Hebt goede moed — Gods koninkrijk is nabij!
1, 2. (a) Welke eigenschap is in deze tijd passend? (b) Waarom dient het feit dat Gods koninkrijk nabij is, iedereen moed te schenken?
WIJ LEVEN thans in een tijd waarin moed een vereiste vormt! Het is er thans de tijd voor moed te vatten of goede moed te hebben! Waarom? Omdat Gods koninkrijk nabij is!
2 Negentien eeuwen geleden werden de mensen die de juiste verwachtingen koesterden, door een dergelijke boodschap geëlektriseerd. Thans zijn er talloze mensen die nog nooit over Gods koninkrijk hebben gehoord. Honderden miljoenen anderen hebben de uitdrukking Gods koninkrijk wel eens horen noemen, maar hebben niet begrepen wat deze goddelijke regering voor de mensheid betekent. Waarom zouden dezen dus bij het vernemen van de nabijheid van Gods koninkrijk moed vatten? Ja, waarom zou dit feit íemand van ons moed schenken? Welnu, wegens de verlichting en zegeningen die Gods koninkrijk zal brengen, en dat niet na onze tijd, maar gedurende ons huidige geslacht. Waarom zouden liefhebbers van het goede thans, nu er blijvende verlichting nabij is, dan geen moed vatten? Allen die thans moedig zijn, zullen anderen moeten helpen eveneens goede moed te hebben.
3. Welk contrast merken wij op wanneer wij naar de aarde en de hemelen kijken, maar waarvoor behoeven wij in dit rakettentijdperk niet bang te zijn?
3 Wij zullen allen moeten toegeven dat de toestand op deze aarde thans uitermate wanordelijk is. Ja, de situatie is voor de mensheid nog nooit zo erg geweest. Kijken wij echter omhoog, naar de interplanetaire ruimte, dan zien wij een ontzag inboezemende orde, regelmaat, harmonie en onderlinge afhankelijkheid onder de hemellichamen, die dag en nacht bewaard blijft. Dit schitterende, verbazingwekkende stelsel in de hemelen bestond reeds miljarden jaren voordat moderne natiën bemande raketten de interplanetaire ruimte inschoten, met het gevaar dat ’s mensen wanorde hierdoor ook in de interplanetaire ruimte zou worden overgebracht. Wij behoeven er echter niet bang voor te zijn dat mensen door middel van raketten, satellieten en astronauten het zichtbare universum zullen kunnen ontwrichten en in beroering kunnen brengen. De lieflijke orde en harmonie van de hemelen zullen veeleer hier naar de aarde worden overgebracht en worden gegrondvest op iets wat nooit door kwaadwillige mensen omvergeworpen zal kunnen worden.
4, 5. (a) Welke vraag stellen wij in verband met onze aarde over de grote Schepper van die hemelse lichamen? (b) Waarom kan niemand met hem worden vergeleken?
4 Zou u het niet op prijs stellen wanneer de orde en de vreedzame verhouding die er tussen de zichtbare hemellichamen bestaat, in ons geslacht ook op onze aarde tot stand werden gebracht? De grote Voortbrenger, de grote Schepper, die al deze ontelbare hemellichamen in zulk een schitterende rangschikking en wetenschappelijke orde in de interplanetaire ruimte heeft opgehangen, kan stellig op zijn vastgestelde tijd orde scheppen op onze aarde, die slechts een klein stipje in een grenzeloos groot universum vormt. Luister maar eens naar wat hijzelf heeft gezegd en heeft laten optekenen, zoals dit uit de oude taal die hij sprak in onze hedendaagse spraak is overgezet:
5 „Met wien dan wilt gij God vergelijken en welke vergelijking op Hem toepassen? . . . Weet gij het niet? Hebt gij het niet gehoord? Is het u van den aanvang niet verkondigd? Hebt gij geen begrip van de grondvesten der aarde? Hij troont boven het rond der aarde, en haar bewoners zijn als sprinkhanen; Hij breidt den hemel uit als een doek en spant hem uit als een tent waarin men woont. Hij geeft de machthebbers over ter vernietiging, Hij maakt de regeerders der aarde tot ijdelheid; . . . Met wien dan wilt gij Mij vergelijken, dat Ik hem zou gelijk zijn? zegt de Heilige. Heft uw ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen? Hij, die het heir daarvan in groten getale uitleidt en elk daarvan bij name roept door de grootheid zijner sterkte en omdat Hij geweldig van kracht is; er blijft niet één achter. . . . Weet gij het niet, hebt gij het niet gehoord? Een eeuwig God is de HERE, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt noch moede noch mat, zijn verstand is niet te doorgronden.” — Jes. 40:18-28.
6. Wat schreef een dichterlijke koning uit de oudheid over de hemelen en hun Maker?
6 Een koning uit de oudheid, die de hemelen waarnam, liet zich óók in deze zin uit en sprak de volgende poëtische woorden, die in onze huidige taal overgezet luiden: „De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen; de dag doet sprake toestromen aan den dag, en de nacht predikt kennis aan den nacht. Het is geen sprake en het zijn geen woorden, hun stem wordt niet vernomen: toch gaat hun prediking uit over de ganse aarde en hun taal tot aan het einde der wereld. — Hij heeft daarin een tent opgeslagen voor de zon, die is als een bruidegom die uit zijn bruidsvertrek treedt, jubelend als een held om het pad te lopen. Van het ene einde des hemels is haar opgang en haar omloop tot het andere einde; niets blijft verborgen voor haar gloed. De wet des HEREN is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des HEREN is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid den onverstandige. De bevelen des HEREN zijn waarachtig, zij verheugen het hart.” — Ps. 19:2-9 1-8.
7. Welke waarheid bevestigen de hemelen over God, en wat zal zijn koninkrijk derhalve voor de gehele mensheid betekenen?
7 Iedereen die de hemelen nadenkend bestudeert, zal de waarheid huldigen die lang geleden door een oosterling werd opgetekend: „God is geen God van wanorde, maar van vrede” (1 Kor. 14:33). Willen orde en vrede hier op aarde de plaats van zelfzuchtige en dodelijke verwarring innemen, dan is het nodig dat deze God — wiens wet volmaakt is, wiens getuigenis zuiver is, wiens bevelen waarachtig zijn en wiens heerlijkheid in de gehele hemelen zichtbaar is, ook al kunnen mensen, met hun zwakke gezichtsvermogen, hem niet zelf zien — handelend optreedt. Gods koninkrijk zal voor de gehele mensheid onder andere dus beslist universele vrede, ordelijke toestanden en het einde van de grote verwarring betekenen.
8. Wat betekent God de Schepper als koning te hebben met betrekking tot de religieuze regeringen die tot nu toe heerschappij over de aarde hebben uitgeoefend?
