te werk gaan en zeggen: ’Waar is deze beloofde tegenwoordigheid van hem? Ach wat, van de dag af dat onze voorvaders in de dood zijn ontslapen, blijft alles precies zoals sedert het begin der schepping’” (2 Petr. 3:3, 4, NW). Indien wij thans als dergelijke voorzegde spotters handelen, zal Jehovah’s vurige oordeelsdag onafwendbaar plotseling als een dief over ons komen en zullen wij niet waardig worden gekeurd om in leven te blijven, gered te worden en in de nieuwe ordening van rechtvaardige hemelen en een rechtvaardige aarde te worden overgebracht. Als wij echter vol waardering aan de hoop op de nieuwe ordening vasthouden, zullen wij het probleem van het overleven van Armageddon zodanig tegemoettreden, dat wij de handelwijze aan de dag leggen welke Petrus ons dringend aanraadde.
IETS OM VOOR IN LEVEN TE BLIJVEN!
17. Waar zullen godvruchtige leden van de menselijke familie hun leven voortzetten, en wanneer zal Jesaja 54:5 betreffende de „God der ganse aarde”, in vervulling gaan?
17 Wanneer Jehovah de goddeloze hemelen en aarde vernietigt, zal er in het universum niet een vacuüm of leegte ontstaan. Er zal in de interplanetaire ruimte met haar onnoemelijk grote aantal zonnen en planeten, haar kosmische stof en haar melkwegstelsels geen nieuwe ruimte worden gecreëerd. De letterlijke aarde zal als de plaats waarop de goedgekeurde, godvruchtige leden van de menselijke familie hun leven zullen voortzetten, blijven bestaan, hetgeen eveneens met de zon, de maan en de sterren het geval zal zijn. Ter ondersteuning hiervan staat er betreffende Jehovah als Schepper van de symbolische nieuwe hemelen en aarde geschreven: „God der ganse aarde zal Hij genoemd worden” (Jes. 54:5). Deze profetie gaat op het ogenblik niet in het door de communisten beheerste derde gedeelte van de aarde, en zelfs niet eens in de materialistische, wereldse christenheid in vervulling. Dit zal wel over de gehele aarde het geval zijn nadat Jehovah in de vurige dag waarop hij het huidige goddeloze samenstel van dingen vernietigt, zijn oordeel ten uitvoer gebracht zal hebben. Satan de Duivel, Jehovah’s voornaamste tegenstander, zal dan niet langer de „god van dit samenstel van dingen”, waarin hij aanbeden wordt, meer zijn. Dit „tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen” zal in Jehovah Gods oordeelsdag voor altijd zijn vernietigd. Dan zal Satan op aarde geen aanbidders meer hebben en zullen hij en al zijn goddeloze demonen met hem als valse goden in de afgrond geworpen en ontgoddelijkt zijn. — 2 Kor. 4:4; Gal. 1:4, NW; Openb. 20:1-3.
18. (a) Hoe zal het gebed in Matthéüs 6:9, 10 dan ook verhoord worden? (b) Hoe en waarom zal de overlevende mensheid onder nieuwe hemelen leven?
18 Dan moeten eveneens de woorden in vervulling gaan: „Jehovah moet koning worden over de gehele aarde” (Zach. 14:9, NW; vs. 8, NBG). Dit zal het glorierijke antwoord vormen op het modelgebed dat Jezus zijn volgelingen tot hun Vader in de hemel leerde bidden: „Uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde” (Matth. 6:9, 10). In 1914 installeerde Jehovah overeenkomstig de bijbelse profetie en tijdrekening, zijn Zoon Jezus Christus aan zijn rechterhand op zijn hemelse troon, om hem in Jehovah’s naam over de gehele aarde te laten regeren en aldus voor de mensen die Armageddon overleven, in één universele regering te voorzien. Om deze reden zullen zij onder nieuwe hemelen, dat wil zeggen, onder een nieuwe geestelijke regering, leven. Satan de Duivel zal dan niet langer meer de „heerser van de autoriteit der lucht, de geest die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid”, zijn (Ef. 2:2, NW). Dan zullen de profetische woorden welke Jezus Christus negentienhonderd jaar geleden in Jeruzalem uitsprak, verwezenlijkt zijn: „Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buiten geworpen worden.” „Omdat de overste dezer wereld geoordeeld is” (Joh. 12:31; 16:11). Satan en zijn geestelijke demonen zullen niet langer onzichtbaar als een goddeloze hemel over de wereldse mensheid werkzaam zijn en niet meer het wanbestuur over het lijdende menselijke geslacht kunnen bevorderen.
19, 20. (a) Over wie zullen de nieuwe hemelen beginnen te regeren, maar wie zullen zich kort hierna bij hen voegen? (b) Waarom zagen de laatstgenoemden in overeenstemming met Jezus’ woorden, terecht naar iets dergelijks uit?
