Hoofdstuk 19
Miljarden gestorvenen zullen spoedig weer leven
HET door Jezus Christus en zijn 144.000 mederegeerders uitgeoefende Koninkrijksbestuur zal inderdaad grootse zegeningen op de overlevenden van de „grote verdrukking” doen neerdalen. Dan zal men zich de schadelijke gevolgen van de zonde waarin Adam zichzelf en zijn ongeboren nakomelingen heeft gestort, niet meer op zulk een wijze herinneren dat men mentaal en emotioneel daaronder zou lijden. De geïnspireerde woorden van de profeet Jesaja bevatten de belofte: „De vroegere dingen zullen niet in de geest worden teruggeroepen, noch zullen ze in het hart opkomen.” — Jesaja 65:17.
Wil dit het geval zijn, dan moeten smart en leed, die uit de doodaanbrengende gevolgen van de zonde voortvloeien, volledig teniet worden gedaan. Dit zou inhouden dat miljarden gestorvenen tot leven opgewekt moeten worden. Waarom?
Welnu, stel dat u de „grote verdrukking” zou overleven, zou u dan werkelijk gelukkig zijn als u zou weten dat geliefde vrienden en familieleden die in voorbijgegane jaren waren gestorven, zich niet onder de levenden bevonden en derhalve van de zegeningen van het leven verstoken waren? Zou dit u geen leed berokkenen? Om elke mogelijkheid van zulk een leed weg te nemen, moeten de doden worden opgewekt. De schadelijke gevolgen van de zonde zullen slechts dan volledig zijn uitgewist wanneer de doden tot leven zijn gebracht en zij geholpen worden naar lichaam en geest tot volmaaktheid te geraken.
De Schrift verzekert ons dat de meesten der gestorvenen weer zullen leven. Zij zullen in de gelegenheid worden gesteld langer te leven dan de korte levensduur die zij hadden voordat zij stierven. Jehovah God heeft zijn Zoon Jezus Christus ertoe gemachtigd de doden op te wekken (Johannes 5:26-28). Dat Jezus deze volmacht bezit, is in overeenstemming met het feit dat hij in de bijbel profetisch de „Eeuwige Vader” wordt genoemd (Jesaja 9:6). Door degenen die in de dood slapen, op te wekken, wordt Jezus hun Vader. — Vergelijk Psalm 45:16.
DE BASIS VOOR DIT GELOOF
Iemand die in het bestaan van God gelooft, dient het niet moeilijk te vinden een vast geloof in de opstanding te hebben. Is het niet redelijk aan te nemen dat Degene die het menselijke leven oorspronkelijk een begin heeft gegeven, ook de wijsheid bezit die nodig is om de doden weer tot leven te brengen, mensen die gestorven zijn, te herscheppen? Jehovah God heeft persoonlijk beloofd dat de doden weer zullen leven. Hij heeft ook krachtige werken verricht, die ons vertrouwen in zijn belofte versterken.
Jehovah God machtigde sommigen van zijn getrouwe dienstknechten ertoe doden op te wekken. In Sarfath, niet ver van de oostkust van de Middellandse Zee vandaan, wekte de profeet Elia de enige zoon van een weduwe uit de doden op (1 Koningen 17:21-23). Zijn opvolger Elisa wekte de enige zoon van een prominente, gastvrije vrouw in Sunem, in het noordelijke gebied van Israël, op (2 Koningen 4:8, 32-37). Door Jezus Christus werden opgewekt: het dochtertje van Jaïrus, een presiderende dienaar van een synagoge in de nabijheid van de Zee van Galiléa, de enige zoon van een weduwe in Naïn, een plaats ten zuidwesten van de Zee van Galiléa, en zijn geliefde vriend Lazarus, die reeds vier dagen dood was en niet ver van Jeruzalem was begraven (Markus 5:22, 35, 41-43; Lukas 7:11-17; Johannes 11:38-45). In Joppe, een plaats aan de kust van de Middellandse Zee, wekte de apostel Petrus Dorkas (Tabitha) uit de doden op (Handelingen 9:36-42). En tijdens een kort oponthoud in de Romeinse provincie Asia wekte de apostel Paulus Eútychus op, die uit een venster op de derde verdieping was gevallen en daarbij was omgekomen. — Handelingen 20:7-12.