8 Denk u eens in wat het betekent God als koning over de gehele aarde te hebben! Als Schepper van de aarde en de mens verdient hij het de koning te zijn. Wij zouden niemand als koning kunnen hebben die hoger is dan hij. Dit maakt het tot een uitgemaakte zaak dat wij niet geregeerd kunnen worden door een menselijke god, zoals Farao van het Egypte uit de oudheid, die God beweerde te zijn en wiens onderdanen op hun buik moesten kruipen als zij hem naderden; of door een menselijke god als de vergoddelijkte caesars van Rome, die gewoonlijk als „Uwe goddelijkheid” werden aangesproken; of als de keizer van Japan, die op 31 december 1945 het beginsel bekendmaakte dat de Japanse tennô of keizer geen god was en als zodanig niet van de zonnegodin Amaterasoe afstamde. Nog iets: God als koning te hebben, betekent geen aardse theocratie waarbij vertegenwoordigers van de rooms-katholieke of Grieks-katholieke priesterschap op gouden tronen zitten en aan politici, zakenlui, rechters, de politie en aan de mensen in het algemeen dictatoriaal de wet voorschrijven. Het betekent geen menselijke theocratie door bemiddeling van de boeddhistische priesterschap, de hindoe-priesterschap, de islamitische priesterschap, de shintoïstische priesterschap of de protestantse religieuze geestelijkheid, die als afgevaardigden van de hemelse Koning zouden optreden. Eeuwenlang hebben deze religieuze autoriteiten het leven van de mensen bestuurd, en wat hebben wij er thans mee gewonnen? Niets anders dan de verschrikkelijke warboel die er thans op aarde bestaat!
9. Wat heeft God vooral sinds 607 v. Chr. met betrekking tot aardse regeringen toegestaan?
9 Gods koninkrijk betekent heel iets anders voor het welzijn van de mensheid dan dat het dergelijke religieuze autoriteiten opdracht geeft alles te besturen en voor te schrijven, het zakenleven en de werkgelegenheden te beheersen, zich als de gunstelingen van de politieke groten en van de rijken te gedragen en het leven van de grote meerderheid der mensen voor hen in te delen. In 607 v. Chr., of ongeveer 2570 jaar geleden, werd Nebukadnezar, de koning van Babylon, wereldheerser. Vooral sinds die tijd heeft God de natiën toegestaan zelf hun politieke heersers te kiezen. Hij heeft de mensen naar eigen goeddunken met koningen en koninkrijken laten handelen, zelfs wanneer zij koningen wensten af te zetten en een volksregering, zoals een democratie of republiek, wensten op te richten.
10. Hoe hebben zij die in Gods koninkrijk geloven, zich ten opzichte van dergelijke politieke bewegingen gedragen, en waarom?
10 Zij die werkelijk in Gods koninkrijk geloofden, hebben echter geen aandeel aan deze politieke bewegingen gehad. Zij hebben in overeenstemming gehandeld met de gedragsregel die Gods geïnspireerde schrijver voor de christenen in het Rome van de caesars van negentien eeuwen geleden vastlegde, zeggende: „Iedereen moet de autoriteiten die boven hem staan, gehoorzamen, want geen enkele autoriteit kan zonder Gods toestemming bestaan” (Rom. 13:1, AT). De ware christenen hebben deze gedragslijn gehoorzaamd omdat zij in Gods koninkrijk geloofden, erom baden en wachtten totdat het — tot Gods heerlijkheid en eeuwige zegen van de mensen — over de gehele aarde heerschappij zou gaan uitoefenen.
11. (a) Wat wensen de mensen thans na alle door God toegestane menselijke heerschappij? (b) Om wat te doen is voor God de tijd aangebroken?
11 God heeft de mensen en hun regeerders lang genoeg hun gang op aarde laten gaan. De mensheid moest, na alle ervaring die ze tot nu toe heeft opgedaan, thans feitelijk genoeg hebben van menselijke heerschappij zonder de ware God. Voornamelijk omdat de mensen niet van iets beters willen weten of omdat zij het vertrouwen in iets beters hebben verloren, geven zij er thans echter de voorkeur aan door zogenaamde Hogere Machten of „superieure autoriteiten” van de menselijke soort, met inbegrip van Westers of Oosters georiënteerde democratieën of republieken, geregeerd te worden. De mensen hebben hun kans gehad, en doordat God hun heeft toegestaan hun eigen gang te gaan en zelf een keuze te doen, zijn zij in de huidige wereldsituatie verzeild geraakt. Naar de feiten te oordelen, heeft het hun geen goed gedaan volgens hun eigen inzichten te werk te gaan. Toch willen zij niet dat God hun koning is. Wat de mensen en hun politieke, commerciële en religieuze leiders echter ook willen, de tijd dat God deze manier van besturen van de aarde toestaat, loopt ten einde. Zijn tijd om het Koninkrijk op te richten, is nabij.
12. (a) Waarom bezit God het recht om zijn koninkrijk over de aarde op te richten? (b) Waarom kan verwacht worden dat hij dit zal doen?
12 Wie durft te ontkennen dat God het recht heeft om zijn koninkrijk wanneer Hij dat maar verkiest op te richten? De aarde is zijn schepping en behoort hem toe, terwijl wij allen zijn schepselen zijn en voor leven en alle andere goede dingen van hem afhankelijk zijn (Ps. 24:1). Deze God, die voor de ordelijke beweging en rangschikking van alle hemellichamen boven ons verantwoordelijk is, bezit de macht en de wijsheid om over ons, die Zijn aarde bewonen, een volmaakt, rechtvaardig koninkrijk op te richten. Hij heeft beloofd dit op een bepaalde tijd te doen. Zijn belofte staat opgetekend in het Boek dat hij zijn getrouwe dienstknechten onder inspiratie liet schrijven, de Heilige Schrift. Toen zijn Zoon Jezus Christus negentien eeuwen geleden als mens op aarde was, leerde hij de aanbidders van God tot zijn Vader bidden: „Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde” (Matth. 6:9, 10). Dit gebed, dat de ware volgelingen van Jezus Christus reeds lange tijd bidden, zal door de Almachtige God worden verhoord, want het is in overeenstemming met zijn uitdrukkelijke wil.
13. Waarom waren de pogingen van welke religieuze groepering dan ook om te trachten de politieke machten in Gods koninkrijk te veranderen, tot mislukking gedoemd, en wier krachtsinspanningen zijn in dit opzicht duidelijk mislukt?
13 Op grond van Gods toestemming gedurende de tijd die hij ervoor heeft toegestaan, hebben de zogenaamde Hogere Machten of „superieure autoriteiten” tot nu toe de politieke heerschappij over de aarde uitgeoefend. God heeft er, overeenkomstig zijn regeling van ’s mensen aangelegenheden, in toegestemd dat deze werden aangesteld. De pogingen van welke religieuze groepering dan ook om te trachten deze wereldse Hogere Machten in Gods door Christus geregeerde koninkrijk te veranderen, waren derhalve tot mislukking gedoemd. De huidige wereldtoestanden tonen aan dat de krachtsinspanningen van de christenheid totaal zijn mislukt. Het bewijs is geleverd dat ze geen instrument in Gods handen vormt en geen deel uitmaakt van Gods koninkrijk. — Rom. 13:1, 2, KJ; NW.
14, 15. (a) In overeenstemming met welke les die in Nebukadnezars dagen werd geleerd, zullen de besturende autoriteiten in Gods nieuwe wereld in hun ambt worden aangesteld? (b) Wie zal derhalve de wereldheerschappij ontvangen?