19 De „nieuwe hemelen” — Gods koninkrijk onder het bestuur van zijn op de troon geplaatste Zoon Jezus Christus — zullen over alle godvruchtige personen beginnen te regeren die Gods oordeelsdaad ten aanzien van „de huidige hemelen en aarde” overleven. Zonder tussenkomst, smaad of vervolging van de zijde van de goddeloze mensen, zullen de overlevenden — net zoals Noach na de Vloed precies zo met de ware God wandelde als daarvóór, in de oude wereld der goddelozen — met Jehovah God blijven wandelen. Ja, Noach zal zich kort hierna zelfs bij de overlevenden voegen en te zamen met hen met dezelfde ware God wandelen. Dit zal ook het geval zijn met de andere patriarchen, profeten en getrouwe getuigen van Jehovah God uit vroeger tijden, die leefden voordat Jezus Christus aan de martelpaal stierf, uit de doden werd opgewekt en weer naar de hemel opsteeg om God ten behoeve van alle mannen en vrouwen die in hem zouden gaan geloven, de waarde van zijn rantsoenoffer aan te bieden. Noach en deze andere vóór-christelijke getuigen van Jehovah God zagen uit naar de opstanding der doden. Terecht, want Jezus Christus richtte eens de volgende woorden tot zijn verbaasde toehoorders:
20 „Het uur komt, dat allen in de herinneringsgraven zijn stem zullen horen en zullen uitkomen, wie het goede hebben gedaan tot een opstanding ten leven, wie het verachtelijke hebben beoefend tot een opstanding ten oordeel. . . . zoals ik hoor, oordeel ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want ik zoek niet mijn eigen wil, maar die van hem die mij heeft gezonden.” — Joh. 5:28-30, NW.
21. Wie zullen dus niet de enigen zijn die de aarde bewonen, maar aan het vervullen van welke opdracht zullen zij een tijdlang deelnemen?
21 De aarde zal dus niet alleen door de overlevenden van de ’grote verdrukking, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe’, worden bewoond. Een tijdlang zullen deze aardse overlevenden die op een eeuwig leven in een aards paradijs hopen, deelnemen aan de vervulling van de voortplantingsopdracht, welke oorspronkelijk in het paradijs van Eden aan de volmaakte Adam en Eva werd gegeven: „Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar” (Gen. 1:28). Deze opdracht werd onmiddellijk na de Vloed herhaald, toen Noach en zijn huisgezin uit de ark kwamen en Jehovah’s aanbidding op de gereinigde aarde herstelden en toen God hen met de volgende woorden zegende: „Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de aarde” (Gen. 8:15 tot en met 9:1). In wat voor toestand de „grote verdrukking” de aarde ook zal achterlaten, toch zullen de overlevenden haar beginnen te onderwerpen, en haar, zolang God hieraan zijn goedkeuring blijft hechten, gaan bevolken, door de voortplantingsopdracht ten uitvoer te brengen.
22. Wat zal er op aarde verschijnen, wie zullen de rest van de wereldbevolking vormen en voor hoe lang?
22 Er zal een nieuw aards paradijs verschijnen dat zich langzamerhand door de zegen en hulp van de Schepper der aarde, over de gehele aardbol zal uitstrekken. Zij die uit de doden worden opgewekt, zullen de rest van de wereldbevolking vormen. Ook zij zullen zich, indien zij het verkiezen om Jehovah God getrouw te aanbidden en ten aanzien van zijn theocratische regering onder Jezus Christus op onwankelbare wijze loyaliteit en gehoorzaamheid aan de dag te leggen, in een wereldomvattend paradijs verheugen. Al deze getrouwen in het aardse paradijs zullen, figuurlijk gesproken, een „nieuwe aarde” vormen, dat wil zeggen, een aardse maatschappij welke op een nieuwe basis is georganiseerd en volgens Gods wil, zoals deze door middel van zijn nieuwe hemelen is bekendgemaakt, functioneert. Deze „nieuwe aarde” zal door Gods laatste oordeel heenkomen en voor eeuwig blijven bestaan.
23. Wat heeft de apostel Johannes ons reeds van de nieuwe ordening van dingen laten zien, en waarom stelde hij de beschrijving ervan op schrift?
23 Wilt u nu reeds iets zien van deze nieuwe ordening van dingen, waardoor God wordt geëerd? De bejaarde apostel Johannes stelde ons hiertoe in staat toen hij het laatste boek van de bijbel schreef. Hij zei namelijk: „En ik zag een nieuwen hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee [van de zondige mensheid] was niet meer.” Johannes stelde de beschrijving van het visioen op schrift, omdat Jehovah God hem, op zijn hemelse troon gezeten, hiertoe het bevel gaf: „En Hij, die op den troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.” — Openb. 21:1, 5.
24. Waarom kunnen wij derhalve dankbaar zijn voor het bezit van de bijbel, en wat kunnen wij overeenkomstig onze hoop levend binnengaan?
