Waarom gelooft u in de bijbel?
GELOOFT u in de bijbel? De meeste lezers zullen deze vraag met „Ja” beantwoorden. Iemand die werkelijk in de bijbel gelooft, moet behalve dit echter ook kunnen bewijzen waarom hij erin gelooft. Bent u hiertoe in staat? — 1 Petr. 3:15.
De belangrijkste reden waarom men in de bijbel gelooft, is natuurlijk dat het het geïnspireerde Woord van God is. Dit is niet slechts een verdienste welke de vrienden van dit boek eraan hebben toegekend, maar de bijbel zegt dit van zichzelf. „De hele Schrift is door God ingegeven”, zei de apostel Paulus. De apostel Petrus schreef: „Door den heiligen Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.” Vooral Jezus’ woorden zijn zeer ter zake: „Uw woord is waarheid.” — 2 Tim. 3:16, PC; 2 Petr. 1:21; Joh. 17:17, NW.
Door de bewaring van de bijbel, vooral met het oog op alle pogingen om hem te vernietigen, wordt reeds bewezen dat zijn bewering het Woord van God te zijn, waar is: „Het woord des Heren blijft in der eeuwigheid.” Hij heeft de talloze openbare bijbelverbrandingen sinds de uitvinding van de boekdrukkunst — vooral die sinds de verbranding van vele duizenden van Tyndales Nieuwe Testament in Londen tussen 1525 en 1530, en de bijbelverbrandingen welke in mei 1960 in Coello, Colombia, en Cayay, Puerto Rico, plaatsvonden — overleefd. Er is een tijd geweest dat het vertalen, of zelfs het bezitten van een bijbel, de dood aan de paal betekende, het lot van Tyndale en zijn vrienden. De bijbel heeft ook alle kwaadaardige aanvallen die er zogenaamd in naam van het gezonde verstand en de wetenschap tegen zijn gedaan, overleefd. Ja, hij heeft onder dit alles niet alleen standgehouden, maar thans is hij over een veel groter gebied, in een veel grotere mate en in meer talen — 1151 — verspreid dan welk ander boek ook. Wij zouden feitelijk niets anders verwachten van een Boek dat de Schepper voor de gehele mensheid heeft verschaft. — 1 Petr. 1:25.
Een derde reden voor geloof in de bijbel is dat hij een betrouwbare geschiedenis van het menselijke geslacht bevat. Hogere critici onder leiding van Wellhausen hebben de geschiedkundige betrouwbaarheid van begin tot eind aangevallen, maar Amerika’s leidende archeoloog spreekt over „de totale ineenstorting van het Wellhausenianisme als gevolg van onze nieuwe kennis van de oudheid”. De archeologie heeft de bijbel gerechtvaardigd met betrekking tot „het verslag van de patriarchen, de vroege dichtkunst van Israël, de tegenstelling tussen het Israëlitische geloof en de Kanaänitische religie, de ballingschap en het herstel en het evangelie van Johannes”. Ja, „de archeologische gegevens hebben . . . zonder enige twijfel open te laten, de wezenlijke originaliteit van de boeken Jeremia, Ezechiël, Ezra en Nehemia aangetoond en ze hebben zowel het traditionele beeld van de gebeurtenissen als de volgorde ervan bevestigd”. — The Bible After Twenty Years of Archaeology, W.F. Albright.
Lang voordat er aan archeologie werd gedacht, accepteerden mensen des geloofs echter reeds de beweringen van de bijbel, en wel op grond van de duidelijk aan het licht tredende eerlijkheid van de schrijvers. Alleen iemand die overdreven achterdochtig is of een theorie wil bewijzen, zal niet onder de indruk komen van de oprechtheid van het getuigenis der bijbelschrijvers. Iedereen kan in de bijbel de fouten van zulke getrouwe mannen Gods als Noach, Mozes, David en Petrus lezen. Het is zoals J. Palmer in zijn boek zegt: „Feiten worden met de uiterste eenvoud verhaald. De persoonlijkheid van de schrijver treedt nooit aan de dag. Er is geen teken van een hevige emotionele opwinding; geen uiting van bewondering voor de Meester of wrok tegen zijn tegenstanders. . . . Er wordt niet naar effect gestreefd en geen poging gedaan om de zaken mooier voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn. Bijvoeglijke naamwoorden komen weinig voor; bijwoorden en bijwoordelijke zinnen vormen een zeldzaamheid. Men treft er louter en alleen feitenmateriaal in aan, eenvoudige en onopgesmukte feiten, zoals de bewijzen welke door een eerlijke getuige in een gerechtshof worden overgelegd.”
