Christenen leven overeenkomstig de waarheid
„Nu gij daarom onwaarheid hebt weggedaan, spreek waarheid een ieder van u met zijn naaste, omdat wij leden zijn die tot elkander behoren.” — Ef. 4:25, NW.
1. Waarom dient er in de gemeente van God geen enkele vorm van liegen te worden aangetroffen?
JEHOVAH God heeft thans een Nieuwe-Wereld-maatschappij in werking. Overal in de gehele wereld zoekt hij mensen uit en hij leidt hen op voor het leven in de nieuwe wereld. Hij verwacht dat dezen zich reinigen en rein blijven, dat zij afgescheiden blijven van het oude samenstel van dingen onder Satan. Onder hen is geen ruimte voor praktijken zoals die door de wereld worden beoefend. Sommige van de dingen die moeten worden gedaan, worden in Kolossenzen drie vermeld. Vervolgens manen de verzen 9 en 10 ons aan tot het volgende: „Liegt niet tegen elkander. Trekt de oude persoonlijkheid met haar praktijken uit, en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid die door nauwkeurige kennis wordt vernieuwd overeenkomstig het beeld van degene die ze schiep.” Het is een tijd waarin Christenen op hun hoede dienen te zijn omtrent de wijze waarop zij leven. Het is verstandig om datgene wat tot liegen zal leiden en wat tegen de waarheid is, te vermijden. „Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn juiste gedrag zijn werken met een zachtmoedigheid die tot wijsheid behoort. Maar indien gij bittere jaloersheid en twist in uw hart hebt, roem en lieg dan niet tegen de waarheid” (Jak. 3:13, 14, NW). Wij kunnen inderdaad evengoed zeggen dat indien iemand jaloersheid of twist in zijn hart heeft en indien zijn hart niet juist is, het niet heel lang zal duren of hij liegt. Van het ene kwaad komt het andere; de ene leugen bedekt de volgende. Maar in de gemeente van God dient liegen in geen enkele vorm te worden aangetroffen. Het is verkeerd; het wordt door Jehovah afgekeurd.
2. Wat zijn de gevolgen voor degenen in de gemeente die het liegen beoefenen?
2 Er zijn zowel in het verleden als in de tegenwoordige tijd gelegenheden geweest waarin personen in de gemeente van God hebben getracht te liegen, en dit heeft altijd tot last en moeite geleid, in het bijzonder voor hen die de leugens hebben verteld. Vaak is de reden tot liegen, het vertellen van onwaarheden of het beoefenen van misleiding, een toestand van mensenvrees of trots in een persoon. In Handelingen 5 (NW) wordt ons het volgende verteld: „Een zekere man echter, Ananias genaamd, verkocht tezamen met Saffira, zijn vrouw, een bezitting en hield in het geheim iets van de prijs achter, terwijl zijn vrouw er ook van af wist, en hij bracht slechts een gedeelte en deponeerde het aan de voeten van de apostelen. Maar Petrus zeide: ’Ananias, waartoe heeft Satan u verstout de heilige geest te bedriegen en in het geheim iets van de prijs van het veld achter te houden? Bleef het niet van u zolang het bij u bleef, en bleef het nadat het was verkocht, niet onder uw toezicht? Waarom hebt gij zulk een daad als deze in uw hart voorgenomen? Gij hebt niet mensen, maar God bedrogen.’ Bij het horen van deze woorden viel Ananias neder en gaf de geest. En grote vrees kwam over allen die er van hoorden.” Zijn vrouw voegde zich bij hem in de leugen en onderging hetzelfde oordeel. Zij deden aan huichelarij. Zij wilden in de ogen van anderen iets schijnen wat zij in werkelijkheid niet waren. Indien zij de waarheid hadden gezegd, indien zij hadden gezegd dat zij een gedeelte gaven van de prijs die zij hadden ontvangen, zouden zij geen kwaad hebben gedaan. Maar hun hart was niet juist. Jehovah onderzocht hen tot helemaal in de binnenste delen van hun hart om te zien wat hun beweegredenen waren, waarom zij datgene deden wat zij hadden gedaan. Hij bevond dat hun hart slecht was. Het gevolg voor hen was het ongunstige oordeel van Jehovah. Het geval van Ananias en Saffira toont aan dat mensen uit de gemeenschap gesloten kunnen worden wegens liegen, want Jehovah sloot hen voor altijd uit de gemeenschap. Liegen en onwaarheid betalen geen goed loon.
