Overwinnaars van de wereld door geloof
„Dit is de overwinning die de wereld heeft overwonnen, ons geloof.” — 1 Joh. 5:4.
1, 2. (a) Wat hebben zogenaamde wereldveroveraars algemeen ervaren? (b) Hoe heeft één wereldveroveraar hier een uitzondering op gevormd? (c) Waarom is de overwinning van deze Persoon en zijn volgelingen onvergelijkelijk?
DE GESCHIEDENIS maakt melding van vele zogenaamde wereldveroveraars. Maar zij allen hebben ten slotte de nederlaag moeten lijden. De machtige Farao van Egypte, de pochende Nebukadnezar van Babylon, Alexander de Grote, de caesars van Rome, Napoleon en Hitler — hun roem was slechts van korte duur! Er is echter één wereldveroveraar wiens roem nooit zal verbleken. Hij beroemde zich niet op gewapende horden krijgers of op grote armada’s van schepen. Zijn overwinning is niettemin volledig geweest en voor het eeuwige welzijn van degenen die zijn koningschap erkennen.
2 Velen zijn over deze machtige veroveraar gestruikeld, want zij dachten dat hij niets meer dan een nederige timmermanszoon was. Zijn eigen landgenoten verachtten hem. Toen hij door de Romeinse keizerlijke macht werd gedood, werden de paar volgelingen die hij had, verstrooid. Toch is deze man — Jezus Christus — als wereldveroveraar onvergelijkelijk. Op de avond van zijn terechtstelling kon hij tot zijn discipelen zeggen: „Schept moed! ik heb de wereld overwonnen” (Joh. 16:33; Mark. 6:3; Jes. 53:3). Hij zei bovendien dat ook zij de wereld zouden overwinnen. Maar hoe? Een van zijn geliefde volgelingen bracht het later als volgt onder woorden: „Dit is de overwinning die de wereld heeft overwonnen, ons geloof.” — 1 Joh. 5:4.
DE OVERWINNING DOOR GELOOF
3. Wat is dit geloof dat de overwinning behaalt?
3 Wat voor soort van overwinning is deze overwinning door geloof? Welnu, geloof hebben, betekent zo grondig overtuigd zijn van ongeziene of toekomstige dingen dat deze werkelijkheid voor de gelovige worden. Heel anders dan lichtgelovigheid, gebouwd op het drijfzand van emoties of bijgeloof, is waar christelijk geloof op het zekere fundament van Jezus Christus gebouwd. Evenals ’goud, zilver en kostbare stenen’, is het onbrandbaar (1 Kor. 3:11-14). Het is overtuigd van het bestaan van de ene levende God Jehovah en dat hij zijn positie als Soevereine Heer van het universum zal rechtvaardigen. Dit geloof is verankerd in de beloften van de God „die niet liegen kan”. Het houdt oplettend het oog gericht op Jezus als de Volmaker van ons geloof en als Gods Voornaamste Bewerker voor het vervullen van al Zijn grootse voornemens in verband met zijn koninkrijk. — Tit. 1:2; Hebr. 11:1, 6; 12:2.
4. Wanneer en hoe kunnen wij door geloof de overwinning behalen?
4 Zolang wij onwrikbaar aan dit geloof vasthouden, kunnen wij zeggen dat wij de wereld overwonnen hebben. Neen, wij behoeven niet tot Har–mágedon te wachten om die overwinning te behalen. Wij beginnen met het overwinnen van de wereld als wij ons omkeren van het volgen van de wegen van de wereld en ons leven, op basis van ons geloof in de Heer Jezus Christus, aan Jehovah opdragen en ons in water laten dopen. Op deze wijze behalen wij een overwinning door geloof. Het is echter een overwinning die wij, uit waardering voor de liefde die Jehovah en zijn Zoon ons betonen, ’door dik en dun’ moeten voortzetten.
5. (a) Hoe kunnen wij „meer dan overwinnaars” zijn? (b) Welke overtuiging vormt een essentieel deel van ons geloof?
5 In naam van al zulke overwinnaars sprekend, zegt de apostel Paulus: „Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het zwaard? . . . In dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad.” Vervolgens geeft hij uiting aan onze onwankelbare overtuiging met betrekking tot Jehovah’s onafscheidelijke liefde voor ons, die zo’n essentieel deel van ons geloof is, en zegt: „Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch [enige andere schepping] ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Here.” — Rom. 8:35, 37-39, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.
