Hoofdstuk 20
Een levenswijze die tot geluk leidt
1. (a) Waarom zijn zoveel mensen thans ongelukkig? (Prediker 2:11, 18) (b) Waardoor zou ons leven werkelijk gelukkig kunnen worden?
VEEL mensen nemen de houding aan: „Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij.” De apostel Paulus waarschuwt ons echter voor „omgang” met zulke personen (1 Korinthiërs 15:32, 33). Daarentegen zijn er ook mensen die een nuttig doel in het leven nastreven, maar zij moeten er altijd rekening mee houden dat hun plannen na zeventig of tachtig korte jaren plotseling verijdeld worden. Wat zou het geweldig zijn als wij honderden, ja zelfs duizenden jaren lang een zinvol levensdoel zouden kunnen nastreven! Zou dat ons niet gelukkig maken? Zeer beslist!
2. Waarom is het redelijk aan te nemen dat God wil dat wij ons in eeuwig leven verheugen? (Psalm 133:1, 3)
2 Tot onze grote vreugde is dat nu precies wat God zich met betrekking tot de mensheid heeft voorgenomen. „Zelfs onbepaalde tijd heeft hij in hun hart gelegd” en dit zou hij niet hebben gedaan als het vanaf het begin zijn voornemen was geweest dat de mensen hun leven zouden verliezen nog voordat zij voldoende gelegenheid hadden gehad ’het werk dat de ware God heeft gemaakt, te doorgronden’ (Prediker 3:11). Ja, allen die het voorrecht zullen ontvangen in het aardse paradijs van God te leven, zullen dan in eeuwigheid een zinvol en gelukkig leven leiden.
3. (a) Welke positieve levenswijze beval Jezus aan? (Lukas 6:31, 36) (b) Wat zijn volgens Jezus’ woorden de twee voornaamste geboden? (Deuteronomium 6:5; Leviticus 19:18)
3 Terwijl wij de weg des levens leren kennen, dienen wij te trachten alles positief en met vertrouwen te bezien. Weliswaar hebben ook negatieve uitspraken hun waarde, zoals bijvoorbeeld die van Confucius: „Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.” Maar van hoeveel grotere waarde is Jezus’ positieve uitspraak ofte wel de Gulden Regel: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen”! (Matthéüs 7:12) En toen Jezus verklaarde waarop de gehele wet van Mozes wees, beval hij veel meer dan een passieve levenswijze aan:
„Het eerste [gebod] is: ’Hoor, o Israël, Jehovah, onze God, is één Jehovah, en gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met geheel uw kracht.’ Het tweede is dit: ’Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.’ Er is geen ander gebod groter dan deze.” — Markus 12:29-31.
4. Welk ’nieuwe’ gebod gaf Jezus? (1 Johannes 3:16)
4 Deze woorden maken duidelijk dat wij een actief, zinvol leven moeten leiden en moeten bewijzen dat wij onze God en Schepper werkelijk liefhebben en dat wij ons werkelijk om onze naaste bekommeren. In dit verband zei Jezus ook:
„Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Johannes 13:34, 35).
In welk opzicht is dit gebod „nieuw”? Doordat het een unieke eigenschap vereist: zelfopofferende liefde. Iemand die deze liefde heeft, is zelfs bereid ’afstand te doen van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden’, zoals Jezus dit deed. — Johannes 15:12, 13.
5. Hoe kunt u een aandeel hebben aan de vervulling van Jezus’ profetie? (Markus 13:10)
5 Daar Jehovah’s Getuigen erkennen dat wij thans in „het besluit van het samenstel van dingen” leven, tonen zij hun liefde voor God en hun medemensen ook door een aandeel te hebben aan de vervulling van Jezus’ grote profetie: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën” (Matthéüs 24:3, 14). Ook u kunt er een aandeel aan hebben door uw medemensen over de grootse hoop op Gods koninkrijk en de daardoor uitgeoefende heerschappij over de aarde te vertellen. Wie een getuige voor de ware God wil zijn, moet echter meer doen dan slechts met anderen over de bijbelse waarheden spreken. Hij moet ook overeenkomstig de waarheid leven en de beginselen van de bijbel in zijn gehele leven toepassen.
6. (a) Wat voor een leven verlangt God van ons? (Kolossenzen 1:9, 10) (b) Welke raad gaf de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse derhalve aan niet-joodse christenen?
6 Dit betekent niet dat u een heleboel regels of verboden in acht moet nemen. Het betekent dat u een normaal, verstandig leven leidt, iets voor anderen doet en de raad in acht neemt die „de getrouwe en beleidvolle slaaf” geeft, welke klasse van gezalfde christenen door de „meester”, Jezus, is aangesteld om „te rechter tijd” het geestelijke „voedsel” uit te delen (Matthéüs 24:45). In de eerste eeuw legde deze „slaaf”-klasse niet een heleboel regels vast om het leven van de niet-joodse christenen te beheersen. Ze noemde echter een aantal dingen waarvoor zij zich moesten hoeden:
„Het heeft de heilige geest en ons goedgedacht ulieden geen verdere last toe te voegen dan deze noodzakelijke dingen: u te onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is en van hoererij. Indien gij u nauwlettend voor deze dingen wacht, zult gij voorspoedig zijn. Wij wensen u een goede gezondheid toe!” (Handelingen 15:28, 29)
Wat is bij „deze noodzakelijke dingen” betrokken?
’ONTHOUDT U VAN AFGODERIJ’
7. Waarom is het belangrijk zich te hoeden voor afgoderij? (1 Korinthiërs 10:20, 21)
7 In het tweede van de Tien Geboden verbood Jehovah God uitdrukkelijk afgoderij. De apostel Paulus gaf dienaangaande in 1 Korinthiërs 10:14 ook een duidelijke aanwijzing:
„Mijn geliefden, ontvliedt de afgoderij.”
Maar waarom? Omdat de luisterrijke persoonlijkheid van de levende God nooit door levenloze beelden van hout, steen of metaal voorgesteld kan worden. De ware en levende God wordt daardoor verlaagd. De martelaren uit de vroege christelijke tijd hadden kunnen voorkomen door wilde dieren in de arena verscheurd te worden als zij slechts een snuifje wierook voor het standbeeld van de Romeinse keizer hadden geofferd. Maar zij weigerden God op deze wijze te onteren. Insgelijks moeten ook degenen die thans de levende God wensen te behagen, standvastig weigeren bijvoorbeeld bij begrafenissen wierook te offeren en op openbare of familieschrijnen spijs- of drankoffers te brengen of andere afgodische handelingen te verrichten.
’ONTHOUDT U VAN BLOED’
8. Waarom is het gebod ’zich van bloed te onthouden’, voor de gehele mensheid bindend? (Handelingen 15:19, 20)
8 Dit verbod was reeds in de wet van Mozes vervat, ja, het was zelfs nog vroeger uitgevaardigd, namelijk toen Jehovah Noach, van wie wij allen afstammen, gebood: „Bloed — moogt gij niet eten” (Genesis 9:4). Wij dienen bloed als heilig te beschouwen. De reden daarvoor wordt in Leviticus 17:14 genoemd. Daar staat: „De ziel [het leven] van elke soort van vlees is zijn bloed.” En leven is in de ogen van de Levengever, Jehovah God, kostbaar. Daarom toont de bijbel dat wij om religieuze redenen geen vlees dienen te eten dat niet is uitgebloed, zoals verstikt gevogelte.
9. Zou het juist zijn een bloedtransfusie te ontvangen, en heeft het nadelen wanneer u Gods wet in acht neemt? (Handelingen 21:25)
9 Daaruit volgt logischerwijs ook dat wij geen mensenbloed door middel van transfusies in ons lichaam mogen opnemen. Wanneer wij dit in acht nemen, gehoorzamen wij niet alleen Gods wet, maar worden wij ook tegen besmettelijke ziekten zoals syfilis, malaria en hepatitis beschermd, waaraan vele patiënten gestorven zijn die bloed toegediend hebben gekregen. Wie Gods wet inzake bloed wenst te respecteren, doet er goed aan een arts te zoeken die zijn geweten respecteert en plasma-vervangende middelen gebruikt wanneer het nodig mocht zijn. In enkele gevallen is het weliswaar voorgekomen dat personen die op grond van gewetensbezwaren een bloedtransfusie geweigerd hebben, gestorven zijn, maar aangezien zulke personen Gods wet getrouw hebben gehouden, zullen zij in het paradijs van God opstaan.
’ONTHOUDT U VAN HOERERIJ’
10. Waarom dienen wij aan Gods zienswijze met betrekking tot seks en het huwelijk vast te houden? (2 Petrus 2:9, 10, 14)
10 De beslissing van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse en ook de raad van afzonderlijke apostelen maken duidelijk dat wij ’hoererij dienen te ontvlieden’ (1 Korinthiërs 6:18). Maar hoe anders denkt de wereld daar tegenwoordig over! In vele maatschappelijke lagen de bevolking wordt thans heel openlijk hoererij gepleegd. Daartoe behoren overspel en alle perverse seksuele praktijken, zoals sodomie, homoseksualiteit, bestialiteit en dergelijke. Gods wet beschermt ons tegen al deze praktijken. Door aan Gods zienswijze met betrekking tot seks en het huwelijk vast te houden, kunnen wij niet alleen onze Grootse Schepper eren, maar ook onszelf en anderen veel kommer en harteleed besparen.
11. Wat zal het resultaat zijn wanneer men deze „noodzakelijke dingen” in acht neemt? (2 Timótheüs 1:13)
11 Als u God wenst te behagen, dient u deze „noodzakelijke dingen” in acht te nemen, want ze zullen er in geestelijk, fysiek en emotioneel opzicht toe bijdragen dat u een „goede gezondheid” behoudt!
HOE MEN EEN SLAAF VAN DE LEVENDE GOD WORDT
12. Waartoe dient Gods liefde ons aan te drijven? (Romeinen 6:17, 18)
12 Over de „liefde Gods” schreef de apostel Johannes:
„De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden” (1 Johannes 4:9, 10).
Hoe kunt u deze liefde van God beantwoorden? U kunt dit doen door u door middel van de opdracht aan Jehovah aan te bieden om zijn gewillige ’slaaf’ te worden. — Romeinen 12:11.
13. Wat is vereist opdat wij ons aan God kunnen opdragen? (Hebreeën 11:1, 6)
13 Een andere apostel, Petrus, gaf te kennen wat iemand moet doen als hij zich aan God wil opdragen. Hij schreef:
„[Hebt] berouw en keert u om, opdat uw zonden worden uitgewist, opdat er tijden van verkwikking mogen komen van de persoon van Jehovah” (Handelingen 3:19).
U moet berouw hebben over elk aandeel dat u wellicht aan de immoraliteit, de politiek en de oorlogen van „het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen” hebt gehad (Galáten 1:3, 4). U moet u omkeren en ernaar streven een werkelijk christelijke persoonlijkheid naar het model van ons Voorbeeld, Jezus Christus, aan te doen, en u moet van ganser harte Jehovah’s soevereiniteit, vertegenwoordigd door Christus’ koninkrijk, ondersteunen. Als u dat doet, bent u geen „deel van de wereld” meer. — Johannes 17:14-16.
14. Licht door een voorbeeld toe hoe het opkomen voor juiste beginselen beloond kan worden (Psalm 15:1-3)
14 Sommigen van uw vroegere metgezellen zal het misschien ’bevreemden’ dat u niet meer met hen aan „losbandig gedrag”, „afgoderijen” en andere uitspattingen meedoet, en zij zullen daarom misschien ’schimpend over u spreken’ (1 Petrus 4:3, 4). Uw vastberadenheid om eerlijk en rechtschapen voor God te leven, kan echter dikwijls onverwacht beloond worden, zoals blijkt uit de volgende ervaring die door een van Jehovah’s Getuigen op de Filippijnen werd verteld:
„In onze firma werden wegens oneerlijke praktijken op grote schaal verkopers ontslagen. Daar ik mij altijd aan christelijke beginselen had gehouden, was ik de enige verkoper die bij deze gelegenheid niet werd ontslagen. Niet lang daarna maakte ik promotie en kwam ik op een andere afdeling, waar spoedig werd ontdekt dat vele employés gefingeerde orders uitschreven om zich persoonlijk te verrijken. Weer was ik de enige die zijn betrekking behield, daar men erachter kwam dat ik nooit aan de oneerlijke praktijken had deelgenomen. Deze beide voorvallen toonden mij dat men zich veel narigheid kan besparen en Gods naam eer toebrengt wanneer men eerlijk is en zich getrouw aan bijbelse beginselen houdt.”
