Dient uw kind te worden gedoopt?
Waarom liet Jezus zich dopen? Worden door de doop zonden weggewassen?
IEDEREEN die ooit over zijn eigen doop of die van zijn kind heeft nagedacht, dient levendig belang in deze vraag te stellen. Er is geen twijfel aan dat de doop een vereiste voor christenen is. Jezus Christus zelf werd in de rivier de Jordaan gedoopt. Wat is echter het bijbelse standpunt ten aanzien van het dopen van kinderen, wat gewoonlijk met enkele waterdruppels wordt gedaan? Moet een ongedoopt kind dat sterft in een wereld hiernamaals, in iets wat men wel „verdoemenis” noemt, lijden ondergaan? Is er hoop voor ongedoopte kinderen die sterven?
Wanneer men met de kinderdoop is begonnen, weet men niet precies, maar het was beslist na de dood van de apostelen van Jezus Christus dat deze gewoonte haar intrede deed. The Encyclopædia Britannica verklaart in dit verband: „In de gehele vroege periode kent men slechts de doop voor volwassenen, die persoonlijk het besluit hadden genomen zich bij de christelijke gemeenschap aan te sluiten. De kinderdoop komt tegen het einde van de tweede eeuw sporadisch voor en werd ook gedurende de volgende eeuwen beoefend, doch slechts bij wijze van uitzondering.” — Deel 3, blz. 84.
Deze zelfde autoriteit toont aan dat het bijna vierhonderd jaren na de tijd van Jezus Christus was dat de kinderdoop in belangrijke mate op de voorgrond begon te treden, wat hoofdzakelijk aan de invloed van Augustinus was toe te schrijven: „Een theoreticus die zich met de doop bezighield en wiens invloed zich de daaropvolgende eeuwen het krachtigst deed gelden, is St. Augustinus.” Wat was zijn mening? „Kleine kinderen die in ongedoopte staat sterven, worden van het Koninkrijk des hemels buitengesloten ten gevolge van de erfzonde, en leven in de wereld hiernamaals in een vorm van verdoemenis, zij het ook de meest goedaardige vorm ervan, voort. De doop heeft een bepaalde uitwerking op de erfzonde, in die zin dat de doop het schuldige karakter ervan wegneemt.”
Hoe staat het echter met de mening dat de kinderdoop van apostolische oorsprong is? De religieuze geschiedkundige Neander schrijft over de christenen uit de eerste eeuw: „Geloof en doop gingen altijd samen; en daarom is het uiterst waarschijnlijk dat de doop alleen werd voltrokken in gevallen waar beide samen konden gaan en dat het toepassen van de kinderdoop in die periode onbekend was. . . . Dat men pas in een late periode als die van Irenaeus (in ieder geval zeker niet vroeger) een spoor van de kinderdoop ontdekt, en dat deze pas in de loop van de derde eeuw als een apostolische overlevering werd erkend, is eerder een bewijs tegen dan vóór de erkenning van de apostolische oorsprong.” — Geschichte der Pflanzung und Leitung der christlichen Kirche durch die Apostel.
GEEN SCHRIFTUURLIJK PRECEDENT
Bovendien schrijft abt J. Corblet, een historicus op het gebied van de doop: „Om kort te gaan, wij vinden in de Schrift niet één bepaald feit, niet één nauwkeurige tekst waaruit buiten alle twijfel blijkt dat er in apostolische tijden kleine kinderen werden gedoopt.”a
Uit deze verschillende historische feiten moeten wij de volgende conclusie trekken: Dat het niet de gewoonte van de vroege christenen was kleine kinderen te dopen. Hoe is men dan tot dit gebruik gekomen? Over het geheel genomen huldigt men de overtuiging dat de doop een sacrament is dat het wegwassen van zonden tot gevolg heeft.