DE VOORBEELDIGE OVERWINNAAR
6. Waarop was Jezus’ overwinning gebaseerd?
6 Jezus zelf illustreerde toen hij hier op aarde was hoe wij deze overwinning door geloof volledig kunnen maken. Hij kende Gods Woord. Hij schepte behagen in dat Woord en werd bekwaam in het hanteren ervan als „het zwaard van de geest” (Ef. 6:17). Toen hij door Satan in de wildernis werd verzocht, sloeg hij de tegenstander driemaal af met de woorden: „Er staat geschreven.” Zijn overwinning was gebaseerd op verknochtheid aan het Woord van God. Ook bij ons moet dat zo zijn. — Matth. 4:3-11.
7. Hoe begon Jezus met zijn overwinningsveldtocht?
7 Toen er een einde kwam aan het werk van Johannes de Doper, begon Jezus met zijn grote overwinningsveldtocht. „Van die tijd af begon Jezus te prediken en te zeggen: ’Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen’” (Matth. 4:17). Dit was een bezielende boodschap! Gods koninkrijk was inderdaad nabij, in de persoon van de gezalfde Jezus zelf. In heel Galiléa, in de Romeinse provincie Peréa en in Jeruzalem zelf predikte Jezus de blijde boodschap als overwinnaar van de wereld en als Messías. Duizenden luisterden. Velen werden zijn volgelingen. Maar de heersende klasse, en in het bijzonder de religieuze leiders, werden zijn bittere tegenstanders.
8. Waaruit blijkt dat Jezus nooit heeft geaarzeld in zijn overwinning?
8 Jezus wankelde niet in zijn rechtschapenheid, want hij wist dat hij tot het einde toe een overwinnaar moest zijn. Toen hij ten slotte oog in oog stond met de dood aan een martelpaal en de Romeinse bestuurder hem met betrekking tot zijn koningschap ondervroeg, kon hij antwoorden: „Gij zegt zelf dat ik een koning ben. Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, om getuigenis af te leggen van de waarheid. Een ieder die aan de zijde van de waarheid staat, luistert naar mijn stem” (Joh. 18:37). Getrouw bleef hij getuigenis van de Koninkrijkswaarheid afleggen. Tot het laatste toe aarzelde hij nooit zijn Vaders naam bekend te maken, en hij heiligde die kostbare naam in weerwil van elke smaad die Satan er maar op kon werpen. Daarom kon Jezus, als overwinnaar van de wereld, met zijn laatste ademtocht uitroepen: „Het [Gods werk voor hem op aarde] is volbracht!” — Joh. 19:30; 17:6, 20.
GELOOF DAT BERGEN VERZET
9. Wat voor soort van geloof konden Jezus’ discipelen hebben, en hoe hebben zij dit ervaren?
9 Jezus zei tot zijn discipelen: „Voorwaar, ik zeg u: Zo gij geloof hebt ter grootte van een mosterdzaadje, zult gij tot deze berg zeggen: ’Verplaats u van hier naar daar’, en hij zal zich verplaatsen, en niets zal u onmogelijk zijn” (Matth. 17:20). Zouden zijn discipelen dit echt meemaken? Jazeker! En vooral vanaf de pinksterdag in 33 G.T. Want toen, op de vijftigste dag na Jezus’ opstanding tot geestelijk leven, vond er onder ongeveer 120 van zijn discipelen die in een huis in Jeruzalem bijeen waren, een wonder plaats. Jehovah’s geest werd op hen uitgestort en machtigde hen in vele talen over „de grote daden van God” te spreken. — Hand. 2:1-11.
10, 11. (a) Hoe begonnen Jezus’ discipelen in zijn overwinning te delen? (b) Waarom hadden zij een allesoverwinnend geloof?
10 Ook stelde de geest Petrus in staat om aan de hand van Gods Woord uiteen te zetten wat dit alles betekende. Jezus’ overwinning was beloond doordat hij verheven was tot de rechterhand van God in de hemel. Nu hadden zij het voorrecht in zijn overwinning te delen. Dit begonnen zij te doen door grondig getuigenis te geven aan de veeltalige menigte die samengestroomd was, en hen aan te sporen berouw te hebben, gedoopt te worden en de grootse Koninkrijksbeloften te aanvaarden die hun door middel van het Woord van God in het vooruitzicht werden gesteld. „Er werden op die dag ongeveer drieduizend zielen toegevoegd”, en door het dagelijkse onderwijs dat op het ruime tempelterrein, alsook in particuliere huizen, werd gegeven, werden dezen voortdurend gesterkt in het geloof. — Hand. 2:14-47.