WAARHEID ONDER DE BROEDERS
3, 4. (a) Wat voor soort van getuigenis moet door een getuige worden gegeven wanneer iemand voor dienaren in een gemeente wordt verhoord? (b) Welke factoren die tot liegen kunnen leiden, dient een Christen te vermijden? (c) Wat zijn enkele Schriftuurlijke voorbeelden van nadeel dat door valse getuigen werd berokkend?
3 Wanneer wij met onze broeders te doen hebben, moeten wij de waarheid vertellen. Wij moeten de gemeente rein, zuiver en waarheidsgetrouw houden. Jehovah God vertelt ons in Spreuken 6:19 dat hij valse getuigen die leugens spreken, haat. Indien altijd de waarheid wordt verteld, zal het juiste worden gedaan. Misschien zal een aangeklaagde broeder voor dienaren in een gemeente worden verhoord en wordt van hem een verklaring op de man af gevraagd. De vraag is of hij juist of verkeerd heeft gehandeld. Iemand die is opgeroepen om te getuigen, zal de waarheid zegen over zijn broeder ook al zou het van de zijde der wereldsgezinden enige vervolging of een berisping tot gevolg hebben. Er moet niet worden toegelaten dat vrees voor een of andere vorm van wedervergelding het getuigenis tint. Sommige primitieve wereldse mensen worden er toe beïnvloed te liegen uit vrees voor toverij, maar Jehovah’s getuigen hebben die vrees niet; de volledige wapenrusting Gods beschermt hen (Ef. 6:11-20). Noch dienen familiebetrekkingen of gehechtheid aan familie — een verkeerd idee van loyaliteit — het getuigenis te verdraaien ten einde een kwaaddoener te beschermen. En sommige mensen bezitten de mentaliteit dat zij iemand die als een superieur wordt beschouwd, altijd willen behagen door datgene te zeggen wat die persoon misschien graag zou willen horen. Maar nooit dient het verlangen om de oren van een mens te strelen, iemand er toe te leiden onwaarheden te vertellen, hetzij in een verhoor voor een gemeente of op andere tijden. Iemand die Jehovah behaagt, moet met een rein getuigenis komen. Leugens en waarheid komen niet uit de mond van een Christen. — Jak. 3:10, 11.
4 Jehovah houdt niet van een leugenaar wiens valse getuigenis voor enig onrechtvaardig voordeel of een omkoopsom kan worden gekocht. In een verhoor moet iemand geen onwaarheden vertellen ten einde de gedaagde in moeilijkheden te krijgen. De vervalser maakt zich gehaat in de ogen van God. Door zijn getuigenis kan hij denken iemands gunst te winnen of persoonlijk voordeel te verkrijgen, maar stellig plaatst hij zich in ongunst bij Jehovah. „Een waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens” (Spr. 14:5). Een persoon kan veel kwaad worden berokkend indien er meineed wordt gepleegd wanneer iemand getuigenis aflegt betreffende hem. Naboth werd gedood vanwege meinedigen (1 Kon. 21:8-13). Valse getuigen stelden zich tegen Jezus op en droegen tot zijn dood bij. Valse getuigen getuigden tegen Stefanus. Meineed is verkeerd. Het is een vorm van liegen. Het is vooral kwaad wanneer het tot resultaat heeft dat anderen worden benadeeld, en dit is bijna altijd het geval. — Matth. 26:60, 61; Hand. 6:10, 11.
5. Hoe en wanneer is het raadzaam meineed te bestrijden?
5 Een persoon kan ijdel geklets tegen hem door de vingers willen zien maar wanneer iemand voor een rechtbank meineed tegen u pleegt, is het stellig juist u te verdedigen en bewijzen aan te voeren ten einde leugens die zijn verteld, te weerleggen. Er dient niet te worden toegelaten dat ze in het bericht tegen u blijven staan. De apostel Paulus voerde zijn verdediging aan toen hij voor de heersers stond. Het geval van Jezus was anders. Hij stond tegenover een gepeupel en tegenover goddeloze mensen die geen begrip van gerechtigheid hadden. Een uitvoerig betoog houden, zou geen goed hebben gedaan. Bovendien wist hij in zijn geval dat zijn tijd was gekomen om zijn leven te geven. Wanneer de goddelozen hun valse getuigen tegen een persoon inbrengen, kan daardoor een moment van woede worden veroorzaakt maar toch dienen wij onze vermogens te beheersen en nooit moeten wij met leugens trachten te vergelden. Wij blijven Gods wet nakomen, zijn rechtvaardige beginselen volgen en de waarheid vertellen. Op de goddelozen rust de verantwoordelijkheid voor wat zij doen. — Ps. 119:69, 70.