Spreekt de bijbel niet over de doop voor de vergeving van zonden? Ja, zowel in verband met de doop die door Johannes de Doper werd voltrokken als die welke in de naam van Jezus Christus werd verricht. Laten wij eerst Johannes’ doop eens onderzoeken. Johannes doopte „als symbool van berouw tot vergeving van zonden. . . . zij werden door hem in de rivier de Jordaan gedoopt, terwijl zij hun zonden openlijk beleden” (Mark. 1:4, 5, NW). Dit betekent niet dat door de doop zelf zonden werden weggewassen. Volgens verschillende moderne vertalingen geeft Handelingen 19:4 te kennen: „Johannes doopte met de doop als symbool van berouw” (NW). „Johannes diende een doopsel toe ten teken van bekering” (SW). „Johannes doopte met een doop die een uitdrukking van berouw was” (Engelse vertaling van Williams). Johannes’ doop was er dus een teken of symbool van dat een natuurlijke jood berouw had van zonden tegen het wetsverbond. Daarom bereidde de doop van Johannes deze berouwvolle personen op de Messias voor. Bovendien bestond Johannes’ doop niet uit besprenkelen maar uit de onderdompeling in water: „Ook Johannes doopte, te Aenon bij Salim, omdat daar veel water was” (Joh. 3:23). Wilde men berouw hebben van zonden, dan moest men oud genoeg zijn om te begrijpen wat berouw was. Daarom doopte Johannes geen baby’s.
Veranderde dit met de instelling van de christelijke doop, zodat baby’s nu wel gedoopt dienen te worden? Om die vraag te kunnen beantwoorden, dienen wij ons af te vragen: Hoe werd Jezus gedoopt? Waarom werd Jezus gedoopt?
SYMBOOL VAN OPDRACHT
De Zoon van God ging naar Johannes de Doper en vroeg deze, tot Johannes’ verbazing, hem te dopen. Johannes begreep niet waarom Jezus gedoopt zou moeten worden en zei: „Ik heb nodig door U gedoopt te worden en komt Gij tot mij?” (Matth. 3:14) Jezus bleef echter bij zijn verzoek en Johannes gehoorzaamde en dompelde Jezus onder water zoals hij anderen had ondergedompeld. Jezus werd niet louter besprenkeld maar was onder water: „Terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water.” — Matth. 3:16.
Waarom werd Jezus gedoopt? Niet om zijn zonden weg te wassen of als teken dat hij berouw had van zijn zonden, want hij was „heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren”. En verder staat er over hem geschreven: „Die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden.” Een volmaakt mens — en toch werd Jezus gedoopt! — Hebr. 7:26; 1 Petr. 2:22.
De zondeloze mens Jezus werd gedoopt omdat hij de wens koesterde de wil van zijn Vader te doen. De apostel Paulus verklaart dit door Psalm 40:7-9 6-8 op Jezus Christus van toepassing te brengen: „Zie, hier ben Ik — in de boekrol staat van Mij geschreven — om uw wil, o God, te doen” (Hebr. 10:4-7). Jezus werd gedoopt omdat hij zijn opdracht om Jehovah’s wil te doen wilde symboliseren; en hij bewees dat hij deze opdracht had gedaan door het timmerwerk de rug toe te keren en met de prediking te beginnen. Jezus deed deze opdracht toen hij een volwassen man was: „En het geschiedde . . . dat . . . ook Jezus gedoopt werd. . . . En Hij, Jezus, was, toen hij optrad, ongeveer dertig jaar.” — Luk. 3:21, 23.
Thans dient de christelijke doop in navolging van het voorbeeld dat Jezus Christus heeft gesteld, plaats te vinden. Daarom heeft de doop van zijn volgelingen thans dezelfde betekenis als Jezus’ doop. De doop van een christen dient als symbool dat men zijn leven aan God heeft opgedragen en net als Jezus plechtig heeft beloofd: ’Hier ben ik om uw wil, o God, te doen.’
