Hoofdstuk 11
De overlevenden mogen „geen deel van de wereld” zijn
1, 2. (a) Wat zei Jezus over de verhouding waarin zijn discipelen tot de wereld stonden? (b) Wat betekent dat niet, en waarom niet?
WIJ mensen bevinden ons allen „in de wereld”, dat wil zeggen, wij leven te midden van de mensenwereld. Toch zei Jezus Christus dat zijn volgelingen „geen deel van de wereld” mochten zijn (Joh. 17:11, 14). Wat bedoelde hij daarmee? Als wij de hoop koesteren tot de overlevenden te behoren die Gods nieuwe ordening zullen binnengaan, moeten wij dit weten.
2 Laten wij eerst beschouwen wat het niet betekent „geen deel van de wereld” te zijn. Het betekent niet dat wij ons van de mensen moeten isoleren. Het betekent niet dat wij als kluizenaars in een grot moeten leven of ons in een klooster of ander afgelegen oord moeten terugtrekken. Integendeel, in de nacht vóór zijn dood bad Jezus ten behoeve van zijn discipelen tot zijn Vader en vroeg hij: „Ik verzoek u niet, hen uit de wereld te nemen, maar over hen te waken vanwege de goddeloze. Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben.” — Joh. 17:15, 16.
3, 4. (a) In welke activiteiten hebben christenen noodzakelijkerwijs contact met mensen van de wereld? (b) Maar wat moeten zij vermijden?
3 In plaats dat Jezus’ discipelen zich voor de mensen moesten verbergen, werden zij ’in de wereld uitgezonden’ om de waarheid bekend te maken (Joh. 17:18). Zij moesten als „het licht der wereld” dienen door het licht van de waarheid voor de mensen te laten schijnen opdat dezen zouden inzien hoe Gods waarheid het leven van de mensen ten goede beïnvloedt. — Matth. 5:14-16.
4 Christenen komen noodzakelijkerwijs met veel mensen in contact wanneer zij werken om zichzelf en hun gezin te onderhouden en wanneer zij het goede nieuws van Gods koninkrijk aan de mensheid bekendmaken. Zoals de apostel Paulus aantoont, wordt er dan ook niet van hen verwacht dat zij in letterlijk opzicht „uit de wereld” gaan. Zij kunnen niet volledig „het gezelschap” van mensen in de wereld „mijden”. Maar zij kunnen en moeten ervoor zorgen dat zijzelf en de christelijke gemeente niet worden besmet door de verkeerde praktijken die door het merendeel van de mensheid worden beoefend. — 1 Kor. 5:9-11.
5. Hoe wordt in het geval van Noach en zijn gezin geïllustreerd dat het noodzakelijk is zich afgescheiden van de wereld te houden?
5 Zij moeten dus als Noach en zijn gezin zijn. In Noachs dagen ’hadden alle mensen een verdorven leven geleid op aarde’ (Gen. 6:12, NE). Maar Noach en zijn gezin waren anders. Door te weigeren zich bij de rest van de mensheid aan te sluiten in het bewandelen van hun goddeloze weg en door rechtvaardigheid te prediken, heeft Noach „de wereld veroordeeld” en aangetoond dat ze op een niet te verontschuldigen wijze tegen Gods wil gekant was (Hebr. 11:7; 2 Petr. 2:5). Daarom hebben hij en zijn gezin de wereldomvattende vloed, waardoor een eind aan de goddeloze mensheid werd gemaakt, overleefd. Zij waren „in de wereld” maar vormden terzelfder tijd „geen deel van de wereld”. — Gen. 6:9-13; 7:1; Matth. 24:38, 39.
WAARIN BESTAAT DE JUISTE LIEFDE VOOR MENSEN VAN DE WERELD?
6. Is het juist om in enig opzicht liefde jegens mensen van de wereld te tonen?
6 Als u „geen deel van de wereld” wordt, zou dit dan betekenen dat u een ’hater van de mensheid’ wordt? Volstrekt niet. In plaats daarvan dient u Jehovah God na te bootsen. Zoals in Johannes 3:16 staat opgetekend, vertelt Jezus Christus ons: „God heeft de wereld [der mensheid] zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” Gods goedheid en mededogen jegens alle soorten van mensen verschaft ons een voorbeeld ter navolging. — Matth. 5:44-48.
7, 8. (a) Wat zei de apostel Johannes over het liefhebben van de wereld? (b) Wat betekent dat, en hoe wordt dit door Johannes’ verdere commentaren aangetoond?
