Wat weet u van het gebed?
NAGENOEG iedereen bidt wel eens, hoewel sommigen niet erg vaak. Meestal houdt men het gebed achter de hand als een laatste redmiddel — om te gebruiken als al van alles is geprobeerd en niets heeft gebaat.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging bijvoorbeeld het gezegde: „Op reddingsvlotten zijn geen atheïsten.” Wanneer het vliegtuig in zee was gestort, wanneer de radio stom bleef, land duizend kilometer veraf was, de proviand bijna was verteerd en er geen hulp kwam opdagen — wanneer er geen enkel uitzicht op redding meer was — dan hieven mannen hun ogen ten hemel en baden.
Maar is dat alles wat het gebed inhoudt? Is gebed slechts een laatste redmiddel, waaraan men pas gaat denken nadat elke andere poging heeft gefaald?
Volgens de bijbel houdt het gebed meer in. De bijbel stelt het gebed voor als het middel om veelvuldig tot God te spreken — niet pas wanneer men in een benarde situatie verkeert. Het is een middel om zijn zegen te vragen, en ook dank tot uitdrukking te brengen voor de voorzieningen die hij in zowel geestelijk als stoffelijk opzicht voor ons heeft getroffen.
Gebed is gebaseerd op de overtuiging dat God bestaat, dat hij hoort en verhoort. In de bijbel wordt hij de „Hoorder van het gebed” genoemd (Ps. 65:2). De bijbel laat zien dat God benaderbaar is voor de mens. Wij mogen verwachten dat God naar juiste gebeden luistert, want hij vertelt zijn volk zelf dat het moet bidden, en zijn Woord verschaft tal van voorbeelden van gebeden die door hem werden aanvaard (2 Kron. 7:12-16). In dit Woord komt ook Jezus naar voren als iemand die er in zowel woord als daad blijk van gaf de noodzaak van gebed te beseffen.a Als de Zoon van God die noodzaak inzag, hoeveel te meer dienen wij dat dan te doen.
Het opzenden van een gebed tot God impliceert een bepaalde verbondenheid met hem. Een gezaghebbend bijbels woordenboek wijst op de volgende omstandigheid in vroege bijbelse tijden: „De vrome Israëliet in die dagen had een diep geloof in God, en was zich misschien intenser van Hem bewust” dan veel mensen thans. — A Dictionary of the Bible, James Hastings, Deel IV, blz. 41.
De getrouwe Israëlieten wisten dat Jehovah werkelijk bestond en ten behoeve van hen optrad. De psalmist zong in overtuiging van Gods leiding en hulp: „Maak mij úw wegen bekend, o Jehovah; leer mij úw paden. Doe mij in uw waarheid wandelen en leer mij, want gij zijt mijn God van redding. Op u heb ik de gehele dag gehoopt.” „God is voor ons een toevlucht en sterkte, een hulp die gemakkelijk te vinden is in benauwdheden” (Ps. 25:4, 5; 46:1). „Hij [Jehovah] is immers ieder van ons heel nabij”, zoals de christelijke apostel Paulus ons verzekert. — Hand. 17:27, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal.
Welke gebeden worden verhoord
Dat een juist gebed wordt verhoord, is een aanvaarde bijbelse waarheid. Even duidelijk beklemtoont de bijbel echter dat niet alle gebeden worden verhoord.
Veel mensen bidden om verkeerde zaken — het winnen van een prijs bij een wedstrijd of in een loterij, het plaatsen van een grote zakenorder; of om het winnen van een weddenschap of een sportontmoeting. Is het verbazend dat zulke gebeden niet worden verhoord?
De discipel Jakobus herinnert ons aan het volgende: „Gij vraagt en toch ontvangt gij niet, omdat gij met een verkeerde bedoeling vraagt, om het te besteden voor uw begeerten naar zingenot.” — Jak. 4:3.
Beoefenaars van niet-bijbelse religies vatten hun aanbidding vaak op als een soort van „magie” met behulp waarvan ze hun god alles kunnen laten doen wat zij willen. Maar de Schepper is niet als de fabelgeest uit de lamp van Aladdin, gereed om op elk verzoek van de mens in actie te komen.
Daarmee wil natuurlijk niet gezegd zijn dat Jezus tot zijn volgelingen onjuiste woorden sprak, toen hij zei: „Indien gij de Vader om iets vraagt, zal hij het u in mijn naam geven” (Joh. 16:23). Jezus sprak hier echter, zoals reeds gezegd, tot zijn volgelingen, personen die niet om dingen zouden vragen buiten hetgeen hij hun had geleerd en buiten hetgeen hun kennis omtrent Gods voornemen hun zou ingeven.