11 Waren de religieuze leiders ingenomen met deze manifestatie van geloof? Integendeel! Zij arresteerden Petrus en Johannes en eisten dat zij ermee ophielden in de naam van Jezus te prediken en te onderwijzen. Vol geloof gaven die apostelen hierop ten antwoord: „Oordeelt zelf of het in Gods ogen rechtvaardig is meer naar u te luisteren dan naar God. Maar wat ons betreft, wij kunnen niet ophouden te spreken over de dingen die wij gezien en gehoord hebben.” Zij lieten niet toe dat ook maar iets hun allesoverwinnende geloof in de weg stond. Toen zij vrijgelaten werden, bleven zij met grote kracht het getuigenis geven! — Hand. 4:18-21, 33.
12. (a) Hoe ontvingen de discipelen bij hun overwinning de steun van een engel? (b) Waar hing het van af of zij de heilige geest bezaten?
12 Vol jaloezie lieten de hogepriester en zijn trawanten nu alle apostelen in de gevangenis werpen. Dit riep om goddelijke actie. Een engel van Jehovah bracht hen ’s nachts weer naar buiten en zei tot hen: „Blijft alle woorden omtrent dit leven tot het volk spreken.” Bij het aanbreken van de dag waren zij daar weer, aan het onderwijzen op het tempelterrein! Nogmaals werden zij gearresteerd en naar de Sanhedrinzaal gebracht, waar de hogepriester constateerde: „Wij hebben u uitdrukkelijk bevolen niet door te gaan met onderwijzen op basis van [Jezus’] naam, en ziet! nochtans hebt gij Jeruzalem met uw leer vervuld.” Luid klonk het moedige antwoord van die apostelen: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen. . . . wij zijn getuigen van deze zaken, evenals de heilige geest, die God heeft gegeven aan hen die hem als regeerder gehoorzamen” (Hand. 5:17-32). Ja, of zij heilige geest bezaten, hing af van het feit of zij er ijverig mee doorgingen getuigenis betreffende Jehovah’s soevereiniteit te geven!
13. Hoe behaalde het zegevierende geloof in die vroege dagen van het christendom de overwinning?
13 Die religieuze leiders wilden de apostelen uit de weg ruimen, maar de Gever van heilige geest leidde de loop der gebeurtenissen anders. De gerespecteerde leraar van de Wet Gamaliël uitte de volgende woorden: „Laat u niet in met deze mensen, maar laat hen begaan; (want indien dit plan of dit werk uit mensen is, zal het te gronde worden gericht; maar indien het uit God is, zult gij hen niet te gronde kunnen richten;) anders zou misschien blijken dat gij in werkelijkheid tegen God strijdt.” Zij geselden de apostelen dus alleen maar, geboden hun niet meer te prediken en lieten hen gaan. Behaalde het zegevierende geloof de overwinning? Wis en zeker, want het verslag gaat verder met te zeggen: „En zij bleven zonder ophouden elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken.” — Hand. 5:33-42.
DE VOORTGAANDE OVERWINNING DOOR GELOOF
14. Hoe ging Jezus’ profetie in Handelingen 1:8 ondanks vervolging in vervulling?
14 Dat grondige getuigenis was niet tegen te houden. Het moest op zulk een uitgebreide schaal gegeven worden als Jezus zelf had geprofeteerd — „zowel in Jeruzalem als in geheel Judéa en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). Vervolging diende alleen maar om het getuigenis uit te breiden, want „zij . . . die verstrooid waren, gingen het land door en maakten het goede nieuws van het woord bekend” (Hand. 8:1, 4). Het duurde niet lang of de vervolger Saulus werd de apostel Paulus, en de eerste heidenen ontvingen de gave van de heilige geest. Het goede nieuws verbreidde zich als een lopend vuur in steeds meer nieuwe gebieden. Toen Paulus en zijn metgezellen in Europa kwamen, riepen tegenstanders daar uit: „Deze mensen, die de aarde ondersteboven hebben gekeerd, zijn nu ook hier” (Hand. 17:6). Toen er dan ook ongeveer 30 jaren waren verstreken waarin het Koninkrijksgetuigenis was gegeven, werd het goede nieuws „in heel de schepping die onder de hemel is, . . . gepredikt”. — Kol. 1:23.
15. Welke hulp en aanmoediging werd er gegeven aan degenen die weifelden in hun geloof?
15 Toen het einde van het joodse samenstel van dingen nabijkwam, schenen enkelen van die christenen het echter moe te worden. Zij lieten hun geestelijke waakzaamheid varen en begonnen te wankelen in hun overwinning door geloof. Maar zij waren niet zonder hulp. Getrouwe ouderlingen in de christelijke gemeente gaven hun de nodige aanmoediging. Een van dezen, de apostel Paulus, spoorde hen voortdurend aan in het geloof te volharden. Hij moedigde hen aan hun christelijke geloof tot „een anker voor de ziel, zowel zeker als vast” te maken (Hebr. 6:19). Hij zei: „Wij behoren niet tot het soort dat terugdeinst, wat tot vernietiging leidt, maar tot het soort dat geloof heeft, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt” (Hebr. 10:39). Zij moesten hun christelijke overwinning ten koste van alles volledig maken! Zij die aan hun geloof vasthielden, bleven in leven toen het joodse „samenstel van dingen” in 70 G.T. ten onder ging.