7 Maar zegt de apostel Johannes ons niet: „Hebt de wereld niet lief noch de dingen in de wereld. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem”? Als God de wereld liefhad, waarom zei de apostel dit dan? — 1 Joh. 2:15.
8 De bijbel toont aan dat God de wereld der mensheid liefhad in de zin dat hij mensen liefhad, mensen die in een onvolmaakte, stervende toestand verkeerden en die, of zij dit nu al dan niet beseften, heel hard hulp nodig hadden. Hij had echter geen liefde voor de goddeloze hoedanigheden die zij bezaten en die zich openbaarden in verkeerde verlangens. En hij had geen liefde voor de goddeloze daden die zij bedreven. De apostel Johannes uitte de waarschuwing de verkeerde verlangens en daden van de mensenwereld niet lief te hebben. Hij zei: „Want alles wat in de wereld is — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld. De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.” — 1 Joh. 2:15-17.
9, 10. (a) Hoe kan er worden gezegd dat deze begeerten ’uit de wereld voortspruiten’? (b) Welke uitwerking hebben deze begeerten op de mensheid gehad?
9 Ja, die begeerten van het vlees en van de ogen en de begeerte tot zelfverheffing ’sproten voort uit de wereld’ — ze ontwikkelden zich in de eerste ouders van de mensheid en brachten hen ertoe een opstandige handelwijze te volgen (Gen. 3:1-6, 17). Verkeerde verlangens brachten hen ertoe te trachten zich onafhankelijk van God te maken zodat zij zelfzuchtige belangen konden navolgen die in strijd waren met zijn wil. Het volgen van deze zelfzuchtige verlangens leidde tot het overtreden van Gods wetten.
10 Beschouw eens wat u in onze tijd om u heen ziet. Bouwen de meeste mensen in deze tijd hun leven niet op rond de begeerten van het vlees en van de ogen en het „opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft”? Zijn het niet deze dingen waardoor de verwachtingen en belangen van de grote massa der mensheid worden gevormd en waardoor zij zich in hun gedragingen en in hun omgang met elkaar laten leiden? Ja, en dit heeft ertoe geleid dat zij Gods wetten overtreden. Dit is er de oorzaak van dat de geschiedenis der mensheid één lang bericht is van onenigheid en oorlog, van immoraliteit en misdaad, van commerciële hebzucht en onderdrukking, en van trotse ambitie en het streven naar roem en macht.
11. Waarom is Gods liefde voor de wereld dus niet in strijd met datgene wat de apostel Johannes veroordeelt?
11 Wij kunnen dus het verschil zien tussen het liefhebben van de wereld zoals God dit deed en het liefhebben van de verkeerde verlangens en praktijken ervan, hetgeen de apostel veroordeelt. Gods liefde voor de mensenwereld werd juist tot uitdrukking gebracht met het doel de weg te openen waardoor zij vrij konden worden van die zondige begeerten en de slechte gevolgen ervan, met inbegrip van de dood zelf. Het kostte hem heel veel die liefde tot uitdrukking te brengen, want hij gaf zijn eigen Zoon als offer om de mensheid los te kopen. Maar wanneer iemand dat offer verwerpt en moedwillig in ongehoorzaamheid volhardt, zegt de bijbel dat ’de gramschap Gods op hem blijft’. — Joh. 3:16, 36; Rom. 5:6-8.
12. Hoe kunnen wij analyseren of de liefde die wij wellicht voor personen van de wereld hebben, God al dan niet welgevallig is?
12 Hoe staat het dan met ons? Hebben wij liefde voor personen van de wereld uit oprechte bezorgdheid voor hen als medemensen, mensen die hulp nodig hebben ten einde de weg te vinden die tot leven in Gods gunst leidt? Of hebben wij juist datgene lief waardoor zij ervan worden weerhouden Gods dienstknechten te worden — de onafhankelijke weg, die zij volgen door Gods wetten te overtreden ten einde hun zelfzuchtige vleselijke belangen te bevredigen en waarbij zij zich veeleer om hun eigen belangrijkheid en heerlijkheid bekommeren dan om die van God? Als wij ons tot de mensen aangetrokken voelen en graag bij hen zijn wegens deze slechte hoedanigheden, dan hebben wij de wereld lief op de wijze waarvoor de apostel waarschuwde.
13. Hoe zou liefde voor de wereld iemand ervan kunnen weerhouden God te dienen?
13 Veel mensen in Jezus’ dagen namen niet net als Jezus’ discipelen een moedig standpunt in omdat zij de slechte wegen van de wereld liefhadden. Zij wilden hun populariteit en positie onder de mensen in hun sociale en religieuze kringen niet verliezen. Zij hadden de eer van mensen meer lief dan de goedkeuring van God (Joh. 12:42, 43). Sommigen verrichtten liefdadigheidswerken en andere religieuze daden — maar hoofdzakelijk omdat zij wilden dat er door de mensen, ja, door de mensenwereld, naar hen werd opgezien (Matth. 6:1-6; 23:5-7; Mark. 12:38-40). Ziet u in deze tijd geen mensen, zelfs grote aantallen mensen in de christenheid, die deze zelfde liefde voor de verkeerde handelwijze van de wereld aan de dag leggen? Toch toont de bijbel aan dat dit niet de handelwijze is die tot leven leidt.
VRIJ BLIJVEN VAN OVERHEERSING DOOR „DE HEERSER VAN DEZE WERELD”
14. Door wie werd Jezus toen hij op aarde was, aan verzoeking blootgesteld, en met welk resultaat?
14 Gods eigen Zoon onderging soortgelijke verzoekingen. Er werd gepoogd in hem een zelfzuchtige begeerte van het vlees en de ogen op te wekken en hem ertoe te brengen een opzichtig vertoon te maken om de mensen te imponeren — om als de wereld te worden. Hem werd zelfs de heerschappij over alle koninkrijken van de wereld met hun heerlijkheid aangeboden. Hij wees dat beroep op zelfzucht ronduit van de hand. Hij wist hoe hij in overeenstemming met de wil van zijn Vader liefde voor de wereld moest tonen. Maar van wie was dat beroep op zelfzucht afkomstig? Van degene die het eerst de soevereiniteit van Jehovah God betwistte, dezelfde persoon die onze eerste ouders ertoe bracht ontrouw jegens hun Schepper te worden, namelijk Satan de Duivel (Luk. 4:5-8). Het is uitermate belangrijk dat wij dit beseffen. Waarom?
15. Toon aan de hand van de bijbel aan wie „de heerser van deze wereld” is.
15 Omdat hieruit blijkt dat de mensenwereld in het algemeen, met inbegrip van de wereldlijke koninkrijken en andere heerschappijen, Gods tegenstander tot onzichtbare heerser heeft. Jezus zelf noemde die voornaamste tegenstander van God „de heerser van deze wereld” (Joh. 12:31; 14:30; 2 Kor. 4:4). De apostel Paulus sprak ook over „goddeloze geestenkrachten” of demonen die onder Satans heerschappij stonden en onzichtbare ’regeringen, autoriteiten en wereldheersers van deze duisternis’ vormden, waartegen christenen zich door middel van de geestelijke wapenrusting moeten verdedigen. — Ef. 6:10-13.
16. In hoeverre is de wereld door Satan misleid en bevindt ze zich in haar macht?
16 Er is altijd slechts een minderheid vrij gebleven van de overheersing door deze onzichtbare heerser en zijn strijdkrachten. De „wereld” echter, dat wil zeggen het merendeel van de mensheid in het algemeen, „ligt in de macht van de goddeloze”. Door demonische invloed ’misleidt hij de gehele bewoonde aarde’, met inbegrip van de aardse heersers, die hij een loopbaan doet volgen waardoor zij in botsing komen met God en zijn door Christus Jezus bestuurde koninkrijk. — 1 Joh. 5:19; Openb. 12:9; 16:13, 14; 19:11-18.
17. (a) Waarvan legt de „geest” zoals die door de wereld aan de dag wordt gelegd, getuigenis af met betrekking tot degene die de mensheid leidt? (b) Zou het de Schepper welgevallig zijn als wij zo’n geest aan de dag zouden leggen?
17 Klinkt dit ongeloofwaardig? Leggen echter niet de meeste mensen van deze wereld duidelijk de „geest” — de overheersende houding en aandrijvende kracht — aan de dag waardoor Gods tegenstander wordt gekenmerkt en doen zij niet zijn werken? Over de gehele wereld zien wij liegen, bedrog, haat, geweldpleging en moord, en volgens de bijbel zijn degenen die dergelijke dingen beoefenen, ’uit de Duivel’, dat wil zeggen dat zij hem tot hun geestelijke „vader” hebben (Ef. 2:2, 3; Joh. 8:44; 1 Joh. 3:8-12). Deze geest van de wereld is beslist niet van een liefdevolle Schepper afkomstig.