Personen die geloven dat de waterdoop zonden wegwast, citeren vaak Handelingen 2:38 ter ondersteuning. Dit vers bevat de woorden van de apostel Petrus: „Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op den naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden.” In dit geval sprak Petrus met Pinksteren tot degenen die tegen Jezus hadden gezondigd. Hoe konden zij vergeving verkrijgen? Zij moesten berouw hebben, Jezus en zijn reinigende bloed aanvaarden en dit tonen door zich in Jezus’ naam te laten dopen. Dat wil niet zeggen dat het water waarin zij werden gedoopt zelf hun zonden zou wegwassen; indien dat het geval was, zouden zij na iedere volgende zonde opnieuw gedoopt moeten worden. Het is echter zoals Handelingen 22:16 (NW) verklaart: „En waarom talmt gij nu? Sta op, word gedoopt en was uw zonden weg doordat gij zijn naam aanroept.” Hoe worden zonden weggewassen? Niet door het water zelf maar „doordat gij zijn naam aanroept”.
De waterdoop is er dus voor christenen een symbool van dat men berouw heeft van zonden, dat men Jezus heeft aanvaard en dat men zijn leven eraan heeft opgedragen Jehovah’s wil, net als Jezus, getrouw te volbrengen.
GELOOF EN KENNIS NODIG
Het door Jezus gegeven gebod luidde: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige geest, en onderwijst hun al wat ik u heb geboden, na te komen.” — Matth. 28:19, 20, NW.
Omvatte de uitdrukking „mensen uit alle natiën” ook baby’s? Klaarblijkelijk niet, want dan zou de betekenis van de doop die Jezus instelde, zijn veranderd! Baby’s kunnen geen persoonlijke, op geloof en kennis gebaseerde opdracht aan God doen. Bovendien worden iemands zonden niet weggenomen door de doop. De apostel schreef: „Zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving” (Hebr. 9:22). Door Christus’ rantsoenoffer, het berouw van de christen en het aanvaarden van het rantsoen, wat uit een veranderde levenswijze zal blijken, wordt deze vergeving mogelijk. Daarnaast verklaart de apostel nog: „Want: al wie den naam des Heren aanroept, zal behouden worden. Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wien zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wien zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker?” (Rom. 10:13, 14) Neen, tot de „mensen uit alle natiën” die gedoopt moesten worden, behoorden geen baby’s; zij moesten eerst opgroeien zodat zij, nadat zij over de Messias hadden gehoord, de waarde van Jezus’ rantsoenoffer konden begrijpen en er geloof in konden stellen.
Een van de oorzaken van de misvattingen omtrent de christelijke doop is de mening dat het „water” waarover Jezus in Johannes 3:5 sprak het doopwater is. Jezus zei: „Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan”. Personen die verder lezen, zullen zien dat dit water niet het doopwater is. Over dit water wordt namelijk in Johannes 4:14 en ook in Openbaring 22:1, 17 gesproken als „water des levens”. In elk van deze gevallen wordt niet op het doopwater gedoeld maar op iets wat iemand in symbolische zin moet drinken. In plaats van het doopwater is het het waarheidswater, de verfrissende, levengevende en reinigende kennis van Gods Woord. Dit waarheidswater hervormt iemands geestesgesteldheid en opent de weg tot het eeuwige leven.
Al zou u de Heilige Schrift nog zo goed napluizen, nooit zult u één enkel voorbeeld tegenkomen van de doop van een pasgeboren baby! Aanhangers van de kinderdoop proberen deze leerstelling te verdedigen door te zeggen dat in de dagen van de apostelen hele gezinnen het christendom aanvaardden en werden gedoopt. Indien er echter al kleine baby’s tot deze gezinnen behoorden, dan zijn de apostelen in gebreke gebleven dit te vermelden — niettegenstaande de uitnemende gelegenheid die dit hun geschonken zou hebben de belangrijkheid van een dergelijke leerstelling te onderstrepen.