Dat „iets” sloeg stellig niet op dingen waarvan zij wisten of waaromtrent zij reden hadden te geloven, dat ze God niet behaagden, of dingen die niet in overeenstemming waren met zijn wil. Willen onze verzoeken worden ingewilligd, dan moeten ze God behagen. Wij kunnen niet om onrechtvaardige dingen verzoeken, of om dingen die rechtstreeks tegen Gods geopenbaarde wil ingaan. De apostel Johannes verklaarde: „En dit is het vertrouwen dat wij jegens hem hebben, dat ongeacht wat wij vragen overeenkomstig zijn wil, hij ons hoort.” — 1 Joh. 5:14.
Overigens zijn soms ook wel gebeden van dienstknechten van God onverhoord gebleven. Mozes’ gebed of hij het land Kanaän mocht binnengaan, werd niet verhoord, evenmin als het gebed van koning David ten behoeve van het kind van Bathséba. De apostel Paulus bad vergeefs om bevrijding van zijn „doorn in het vlees”. Gebeden worden alleen verhoord als ze in overeenstemming zijn met Gods voornemens! Dus zelfs onbegrip van Gods voornemen inzake een bepaalde aangelegenheid kan al leiden tot een onverhoord gebed. — Deut. 3:23-27; 2 Sam. 12:16, 22; 2 Kor. 12:7-9.
Om voor God aanvaardbaar te zijn, moeten gebeden worden opgezonden via het door hem aangegeven kanaal. Jezus zei: „Niemand komt tot de vader dan door bemiddeling van mij.” Jezus zei ook dat men moest bidden ’in zijn naam’ (Joh. 14:6; 16:23). Uit onze gebeden moet dus blijken dat wij de waarde erkennen van het offer van Jezus, zijn eigen menselijke leven, als middel waardoor het voor ons mogelijk is God in gebed te naderen, en dat er slechts „één middelaar [is] tussen God en de mensen, een mens, Christus Jezus”. — 1 Tim. 2:5.
Andere vereisten
Gehoorzaamheid aan God is nog een ander vereiste voor de verhoring van gebeden. Het boek Spreuken herinnert ons daaraan: „Hij die zijn oor afwendt van het horen der wet — zelfs zijn gebed is iets verfoeilijks.” En toen het Israëlitische volk ongehoorzaam was geweest aan God, schreef de profeet Jeremia: „Wanneer ik om hulp roep en om hulp schreeuw, verhindert hij in werkelijkheid mijn gebed.” — Spr. 28:9; Klaagl. 3:8.
Wat was een van de redenen waarom Jehovah zijn gunst van zijn volk had teruggetrokken? Het Israël uit de oudheid kreeg van hem de volgende woorden te horen, die ook op de hedendaagse christenheid van toepassing kunnen worden gebracht: „Omdat dit volk genaderd is met zijn mond en zij mij slechts met hun lippen verheerlijkt hebben en hun hart zelf ver van mij verwijderd hebben en hun vrees ten opzichte van mij een gebod van mensen wordt dat wordt onderwezen.” — Jes. 29:13.
De hedendaagse keren van de christenheid naderen God met hun mond en verheerlijken hem met hun lippen, maar hun hart beweegt hen er niet werkelijk toe zich overeenkomstig zijn wegen te gedragen. Neem bijvoorbeeld slechts de hoge morele bijbelse maatstaven die zij terzijde hebben geschoven, ondertussen het gedrag van personen goedkeurend die overspel, hoererij en homoseksualiteit bedrijven — praktijken die stuk voor stuk in de Schrift verboden worden. (Zie Leviticus 18:22; 1 Korinthiërs 6:9, 10.) Voorts onderwijzen ze „mensengeboden” als leerstellingen, waartoe ondermeer behoren: de leerstelling van de onsterfelijkheid van de ziel, pijniging in een hellevuur, alsmede andere heidense geloofsideeën, die ze uit niet-bijbelse, menselijke bronnen hebben geput.b
Overeenkomstig Jehovah’s woorden bij monde van Jesaja, mogen slechts personen die terugkeren naar Jehovah’s wegen en leringen, en die aldus hun hart op hem richten, verwachten dat hun gebeden een gunstig verhoor zullen vinden. De apostel Johannes schreef: „En wat wij ook vragen, ontvangen wij van hem, omdat wij zijn geboden onderhouden en de dingen doen die in zijn ogen welbehaaglijk zijn.” — 1 Joh. 3:22.