15. Wanneer dient men zich te laten dopen? (1 Petrus 3:21; Matthéüs 28:19, 20)
15 Hebt u de wens het ware christendom tot uw levenswijze te maken, met het vooruitzicht op eeuwig leven in het aardse paradijs van God? Dan kunt u zich, nadat u berouw hebt gehad en u hebt omgekeerd, op grond van uw geloof in Jezus’ offer in gebed aan Jehovah opdragen om zijn „slaaf” te worden en deze opdracht vervolgens door middel van de christelijke doop symboliseren. Wanneer u dat doet, zult u een vreugdevolle slaaf worden zoals de christenen in Thessaloníka, die door Paulus met de volgende woorden werden geprezen:
„In elke plaats heeft uw op God gerichte geloof zich verbreid . . . Gij [hebt] u van uw afgoden tot God . . . gekeerd om een levende en waarachtige God als slaven te dienen en uit de hemelen zijn Zoon te verwachten, die hij uit de doden heeft opgewekt, namelijk Jezus, die ons van de komende gramschap bevrijdt.” — 1 Thessalonicenzen 1:8-10.
16. Welk voorbeeld toont aan dat gehoorzaamheid aan God wordt beloond? (Handelingen 5:29)
16 Sommige personen moesten hevige tegenstand overwinnen om gedoopte getuigen van Jehovah te worden, zoals het volgende voorbeeld toont:
Een Chinees meisje op Taiwan begon de vergaderingen van Jehovah’s Getuigen te bezoeken en met anderen over Gods koninkrijk te spreken. Thuis kreeg zij echter hevige tegenstand te verduren. Zij werd dikwijls geslagen. Haar ouders huurden zelfs plaatselijke gangsters om de „pioniers” (volle-tijdpredikers) die met het meisje studeerden, te intimideren. De post van het meisje werd onderschept, en haar bijbel en bijbelse lectuur werden dikwijls vernietigd. Door vriendelijke, maar consequente krachtsinspanningen kreeg het meisje echter geleidelijk aan meer vrijheid. De „pioniers” trokken uit de plaats weg, maar doordat het meisje christelijk begrip en liefde toonde, bedaarden de ouders ten slotte en stonden zij haar toe naar de plaats te reizen waar de vergaderingen werden gehouden, ofschoon de reis daarheen een uur duurde. Na twee jaar van geduldige krachtsinspanningen werd zij gedoopt.
Omdat dit jonge meisje vastbesloten was God te gehoorzamen en vorderingen maakte tot het punt dat zij zich als christen kon laten dopen, was zij in staat het „eeuwige leven” stevig vast te grijpen. Wat een beloning! — 1 Timótheüs 6:12, 19.
17. (a) Waarom moeten pasgedoopte personen vorderingen blijven maken? (Efeziërs 4:14, 15) (b) Wat zal het gevolg zijn wanneer wij in Gods liefde blijven? (1 Johannes 4:16-19)
17 De doop is niet een soort van „graduering”. In plaats daarvan is de doop het begin van een zeer gelukkige verhouding tot Jehovah. Wanneer u deze levensweg begint, bent u echter nog een „kind” in de waarheid en moet u verder „tot rijpheid voortgaan”. Terwijl u ’Jehovah als slaaf dient’, zal uw vreugde toenemen en uw leven zal steeds zinvoller en bevredigender worden (2 Timótheüs 2:1; Hebreeën 6:1). U zult op deze weg weliswaar beproevingen en problemen ondervinden, maar u kunt ze het hoofd bieden met de vaste overtuiging die door de apostel Paulus tot uitdrukking werd gebracht:
„In al deze dingen komen wij volledig als overwinnaars uit de strijd te voorschijn door bemiddeling van hem die ons heeft liefgehad. Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood noch leven, noch engelen noch regeringen, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enige andere schepping ons zal kunnen scheiden van Gods liefde, die in Christus Jezus, onze Heer, is” (Romeinen 8:37-39).
In Gods liefde te blijven, zal een bescherming voor u zijn.
[Illustratie op blz. 177]
Jehovah’s Getuigen vertellen anderen liefdevol over de zegeningen van het Koninkrijk
[Illustratie op blz. 181]
Met de doop begint een gelukkige verhouding tot God