KINDEREN HEILIG ZONDER DOOP
Indien een baby nu echter sterft voordat hij de kans krijgt op te groeien en Gods weg tot redding te leren kennen, wat dan? Als antwoord op deze vraag belicht de Schrift een treffende reden waarom de doop van baby’s niet noodzakelijk is: God beschouwt een baby als „heilig” omdat hij gelovige, christelijke ouders heeft. Maar indien nu slechts een van de ouders gelovig is? De apostel Paulus verklaart in dit verband: „De ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in den broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig” (1 Kor. 7:14). Baby’s zijn in Gods ogen niet „heilig” wegens een besprenkelingsceremonie, maar omdat zij een gelovige vader of moeder hebben.
In plaats dat christelijke ouders zich erom zullen bekommeren hun baby te laten dopen, zullen zij de raad van de geïnspireerde Schrift opvolgen en hun kind „in de tucht en in de terechtwijzing des Heren” opvoeden (Ef. 6:4). Leer het kind de wil en geboden van Jehovah God. Doe wat de geïnspireerde spreuk zegt: „Leidt een knaap op overeenkomstig de weg voor hem; wanneer hij dan oud wordt, zal hij er niet van afwijken” (Spr. 22:6, NW). Indien ouders hun kinderen ijverig in Gods waarheid hebben onderwezen, zullen dezen, wanneer zij opgroeien, in staat zijn er persoonlijk toe te besluiten hun leven aan God op te dragen. Nadat zij deze beslissing hebben genomen, zullen zij, net als Jezus, deze opdracht door middel van de waterdoop symboliseren. Doordat zij getrouw zijn aan hun opdracht zullen zij het zich waardig betonen eeuwig leven op aarde, onder het koninkrijk des hemels, te genieten.
Wat gebeurt er nu wanneer het kind sterft voordat het oud genoeg is om zich persoonlijk aan God op te dragen? Wij kunnen er zeker van zijn dat, daar God de kinderen van gelovige ouders als „heilig” beschouwt, elk kind van dergelijke ouders dat sterft, beslist uit de doden zal worden opgewekt. Ouders die Jezus’ voorbeeld gehoorzaam navolgen, zullen daarin niet teleurgesteld worden. Zelfs de boosdoener die naast Jezus aan de martelpaal ter dood gebracht werd, ontving de belofte van een opstanding en de gelegenheid eeuwig leven in de rechtvaardige nieuwe wereld te verwerven. „Gij zult met mij in het Paradijs zijn”, zei Jezus (Luk. 23:43, NW). Indien deze boosdoener, die tot op dat ogenblik ongedoopt zal zijn, aanwezig zal zijn wanneer het paradijs op aarde wordt hersteld, zullen zeker de kinderen van gelovige ouders die Jezus’ voorbeeld volgen in plaats dat ze hun kinderen als baby hebben laten dopen, op overeenkomstige wijze worden gezegend.
Voor ware christenen bezitten de woorden en het voorbeeld van Jezus Christus veel meer autoriteit dan de overleveringen van mensen. Ware christenen volgen het voorbeeld van Christus nauwgezet na. Door een studie van de Heilige Schrift krijgen zij overstelpend veel bewijzen dat (1) er nooit door de christenen uit de eerste eeuw een baby is gedoopt; dat (2) de christelijke doop niet ten doel heeft zonden weg te wassen maar een symbool is van een persoonlijke opdracht aan God, en (3) dat kinderen van gelovige ouders, ook al zijn zij niet gedoopt, door God als „heilig” worden beschouwd.
Baby’s behoeven en dienen dus niet gedoopt te worden. De doop is een ceremonie die kenmerkend is voor een persoonlijke verbintenis, een verbintenis die niemand anders dan de persoon in kwestie kan aangaan en die zeker een zuigeling niet zelf kan aangaan. De bijbelse leerstelling van de waterdoop, en daarom de enige waterdoop die werkelijk voor God aanvaardbaar is, is thans nog hetzelfde als toen Jezus de waterdoop instelde.
[Voetnoten]
a Histoire dogmatique, liturgique et archéologique du sacrement de baptême, Deel 1, blz. 380.