6, 7. Wat dient er te worden gedaan ten einde de belangen van de broeders en zusters te beschermen en de eenheid in de gemeente te bewaren?
6 Er zijn tijden waarin wij het beschermen van de belangen van de broeders en zusters in gedachten moeten houden. Indien een persoon vragen worden gesteld over zijn broeder, misschien vragen van persoonlijke aard, en de vragensteller is geen verantwoordelijke dienaar in de gemeente, die er in een tijd van onderzoek recht op heeft zulke aangelegenheden te weten, dan is het het beste dat een Christelijke broeder of zuster zich met zijn eigen zaken bemoeit en zijn broeder of zuster beschermt door niets te antwoorden. Ontmoedig mensen die trachten hun neus in de aangelegenheden van anderen te steken. Met andere woorden, het is goed om kletsen, oorblazen, het beginnen van geruchten of het vitten op de broeders en zusters, te vermijden. Houd in gedachten dat Jehovah niet alleen een getuige die leugens spreekt, haat, maar ook iemand die onenigheid zaait onder de broeders. Het fluisteren over welke broeder of zuster maar ook dient te worden vermeden. Indien gij denkt dat iemand verkeerd heeft gedaan, zeer goed; indien gij er iets over wilt zeggen, ga dan rechtstreeks naar hem toe. Begin geen fluistercampagne. In duidelijke taal wordt er gewaarschuwd dat iemand zich met zijn eigen zaken dient te bemoeien en zijn zaken dienen in overeenstemming met Jehovah’s Woord te zijn; dan zal hij geen moeilijkheid of last hebben ten gevolge van het zich bemoeien met andermans zaken. — Spr. 16:28; 18:8; Matth. 24:48-51; 1 Petr. 4:15.
7 Wanneer dus iemand van de broeders of zusters die geestelijke hulp nodig heeft, tot u komt en over zijn problemen spreekt, zijn persoonlijke moeilijkheden, of iets wat hij vele jaren geleden heeft gedaan en wat verkeerd kan zijn geweest maar het toch niet noodzakelijk zou maken dat hij uit de gemeenschap wordt gesloten, raad hem dan als een rijpe Christelijke broeder aan hoe hij zijn aangelegenheden op orde kan brengen. Help hem op elke wijze. Maar houd in gedachten dat er voor alles een tijd is. Spaar uw broeders voor verlegenheid in tijden van moeilijkheden. Het is niet noodzakelijk om alles wat gij weet aan een ieder te vertellen. Help uw broeder, maar ga zijn problemen en moeilijkheden, zijn gezinsmoeilijkheden, of andere dingen die hij u in een tijd van nood heeft toevertrouwd, niet aan iedereen vertellen. Betoon liefde jegens uw broeder. Doe het ter wille van de eenheid van Gods organisatie. — Spr. 11:13.
8-10. (a) Welke handelwijze jegens onze broeders en zusters bewijst dat wij God liefhebben? (b) Hoe kan geklets en nutteloos gepraat de broeders en zusters nadeel berokkenen en blijk geven van gebrek aan Christelijke liefde?
8 Indien iemand een Christen beweert te zijn, iemand beweert te zijn die God liefheeft, moet hij ook zijn broeder liefhebben. Indien hij zijn broeder niet liefheeft, leeft hij in werkelijkheid overeenkomstig een leugen. „Indien iemand de bewering uit: ’Ik heb God lief,’ en nochtans zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want hij die zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben. En dit gebod hebben wij van hem, dat hij die God liefheeft, ook zijn broeder dient lief te hebben.” — 1 Joh. 4:20, 21, NW.