14 Wanneer God de huidige Hogere Machten door zijn eigen koninkrijk over de mensheid vervangt, zal hij de Regerende Autoriteiten van zijn rechtvaardige nieuwe wereld rechtstreeks aanstellen en in hun ambt bevestigen. Hij zal de les demonstreren die hij vijfentwintig eeuwen geleden aan koning Nebukadnezar van Babylon leerde. Het betreft de les dat „de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan wien Hij wil, ja, zelfs den nederigste onder de mensen daarin aanstelt” (Dan. 4:17, 25, 32). Met deze „nederigste” wordt zijn hemelse Zoon bedoeld, die de nederige mens Jezus Christus werd. Hij zal het koninkrijk delen met zijn gemeente getrouwe nederige volgelingen, die hij zal verhogen door hen van de aarde weg te nemen en in de hemel op te nemen. God zal in onze tijd het visioen verwezenlijken dat zijn profeet Daniël in het Babylon uit de oudheid ontving:
15 „Zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begaf zich tot den Oude van dagen, en men leidde hem voor dezen [Jehovah God]; en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is.” — Dan. 7:13, 14.
WAT DIT VOOR ONS ZAL BETEKENEN
16. Op welke wijze zal de mensheid onder Gods koninkrijk, zoals door Jezus Christus werd gedemonstreerd toen hij op aarde was, worden gevoed?
16 O, wat zal dat voor alle volken en nationale groepen, met al hun verschillende talen, een goeds betekenen! Op het ogenblik worden grote gedeelten van de aarde door hongersnood geteisterd, terwijl het heel gewoon is dat de helft van de wereldbevolking niet genoeg te eten krijgt en ondervoed is. Toen Jezus Christus, die zichzelf „de Zoon des mensen” noemde, hier op aarde was, weigerde hij door middel van een wonder stenen in brood te veranderen ten einde zijn honger te stillen. Nadat hij op zekere dag de mensen had onderwezen, voedde hij de schare van meer dan vijfduizend toehoorders — en bij een andere gelegenheid zijn gehoor van meer dan vierduizend mensen — echter door op wonderbaarlijke wijze enkele broden en vissen te vermenigvuldigen. Wegens deze macht van Jezus Christus om de mensen op wonderbaarlijke wijze te voeden, wilden velen van hen hem grijpen om hem tot hun aardse koning aan te stellen. Hij liet echter niet toe dat dit gebeurde (Matth. 4:1-4; 15:29-38; Joh. 6:1-15). Wanneer hij echter door God tot koning over de gehele mensheid wordt aangesteld en wanneer hij de plaats van de tegenwoordige Hogere Machten over de mensen inneemt, zal hij erop toezien dat allen die zijn gehoorzame onderdanen op aarde worden, goed worden gevoed. Er zal nooit meer een hongersnood zijn.
17. (a) Wat zal Jezus Christus in dit opzicht doen om Psalm 72 waar te maken? (b) Hoe zal hij aldus bewijzen „meer dan Salomo” te zijn?
17 Als Gods aangestelde koning over de mensheid zal Jezus Christus de volgende profetie die over zijn regering is geuit waar maken: „Hij zal den arme redden, die roept, en den ellendige die geen helper heeft. Hij zal den geringe en arme genadig zijn, en de zielen der armen zal hij helpen. Hij zal hunne zielen van het bedrog en geweld verlossen, en hun bloed zal dierbaar geacht worden bij hem. Op de aarde boven op de bergen zal het koren dik staan, zijne vrucht zal ruischen als de [berg] Libanon, en zij zullen bloeien in de steden als het welig kruid der aarde” (Ps. 72:12-14, 16, Lu). De overvloed van voedsel zal wedijveren met die waardoor de dagen van de verstandige, vreedzame koning Salomo werden gekenmerkt, waarover de bijbel zegt: „[De inwoners van] Juda en Israël waren talrijk als het zand aan de zee in menigte; zij aten en dronken en waren blijde. Zodat Juda en Israël gerust woonden, ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, van [de stad] Dan tot Berseba, gedurende het gehele leven van Salomo” (1 Kon. 4:20, 25). Dit is een van de opmerkelijke manieren waarop Jezus Christus zal bewijzen „meer dan Salomo” te zijn. — Matth. 12:42.
18. Welk voedsel stelde Jezus Christus zelfs in zijn eigen geval boven het stoffelijke voedsel, en hoe zal hij dit in zijn koninkrijk tonen?
18 Jezus Christus kende het geestelijke voedsel echter een belangrijker plaats toe dan het stoffelijke voedsel toen hij tot onze grote vijand, Satan de Duivel, de volgende, in de bijbel opgetekende woorden sprak: „Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit den mond Gods uitgaat” (Matth. 4:4; Deut. 8:3). Hij zal in zijn koninkrijk niet alleen in de stoffelijke behoeften, maar vooral in de geestelijke behoeften van al zijn getrouwe onderdanen voorzien. Hij zal hen, evenals hij dit deed toen hij hier op aarde was, met geestelijk voedsel voeden en hun de zuivere waarheid bekend maken over Jehovah God en de juiste wijze om hem te aanbidden en te dienen door zijn volmaakte wil te doen. Zij zullen hierdoor zo worden gevoed en gesterkt dat zij er eeuwig leven in Gods nieuwe wereld door zullen verwerven; verder zal stoffelijke overvloed nooit een verderfelijke invloed op hen uitoefenen, zodat zij hun buik tot hun god maken. Uit zuivere liefde en waardering voor de grote hemelse Voorziener van dit alles zullen zij ertoe worden aangespoord hem te aanbidden en te vereren.
19. Hoe wordt in Jesaja, hoofdstuk 25, een dergelijke uitwerking van Gods goedheid op de mensheid onder zijn koninkrijk voorzegd?
19 Een dergelijke uitwerking van Gods goedheid op de mensen werd met de volgende woorden in Jesaja’s profetie voorzegd: „De HERE der heerscharen zal op dezen berg voor alle volken een feestmaal van vette spijzen aanrichten, een feestmaal van belegen wijnen: van mergrijke, vette spijzen, van gezuiverde, belegen wijnen. En Hij zal op dezen berg den sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert, en de bedekking, waarmede alle volken bedekt zijn. Hij zal voor eeuwig den dood vernietigen, en de Here HERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen en den smaad van zijn volk zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de HERE heeft het gesproken. En men zal te dien dage zeggen: Zie, deze is onze God, van wien wij hoopten, dat Hij ons zou verlossen; dit is de HERE, op wien wij hoopten; laten wij juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft” (Jes. 25:6-9). Doordat de onderdanen van Gods koninkrijk het juiste geestelijke voedsel voor hun hart en geest ontvangen, zullen zij niet het materialisme tot hun god maken.
EEN PARADIJS VAN GEZONDHEID
20. (a) Waarmee zal het verschaffen van voldoende voedsel gepaard moeten gaan? (b) In welk opzicht zal Jehovah een contrast vormen met de goden tot wie de natiën bidden?