Welke houding?
Bij het bidden is er geen speciale houding die heiliger is dan een andere. De bijbel maakt melding van mensen die stonden te bidden, die hun handen ten hemel hieven, die knielden en zich zelfs neerbogen met hun aangezicht ter aarde, als onderdanen voor een koning. Bepaalde houdingen getuigen van nederigheid, maar uit de grote verscheidenheid van omstandigheden waaronder in bijbelse tijden gebeden werden opgezonden, blijkt dat er geen speciale houding, noch van handen, noch van lichaam, is vereist. — Mark. 11:25; 1 Kon. 8:22; Luk. 22:41; Neh. 8:6.
Zo weinig als onze lichaamshouding ertoe doet, zo belangrijk is echter onze geesteshouding. Oprechtheid van hart is noodzakelijk, willen onze gebeden bij God een gunstig verhoor vinden. „Keert tot mij terug met heel uw hart”, zijn de woorden van Jehovah (Joël 2:12, 13). Bij hem hebben we geen aanspraak op verdienste, geen grond voor zelfgenoegzaamheid, geen recht tot eisen. Zijn vriendelijkheid jegens ons is niet iets dat wij verdienen. Jezus sprak goedkeurend over de nederige belastinginner, die eenvoudig zei: „O God, wees mij zondaar genadig.” — Luk. 18:9-14.
Waar en wanneer kunt u bidden?
In de bijbel opgetekende voorbeelden maken ons duidelijk dat er op elke plaats en te allen tijde kan worden gebeden. De Hebreeën begrepen dat „Jehovah . . . nabij allen [is] die hem aanroepen, allen die hem aanroepen in waarachtigheid”. — Ps. 145:18.
Abrahams knecht bad bij een put in Mesopotamië, Daniël bad op zijn kamer. De apostel Petrus bad alleen, op het platte dak van een oosters huis. Jezus bad in het openbaar, privé, in de rust van de hof van Gethsémane en op een berg. — Gen. 24:10-14, 26, 27; Dan. 6:10, 11; Hand. 10:9; Matth. 26:36; Mark. 6:46.
Een stil gebed kan worden opgezonden in de aanwezigheid van anderen, zonder dat dezen het merken. Abrahams dienstknecht bad in stilte en ’sprak in zijn hart’. Ook Hanna „sprak in haar hart; . . . en haar stem werd niet gehoord”. God kan dus onze stille gebeden horen. — Gen. 24:45;1 Sam. 1:13.
Uit deze voorbeelden blijkt dat er met de Schepper een intieme communicatie kan worden onderhouden. We hoeven geen „afspraak” te maken alvorens we tot God in gebed kunnen naderen. Ook een schema is niet nodig. We kunnen op elk willekeurig moment bidden. David bleef „de gehele dag” tot Jehovah roepen, en de apostel Paulus moedigt ons aan: „Houdt aan in het gebed; bidt zonder ophouden.” — Ps. 86:3; Kol. 4:2; 1 Thess. 5:17.
Ontwikkel een warme waardering voor het voorrecht van het gebed. Smaak de geestelijke kracht die het schenkt. Het voorrecht te mogen bidden, dient nooit als iets vanzelfsprekends te worden opgevat. Beschouw het gebed niet als een laatste redmiddel, om te gebruiken nadat alles al is geprobeerd. Bidden dient daarentegen een onderdeel van uw dagelijkse leven te vormen. Privé-gebeden, gezinsgebeden en gemeentegebeden zullen u kracht verlenen in deze woelige tijd. Tot God naderen in gebed verschaft vrede, bevordert de toevloed van zijn heilige geest, en sterkt ons in het vertrouwen dat hij ons zal zegenen met een eeuwige toekomst in zijn rechtvaardige nieuwe ordening.
[Voetnoten]
a Zie bijvoorbeeld de volgende bijbelpassages: Mark. 1:35; 14:35, 36; Luk. 6:12; 11:1; 23:46; Joh. 17:1-26.
b Voor de bijbelse leer over de sterfelijkheid van de menselijke ziel en het antwoord op de vraag of de mens na de dood bij bewustzijn is zodat hij lijden kan ondergaan, zie men Ezechiël 18:4, 20 en Prediker 9:5, 10. Deze en vele andere punten waarop de moderne religieuze leer verschilt van de geïnspireerde bijbel, worden besproken in het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt.