De doop — slechts een begin
Het verdient aanbeveling dat de aangehaalde schriftplaatsen tijdens de gemeentelijke studie van dit artikel worden gelezen en toegepast naar gelang dat de tijd dit toelaat.
1. (a) Hoe beschouwde Jezus zijn doop? (Joh. 6:38) (b) Hoe zouden sommigen van de „grote schare” thans over de doop kunnen denken?
IN HET geval van Jezus vormde zijn doop slechts het begin van zijn bediening. Hij beschouwde de doop niet als iets waardoor hij iets voltooide, maar veeleer als iets waardoor hij met iets begon dat hij moest voortzetten en verder moest ontwikkelen. Hoe staat het met u? Bent u als een symbool van uw opdracht aan het doen van Gods wil gedoopt, waardoor u zich voor het oog van anderen als een van Jehovah’s Getuigen identificeert? Misschien is dit pas met u gebeurd, gedurende de afgelopen paar maanden of misschien in het afgelopen jaar, zoals met velen het geval is die thans onder Jehovah’s Getuigen worden aangetroffen. Hoe denkt u over de doop? Bent u misschien van mening dat u nu de belangrijkste stap hebt gedaan en tot uzelf kunt zeggen: ’Dat is nu voor elkaar. Iedereen weet dat ik een van Jehovah’s Getuigen ben, een lid van de „grote schare” van Jezus’ „andere schapen”, en als ik nu sterf, kan ik er zeker van zijn in Gods koninkrijk een vroege opstanding te ontvangen’? — Joh. 10:16; Openb. 7:9; Hebr. 10:5-9.
2. (a) Welke illustratie zou ons kunnen helpen over de doop te redeneren? (b) Welke houding nemen velen thans ten opzichte van het huwelijk aan?
2 Is dat een verstandige en juiste houding? Laten wij, voordat wij verder nagaan hoe dit in het geval van Jezus was, een illustratie beschouwen, die van het huwelijk. Of u nu gehuwd bent of niet, u weet dat in het geval van veel mensen de bruiloft zelf als de grote gebeurtenis wordt beschouwd, en dat men er veel tijd en aandacht en geld aan besteedt om zich erop voor te bereiden. En als de gebeurtenis en de ermee gepaard gaande festiviteiten voorbij zijn, zeggen deze personen bij zichzelf: ’Ziezo, die stap is gedaan en achter de rug. Wat hierna komt is een hoofdstuk apart.’
3, 4. (a) Wat hebben veel jonge mensen niet in verband met het huwelijk beseft? (Matth. 19:4-6) (b) Welke overeenkomst zullen wij nu onderzoeken?
3 Maar al te vaak blijven jonge mensen in gebreke te beseffen dat in het huwelijk treden, betekent een verhouding aan te gaan die voortdurend ontwikkeld en behoed moet worden. Het doen van de trouwbelofte en de registratie ervan vormden slechts een begin. Omdat velen een onjuiste en kortzichtige kijk op hun huwelijk hebben, zijn zij niet voorbereid op de onverwachte moeilijkheden, om nog maar te zwijgen van de verleidingen, die zich kunnen voordoen nadat de eerste roes van welbehagen en opwinding voorbij is. Wanneer er hetzij bij een of bij beide partners een zekere teleurstelling en frustratie kenbaar is, begint men misschien elders te zoeken naar een uitlaat van opgekropte emoties en hartstochten, een bevrediging van diepgevoelde verlangens. Ten slotte wordt er derhalve een punt gezet achter de stap die men had gedaan en die achter de rug was, waarna men een nieuwe verbintenis tracht aan te gaan. Vormt dat niet een van de belangrijkste oorzaken van veel uiteengevallen huwelijken, met de hieruit voortvloeiende droefheid en bitterheid?
4 Laten wij nu eens zien hoe er een overeenkomst kan bestaan tussen de bovengenoemde illustratie en aangelegenheden die verband houden met de doop van Jezus alsook met uw eigen doop.
EEN KOSTBARE VERHOUDING TOT JEHOVAH
5. Welke gedegen kennis en welk heldere inzicht had Jezus ten tijde van zijn doop?
5 Om eerst Jezus’ geval te beschouwen: hoe bezag hij zijn doop? Er wordt in de Evangelieverslagen weinig gezegd van wat er door zijn geest ging voordat hij „naar de Jordaan” ging, „tot Johannes [de Doper] om door hem te worden gedoopt” (Matth. 3:13). Beschouwt u echter eens zijn achtergrond. Uit wat er gebeurde toen hij slechts twaalf jaar oud was, weten wij welk een gevorderd inzicht hij in de Hebreeuwse Geschriften had. Lukas bericht dat „de jongen Jezus” gedurende het grootste gedeelte van drie dagen in de tempel was, „waar hij te midden van de leraren zat”, en dat „allen die naar hem luisterden, . . . voortdurend verbaasd [stonden] over zijn begrip en zijn antwoorden”. Houd ook in gedachten wat hij tegen zijn moeder zei: „Wist gij niet dat ik in het huis van mijn Vader moet zijn?” (Luk. 2:43-49) Hij was klaarblijkelijk van zijn wonderbare geboorte op de hoogte. Naar alle waarschijnlijkheid begreep hij ook de belangrijke betekenis van wat de engel Gabriël tegen zijn moeder Maria had gezegd toen hij mededeelde dat zij door de macht van de heilige geest zwanger zou worden en dat haar zoon het door God geschonken koningschap zou ontvangen. Is het niet aannemelijk dat hij eveneens de betekenis heeft geweten van Simeons geïnspireerde uiting dat „uw eigen ziel . . . door een lang zwaard [zal] worden doorboord”, waardoor hij haar hartverscheurende droefheid voorzei als zij haar zoon aan de martelpaal zou zien hangen? — Luk. 1:30-33; 2:34, 35.
6. (a) Welk duidelijke onderscheidingsvermogen spreidde Jezus ten toon toen hij zich voor de doop aanbood? (b) Wat was Jezus’ houding en de basis daarvoor? (Joh. 4:34)
6 Op grond van dit alles kunnen wij beslist concluderen dat Jezus, vooral toen hij de leeftijd van dertig jaar bereikte, heel duidelijk onderscheidde wat hem te wachten stond. Hij wist dat zijn doop slechts een begin was. Uitsluitend een begin van zijn bediening en toekomstige beloning als hij getrouw bleek te zijn? Neen. Er was iets wat met deze dingen samenhing maar nu veel dieper ging. Dat diepere en belangrijkere en kostbaardere aspect was zijn verhouding tot zijn hemelse Vader, die thans met een extra betekenis, een geestelijke betekenis, was verrijkt. Dit wordt te kennen gegeven in Psalm 40:6-10, ten aanzien waarvan Jezus ongetwijfeld ging beseffen dat hierin profetisch over hem werd gesproken, en wel over het offer van zijn volmaakte menselijke lichaam, waaraan de voorkeur werd gegeven boven alle dierlijke slachtoffers die onder de door bemiddeling van Mozes gegeven Wet werden geofferd. Dat dit het juiste begrip is, wordt bevestigd door Paulus’ aanhaling van deze passage in Hebreeën 10:5-9. Wat was echter Jezus’ houding, en ook de basis voor die houding, ondanks het lijden en de dood waarmee het brengen van dit slachtoffer gepaard ging? Merk op welk antwoord er in Psalm 40:8 wordt gegeven: „In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept, en uw wet is in mijn inwendige delen.”
7. (a) In welke verhouding bleef Jezus altijd tot zijn Vader staan, en wat zette hem hiertoe aan? (b) Hoe onderhield en versterkte Jezus deze verhouding na zijn doop? (Hebr. 5:7-9)
7 In welke schitterende bewoordingen wordt hierin niet alleen over Jezus’ geesteshouding gesproken, maar ook over zijn diepe waardering en innige motivatie welke hem ertoe aanzette een verhouding van voortdurende onderworpenheid en toewijding aan zijn hemelse Vader in stand te houden! Hij, Jezus, zou er altijd behagen in scheppen de wil van zijn Vader te doen, vooral als hij wist dat voor hem de juiste tijd was aangebroken om met zijn offerandelijke loopbaan te beginnen. Zijn doop was slechts de eerste stap. Daarna zou hij die verhouding in stand houden en versterken door er altijd naar te streven zijn Vader te behagen en te eren, wàt er ook mocht gebeuren, „in voor- en tegenspoed”, zoals zo vaak wordt gezegd als een man en een vrouw de huwelijksbelofte afleggen. Toen hij voor de laatste kwellende beproeving stond die hij moest doorstaan, zei hij dan ook tot zijn Vader: „Vader, red mij uit dit uur. Niettemin ben ik juist hierom tot dit uur gekomen. Vader, verheerlijk uw naam.” — Joh. 12:27, 28.
8. (a) Welke vreugdevolle dingen hebt u ervaren toen u vorderingen maakte in de richting van de stap van de opdracht? (b) Welke waardering zult u evenals Jezus bezitten wanneer u lijden onder de ogen moet zien? (Mark. 10:28-30)
8 Hoe staat het echter met u? Is de huwelijksillustratie op u van toepassing en wordt u er op een of andere manier door geholpen? Er is vanzelfsprekend geen overeenkomst wanneer men uw achtergrond met die van Jezus vóór zijn dertigjarige leeftijd vergelijkt. Kan er echter niet worden gezegd dat het u veel vreugde schonk toen u de waarheid leerde kennen over de soort van God die Jehovah is, „een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid”? (Ex. 34:6) Hebt u, evenals Jezus, er niet veel behagen in geschept niet alleen Jehovah’s voornemen te leren kennen maar ook te zien hoe u in dat voornemen kon passen? U bent gaan inzien dat u, door de stap van de opdracht te doen, ook kon behoren tot degenen aan wie Paulus schreef: „Hij [Jehovah] heeft ons bevrijd van de autoriteit der duisternis en ons overgezet in het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde” (Kol. 1:13). Evenals Jezus hebt u ongetwijfeld ingezien dat iemand die als een opgedragen dienstknecht van Jehovah wordt geïdentificeerd, lijden moet ondergaan. U hebt naar alle waarschijnlijkheid vóór uw doop enige beproevingen en een mate van tegenstand ondervonden, maar u besefte de waarde van wat u had geleerd en was vastbesloten eraan vast te houden.
9. (a) Hoe merken wij hier de overeenkomst met de huwelijksverhouding op? (b) In welke bevoorrechte verhouding kwam u te staan toen u zich liet dopen, en hoe dient u deze te bezien? (Micha 4:5) (c) Voor welke belangrijke vraag komt u nu te staan?
9 Hier merken wij de overeenkomst met de huwelijksverhouding op. Bezag u de situatie ten tijde van uw opdracht en doop op korte of op lange termijn? Had u het gevoel dat u zo ongeveer alles had gedaan wat er van u werd verlangd? Of was u zich ervan bewust dat u een persoonlijke verhouding was aangegaan, niet met een medeschepsel, maar met de Allerhoogste van het universum, Iemand met wie u niettemin vertrouwelijk kon spreken en die u als uw Vader kon aanroepen? Onderscheidde u dat u met iets was begonnen dat niet als een vanzelfsprekende zaak beschouwd kon worden maar dat ontwikkeld en behoed kon en moest worden, aangezien het anders in waarde zou achteruitgaan en het gevaar zou bestaan dat er schade aan werd toegebracht en het misschien wel zou eindigen? Hebt u besloten dat u onder alle omstandigheden zult willen zeggen, evenals Jezus dit heeft gedaan: „Vader, verheerlijk uw naam”? De belangrijke vraag die u zichzelf moet stellen, is derhalve: Hoe kan dit bijzonder kostbare iets, deze verhouding waarin ik tot mijn hemelse Vader ben komen te staan, versterkt en verdiept worden?
OP EEN VAST FUNDAMENT BOUWEN
10. (a) Waarom dient u een ijverige persoonlijke studie van de bijbel te maken? (b) Hoe kunt u dit doen? (2 Tim. 3:14, 16, 17)
10 In de eerste plaats is het van het allergrootste belang hoe u tegenover uw persoonlijke studie van de bijbel staat en dat u leert hoe u de bijbel in uw dagelijkse leven kunt toepassen. Jezus schepte er altijd behagen in Gods wil te doen, omdat hij kon zeggen: „Uw wet is in mijn inwendige delen” (Ps. 40:8). Hij had het Woord van God bestudeerd en kon het toepassen. Hetzelfde is in uw geval mogelijk, zoals te kennen wordt gegeven in Psalm 1:1-3: „Gelukkig is de man . . . [wiens] lust is in de wet van Jehovah, en in diens wet leest hij dag en nacht met gedempte stem.” Vervolgens wordt in deze Psalm gezegd hoe die man als een boom zal zijn die altijd vrucht draagt en groen blijft, terwijl „al wat hij doet, zal gelukken”. Dit wil heel wat meer zeggen dan de bijbel alleen maar oppervlakkig lezen. Het betekent dat u alles wat in Gods Woord staat, alsook het geestelijke voedsel en de raad van de „getrouwe en beleidvolle slaaf” voortdurend grondig moet onderzoeken en vervolgens te weten moet trachten te komen welke invloed dit op elk aspect van uw leven heeft. — Matth. 24:45-47.
11. (a) Wat is het doel van het tot zich nemen van nauwkeurige kennis? (Fil. 1:9-11) (b) Wat voor soort van band moeten wij tussen Jehovah en ons smeden, en hoe?
11 Maak niet de fout te denken dat studie slechts een kwestie van het in zich opnemen van verstandelijke kennis van het technische raamwerk van de waarheid is. Een nauwkeurige kennis is inderdaad van het grootste belang, maar niet in die zin dat u uit uw hoofd een heleboel feiten en getallen moet kunnen opnoemen. Het doel ervan is veeleer dat u vervuld zult zijn met „wijsheid en geestelijk onderscheidingsvermogen, opdat gij moogt wandelen op een wijze die Jehovah waardig is, ten einde hem volledig te behagen, terwijl gij in ieder goed werk vrucht blijft dragen . . . opdat gij volkomen kunt volharden en met vreugde lankmoedig kunt zijn”. (Kol. 1:9-11). Evenals in het huwelijk, betekent dit een groeiende verstandhouding en gehechtheid, waardoor er een band wordt gesmeed die nooit verbroken kan worden. Er is een tijd geweest dat de Hebreeuwse christenen „afgestompt van gehoor” waren geworden. Het ontbrak hun aan persoonlijke studie en de toepassing van het geleerde en zij hadden net als baby’s melkkost nodig. U gelieve daarom op te merken wat Paulus aan hen schreef: „Vast voedsel behoort echter bij rijpe mensen, bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend om zowel goed als kwaad te onderscheiden.” Men wordt niet alleen door een verstandelijke kennis, maar door de geest van de waarheid, „de liefde voor de waarheid”, gered. — Hebr. 5:11-14; 2 Thess. 2:10; 1 Kor. 8:1.