9 Indien een broeder misschien twintig jaar geleden een fout heeft gemaakt en zijn verkeerde daad toen heeft beleden en hem vergiffenis werd geschonken, is het niet noodzakelijk dat anderen deze dingen voortdurend ter sprake brengen. Dat is niet het betonen van liefde jegens de broeder. Indien gij uw broeder werkelijk liefhebt, zult gij niet over hem kletsen en praten. Hoewel het waar is dat wij de waarheid moeten zeggen wanneer wij spreken, behoeven wij niet alles te zeggen wat wij over onze broeder weten. Indien hem werkelijk vergiffenis is geschonken, is de zaak afgehandeld, ze is afgelopen en ze dient niet elke week in een Koninkrijkszaal of onder hen die in de gemeente zijn, te worden besproken. Waar wordt er door dezulken die voortdurend over hun broeder kletsen en die trachten zijn fouten te doen uitkomen, barmhartigheid getoond? Waar brengt het eenheid tot stand? Waar bewaart het de harmonie en de geest van vreugde van de gemeente? Indien iemand wenst te spreken, zijn er vele Koninkrijkswaarheden en velddienstervaringen te bespreken.
10 Zij die door kletsen, nutteloos gepraat of bedrog door middel van valse leerstellingen, onenigheid zaaien, zorgen niet voor de belangen van Jehovah’s organisatie. In Titus 1:10-12 vertelt Paulus over hen die lastige en nutteloze praters zijn en die de geest misleiden, en hij toont aan hoe zij gehele huisgezinnen omverwerpen door het leren van leugens dat zij doen. Hij vermeldde dat „Kretenzen” altijd leugenaars zijn. In dit verband toonde hij in vers negen aan dat er van de opzieners in de gemeente wordt vereist hen die de waarheid tegenspreken, te bestraffen. De waarheid moet worden bewaard in Gods gemeente.
RECHTVAARDIG EN EERLIJK HANDELEN
11. (a) Hoe staan eerlijkheid en waarheidsgetrouwheid met elkaar in verband? (b) Is het mogelijk dat oneerlijke personen, zich gedurende een tijd met de organisatie van God verbinden?
11 Jehovah ’heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist Jehovah van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?’ (Micha 6:8). Rechtvaardig of eerlijk handelen en de waarheid vertellen, passen bij elkaar. Ze zijn hoedanigheden welke onder Christenen aangetroffen moeten worden. Christenen zijn broeders die eerlijk met elkaar omgaan en elkaar helpen. Maar, indien er iemand in de organisatie komt in wiens hart geen goede beweegredenen zijn, is er voor een barmhartige Christen geen noodzaak om kwaaddoen te blijven verdragen. Soms komen er personen naar de vergaderingen of verbinden zich met Jehovah’s Nieuwe-Wereld-maatschappij, die, diep in hun hart, geen oprechte mensen zijn, geen mensen van waarheid en rechtvaardigheid. Dezen worden soms „klaplopers” genoemd, mensen die bedrog en misleiding beoefenen, mensen die rondgaan om te trachten geld of goederen en bezittingen van hun broeders en zusters te lenen, en die van binnen geen enkel plan hebben ze terug te betalen en ook nooit terugbetalen. Dit soort van mensen vertoont een uiterlijke schijn van Christelijkheid, maar hun belangen zijn puur zelfzuchtig. Judas was een dief die huichelachtige sympathie voor de armen betoonde. — Joh. 12:6.
12. (a) Is het een goede gewoonte geld van broeders te lenen? (b) Hoe trof Jehovah een voorziening voor eerlijkheid in het Israël uit de oudheid, en wat werd van de zondaar vereist zodat hij de aangelegenheden in orde kon brengen?