18. Hoe tonen wij door onze houding inzake heerschappij of wij vrij zijn van de overheersing door de „heerser van deze wereld”?
18 Zien wij ook niet dat de overgrote meerderheid der mensen voor het tot stand brengen van vrede en zekerheid op aarde op menselijke plannen vertrouwt? Hoeveel mensen kent u die voor de oplossing van de problemen die op aarde bestaan, werkelijk naar God en naar het koninkrijk van zijn Zoon opzien in plaats van naar menselijke politieke stelsels? Toch heeft Jezus gezegd: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld.” Deze wereld is niet de „bron” waaruit zijn koninkrijk voortspruit, want dit koninkrijk ontvangt zijn autoriteit niet van mensen, noch wordt het door mensen opgericht of aan de macht gehouden. Het is Gods voorziening (Joh. 18:36; Jes. 9:6, 7). Om tot degenen te behoren die de hoop koesteren in leven te blijven wanneer dat koninkrijk tegen al zijn tegenstanders in actie komt, moeten wij dus het harde feit erkennen dat Satan de heerschappij over deze wereld en haar stelsels heeft. Wij moeten er vrij van blijven door een krachtig standpunt in te nemen voor Jehovah’s rechtvaardige regering onder Christus Jezus. — Matth. 6:10, 24, 31-33.
19. Op welke manieren toonden de eerste christenen dat zij „geen deel van de wereld” waren, zoals door de geschiedenis wordt bevestigd?
19 De geschiedenis toont aan hoe de eerste christenen, ofschoon zij eerbiedige, ordelievende burgers waren, vastbesloten waren „geen deel van de wereld” te zijn, ook al bracht dit hevige vervolging over hen. Wij lezen verklaringen als deze:
„Men begreep weinig van het vroege christendom en zij die de heidense wereld regeerden, waren het niet al te gunstig gezind. . . . Christenen weigerden te voldoen aan zekere aan Romeinse burgers opgelegde plichten. . . . Zij bekleedden geen politiek ambt.” — On the Road to Civilization, A World History, door Heckel en Sigman, blz. 237, 238.
„Zij weigerden ook maar in enig opzicht deel te nemen aan het burgerlijk bestuur of aan de militaire verdediging van het rijk. . . . het was onmogelijk dat de christenen, zonder afstand te doen van een heiliger plicht, de rol van soldaat, overheidspersoon of vorst op zich konden nemen.” — History of Christianity, E. Gibbon, blz. 162, 163.
„Orígenes [die in de tweede en derde eeuw van de gewone tijdrekening leefde] . . . merkt op dat ’de christelijke Kerk niet kan meedoen aan oorlog tegen welke natie maar ook. Zij hebben van hun Leider geleerd dat zij kinderen des vredes zijn’. In die periode stierven veel christenen de marteldood omdat zij weigerden in militaire dienst te gaan. Op 12 maart van het jaar 295 werd Maximiliaan, de zoon van een beroemd Romeins veteraan, opgeroepen om in het Romeinse leger te dienen en hij weigerde met de eenvoudige woorden: ’Ik ben een christen.’” — H. I. James, aangehaald in Treasury of the Christian World, onder redactie van A. Gordon Nasby, blz. 369.
20. Van welke verdeeldheid brengende activiteiten van de wereld onthouden Jehovah’s dienstknechten zich, ten einde vrij te blijven van overheersing door de „heerser van deze wereld”?
20 Door zich dus niet in de aangelegenheden van de wereld te laten betrekken, dragen Jehovah’s dienstknechten niet tot de twisten, het verdeeldheid brengende nationalisme of racisme en de sociale conflicten van de wereld bij. Hun door God geleide houding draagt tot vrede en zekerheid onder alle soorten van mensen bij (Hand. 10:34, 35). De overlevenden van de komende „grote verdrukking” zullen trouwens „uit alle natiën en stammen en volken en talen” komen. — Openb. 7:9, 14.
VRIENDEN VAN DE WERELD OF VRIENDEN VAN GOD?
21. Waarom kan iemand die de bijbel navolgt, niet verwachten ook de vriendschap van de wereld te ontvangen?
21 Jezus zei tot zijn discipelen: „Als gij een deel van de wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Daar gij echter geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u. . . . Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Joh. 15:19, 20). De simpele waarheid is dat de enige manier waarop men de vriendschap van de wereld kan krijgen, is, door net als de wereld te worden, door haar vooroordelen, verlangens en ambities te delen, haar denkwijze en filosofieën te bewonderen en haar praktijken en wegen na te volgen. Maar de ondersteuners van deze wereld zijn er gebelgd over wanneer hun dwalingen aan de kaak worden gesteld of wanneer zij worden gewaarschuwd voor de gevaren waartoe hun handelwijze leidt. Daarom kan iemand, als hij de bijbel navolgt, de daarin opgetekende leringen in zijn gedrag en levenswijze hoog houdt en ten gunste ervan spreekt, eenvoudig niet aan de haat van de wereld ontkomen. — Joh. 17:14; 2 Tim. 3:12.
22. Voor welke keus met betrekking tot vriendschap staat een ieder van ons?
22 Wij staan dus, zoals de bijbel aantoont, voor een duidelijke keus. In Jakobus 4:4 lezen wij: „Weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God.” God heeft eveneens zijn maatstaven voor vriendschap en deze zijn niet in overeenstemming met die van de wereld der zondige mensheid. — Ps. 15:1-5.
23. (a) Waaruit zou blijken dat iemand een vriend van de wereld is? (b) Hoe kunnen wij tonen dat wij vrienden van God zijn?
23 Of wij Gods vriendschap genieten, waardoor wij gespaard en zijn nieuwe ordening binnengeleid zullen worden, hangt van nog veel meer af dan of wij wel of niet tot bepaalde organisaties van deze wereld behoren. Als wij de geest van de wereld aan de dag leggen en haar wereldse kijk op het leven delen, doen wij ons kennen als vrienden van de wereld, niet van God. De geest van de wereld brengt de „werken van het vlees” voort, dingen zoals „hoererij, onreinheid, een losbandig gedrag, afgoderij, beoefening van spiritisme, vijandschappen, twist, jaloezie, vlagen van toorn, ruzies, verdeeldheid, sekten, uitingen van afgunst, drinkgelagen, brasserijen, en dergelijke”. De bijbel zegt duidelijk dat „wie zulke dingen beoefenen, Gods koninkrijk niet zullen beërven”. Lijnrecht hiertegenover staat dat wij, als wij Gods vrienden zijn, zijn geest hebben met de vruchten daarvan zoals „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid [en] zelfbeheersing”. — Gal. 5:19-23.
24. (a) Waarom is het onverstandig personen te gaan nabootsen die door de wereld met eer worden overladen? (b) Hoe kan onze houding ten opzichte van materiële bezittingen tonen wiens vriendschap wij in werkelijkheid zoeken?
24 Wiens geest weerspiegelen wij derhalve? Dat zal ons helpen vast te stellen wiens vrienden wij werkelijk zijn. Aangezien wij in deze huidige goddeloze wereld leven en aan de invloeden ervan blootstaan, dienen wij niet verbaasd te zijn als wij bemerken dat wij veranderingen in ons leven moeten aanbrengen ten einde God te behagen. Wereldse mensen bijvoorbeeld overladen personen die door hun ambitieuze voortvarendheid grote rijkdom, macht of roem verwerven, met eer en heerlijkheid. De mensen nemen een voorbeeld aan zulke wereldse helden en idolen en bootsen hen in spraak, gedrag, verschijning en kleding na. Wilt u als een bewonderaar van zulke mensen worden geïdentificeerd? Hun prestaties zijn precies het tegenovergestelde van wat Gods Woord ons aanmaant tot ons doel in het leven te maken. De bijbel leidt ons tot geestelijke rijkdom en kracht en tot de eer als Gods vertegenwoordigers en woordvoerders op aarde dienst te doen (1 Tim. 6:17-19; 2 Tim. 1:7, 8; Jer. 9:23, 24). De commerciële propaganda van de wereld wendt de mensen tot het materialisme. Zij gaan geloven dat hun geluk geheel en al van het bezitten van materiële dingen afhangt en zij hechten hieraan veel grotere belangrijkheid dan aan Gods Woord of aan dingen van geestelijke waarde. Zulke dingen zullen u de vriendschap van de wereld doen verwerven maar zullen u van Gods vriendschap afsnijden. Wat betekent meer voor u? Wat zal tot groter en duurzamer geluk leiden?