20 Wil er voor een wereldbevolking die veel groter is dan de onze in deze tijd voldoende voedsel zijn, dan zal het verschaffen ervan met veranderingen in het klimaat en de bodemtoestand van de aarde en ook met de beheersing van de insektenstand gepaard moeten gaan. Doordat grote gebieden van de aarde het seizoen na seizoen zonder regen moeten stellen, worden miljoenen mensen door hongersnood geteisterd. Ook al wordt er een regeling getroffen dat alle beschikbare voedselvoorraden die er zijn, worden verdeeld, dan nog kan men de problemen die door de situatie zijn geschapen, niet het hoofd bieden. Velen sterven door gebrek aan voedsel en drank. Talloze miljoenen zijn zwak en ondervoed doordat zij niet genoeg te eten hebben, terwijl de geest van opstandigheid tegen de aardse Hogere Machten toeneemt en zich verbreidt. Dit vormt een groot contrast met de ideale toestanden op het gebied van klimaat, bodemgesteldheid en irrigatie die er beslist onder Gods koninkrijk zullen bestaan. In scherpe tegenstelling met de goden van de natiën, tot wie de mensen bidden of tot wie zij voor het vallen van regen die door de verdorde aarde kan worden opgezogen, opzien, is Jehovah God de grote Regenmaker. Zelfs zijn profeten uit de oudheid wisten dit, want zijn profeet Jeremia wendde zich tot hem met de woorden: „Zijn er onder de goden der heidenen, die het laten regenen, of kan de hemel soms buien geven? Zijt Gij het niet alleen, o Jahweh, onze God, op wien wij nog hopen, omdat Gij dit alles verricht?” (Jer. 14:22, PC) De geschiedenis toont duidelijk aan dat hij dit alles inderdaad heeft gedaan en nog doet.
21. Wat heeft Jehovah voor Israël in de woestijn in verband met de watervoorziening gedaan, en wat belooft hij volgens Jesaja 41:17-20 te doen?
21 Het is een welbekend historisch feit dat Jehovah God op wonderbaarlijke wijze bronnen van water heeft geopend toen hij zijn uitverkoren volk onder leiding van Mozes door de woestijn naar het „land vloeiende van melk en honing” bracht. Hij gebruikt deze historische gebeurtenissen zelf als voorbeelden van wat hij door middel van zijn koninkrijk voor de mensen zal doen. Luister maar eens naar zijn profetische belofte: „De ellendigen en de armen zoeken naar water, maar het is er niet, hun tong verdroogt van dorst; Ik, de HERE, zal hen verhoren; Ik, de God van Israël, zal hen niet verlaten. Ik zal op kale heuvels rivieren doen ontspringen en bronnen te midden der valleien; Ik zal de woestijn tot een waterplas maken en het dorre land tot waterbronnen. Ik zal in de woestijn ceder, acacia, mirt en olijfwilg zetten; Ik zal in de wildernis cypres naast plataan en denneboom planten, opdat men zie en tevens erkenne, bedenke en tevens begrijpe, dat de hand des HEREN dit gedaan en de Heilige Israëls het geschapen heeft.” — Jes. 41:17-20.
22, 23. (a) Wat zal er, door zulke watervoorzieningen, met deze aarde gebeuren, en hoe bevestigde Jezus dit vóór hij stierf? (b) Hoe laat dit zich vergelijken met het Paradijs waarin Adam en Eva eens hebben geleefd?
22 Wat zal er, wanneer de dorre gebieden der aarde aldus worden geïrrigeerd en de watervoorraden op juiste wijze worden verdeeld, met deze aarde gebeuren? Door deze voorzieningen van God en doordat hij het werk dat door de onderdanen van zijn koninkrijk wordt verricht, zegent, zal de gehele aarde een paradijs worden, een lieflijk park dat de gehoorzame mensheid tot een eeuwige woonplaats zal dienen. De toestand van deze aarde zal in geen enkel opzicht een smaad vormen voor Gods koninkrijk dat er het bestuur over uitoefent, maar overal God, de Schepper ervan, tot eer strekken. Toen Jezus Christus buiten de muren van Jeruzalem een offerandelijke dood aan een paal stierf, zag zelfs hij ernaar uit dat God, nadat hij hem uit de doden opgewekt en hem in het Koninkrijk had geïnstalleerd, het paradijs op deze aarde zou herstellen. Als antwoord op de vraag van de welwillende man die naast Jezus stierf en hem verzocht: „Jezus! gedenk mij wanneer gij in uw koninkrijk zult komen”, zei Jezus: „Waarlijk ik zeg u deze dag: Met mij zult gij in het Paradijs zijn” (Luk. 23:42, 43, Ro). Qua schoonheid, verrukking en leven-onderhoudende vruchtbaarheid zal dit Paradijs gelijk zijn aan dat wat de eerste man en vrouw door hun zonde jegens God hebben verloren.
23 Dit Paradijs zal echter niet alleen in het Midden-Oosten bestaan. De gehele aarde zal tot een paradijs worden gemaakt en met volmaakte mensen worden gevuld. Dit project, dat de eerste man en vrouw niet ten uitvoer hebben kunnen brengen, zal door Gods koninkrijk onder Christus glorierijk worden verwezenlijkt.
LEVEN EN OPSTANDING
24. Hoe lang zullen de mensen in dat Paradijs kunnen leven, en welke uitwerking zal het feit dat men daar leeft, op de gezondheidstoestand hebben?
24 Wanneer wij er bij stilstaan, zou het verschrikkelijk zijn te sterven en zo’n lieflijke plaats als dat Paradijs te moeten verlaten. Ja, dit zou inderdaad erg zijn, maar Gods koninkrijk zal de gehoorzame mensen in staat stellen om voor eeuwig in vrede met God en zijn Koning Jezus Christus, en ook met elkaar en met alle landdieren, vogels en waterdieren, in dat Paradijs te leven. Er zullen geen oorlogen zijn waarin mensen zullen worden gedood. Er zal dan een volledige en universele ontwapening zijn doorgevoerd, en de eer hiervoor zal niet naar het goddeloze communisme of naar de Verenigde Naties gaan, maar naar Gods koninkrijk (Micha 4:1-5). Doordat de mensen dan door een volmaakte regering worden bestuurd en in een vreedzaam Paradijs leven, waarin zij zuivere lucht kunnen inademen, niet-verontreinigd water kunnen drinken en een overvloed aan gezond voedsel kunnen eten, zal hun gezondheid verbeteren en volmaakt worden.
25. (a) Wat zal de Koning Jezus Christus wegens zijn offerandelijke dood voor de mensheid kunnen doen? (b) Hoe worden heerschappij en gezondheid in Jesaja 33:22, 24 met elkaar in verband gebracht?
25 Hun Koning Jezus Christus is echter eens voor hen gestorven, waarbij hij zijn volmaakte bestaan als mens in een offerandelijke dood voor hen aflegde. Hierdoor zal hij het doodsoordeel waaronder alle mensen wegens de zonde van onze eerste ouders werden geboren, kunnen opheffen (Rom. 5:12-14). Door middel van Gods door Christus geregeerde koninkrijk zal de getrouwe, gehoorzame mensheid derhalve weer tot de menselijke volmaaktheid kunnen worden verheven waarin hun eerste ouders, Adam en Eva, zich verheugden toen God hen schiep en hen in het Paradijs van Eden plaatste. Dat ziekten met een dodelijke afloop zullen worden uitgewist, is net zo zeker als dat Jezus Christus, toen hij op aarde was, de zieken genas, de blinden ziende maakte, de doven het gehoor gaf, de stommen deed spreken, de kreupelen deed lopen, de melaatsen reinigde en de doden opwekte, onder wie één man die reeds vier dagen dood was. Dit zal allemaal het resultaat zijn van het feit dat God door bemiddeling van zijn Christus als Koning regeert. In Jesaja’s profetie (33:22, 24, NW) worden heerschappij en gezondheid met elkaar in verband gebracht door de woorden: „Jehovah is onze Rechter, Jehovah is onze Wetgever, Jehovah is onze Koning; hij zal ons redden. En geen inwoner zal zeggen: ’Ik ben ziek.’ De mensen die in het land wonen, zullen degenen zijn die vergeving voor hun dwaling hebben ontvangen.”
26, 27. (a) Waarom zal dit alles niet alleen fijn zijn voor degenen die dan leven? (b) Wat voor soort van God zou Jehovah, volgens hetgeen hij bij het braambos tot Mozes zei, voor Abraham, Isaäk en Jakob zijn?
26 Dit is allemaal heel fijn voor degenen die dan leven, zult u zeggen, maar hoe staat het met de miljarden doden? Wat valt er over de getrouwe profeten van God te zeggen die duizenden jaren geleden zijn gestorven, zoals Abraham, Isaäk, Jakob en Mozes? Het verheugt ons te kunnen antwoorden dat er een schitterende hoop is voor de doden. Wij zijn niet als de religieuze sekte van de joodse Sadduceeën, die de mensen geen hoop voor de doden gaven omdat zij niet geloofden dat de doden onder Gods koninkrijk weer tot leven zouden worden opgewekt. Jezus Christus zei tot deze mensen die niet in een opstanding geloofden over degenen die wederom tot leven zouden worden opgewekt: „Zij zijn kinderen Gods, omdat zij kinderen der opstanding zijn. Maar dat de doden opgewekt worden, heeft ook Mozes bij den braamstruik aangeduid, waar hij den Here noemt den God van Abraham en den God van Izak en den God van Jakob. Hij is niet een God van doden, maar van levenden, want voor Hem leven zij allen.” — Luk. 20:36-38.
27 In de toekomst kijkend, zag God Abraham, Isaäk, Jakob en de andere doden allen onder zijn door Christus geregeerde koninkrijk leven. Alhoewel Abraham, Isaäk en Jakob in de tijd dat hun nakomeling Mozes leefde, dood waren, was God er zo zeker van dat hij zijn voornemen om de doden op te wekken, ten uitvoer zou brengen, dat hij zich niet een vroegere God, maar de toekomstige God van Abraham, Isaäk en Jakob noemde, alsof zij toen levend waren.
28. Welke opstanding bracht God tot stand, als waarborg dat hij onder zijn koninkrijk de doden zou opwekken?
28 Ten einde ons een bewijs of waarborg te geven dat hij onder zijn koninkrijk de doden zal opwekken, heeft God niemand minder uit de doden opgewekt dan degene die hij tot koning over de gehele aarde zal aanstellen, namelijk zijn Zoon Jezus Christus. De christelijke apostel Paulus, die Jezus Christus op wonderbaarlijke wijze na zijn opstanding uit de doden heeft gezien en met hem heeft gesproken, zegt hier het volgende over: „Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn. Want, dewijl de dood er is door een mens [Adam, de man van Eva], is ook de opstanding der doden door een mens [de geofferde Jezus Christus].” Deze zelfde getuige van de opstanding van Jezus Christus heeft ook tot het hoogste rechterlijke hof in het Griekenland uit de oudheid gezegd: God heeft „een dag . . . bepaald, waarop Hij den aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, dien Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken”. — 1 Kor. 15:20, 21; Hand. 17:31.
29, 30. (a) Bevinden de menselijke doden zich in een geestenwereld of zijn zij getransmigreerd? (b) Waarom zal hun opstanding niet in een transmigratie van de ziel bestaan, en hoe lang zullen zij kunnen leven?
29 Onze menselijke doden leven niet ergens in een onzichtbare geestenwereld. Hun ziel is niet uit hun persoonlijke menselijke lichaam in het lichaam van een landdier, vogel, insekt, vis of een ander mens getransmigreerd. Volgens Gods Woord zijn zij dode zielen die in de dood slapen en wachten totdat zij onder Gods koninkrijk — ook al hebben zij gedurende hun leven nog nooit over Gods koninkrijk gehoord — zullen worden opgewekt. Dat zij te zamen miljarden mensen vormen, maakt het voor God niet onmogelijk hen allen te gedenken, daar hij ook de talloze miljarden sterren, die veel groter in aantal zijn dan onze doden, alle toch kent en bij name noemt.
30 God heeft een volmaakt bericht van de doden bijgehouden en kan hen allen hier op deze aarde opnieuw voortbrengen. Gods bericht is niet vervaagd omdat vele mensen reeds lang dood zijn. Wanneer hij hen door bemiddeling van Christus opwekt, zal dit voor hen een herschepping vormen waarbij zij dezelfde persoonlijkheid en geestelijke ontwikkeling terugkrijgen. De opstanding zal dus niet een transmigratie van de doden zijn in het lichaam van nieuwe mensen die dan voor het eerst onder Gods koninkrijk worden geboren. De mensen van dit geslacht die tot in de Koninkrijksperiode blijven doorleven, zullen hun overleden vrienden en geliefden bij hun opstanding kennen. Abraham, Isaäk en Jakob zullen elkaar in de opstanding kennen. Dit geldt voor alle anderen, met inbegrip van de vriendelijke man tot wie Jezus zei dat hij, als Jezus in zijn koninkrijk komt, in het Paradijs zou zijn. Door Gods wil te doen en zijn Koning, Jezus Christus, te gehoorzamen, zullen al deze opgestane personen de grootse gelegenheid ontvangen onder Gods koninkrijk eeuwig leven te verkrijgen. Zij zullen het heerlijk vinden in het Paradijs te wonen, ónder de maan, zonder het verlangen te koesteren naar de maan te gaan.
NABIJ!
31, 32. (a) Wat is, met oog op de begeerlijkheid van Gods koninkrijk, vanzelfsprekend onze wens, en wat kan hierover thans worden gezegd? (b) Wat zou er gebeuren wanneer de komst van Gods koninkrijk van de christenheid afhing, en door welk rekenkundige bewijs wordt dit aangetoond?
31 Gods koninkrijk zal stellig alles betekenen wat de mensheid maar zou kunnen wensen. Alle mensen die geloof in dat koninkrijk ontwikkelen, koesteren vanzelfsprekend de wens dat het in onze tijd zal komen! Aan al deze personen kunnen wij op bijbelse gronden zeggen dat Gods koninkrijk nabij is. Daarom dienen zij goede moed te hebben, want de mogelijkheid bestaat dat zij zullen blijven leven om de onbeschrijflijke zegeningen en vreugden van dit koninkrijk binnen te gaan. Waarom hebben wij er echter zo’n vertrouwen in dat Gods koninkrijk zó nabij is dat dit geslacht nog van de weldadige uitwerking van deze regering zal kunnen genieten? Waarom is het Koninkrijk niet nog duizenden jaren van ons verwijderd, totdat de christenheid de wereld tot het christendom heeft bekeerd? Wel, als Gods koninkrijk zou moeten uitblijven totdat de christenheid de wereld tot het christendom zou hebben bekeerd, zou Gods koninkrijk nooit komen.
32 Ter illustratie hiervan diene het volgende: Volgens The World Almanac voor 1955 telde de wereldbevolking destijds 2.400.000.000 personen, van wie er 787.016.933 christenen beweerden te zijn. Zeven jaar later werd de wereldbevolking door The World Almanac op 2.971.800.000 gesteld, van wie 888.803.026 lidmaten van de christenheid beweerden te zijn. Dit betekent dat er in zeven jaar tijd 101.786.093 „christenen” meer waren. Hoe stond het echter met de wereldbevolking? Deze is in die zeven jaar tijd met 571.800.000 personen toegenomen. De wereldbevolking is met andere woorden 5,61 maal zo snel toegenomen als het aantal zogenaamde christenen. In 1955 waren er 1.612.903.067 niet-christenen, maar in 1962 was hun aantal tot 2.082.996.974 toegenomen. In plaats dat de kloof tussen het aantal niet-christenen en het aantal „christenen” nauwer wordt, wordt ze elk jaar dus ontzettend veel wijder. Zo dient het ook te zijn, want er wordt in de bijbel niet geprofeteerd dat de christenheid de wereld ooit tot het christendom zal bekeren en aldus Gods koninkrijk zal oprichten. In de bijbel wordt veeleer de afval van het ware christelijke geloof geprofeteerd. De christenheid vormt zelf een bewijs of uitdrukking van deze afval van het christendom. Daarom is er in de christenheid thans geen vrede en eenheid te vinden. — 2 Thess. 2:1-12.
33, 34. (a) Naar welke inlichtingenbron moeten wij derhalve voor het verkrijgen van een moedige geesteshouding opzien, en waarom? (b) Wat hebben wij sinds 1914 doorgemaakt waarvan wij de betekenis willen weten?
33 Zouden wij ons erop verlaten dat de christenheid de wereld zou bekeren en Gods koninkrijk zou brengen, dan zouden wij de moed verliezen. Wij moeten voor het verkrijgen van een moedige geesteshouding dus naar Gods Woord de bijbel opzien. Gods Woord is het Boek dat aan de menselijke geschiedenis betekenis verschaft, de ware betekenis. Het verschaft de juiste verklaring van de geschiedkundige gebeurtenissen sinds het jaar 1914. Wij hebben sinds 1914 een vreesinboezemende tijd doorgemaakt, en het einde ervan is nog niet in zicht. Wat heeft dit alles te betekenen? Sinds 1914 hebben wij twee wereldoorlogen meegemaakt, waarvan de tweede erger was dan de eerste. Wij hebben gezien hoe atoomkracht onder het schild van de krachtigste natie der christenheid in de moderne oorlogvoering is ingevoerd. Wij zijn nog niet klaar met de pestilentiën, de hongersnoden en de aardbevingen die de wereldbevolking zware slagen hebben toegebracht. Wij hebben een toename in wetteloosheid waargenomen, welke met een gewelddadigheid gepaard gaat die erger moet zijn dan die welke in Noachs dagen vóór de vloed, waarin de gehele oude wereld werd vernietigd, de overhand had. — Gen. 6:11-13; 2 Petr. 3:6.
34 Hieraan moeten wij de alom voorkomende morele ineenstorting toevoegen, de toenemende maatschappelijke ontwrichting, het uiteenvallen van rijken, een explosieve toename van de wereldbevolking, gepaard gaande met een ontoereikende voedselverdeling, en de wapenproduktie van met kernlading uitgeruste raketten, die bij het ontploffen een vuurzee veroorzaken waardoor een veel groter gebied zou afbranden dan dat van Sodom en Gomorra en de andere steden in de Jordaanvlakte.
35. Hoe heet het laatste, verstrekkende gevolgen hebbende wapen dat men thans voornemens is voor de oorlogvoering te vervaardigen?
35 Als laatste ontwikkeling is men thans voornemens een „asteroïdebom” te vervaardigen — een raket die krachtig genoeg is om een kleine planeet uit haar baan rond de zon te rukken en haar met een verpletterende kracht op een doelgebied hier op aarde te laten neerkomen. Een geleerde beschreef deze bom als volgt: „Een enkele asteroïdebom die Kentucky treft, zou de gehele oostelijke helft van de Verenigde Staten van de kaart vegen”, hetgeen gevolgd zou worden door aardschokken die „over het gehele Noord-Amerikaanse continent gebouwen zouden doen instorten”. De geleerde zei dat de Sowjet-Unie een dergelijke raket waarschijnlijk tegen of vóór 1970 klaar zal hebben. Leven wij thans inderdaad niet in een tijd van vrees? — New York Times van 19 januari 1962.
36. Door welke woorden van Jezus wordt aangetoond of dit voor zijn volgelingen een tijd van vrees moet zijn?
36 Een tijd van vrees? Neen! zegt een man die de wereld heeft overwonnen. Deze man was Jezus Christus, de Koning die voor Gods beloofde koninkrijk werd aangesteld. Op de joodse paschanacht van het jaar 33 n. Chr., slechts enkele uren voordat hij aan een paal ter dood werd gebracht omdat hij Gods koninkrijk had gepredikt, zei Jezus tot zijn loyale apostelen: „Deze dingen heb ik tot u gesproken, opdat gij in mij vrede hebt. In de wereld hebt gij verdrukking, maar hebt goeden moed, ik heb de wereld overwonnen.” — Joh. 16:33, OB.
37. Welke handelwijze volgt men door aan vrees toe te geven of moed te vatten?
37 Wanneer iemand thans aan de geest van vrees toegeeft, betekent dit dat hij de weg van de wereld opgaat. Moed te vatten of goede moed te hebben, betekent echter gehoorzaam te volbrengen wat Jezus Christus ons opdraagt te doen en door bemiddeling van hem vrede te hebben en onbevreesd te zijn. Negentien eeuwen geleden kon hij enkele uren voordat hij aan de paal werd genageld waaraan hij zou sterven, tot zijn volgelingen zeggen dat zij ondanks de beproevingen die zij in de wereld zouden hebben — beproevingen die niet zwaarder zouden zijn dan die welke hij toen doorstond — goede moed moesten hebben. Hij, hun Leider, had destijds de wereld overwonnen omdat hij niet toeliet dat de wereld, door beproevingen over hem te brengen, zijn loyaliteit jegens Gods koninkrijk verbrak.
38. Waarom heeft Jezus er thans nog een veel krachtiger reden voor ons op te dragen goede moed te hebben, en hoe kunnen wij weten dat deze reden zeker is?
38 Jezus Christus heeft er thans nog een veel krachtiger reden voor ons op te dragen goede moed te hebben. Waarom? Omdat hij thans als Gods aangestelde, geïnstalleerde Koning voor de nieuwe wereld in zijn koninkrijk is gekomen. Hierover kan geen twijfel bestaan. Alles wat wij sinds het jaar 1914 in deze wereld hebben meegemaakt, vormt er een duidelijk bewijs van dat hij in zijn koninkrijk is gekomen. Wij kunnen dit weten omdat hij heeft voorzegd dat deze wereldgebeurtenissen en -toestanden er een zichtbaar, tastbaar bewijs van zouden vormen dat hij in 1914 op de hemelse troon was geïnstalleerd. Dat was het jaar waarin de eerste Wereldoorlog uitbrak en al deze moeilijkheden zich begonnen te ontwikkelen.
39, 40. (a) Hoe verschafte Jezus de ware verklaring van de gebeurtenissen die onze generatie sinds 1914 heeft meegemaakt? (b) Waarvan vormen de beproevingen die over zijn volgelingen zijn gekomen, volgens zijn zeggen een bewijs?
39 De Koning Jezus Christus heeft dit alles tot in de kleinste bijzonderheden voorzegd — vier hoofdstukken van de bijbel worden er door in beslag genomen — als antwoord op de vraag van vier van zijn apostelen: „Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen zijn?” (Matthéüs, de hoofdstukken 24 en 25, NW; Markus, hoofdstuk 13; Lukas, hoofdstuk 21) Jezus gaf de ware verklaring, de ware interpretatie van de gebeurtenissen die onze generatie sinds 1914 heeft meegemaakt. Zijn verklaring komt hierop neer dat hij vanaf 1914, het jaar waarin dit wereldse samenstel van dingen zijn tijd van het einde inging, in zijn beloofde hemelse koninkrijk aanwezig was. Verder vormen de beproevingen die zijn ware volgelingen van dit geslacht sinds 1914 hebben ondergaan, juist een onderdeel van het „teken” of het zichtbare bewijs dat het Koninkrijk nabij is en dat dit samenstel van dingen voor zijn volledige einde staat. Toen Jezus zijn profetie uitsprak, zei hij tot zijn apostelen, in Matthéüs 24:9-13:
40 „Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil. En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.”
41. (a) Hoe komt het dat er zich een overblijfsel van getrouwe, gezalfde volgelingen op aarde bevindt? (b) Welke houding moeten zij volgens Jezus met het oog op de gebeurtenissen die zich voordoen, innemen?
41 Ondanks alle beproevingen sinds 1914 is er tot op de huidige dag een overblijfsel van deze getrouwe gezalfde volgelingen bij ons op aarde. Dit komt omdat zij evenals hun Leider Jezus Christus de wereld hebben overwonnen. Hun uiteindelijke overwinning hebben zij echter nog niet behaald. Zij moeten hun verovering van deze wereld nog voltooien. Hiertoe moeten zij tot het einde van deze wereld of dit samenstel van dingen beproevingen blijven verduren. De zegevierende woorden van Jezus Christus moeten derhalve in hun oren blijven weerklinken: „Hebt goeden moed!” Zij moeten de houding blijven innemen die hij hun voorschreef in zijn profetie waarin de bewijzen werden voorzegd die het einde van dit wereldse samenstel van dingen zouden kenmerken. Nadat hij een voorzegging had gedaan over de wereldsituatie die zich vanaf 1914 zou ontwikkelen, zei hij tot hen: „De mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen. En dan zullen zij den Zoon des mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid. Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt.” Vormt dit voor hen niet voldoende reden om goede moed te hebben? — Luk. 21:26-28.
42. (a) Wat betekent het feit dat voor dezen de bevrijding nabij is, nog meer? (b) In welke passende woorden uit Christus’ bergrede geloven zij?
42 Voor het getrouwe overblijfsel van deze erfgenamen van Gods hemelse koninkrijk is de bevrijding thans nabij. Gelukkig betekent dit dat de bevrijding ook nabij is voor mensen van alle natiën, rassen, kleuren en talen die zich thans voor Gods door Christus geregeerde koninkrijk interesseren en het de eerste plaats in hun leven schenken. Deze mensen geloven in Christus’ beroemde Bergrede. Zij geloven in alle uitspraken ervan, niet slechts in de zogenoemde Gouden Regel die erin wordt aangetroffen, namelijk: „Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus.” Zo geloven zij ook in de volgende woorden van die Bergrede: „Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.” — Matth. 7:12; 6:31-33.
43. (a) Wat moeten wij, om de moed te hebben deze woorden op te volgen, bezitten? (b) Waarom neemt Gods koninkrijk in de gehele schepping de populairste plaats in?
43 Er is moed voor nodig om deze woorden van de Bergrede op te volgen. Voor een dergelijke moed dienen wij geloof te bezitten in God, de hemelse Vader. Toch hebben wij er reden voor om te geloven dat Gods opgerichte koninkrijk nabij is en dat dit koninkrijk ons ondersteunt. Zelfs in deze dagen van de Verenigde Naties, met een ledental van ruim honderd natiën, neemt Gods koninkrijk zowel in de gehele zichtbare als in de onzichtbare schepping de populairste plaats in. Hoe komt dit echter, terwijl het zo internationaal wordt tegengestaan en de predikers ervan worden gehaat en vervolgd? Het komt doordat alle heilige engelen van Gods hemelen zijn door Christus geregeerde koninkrijk voorstaan. Deze engelen staan aan onze zijde wanneer wij hetzelfde voorstaan als zij.
44. (a) Wat kan er van die engelen als leger worden gezegd? (b) Wanneer zullen zij de beslissende strijd voeren, en met welk resultaat?
44 Die engelen, wier aantal ontelbaar is voor ons, vormen het beste leger van de gehele schepping. Zij hebben nog nooit een oorlog verloren, waardoor zij hun God zouden teleurstellen of zijn glorierijke naam smaad zouden aandoen. Volgens de bijbelse profetie waarin de volgorde der gebeurtenissen in de onzichtbare geestelijke hemelen wordt beschreven, hebben zij reeds voor Gods koninkrijk gestreden nadat het in 1914 werd geïnstalleerd. Als resultaat hiervan is de grootste tegenstander van het Koninkrijk, Satan de Duivel, met zijn demonen uit de heilige hemelen naar onze aarde geworpen om hier de nederlaag van Armageddon te ondergaan. In die universele oorlog van Armageddon zullen Gods engelen onder leiding van zijn Koning Jezus Christus de beslissende strijd voor Gods koninkrijk voeren. Deze wereld, dat wil zeggen, dit samenstel van dingen, zal in de vernietiging ten onder gaan. Gods koninkrijk zal overwinnend te voorschijn komen om voor eeuwig tot zegen van de mensheid te regeren. — Openb. 12:1-12; 19:11-21.
HOE GOEDE MOED TE HEBBEN
45, 46. (a) Welke plaats zal Armageddon onder de gebeurtenissen die de mensheid heeft meegemaakt, innemen? (b) Wat zal dan niet worden bewogen, en wiens tot uitdrukking gebrachte vertrouwen kunnen wij gedurende de benauwende tijd die de wereld thans doormaakt, delen?
45 Armageddons vernietiging van dit wereldomvattende samenstel van dingen zal de ergste tijd van moeilijkheden met zich meebrengen die de mensen ooit sinds de wereldomvattende vloed van Noachs dagen hebben meegemaakt. Zo wordt het tenminste in Jezus’ profetie gezegd (Matth. 24:21, 22, 37-39). Ja, zelfs het fundament van dit in beroering verkerende samenstel van dingen zal er onder vandaan worden getrokken en als het ware in de donkere diepten van de oceanen worden geworpen. Het zal zijn alsof zelfs de grond waarop de mensen staan zodanig wordt bewogen dat deze onder hen wordt weggenomen. Gods koninkrijk zal echter nimmer worden bewogen of verwijderd, en zolang wij dit koninkrijk eerst zoeken en onze hoop erop vestigen, kunnen wij het vertrouwen hebben dat in de profetische Psalm 46, de verzen 2 tot en met 8 1-7, als volgt tot uitdrukking wordt gebracht:
46 „God is ons een toevlucht en sterkte, ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden. Daarom zullen wij niet vrezen, al verplaatste zich de aarde, al wankelden de bergen in het hart van de zee. Laat bruisen, laat schuimen haar wateren, laat de bergen beven door haar onstuimigheid. Een rivier — haar stromen verheugen de stad Gods, de heiligste onder de woningen des Allerhoogsten. God is in haar midden, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen bij het aanbreken van den morgen. Volkeren woedden, koninkrijken wankelden, Hij verhief zijn stem, de aarde versmolt. De HERE der heerscharen is met ons, een burcht is ons de God van Jakob.”
