-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1969 | 15 februari
-
-
Vragen van lezers
● Op bladzijde 326 van het boek Eeuwig leven — in de vrijheid van de zonen Gods staat een afbeelding van Noachs drie zoons, van wie er één een donkerder huid heeft dan de anderen. Hoe kan er worden vastgesteld dat één van hen donkerder getint was? Van wie stamden de negroïde volken af? — S.D., V.S.
De illustratie of afbeelding die hier wordt bedoeld laat zien hoe drie mannen een dier slachten. De drie mannen stellen Noachs drie zoons Sem, Cham en Jafeth voor (Gen. 10:1). De ene met de donkerder huid dan de anderen stelt Cham voor. Chams naam betekent „zwartachtig” of „bruin”, en houdt tevens de gedachte in van „heet”. In deel twee van The Popular and Critical Bible Encyclopædia wordt op bladzijde 754 het volgende commentaar gegeven: „De algemene mening is dat alle zuidelijke natiën afkomstig zijn van Cham (aan deze gedachte wordt enige ondersteunende kracht verleend door de Hebreeuwse stam Chaam, enigszins verwant met het Grieks . . ., verbrande gezichten).” A Dictionary of the Bible, door J. Hastings, brengt het Hebreeuwse woord voor Cham in verband met een Egyptisch woord dat „zwart” betekent, en toont aan dat dit Egyptische woord een zinspeling is op de donkere bodem van Egypte, vergeleken met het woestijnzand. Het schijnt redelijk te zijn dat Cham, als hij zijn naam bij zijn geboorte heeft ontvangen, waarschijnlijk een kind was met een wat donkerder huidkleur dan zijn broers, en door de afbeelding wordt dit ook te kennen gegeven.
Cham had vier zoons: Kusch, Mizraïm, Put en Kanaän. De nakomelingen van Mizraïm, zoals de Filistijnen en Egyptenaren, waren geen negroïden (Gen. 10:6, 13, 14). Ook Kanaän behoorde niet tot de negroïden, en evenmin zijn nakomelingen. Uit bijbelse atlassen blijkt evenwel dat Chams zoon Put zich in het oosten van Afrika heeft gevestigd en dat zijn nakomelingen negroïden waren (Nah. 3:9). Wat Chams zoon Kusch betreft, deze blijkt heel duidelijk een van de voornaamste voorvaders (wellicht te zamen met Put) van de negroïde of donkergekleurde tak van de menselijke familie te zijn (Jer. 13:23), hetgeen te kennen wordt gegeven door de vestigingsgebieden van bepaalde nakomelingen van hem (Gen. 10:7). Dit feit weerlegt de theorie waarmee sommigen, in een onjuiste poging de vloek die over Kanaän werd uitgesproken op de negervolken van toepassing te brengen, voor de dag zijn gekomen, want Kanaän, de broer van Kusch, bracht als afstammelingen geen negers voort, maar was in plaats daarvan de voorvader van verscheidene Kanaänitische stammen van Palestina (Gen. 9:24, 25; 10:6, 15-18). Aangezien de donkergekleurde volken van Cham afstammen, laat bovengenoemde afbeelding terecht zien hoe Cham een iets donkerder huidkleur heeft dan zijn broers, hetgeen in overeenstemming is met de betekenis van zijn naam.
● Kan men Johannes 17:17 gebruiken om te bewijzen dat Jezus de Hebreeuwse Geschriften als geïnspireerd beschouwde? Verwees hij op dat moment niet naar Gods woord dat hij persoonlijk aan de twaalf apostelen meedeelde? — H.J., Denemarken.
In gebed zei Jezus tot zijn Vader ten aanzien van zijn discipelen: „Ik heb hun uw woord gegeven.” Daarop voegde hij er later in hetzelfde gebed aan toe: „Heilig hen door middel van de waarheid; uw woord is waarheid.” — Joh. 17:14, 17.
De mondelinge onderwijzingen die Jezus zijn volgelingen heeft gegeven, waren niet zijn eigen gedachten, maar waren van zijn God en Vader afkomstig. Dit erkende hij in het openbaar, doordat hij zei: „Ik heb niet uit mijzelf gesproken, maar de Vader, die mij heeft gezonden, heeft mij zelf een gebod gegeven aangaande hetgeen ik moet zeggen en spreken.” (Joh. 12:49; vergelijk Johannes 3:34; 7:16; 8:28; 14:10.) Daarom kunnen de woorden die hij persoonlijk tot zijn volgelingen sprak, terecht als Gods woord en waarheid worden beschouwd, doch dit sluit de Hebreeuwse Geschriften niet uit, maar ze zijn er juist bij inbegrepen.