25. (a) Wat dienen wij van de wereld te verwachten wanneer wij haar wegen de rug toekeren? (b) Wat zal ons in staat stellen werkelijk ’onze geest te hervormen’ ten einde de dingen te bezien zoals God ze beziet?
25 Het is gemakkelijk om te zwichten en het patroon van de wereld te volgen. En wegens de slechte geest van de wereld zullen ondersteuners van deze wereld er gebelgd over zijn wanneer u een andere weg volgt (1 Petr. 4:3, 4). Er zal druk op u worden uitgeoefend om u tot conformisme te neigen, om u door de wereldse mensenmaatschappij naar haar patroon te laten vormen. De wijsheid van de wereld — haar filosofieën met betrekking tot datgene wat succes in het leven brengt — zal worden aangewend om te trachten uw denkwijze te beheersen. Er is dus werkelijke inspanning en geloof voor nodig om „uw geest te hervormen” ten einde de dingen vanuit Gods standpunt te bezien en in te zien waarom ’de wijsheid van deze wereld dwaasheid is in zijn ogen’ (1 Kor. 1:18-20; 2:14-16; 3:18-20). Door een ijverige studie van Gods Woord kunnen wij de valse wijsheid van de wereld doorzien en kunnen wij zien welke slechte resultaten ze reeds heeft afgeworpen en tot welk rampspoedige einde ze zonder twijfel leidt. Dan kunnen wij ook volledig beseffen hoe wijs het is Gods weg te volgen en welke stellige zegeningen daardoor worden gewaarborgd.
NUTTELOOS OM LEVEN EN ENERGIE AAN EEN VOORBIJGAANDE WERELD TE GEVEN
26. Zou het verstandig zijn betrokken te raken in het werk van menslievende organisaties van de wereld ten einde te trachten de toestanden te verbeteren?
26 Sommigen zullen misschien tegenwerpen: ’Maar zijn er niet veel organisaties in de wereld die goed doen en die werkzaam zijn in het belang van de bescherming, gezondheid, ontwikkeling en vrijheid van de mensen?’ Er zijn weliswaar bepaalde organisaties die wat tijdelijke verlichting schenken van enkele van de zorgen waardoor de mensen worden gekweld. Niettemin zijn ze allemaal een deel van de van God vervreemde wereld en vestigen ze de aandacht van de mensen op de instandhouding van dit huidige samenstel van dingen. Door geen van alle wordt Gods regering voor de aarde, het door zijn Zoon bestuurde koninkrijk, voorgestaan. Alles wel beschouwd kunnen zelfs sommige misdadigers die aan verdorven en schadelijke activiteiten deelnemen, een gezin stichten, ervoor zorgen en zelfs liefdadige werken voor de gemeenschap doen. Maar zouden deze dingen het rechtvaardigen dat wij ook maar in enig opzicht misdadigersorganisaties steunen? — Vergelijk 2 Korinthiërs 6:14-16.
27. Wat is de enige manier waarop wij mensen in deze wereld kunnen helpen tot de overlevenden te behoren die Gods nieuwe ordening zullen binnengaan?
27 Kunnen wij werkelijk ware liefde voor de mensheid tonen door ons met welke plannen van de wereld maar ook te verenigen en er tijd en energie aan te besteden om deze plannen te doen slagen? Als u mensen wilde helpen die ziek waren, zou u dit dan doen door op zo’n wijze met hen om te gaan dat u hun zelfde ziekten en kwalen zou oplopen? Of zou u hen niet veel meer helpen indien u zelf gezond bleef en hen trachtte te helpen de weg tot gezondheid te vinden? De huidige mensenmaatschappij is in geestelijk opzicht ziek. Niemand van ons kan haar helpen, want Gods Woord toont aan dat haar ziekte tot de dood leidt. (Vergelijk Jesaja 1:4-9.) Maar wij kunnen afzonderlijke personen in de wereld helpen de weg tot geestelijke gezondheid en tot overleving in een rechtvaardige nieuwe ordening te vinden — mits wij onszelf afgescheiden van de wereld houden (2 Kor. 6:17). Wees derhalve verstandig en vermijd het in de plannen van de wereld betrokken te geraken en span u in om te voorkomen dat u door de geest van de wereld besmet wordt en haar onrechtvaardige wegen navolgt. Vergeet nooit dat ’de wereld voorbij gaat en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid’. — 1 Joh. 2:17.