NOG MEER GELOOFSBEPROEVINGEN
16. (a) Hoe lang volhardde de apostel Johannes in zijn overwinning door geloof? (b) Waar waarschuwde hij voor?
16 Er wachtten loyale christenen echter nog meer beproevingen. Johannes, wiens dienst als een apostel van Jezus Christus zich over zo’n 68 jaar uitstrekte, spreekt hierover. In twee van zijn brieven waarschuwt Johannes voor de „antichrist” die in het „laatste uur” zou verschijnen, en hij identificeert deze als „degene die de Vader en de Zoon loochent”. Dan verbindt Johannes deze „antichrist” met de „vele valse profeten [die zijn] uitgegaan tot de wereld” (1 Joh. 2:18, 22; 4:1-3). Die antichrist betwistte ongetwijfeld de dringendheid van het „goede nieuws” en trachtte christenen tot de materialistische, genotzoekende gewoonten van de wereld te keren.
17. Hoe en waarom moeten christenen in hun overwinning volharden?
17 Rechtschapenheid-bewarende christenen hadden „de goddeloze . . . overwonnen”, maar nu, zelfs op dit late tijdstip, werd hun geloof vanuit een andere richting bedreigd. De apostel schreef hun in duidelijke bewoordingen: „Hebt de wereld niet lief noch de dingen in de wereld. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem; want alles wat in de wereld is — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld. De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid” (1 Joh. 2:13, 15-17). Het is waarlijk nooit de wil van God geweest dat christenen in de immorele, materialistische gewoonten van Satans wereld verwikkeld zouden raken. Zij moeten veeleer volharden in het overwinnen door geloof.
18. Hoe brengen wij onze overwinning door geloof tot stand?
18 In dezelfde brief beschrijft Johannes de band die alle christenen over de gehele wereld in een onverbreekbare eenheid samenbindt. Hij zegt: „Al wie de belijdenis aflegt dat Jezus Christus de Zoon van God is, met zo iemand blijft God in eendracht en hij in eendracht met God. En wij, wij hebben de liefde die God in ons geval heeft, leren kennen en geloofd. God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in eendracht met God en God blijft in eendracht met hem” (1 Joh. 4:15, 16). Wat een groots voorrecht om met de opperste Soeverein van het hele universum verenigd te zijn door bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus, Degene wiens bloed ons „reinigt . . . van alle zonde”! (1 Joh. 1:7) Hierin schuilt onze overwinning door geloof: God en Christus te blijven liefhebben en medewerkers van hen te zijn in het wereldomvattende oogstwerk dat thans snel ten einde loopt. — 1 Kor. 3:9.
19. Waardoor worden degenen die de wereld door geloof overwinnen, geïdentificeerd?
19 Johannes zegt verder: „Dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden” (1 Joh. 5:3). Jezus zei in dit verband tot zijn volgelingen: „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt, net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt” (Joh. 13:34). Hoe terecht werd dat een identificerend kenmerk van christenen in Johannes’ tijd, en wat een schitterend identificerend kenmerk is het in onze tijd! Want sinds de eerste eeuw is er geen volk op aarde geweest als Jehovah’s christelijke getuigen — verenigd in een band van liefde die ver boven alle taal-, stam- en rassenbarrières uitgaat.
20. Hoe kunt u aan het einde van deze wereld tonen dat u de wereld hebt overwonnen?
20 Aan het einde van dit samenstel van dingen geldt ook de opdracht die ligt opgesloten in Jezus’ profetie: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Dit grootse getuigenis, dat thans op wereldomvattende schaal zijn climax bereikt, identificeert degenen die de wereld hebben overwonnen. Met betrekking tot al zulke rechtschapenheid-bewarende dienstknechten van God schrijft de apostel: „En dit is de overwinning die de wereld heeft overwonnen, ons geloof. Wie is het die de wereld overwint dan hij die geloof heeft dat Jezus de Zoon van God is?” Dit geloof in Jezus als de Zoon van God kan tot op deze dag bewezen worden door actief Jezus’ afscheidsgebod tot zijn volgelingen te gehoorzamen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën” (1 Joh. 5:4, 5; Matth. 28:19). Toont u op deze wijze dat u de wereld hebt overwonnen?