12. (a) Doordat wat ontbreekt, worden menselijke betrekkingen vaak geschaad? (b) Welke hoedanigheid is vooral nodig om een goede verhouding te herstellen? (Luk. 14:11)
12 Dan is er de kwestie van het gebed. Ook met betrekking tot dit punt zal de huwelijksillustratie ons helpen. Vormt een gebrek aan communicatie niet het eerste teken van een kloof tussen een man en zijn vrouw? De grondoorzaak is misschien niet duidelijk kenbaar. Er zou alleen maar een misverstand kunnen bestaan of misschien komt het omdat een van hen van nature nu eenmaal verlegen en gereserveerd is. Indien het gebrek aan communicatie echter blijft bestaan, zal hun verhouding hier absoluut onder te lijden hebben en gespannen worden. Dit kan alleen maar worden hersteld als er eerst een bewuste poging wordt gedaan om de communicatielijnen weer te openen. Dit is niet gemakkelijk. Eén hoedanigheid die beide partijen meer dan wat maar ook nodig hebben, is nederigheid.
13. Welk probleem kan zich na verloop van tijd gaan voordoen met betrekking tot het gebed? (1 Petr. 4:7)
13 Hoe is dit in geestelijk opzicht van toepassing? Welnu, het was misschien niet zo heel erg moeilijk om het punt van de opdracht en de doop te bereiken. Uw waardering voor de waarheid en uw liefde voor de Gever van de waarheid heeft u ertoe geleid die eerste stappen te doen, en in gebed hebt u Jehovah verteld over uw grote waardering en uw verlangen om uzelf door middel van een onvoorwaardelijke en van ganser harte geschonken opdracht aan hem te geven. U begon een nieuw leven te leiden. Als gevolg van onvolmaaktheid en andere redenen kan de nieuwheid hiervan echter slijten, net als dit in een huwelijk kan gebeuren. Er zou een tijd kunnen komen dat u bemerkt dat het gebed hetzij geleidelijk aan of anderszins een zekere sleur wordt. Wat zult u nu doen?
14. Wat kunt u doen als uw gebeden worden verhinderd? (Jak. 5:14, 15)
14 Zoek geen verontschuldigingen en tracht uzelf niet te rechtvaardigen. Dat is het tegenovergestelde van nederigheid. Stel veeleer een eerlijke en oprechte poging in het werk om de grondoorzaak aan te wijzen. Is uw geweten ergens verontrust over? Hierdoor kunnen uw gebeden gemakkelijk verhinderd worden. Bent u misschien wat zorgeloos geworden, waardoor u hebt toegelaten dat de druk van het dagelijkse leven te veel beslag op uw tijd en aandacht legt? Is het een steeds weer terugkerende zwakheid die dieper geworteld blijkt te zijn dan u had beseft? U zou het punt kunnen bereiken dat u tegen uzelf zegt: Ik zal datgene wat ik ben begonnen te doen, nooit kunnen voleindigen. Als de moeilijkheid zo ernstig is geworden dat u het gevoel hebt dat u Jehovah niet in gebed kunt naderen, is het enige alternatief een van Jehovah’s dienstknechten, bij voorkeur een opziener of iemand anders die rijp is, in de arm te nemen en zijn hulp te vragen. Hier is natuurlijk nederigheid voor nodig, maar het zal misschien niet zo moeilijk blijken te zijn als u had gedacht en het zal beslist de moeite waard zijn. Zelfs in het gezinsleven zal een oudere broer of zuster soms een jonger gezinslid helpen weer met vader of moeder in het reine te komen. Dit is ook in het huisgezin van God mogelijk.
15. Welk nut hebben innige gebeden tot Jehovah? (Matth. 6:6)
15 Op de waarde van het gebed kan niet genoeg de nadruk worden gelegd — niet een formeel gebed, maar veeleer een gebed waaruit een diepte van waardering blijkt voor alle goede dingen die Jehovah voor ons en ook voor anderen heeft gedaan. Ja, wij willen onze liefdevolle bezorgdheid voor anderen tot uitdrukking brengen, terwijl wij God vragen hen te helpen hun problemen te overwinnen en ook ons met onze problemen te helpen. Dit zal ons ervoor beschermen egocentrisch te worden, hetgeen het tegenovergestelde van nederigheid is.