De opmerkelijkste opstanding was die van Jezus Christus zelf. Deze goed gestaafde historische gebeurtenis vormt het sterkste bewijs dat er een opstanding is. Op dit feit wees de apostel Paulus zijn toehoorders, die zich op de Areópagus in Athene hadden verzameld, met de woorden: „Hij [God] heeft een dag vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen door een man die hij heeft aangesteld, en hij heeft alle mensen een waarborg verschaft doordat hij hem uit de doden heeft opgewekt.” — Handelingen 17:31.
Jezus’ opstanding was een feit dat zo goed gewaarborgd was dat er niet de geringste twijfel over bestond. Ze kon door veel meer dan door slechts twee of drie getuigen bevestigd worden. Bij één gelegenheid verscheen de opgestane Jezus Christus zelfs aan meer dan vijfhonderd discipelen. Zijn opstanding was zo goed bekrachtigd dat de apostel Paulus kon zeggen dat wie de opstanding loochende, het gehele christelijke geloof loochende. Hij schreef: „Indien er werkelijk geen opstanding van de doden is, dan is ook Christus niet opgewekt. Maar indien Christus niet is opgewekt, is onze prediking stellig vergeefs, en ons geloof is vergeefs. Dan blijken wij bovendien valse getuigen van God te zijn, want dan hebben wij tegen God in getuigd dat hij de Christus heeft opgewekt, die hij echter niet opgewekt heeft indien de doden werkelijk niet worden opgewekt.” — 1 Korinthiërs 15:13-15.
De eerste christenen, tot wie ook de apostel Paulus behoorde, wisten met zekerheid dat Jezus uit de doden was opgewekt. Zij waren er zo vast van overtuigd in de opstanding beloond te worden, dat zij bereid waren zware vervolging, ja zelfs de dood, onder de ogen te zien.
OPSTANDING TOT GEESTELIJK LEVEN
De opstanding van Jezus Christus toont aan dat het opwekken van de doden niet betekent dat precies hetzelfde lichaam tot leven wordt teruggebracht. Jezus werd niet tot menselijk, maar tot geestelijk leven opgewekt. Daarover schreef de apostel Petrus: „Immers, ook Christus is eens voor altijd gestorven betreffende zonden, een rechtvaardige voor onrechtvaardigen, om u tot God te leiden, hij, ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt in de geest” (1 Petrus 3:18). Jezus kreeg bij zijn opstanding geen lichaam van vlees en bloed, maar een lichaam dat geschikt was voor het hemelse leven. — 1 Korinthiërs 15:40, 50.
Dat geestelijke lichaam was natuurlijk onzichtbaar voor menselijke ogen. Opdat zijn discipelen hem na zijn opstanding konden zien, moest Jezus dus een menselijk lichaam aannemen. Hierbij valt op te merken dat Jezus niet met zijn kleren aan werd begraven, maar dat zijn lichaam in windsels van fijn linnen werd gewikkeld. Na zijn opstanding lagen de windsels in het graf. Evenals Jezus dus kleding moest materialiseren, nam hij ook een menselijk lichaam aan om zichtbaar te zijn voor zijn discipelen (Lukas 23:53; Johannes 19:40; 20:6, 7). Merkwaardig? Neen, dit was precies hetzelfde als wat vóór die tijd engelen hadden gedaan wanneer zij aan mensen verschenen. Het feit dat Jezus een menselijk lichaam aannam, verklaart waarom zijn discipelen hem niet altijd direct herkenden en waarom hij plotseling kon verschijnen en verdwijnen. — Lukas 24:15-31; Johannes 20:13-16, 20.
Slechts de 144.000 medeërfgenamen van Jezus Christus, die met hem zullen regeren, zullen eenzelfde opstanding als hij ervaren. Over de opstanding tot geestelijk leven vertelt de bijbel ons:
„Wat gij zaait, wordt niet levend gemaakt tenzij het eerst sterft; en aangaande wat gij zaait, gij zaait niet het lichaam dat zich zal ontwikkelen, maar louter een korrel, misschien van tarwe of een van de overige graansoorten; maar God geeft er een lichaam aan zoals het hem heeft behaagd, en aan elk van de zaden zijn eigen lichaam. . . .
Zo is het ook met de opstanding der doden. Het wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid. Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid. Het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Het wordt gezaaid als een fysiek lichaam, het wordt opgewekt als een geestelijk lichaam. Indien er een fysiek lichaam is, dan is er ook een geestelijk lichaam. Zo staat er ook geschreven: ’De eerste mens, Adam, werd een levende ziel.’ De laatste Adam werd een levengevende geest. Niettemin is dat wat geestelijk is niet het eerst, maar dat wat fysiek is, daarna dat wat geestelijk is. De eerste mens is uit de aarde en van stof gemaakt; de tweede mens is uit de hemel. Zoals hij is die van stof gemaakt is, zo zijn ook zij die van stof gemaakt zijn; en zoals de hemelse is, zo zijn ook zij die hemels zijn. En evenals wij het beeld hebben gedragen van degene die van stof gemaakt is, zo zullen wij ook het beeld van de hemelse dragen.” — 1 Korinthiërs 15:36-49.
OPSTANDING TOT LEVEN OP AARDE
Maar hoe staat het met degenen die, in tegenstelling tot Jezus Christus en zijn 144.000 mederegeerders, tot aards leven worden opgewekt? Zal God, daar zij ’tot het stof zijn teruggekeerd’, alle atomen die eens hun lichaam hebben gevormd, weer bijeen moeten brengen, zodat hun lichaam in elk opzicht hetzelfde zal zijn als op het moment van hun dood?
Neen, dat kan eenvoudig niet. Waarom niet? Allereerst omdat dit zou betekenen dat zij tot leven teruggebracht zouden worden in een toestand waarin zij zich op de rand van de dood bevinden. Personen die in het verleden uit de doden werden opgewekt, werden niet in de zieke toestand opgewekt waarin zij zich vóór hun dood bevonden. Hoewel zij ten tijde van hun opstanding niet volmaakt waren, hadden zij een gaaf, redelijk gezond lichaam.
Bovendien zou het niet redelijk zijn erop te willen staan dat precies dezelfde atomen bijeengebracht moeten worden om het lichaam dat iemand in de opstanding krijgt, te vormen. Na de dood gaat het menselijke lichaam tot ontbinding over en wordt daarbij in andere organische en anorganische stoffen omgezet. Deze kunnen door planten opgenomen worden, waarna mensen deze planten of hun vruchten misschien eten. Zo komen de atomen waaruit het lichaam van de gestorvene was samengesteld, ten slotte in het organisme van andere mensen. Het ligt dus voor de hand dat bij de opstanding niet voor iedere persoon die uit de doden wordt teruggebracht, dezelfde atomen gebruikt kunnen worden waaruit die persoon vroeger bestond.
Wat betekent de opstanding dan voor de individuele persoon? Ze betekent dat hij als dezelfde persoon tot leven wordt teruggebracht. En wat maakt iemand tot de persoon die hij is? Zijn dat soms de chemische elementen van zijn lichaam? Neen, want de moleculen van zijn lichaam worden geregeld vervangen. Wat hem werkelijk van andere mensen onderscheidt, is zijn algemene uiterlijke verschijning, zijn stem, zijn persoonlijkheid, zijn levenservaring, zijn mentale groei en zijn geheugen. Wanneer Jehovah God iemand dus door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus uit de doden opwekt, zal hij hem klaarblijkelijk een lichaam geven met dezelfde karakteristieke trekken die hij vroeger had. De uit de doden opgewekte persoon zal een geheugen hebben waarin alle inlichtingen zijn gegrift die hij er tijdens zijn leven in heeft opgeslagen en hij zal zich ook volledig bewust zijn van dat geheugen. De persoon zal weten wie hij is, en anderen die hem hebben gekend, zullen hem weer herkennen.
Maar misschien zal iemand zeggen: „Als een mens op deze wijze wordt herschapen, is hij dan werkelijk dezelfde persoon als vroeger? Is hij niet slechts een evenbeeld?” Neen, want wie zo redeneert, ziet het reeds genoemde feit over het hoofd dat zelfs tijdens het leven ons lichaam aan een voortdurende verandering onderworpen is. Ongeveer zeven jaar geleden werd ons lichaam door andere moleculen gevormd als thans. Wij zien er thans zelfs anders uit dan jaren geleden. Maar zijn onze vingerafdrukken niet nog steeds hetzelfde? Zijn wij niet nog steeds dezelfde persoon? Zeer beslist.
Degenen voor wie de opstanding bijna ongelofelijk schijnt, dienen eens na te denken over een proces dat net zo wonderbaarlijk is, namelijk het proces dat zich bij de verwekking van een kind afspeelt. De nietige cel die door de vereniging van het sperma en het eitje ontstaat, bergt de mogelijkheid in zich een mens te worden die zich van alle mensen die ooit hebben geleefd, onderscheidt. In deze cel zijn de factoren aanwezig die het ontstaan van deze nieuwe mens en de ontwikkeling van de fundamentele persoonlijkheidstrekken die hij van zijn ouders heeft geërfd, besturen. Door de ervaringen die deze mens vervolgens in zijn leven opdoet, ontwikkelt zijn persoonlijkheid zich natuurlijk verder. Wat bij de opstanding of het herscheppen van een gestorvene gebeurt, komt overeen met wat er bij de verwekking gebeurt. Hij krijgt zijn persoonlijkheid en het tijdens zijn leven opgebouwde patroon terug. Elke cel van zijn lichaam bevat de karakteristieke trekken waardoor hij zich van alle andere personen onderscheidt. En in zijn hart, geest en lichaam zullen de aanvullende eigenschappen, karakteristieke trekken en bekwaamheden worden geprent die hij tijdens zijn vroegere leven had ontwikkeld.
Over de Schepper merkte de geïnspireerde psalmist op: „Uw ogen zagen zelfs het embryo van mij, en in uw boek waren alle delen ervan beschreven, met betrekking tot de dagen dat ze werden gevormd en nog niet één onder ze er was” (Psalm 139:16). Zodra bij de verwekking de genetische combinaties worden gevormd, kan Jehovah God derhalve de fundamentele eigenschappen van een kind waarnemen en deze „boekstaven”. Logischerwijs bezit hij dus een nauwkeurig bericht van een persoon en kan hij een gestorvene op grond daarvan herscheppen.
Wij kunnen vertrouwen stellen in Jehovah’s volmaakte geheugen. Zelfs onvolmaakte mensen kunnen beeld en stem van personen op een videoband vastleggen en ze dan later weergeven. Gods vermogen om zulke dingen in herinnering te houden, is veel groter, want hij noemt zelfs de talloze sterren bij hun naam! — Psalm 147:4.
De opstanding of herschepping blijkt derhalve mogelijk te zijn omdat de gestorvene in Gods herinnering leeft. Omdat Jehovah God zich op volmaakte wijze levenspatronen kan herinneren en het zijn voornemen is de doden op te wekken, waren gestorven mannen des geloofs zoals Abraham, Isaäk en Jakob in zijn ogen levend. Hierop vestigde Jezus Christus de aandacht van de ongelovige Sadduceeën, toen hij zei: „Dat de doden worden opgewekt, heeft zelfs Mozes onthuld in het bericht over het doornbos, wanneer hij Jehovah ’de God van Abraham en de God van Isaäk en de God van Jakob’ noemt. Hij is geen God van de doden, maar van de levenden, want voor hem leven zij allen.” — Lukas 20:37, 38.