47. (a) Aan welke zijde zullen degenen die zulk een goddelijke moed bezitten, zich scharen, en wat zullen zij bidden? (b) Welke apostolische instructies betreffende de politieke machten zullen zij opvolgen, en hoe?
47 Degenen die thans deze ware goddelijke moed bezitten, zullen ervoor zorgen dat zij zich aan de zijde van Jehovah der legerscharen, de God van Abraham, Isaäk en Jakob, blijven bevinden. Zij zullen bidden of zijn koninkrijk met vernietiging voor dit wereldse samenstel van dingen mag komen, zoals Jezus Christus ons dit in zijn Bergrede leerde bidden: „Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde” (Matth. 6:9, 10). Zij zullen niet op de komst van Gods koninkrijk vooruitlopen en in het geheim een rebellenregering in ballingschap oprichten ten einde de mensen te dwingen zich aan de zijde van Gods koninkrijk te scharen. Zij zullen vreedzaam de instructies opvolgen die de apostel in Romeinen 13:1, 5 (PC) gaf: „Iedereen moet onderworpen zijn aan het hogere gezag; want alle gezag komt van God, en ook het thans bestaande gezag is verordend door God. Het is dus noodzakelijk, dat men zich onderwerpt; niet alleen om de straf [door dit hogere gezag opgelegd], maar ook uit plichtsbesef.” Ware christenen weten dat zij dit wereldse samenstel van dingen nooit kunnen omverwerpen. Zij weten dat Gods tijd om dit te doen nabij is.
48. Hoe kunnen wij moed vatten, en waarom is dit zelfs in de christenheid nodig?
48 Het is gemakkelijk om „Hebt goede moed!” tot de mensen te zeggen, maar hoe kunnen zij moed vatten of goede moed hebben wanneer de wereldtoestanden zich op zulk een schrikbarende wijze ontwikkelen? Dit is alleen maar mogelijk door Gods Woord, de bijbel, te bestuderen. Hierin wordt ons op overtuigende wijze gezegd wie God is en wat zijn koninkrijk voor ons betekent. Ongeloof in de God van de bijbel komt thans, zelfs in de christenheid, algemeen voor. Er is te midden van een spottende wereld dus zelfs moed voor nodig om te belijden dat men in deze God gelooft. Om verder nog te geloven dat deze God zijn koninkrijk zal oprichten — en dit niet door middel van een wereldbekering door de christenheid maar doordat God rechtstreeks handelend zal optreden door een wereldomvattende rampspoed teweeg te brengen — is nog meer moed nodig.
49. Wat moeten wij ten aanzien van de bijbel en wat erin wordt beloofd, doen?
49 Hoe kunnen wij deze God, die een schuilplaats voor ons is, echter zoeken wanneer wij geen kennis over hem tot ons nemen? Hoe kunnen wij eerst zijn koninkrijk zoeken wanneer wij omtrent dit koninkrijk en de bijzonder grote belangrijkheid ervan voor ons, in onwetendheid blijven verkeren? Het is voor ons dus absoluut noodzakelijk een bijbel ter hand te nemen, deze te bestuderen, de erin opgetekende bemoedigende beloften te leren kennen en deze te geloven. Het is nodig dat wij gebeden opzenden tot deze God, die al deze kostbare beloften heeft gedaan door ons de verzekering te geven dat deze wereld zal worden verwijderd en dat Gods koninkrijk zal worden opgericht en een rechtvaardige, nieuwe wereld zal invoeren, waarin de doden zullen worden opgewekt en een wereldomvattend paradijs tot ontwikkeling zal worden gebracht.
50. Welke inlichtingen moeten wij door middel van de bijbel tot ons nemen, en hoe moeten wij de moed van onze overtuiging aan de dag leggen?
50 Maak uzelf derhalve vertrouwd met de inhoud van het Boek van het Koninkrijk, de bijbel. Neem kennis tot u over de Koning ervan, Jehovah God, en zijn Christus, Jezus, die de mensheid liefhad en voor hen een offerandelijke dood is gestorven. Stel u op de hoogte van de reden waarom het Koninkrijk en de zegepraal ervan in ons geslacht een zekerheid zijn. Verneem waarom het voor onze gehele aarde en voor alle mensen de onvermijdelijke regering is. Deel deze levenreddende kennis vervolgens met anderen. Leg de moed van uw overtuiging aan de dag door deel te nemen aan de vervulling van een glorierijke profetie die gedurende de „tijd van het einde” van dit samenstel van dingen van toepassing is. Welke profetie? De profetie die volgens Jezus als een onderdeel van het bewijs dat hij in zijn koninkrijk tegenwoordig is en dat deze wereld zich in haar „tijd van het einde” bevindt, in vervulling zou gaan. Het is deze profetie: „Dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.” — Matth. 24:14; Dan. 12:4.
51. (a) Waarom behoeven wij dit predikingswerk niet alleen te verrichten? (b) Waarom is het noodzakelijk met hen bijeen te komen, en in gehoorzaamheid aan welke, in het boek Hebreeën gegeven raad?
51 U behoeft dit Koninkrijks-predikingswerk niet alleen te verrichten, want u bent samen met alle actieve getuigen van Jehovah die over de gehele aarde in 187 landen met u dit predikingswerk in meer dan 150 talen verrichten. Zij hebben „de HERE der heerscharen” tot hun toevlucht, hun sterkte en hun bereidwillige hulp gemaakt. Om in deze dagen goede moed te hebben, zult u met deze Koninkrijksgetuigen van Jehovah moeten bijeenkomen, opdat u, wanneer zij Gods Woord met u bestuderen, hun moed in u kunt opnemen. Volg in dit opzicht de actuele bijbelse raad op: „Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en juiste werken aan te sporen, het vergaderen niet nalatend, . . . maar elkaar aanmoedigend, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” — Hebr. 10:24, 25, NW.
52. (a) Waarom is het met het oog op de nieuwe wereld die vóór ons ligt, noodzakelijk thans christelijke moed te ontwikkelen? (b) Wat zullen de moedigen gedurende de oorlog van Armageddon ervaren?
52 Alles wijst erop dat de „dag” steeds meer nadert! Doe derhalve alle positieve stappen die nodig zijn om uw moed, uw christelijke moed, op te bouwen. Alleen mensen met een moed als die van Christus zullen de strijd van Armageddon die vóór ons ligt en waarin de wereld zal worden verteerd, kunnen overleven. De wereldse lafaards zullen die universele oorlog niet kunnen doorstaan, want de lafaards bevinden zich thans niet aan Gods zijde of aan de zijde van zijn Zoon, de Koning Jezus Christus. In de bijbel wordt positief gezegd dat Gods nieuwe wereld van rechtvaardigheid niet voor lafaards is (Openb. 21:8). In de beslissende oorlog van Armageddon tussen de machten die de twee werelden vertegenwoordigen, zullen de moedigen Gods koninkrijk trouw blijven, terwijl zij er nooit mee zullen ophouden het te prediken totdat het een schitterende overwinning over Satans wereld heeft behaald en de nieuwe wereld van rechtvaardigheid heeft ingevoerd. Deze moedigen zullen Gods bescherming genieten en zullen de strijd overleven om onder Gods zegevierende koninkrijk onder Christus de beloofde nieuwe wereld binnen te gaan. Er bestaat voor ons thans alle reden toe acht te slaan op de in de bijbel gegeven aansporing: Hebt goede moed! Want Gods koninkrijk is nabij!