16. (a) Hoe helpt de psalmist ons in gedachten te houden dat de doop slechts een begin is? (b) Hoe vormde Jezus een voortreffelijk voorbeeld voor ons?
16 Er is nog iets wat belangrijk is om ons bouwen op een vast fundament te voltooien en ons erbij te helpen in te zien dat onze doop slechts een begin was. Ook dit wordt in Psalm 40 vermeld, en wel in 40 de verzen 9 en 10: „Ik heb het goede nieuws van rechtvaardigheid verteld in de grote gemeente. Zie! Mijn lippen weerhoud ik niet. O Jehovah, gijzelf weet dat heel goed . . . Uw getrouwheid en uw redding heb ik bekendgemaakt. Ik heb uw liefderijke goedheid en uw trouw niet verheeld in de grote gemeente.” Dit was beslist waar in het geval van Jezus, die vastbesloten was datgene waarmee hij met zijn doop was begonnen, te voleindigen (Joh. 4:34). Uit deze woorden van de psalmist blijkt allereerst een grote liefde voor Jehovah en zijn voortreffelijke eigenschappen en ook een vurig verlangen om eraan mee te helpen dat Jehovah’s goede naam volledig wordt gerechtvaardigd. Er spreekt ook een ware naastenliefde uit, een oprecht verlangen dat anderen van deze dingen op de hoogte worden gesteld, vooral personen met een horend oor die gunstig op de boodschap zullen reageren en eraan zullen meehelpen de „grote gemeente” op te bouwen. Door deze woorden op zichzelf van toepassing te brengen, heeft Jezus ons een voortreffelijk voorbeeld gegeven. — Matth. 9:36-38; Joh. 17:6, 18-21.
17. Hoe kunnen wij van onze bezorgdheid voor mensen blijk geven? (Luk. 10:2, 5, 6)
17 Eén punt is opmerkenswaardig. Jezus had geen geschreven exemplaar van de Hebreeuwse Geschriften bij zich, en toch verwees hij in zijn onderwijs voortdurend naar deze Geschriften en deed hij er aanhalingen uit. In ons geval is het gemakkelijk om de bijbel in gedrukte vorm bij ons te hebben. Het werpt derhalve voordelen af te leren de bijbel te gebruiken als wij de mensen getuigenis geven. Wij moeten bezorgd zijn voor de mensen en van die bezorgdheid blijk geven door bij hen terug te komen als zij belangstelling tonen, om te trachten een bijbelstudie in hun huis op te richten.
18. Op welke manieren zouden gedoopte personen het terrein van hun activiteiten kunnen uitbreiden? (1 Kor. 16:9)
18 Er kunnen zich ook gelegenheden voordoen om het terrein van uw activiteiten met betrekking tot de verkondiging van het goede nieuws als gemeenteverkondiger, als hulppionier of gewone pionier of als zendeling of een lid van een Bethelfamilie uit te breiden. Natuurlijk staat niet ieder dienstvoorrecht voor iedereen open, maar wanneer er een vurig verlangen en een realistische planning bestaan en wanneer men zijn hartewens tot een kwestie van gebed maakt, wordt vaak de weg geopend om er op grotere schaal een aandeel aan te hebben Jehovah’s wil te doen.
19. Wat dient u als gedoopt persoon altijd in uw hart te koesteren? (2 Kor. 4:6, 7)
19 U dient nooit het gevoel te hebben dat iemand u onder druk tracht te zetten. In plaats daarvan moet u alles wat door uw doop wordt gesymboliseerd, voortdurend als iets kostbaars in uw hart koesteren. Als een opgedragen dienstknecht van Jehovah neemt u een bijzonder bevoorrechte positie in. U moet u bewust zijn van de hartelijke belangstelling die Jehovah’s gezin in de hemel en op aarde voor u heeft, waardoor u zich ertoe aangespoord moet voelen om in uw dienst voor Jehovah voorwaarts te gaan. Vergeet niet dat uw doop slechts een begin was.