Er bestaat werkelijk voldoende basis om in de opstanding of herschepping te geloven. Sommigen zullen het denkbeeld weliswaar verwerpen. Maar zou u beter af zijn wanneer u uw ogen en geest voor de bewijzen zou sluiten en zou weigeren in de opstanding te geloven? Zou het u dan gemakkelijker vallen een familielid of vriend, van wie u houdt, door de dood te verliezen? Zou u er beter op voorbereid zijn het grimmige vooruitzicht van uw eigen dood onder de ogen te zien?
Te weten dat dit leven niet alles is wat er is, bevrijdt ons van de vrees vroegtijdig een gewelddadige dood te moeten sterven. Deze vrees is door Satan de Duivel uitgebuit om de mensen in slavernij te houden en hen er door bemiddeling van zijn aardse werktuigen toe te brengen zijn wil te doen (Matthéüs 10:28; Hebreeën 2:14, 15). Veel mensen hebben uit vrees dat zij ter dood gebracht zouden kunnen worden, nagelaten de stem van hun geweten te volgen en hebben laffe misdaden tegen de mensheid begaan, zoals in de concentratiekampen van nazi-Duitsland is gebeurd.
Degene echter die een krachtig geloof in de opstanding heeft, wordt gesterkt in zijn vaste besluit het juiste te doen, ook al zou dat de dood voor hem kunnen betekenen. Voor hem is het leven dat hij na de opstanding zal krijgen, veel kostbaarder dan de weinige jaren die hij thans nog zou kunnen leven. Hij wenst het vooruitzicht dat hij heeft om eeuwig leven te verwerven, niet in de waagschaal te stellen voor iets wat, in vergelijking daarmee, nauwelijks een verlenging van zijn leven genoemd zou kunnen worden. Hij is gelijk de mannen uit de oudheid, over wie in het bijbelboek Hebreeën wordt bericht: „[Zij] werden gemarteld omdat zij geen verlossing door een of andere losprijs [een of ander compromis ten aanzien van wat juist is] wilden aanvaarden, opdat zij tot een betere opstanding mochten geraken.” — Hebreeën 11:35.
Degenen die vertrouwen stellen in Gods belofte dat hij de doden zal opwekken, zijn beslist veel beter af dan degenen die de opstandingshoop niet bezitten. Zij kunnen de toekomst onbevreesd tegemoet zien.
Het getuigenis van de bijbel toont aan dat dit samenstel spoedig, binnen dit geslacht, zal eindigen en vervangen zal worden door een rechtvaardig bestuur in de handen van Jezus Christus en zijn mederegeerders. Daarom zullen miljarden gestorvenen spoedig weer leven en onder de zegeningen van de Koninkrijksheerschappij komen. Wat een intense vreugde zal het voor de overlevenden van de „verdrukking” zijn, de doden welkom te heten! Denk u eens in hoe gelukkig u zult zijn weer het aanmoedigende gezelschap van geliefde vrienden en familieleden te kunnen genieten, hun vertrouwde stem te horen en te zien dat zij gezond zijn!
Wat voor uitwerking dient dit op u te hebben? Dient het u er niet toe te bewegen God te danken voor de schitterende hoop dat de doden zullen opstaan? Dient uw dankbaarheid u er niet toe te bewegen alles te doen wat in uw vermogen ligt om God te leren kennen en hem vervolgens getrouw te dienen?
[Illustratie op blz. 172]
Zou degene die een baby in de schoot van zijn moeder doet groeien, niet ook doden kunnen opwekken?