24 Hoe dankbaar kunnen wij er daarom om zijn, dat wij thans de bijbel bezitten! Indien Jehovah God zijn Boek niet tot op heden had bewaard, zouden wij niet een nauwkeurig verslag van zijn daden, voornemens en beloften hebben, en niet weten hoe wij door het einde van deze goddeloze wereld heen de eindeloze nieuwe wereld welke God schept, binnen zouden moeten komen. Er is dus inderdaad iets om voor in leven te blijven, en hoe groots is dit wel niet! Wij die van hoop vervuld zijn, kunnen het huidige probleem hoe een wereldramp te overleven, oplossen, door een levenswijze te volgen welke met onze hoop in overeenstemming is. Wij zullen niet een naoorlogse ordening binnengaan terwijl de aarde, de zee en de lucht met radioactiviteit, chemicaliën en ziektekiemen zijn vergiftigd. Wij zullen een gereinigde aarde, waarvoor de schoonheid van het paradijs is gereserveerd, betreden en zullen ons leven in een nieuwe ordening voortzetten, een ordening zonder Satan en zijn demonen, en mét het beloofde rechtvaardige Koninkrijk Gods onder Christus, dat tot eeuwige zegen van alle gelovige, gehoorzame levenden of doden, een volmaakt bestuur zal uitoefenen.
25. (a) Wie dienen degenen die in leven willen blijven, thans te zoeken, en waarom? (b) Door waarop acht te slaan, kunnen wij in leven blijven, en voor hoe lang?
25 Laten allen die de grote verdrukking waarin dit veroordeelde samenstel van dingen ten onder zal gaan, willen overleven, Jehovah en zijn koninkrijk onder Christus, zoeken. Satan de Duivel en zijn wereldse samenstel van dingen stellen er geen belang in of u in leven blijft en ook kunnen zij u dit niet verzekeren (Openb. 12:12). Jehovah God koestert een liefdevolle belangstelling voor uw leven. Hij kan bovendien door bemiddeling van zijn koninklijke Zoon Jezus Christus tot stand brengen dat u in leven blijft. Zoek dus in deze oordeelstijd, nu het voortbestaan van de gehele menselijke familie voor wereldse regeerders een probleem vormt, Jehovah als uw God en als Degene die u het leven geeft en uw leven bewaart. De woorden: „De HERE bewaart allen die Hem liefhebben, maar Hij verdelgt alle goddelozen”, zijn thans even waar als in de dagen van Noach (Ps. 145:20). In zijn bijbel heeft hij zijn Woord voor ons bewaard, en zijn Woord zal eeuwig blijven bestaan (Jes. 40:8; 1 Petr. 1:25). Blijf te zamen met zijn onvergankelijke Woord voor eeuwig bestaan, door er acht op te slaan en het ten uitvoer te brengen.
26. (a) Van welk boek moeten wij ons een exemplaar aanschaffen, en waarom? (b) Welke door God verschafte hulp dienen bijbellezers bovendien nog te aanvaarden, en hoe zullen zij het probleem hoe in leven te blijven, met succes het hoofd kunnen bieden?
26 „De wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie den wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” (1 Joh. 2:17). De bijbel, welke Gods wil openbaart, toont ons op onfeilbare wijze wat de oplossing van het huidige probleem hoe in leven te blijven, is. Indien u niet reeds een exemplaar van de bijbel bezit, moet u zich snel een exemplaar in een van de meer dan duizend vertalingen waarin hij is uitgegeven, aanschaffen. Lees de bijbel, en dit niet slechts als een schitterend, oud literair meesterwerk maar gebedsvol en gelovig, ja, terwijl u het „als het Woord van God” beschouwt, wat „het ook werkelijk is” (1 Thess. 2:13, NW). Aanvaard bovendien de hulp waarin God in deze tijd voorziet om u zijn geschreven Woord te laten begrijpen, namelijk, zijn opgedragen getuigen, die, ten einde alle natiën vóór hun catastrofale einde een laatste getuigenis te geven, over de gehele bewoonde aarde „dit goede nieuws van het koninkrijk” prediken (Matth. 24:14, NW). Dan kunt ook u ervoor in aanmerking komen om u aan hun zijde te scharen en te zamen met hen de glorierijke Koninkrijksboodschap van het overleven van Armageddon en van eeuwig leven te verbreiden. Verheug u in de hoop in leven te kunnen blijven, en bied — door de werkelijke oplossing die door de bijbel wordt verschaft, toe te passen — ons grote probleem, hoe in leven te blijven, met succes het hoofd, dit alles tot Gods eer.
[Voetnoten]
a In zeven gepubliceerde Hebreeuwse vertalingen van het door Markus opgetekende bericht over het leven van Christus staat hier „Jehovah” in plaats van „de Heer”. Zie voetnoot c in de New World Translation of the Christian Greek Scriptures van 1950.
b In zeven gepubliceerde Hebreeuwse vertalingen staat hier „Jehovah”.
c In zes Hebreeuwse vertalingen staat hier „Jehovah”.
d In zes Hebreeuwse vertalingen staat hier „Jehovah”.