Gedurende zijn gehele bediening deed hij aanhalingen uit de te boek gestelde Hebreeuwse Geschriften, van Genesis tot en met Maleachi (Matth. 19:5; 11:10). Ja, alleen al in het bijbelgedeelte dat nu als Matthéüs hoofdstuk tweeëntwintig bekend staat, deed Jezus aanhalingen uit vier verschillende passages van de Hebreeuwse Geschriften (Matth. 22:32, 37, 39, 44). Wij kunnen er niet aan ontkomen dat Jezus de Hebreeuwse Geschriften als geïnspireerd beschouwde.
Wat in de boeken van de Hebreeuwse Geschriften staat opgetekend, kan om heel wat redenen als Gods geïnspireerde Woord worden beschouwd. Eén reden is dat het materiaal niet, zoals mensen geneigd zijn te doen, aan de profeet of schrijver werd toegeschreven, maar aan God. Met betrekking tot Jehovah’s belofte aan Abraham betreffende zijn zaad lezen wij: „Het woord des HEREN [kwam] tot Abram” (Gen. 15:1). Herhaaldelijk lezen wij dat de boodschappen het woord van Jehovah zijn (2 Sam. 24:11; Ezech. 1:3). Het eerste vers van Maleachi’s profetie, waaruit Jezus aanhalingen deed, luidt: „Een godsspraak. Het woord des HEREN tot Israël door den dienst van Maleachi.” — Mal. 1:1.
Omdat de gedeelten van de Hebreeuwse Geschriften die door Jezus werden aangehaald de onfeilbare waarheid van Gods woord konden worden genoemd, moet de gehele verzameling van de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften, zoals Jezus in Johannes 17:17 zei, eveneens „de waarheid” zijn. Hoewel Jezus, toen hij zei: „Uw woord is waarheid”, hiertoe tevens zijn mondelinge onderwijzingen rekende die thans in de Griekse Geschriften staan opgetekend, is het dus een onontkoombaar feit dat hij ook de Hebreeuwse Geschriften als Gods Woord, waardoor zijn discipelen geheiligd moeten worden, accepteerde.
-
-
MededelingenDe Wachttoren 1969 | 15 februari
-
-
Mededelingen
DE TROOST UIT DE SCHRIFT MET ANDEREN DELEN
De Heilige Schrift voorziet beslist in geestelijke behoeften. De bijbel is een door God geschonken gids voor aanbidding. Hij voorziet in leiding op het gebied van een juiste levenswijze en bevredigt de behoefte aan betrouwbare profetieën. Afgezien nog van het feit dat Jehovah in de stoffelijke behoeften voorziet, zoals voedsel, kleding en onderdak, blijkt hij dus ook de grote Verschaffer van essentiële geestelijke dingen te zijn, waarbij troost geen geringe plaats inneemt. Wij, als onvolmaakte mensen die met moeilijkheden worden geconfronteerd, voelen ons vaak door neerslachtigheid, verdriet of angst overmand. Doch evenals muziek ons kan kalmeren en een gevoel van tevredenheid bij ons kan teweegbrengen, blijkt ook Gods Woord een heilzame en vertroostende uitwerking te hebben op hen die zich er voor geestelijke hulp toe wenden.
Hoe dankbaar dienen allen die God liefhebben te zijn dat hij in zijn onuitsprekelijke goedheid jegens de mensheid de Heilige Schrift heeft verschaft! Wil men echter profijt trekken van de leiding en troost uit de Schrift, dan moet men goed op de hoogte zijn van de bijbelse waarheden. De beide tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! bevatten een systematische studie van de bijbel en verschaffen de juiste, niet-sektarische hulp waardoor u het Boek van ware religie en onfeilbare profetieën zult leren kennen. Jehovah’s getuigen bieden u gaarne een abonnement op deze tijdschriften aan. Indien u hiertoe overgaat, zult u voor slechts ƒ 8,– van 48 exemplaren worden voorzien, terwijl u als premie gratis zes brochures ontvangt.
-