Een andere, een vijfde reden, voor geloof in de bijbel, vormen de hierin opgetekende profetieën, welker vervulling er het sterkste bewijs voor vormt dat God de bijbel heeft geïnspireerd en er de Auteur van is. De tragische geschiedenis van de natie Israël en haar voorspoed, afval en tegenspoed worden erin voorzegd. De bijbel heeft nauwkeurig de opkomst en val van de ene wereldmacht na de andere voorzegd — Babylon, Medo-Perzië, Griekenland en Rome. Hij voorzei het precieze jaar van de komst van de Messias, waar hij geboren zou worden, welke werken hij zou doen, hoe hij vervolgd zou worden, zijn dood en zijn opstanding. De toestanden sinds 1914 zijn er nauwkeurig in voorzegd. De mens kan zelfs niet met enige zekerheid zeggen wat het morgen voor weer zal zijn, maar God bezit en maakt gebruik van het vermogen om gebeurtenissen die nog duizenden jaren in het verschiet liggen, te voorzeggen. — Deut. 28:15-68; Daniël, de hoofdstukken 7 tot en met 9; Micha 5:1; Jesaja, hoofdstuk 53; Ps. 16:10; Matthéüs, hoofdstuk 24; 2 Tim. 3:1-5.
Is het verder niet redelijk dat de Schepper de mens van een Gids zou voorzien? Hij heeft de lagere dieren een onfeilbaar instinct geschonken dat hen van hun geboorte tot hun dood leidt. Houdt God minder van zijn menselijke schepselen dan van de lagere dieren? De mens kan niet volgens instincten te werk gaan. Ook kan hij zichzelf niet leiden, zoals uit de ontaarding van de mens blijkt wanneer hij geen goddelijke Gids heeft. De mens raakt het spoor bijster wanneer hij wil weten waar hij vandaan is gekomen, waarom hij hier is en welke bestemming hij heeft. Zou een liefdevolle Schepper de mens het vermogen geven om zulke vragen te stellen en ze dan niet beantwoorden? Beslist niet. Hij beantwoordt ze dan ook, en wel in zijn Woord, de bijbel. Hierin wordt ons verteld over de Schepper, Jehovah God, en Zijn Zoon, Jezus Christus. God wordt erin geopenbaard als de Maker van alle zichtbare en onzichtbare dingen, als de Allerhoogste, de Eeuwige, de Bron van het leven, die volmaakt is in wijsheid, gerechtigheid, liefde en macht. Dat de bijbel zich aldus aan ons verstand, ons gevoel voor gerechtigheid en onze edelste aspiraties aanbeveelt, vormt nog een reden — een zesde — om erin te geloven.
Door ruimtegebrek kunnen wij slechts één van de vele andere redenen noemen die voor geloof in de bijbel aangevoerd kunnen worden, namelijk zijn hoge maatstaven en zijn kracht tot rechtvaardigheid. Kijk maar waar u wilt, maar zonder de bijbel begeven de mensen zich in het animisme, de aanbidding van de zon, dieren, de seksualiteit of voorouders, of hebben zij hun mythologische goden, die geen van alle een kracht tot rechtvaardigheid vormen. Heidense religie is voor de Chinezen, de Japanners, de Indiërs, en de inboorlingen van Afrika een vloek geweest. Hoewel de landen van het Westen de bijbel niet trouw hebben gevolgd, hebben zij in de mate dat zij zijn beginselen hebben aangenomen, toch uitgemunt in rechtsgeleerdheid, moraliteit en vrijheid.
De bijbel heeft de natie Israël ver boven haar tijdgenoten in vroeger tijden verheven; dit deed hij ook voor de vroege christenen en hetzelfde kan ten aanzien van de christenen in deze tijd worden gezegd. De beginselen van de bijbel hebben in de praktijk een goede uitwerking — een zeer praktische reden om erin te geloven! En door deze beginselen te volgen, tonen wij niet alleen waarom en wat wij geloven, maar ook hoe wij dit doen.