12 Het is niet altijd een goede gewoonte dat broeders geld lenen van andere broeders. Af en toe geeft het blijk van liefde om geld te lenen, maar vaak leidt het tot moeilijkheden in gemeenten (Luk. 6:35). Indien broeders zaken met elkaar doen, overeenkomsten sluiten om geld te betalen of bepaalde betalingen voor goederen te doen, dienen zij hun beloften te houden, de waarheid te vertellen en oneerlijkheid te vermijden. Met het oog op de mogelijkheden dat het geheugen iemand in de steek laat en ten einde woordenwisselingen te helpen vermijden, is het raadzaam om van al zulke transacties een juist geschreven bericht te maken. Zwendelarij, bedriegerij en oneerlijkheid zijn zonden in Gods ogen. Onder de mensen van het Israël uit de oudheid trof Jehovah de voorziening voor het verzoenen van deze zonden. Het was noodzakelijk dat de persoon die de overtreding had begaan, het met zijn broeder en voor het aangezicht van Jehovah in orde bracht. „Ingeval een ziel hierin zou zondigen dat hij zich ontrouw jegens Jehovah heeft gedragen en zijn metgezel heeft bedrogen aangaande iets wat hem was toevertrouwd of een waarborgsom die hem in handen was gegeven of een beroving of hij zijn metgezel heeft bedrogen, of iets heeft gevonden wat was verloren en er over heeft gelogen en valselijk heeft gezworen over enige van alle dingen die de mens kan doen en waardoor hij kan zondigen; dan moet het geschieden dat ingeval hij zou zondigen en inderdaad schuldig zou worden, hij het geroofde dat hij heeft geroofd of het afgeperste dat hij door bedrog heeft genomen of het hem toevertrouwde dat aan hem was toevertrouwd of het verlorene dat hij heeft gevonden, of alles waarover hij valselijk zou kunnen zweren, moet teruggeven, en hij moet er tot het volledige bedrag er van schadeloosstelling voor geven en hij zal een vijfde er van aan toevoegen. Aan degene van wie het is, zal hij het geven op de dag dat zijn schuld is bewezen. En als zijn schuldoffer zal hij aan Jehovah een gezonde ram van de kudde brengen overeenkomstig de geschatte waarde, voor een schuldoffer, aan de priester. En de priester moet een verzoening voor hem doen voor het aangezicht van Jehovah, en zo moet het hem worden vergeven betreffende welke van alle dingen maar ook die hij zou kunnen doen en waarvan het gevolg schuld zou zijn.” — Lev. 6:2-7; 19:11-13, NW.
13. Is Jehovah’s beginsel van eerlijkheid tot op deze dag veranderd?
13 Alhoewel wij Christenen van tegenwoordig niet onder dezelfde priesterlijke regeling leven als het Israël uit de oudheid, zijn wij toch verplicht eerlijk en oprecht te zijn en alle schulden en beloften op een juiste wijze te vereffenen en na te komen. Wij bedriegen broeders niet maar dienen de dingen met de broeders in orde te maken en Jehovah’s vergiffenis te vragen voor alles wat door ons is gedaan en niet in de haak is. Broeders zullen in alle zaken rechtvaardig met elkaar handelen en zij zullen leugens, oneerlijkheid en bedrog uit hun midden houden.
14. Wat is de juiste handelwijze die een Christen moet volgen wanneer hij iets wat van hem werd geleend, terug wenst te hebben?
14 Af en toe komen er op het Genootschap rapporten binnen van individuele broeders of van gemeenten waaruit blijkt dat er enkele oneerlijke, immorele personen in de gemeente zijn geslopen (Judas 4). Hoe men met immorele personen moet handelen, is duidelijk, maar hoe staat het met mensen die rondgaan om hun broeders te plunderen, of die zich als broeders voordoen enkel met het doel geld los te krijgen, die zijn zoals de psalmist zegt: „De goddeloze vraagt te leen en geeft niet terug”? (37:21, NBG) Wat kan er ten aanzien van hen worden gedaan? Indien een broeder in zijn liefde en vriendelijkheid een ander die zich als een broeder voordoet, toestaat gedurende een zekere tijd iets van zijn geld of stoffelijke bezittingen te hebben en hij die leent, vervolgens, nadat de overeengekomen tijd is verstreken, weigert terug te betalen, kan de broeder die de lening heeft gedaan, naar degene gaan die het geld of de goederen heeft genomen en hem vragen alles volledig terug te geven. Het is juist om naar uw broeder te gaan wanneer gij iets tegen hem hebt en tot hem te spreken (Matth. 18:15-17). Indien hij de zaak niet op de juiste wijze in orde wil brengen, kan de broeder die er bij betrokken is, tot de gemeentedienaar spreken en regelingen treffen een verhoor te hebben voor het comité, terwijl de overtreder aanwezig is. In een tijd gelijk deze zal iemand het tot zijn voordeel vinden een ondertekende, geschreven overeenkomst te hebben en het zal geen geval zijn waarin het woord van de ene persoon tegen het woord van de andere wordt gesteld. Indien schuld wordt vastgesteld, kan het comité een beperkte maar redelijke tijd stellen waarin de overtreder zijn schulden kan vereffenen of de verkeerde dingen die zijn gedaan, kan herstellen.
15. (a) Wat kan door een gemeente worden gedaan wanneer een broeder weigert of in gebreke blijft datgene wat hij heeft geleend, op de juiste wijze terug te geven? (b) Is het ooit juist een zaak voor een wereldse rechtbank te dagen ten einde een schuld vereffend te krijgen? (c) Wat dient in overweging te worden genomen voordat men een zaak voor de rechtbank brengt?
15 Indien de overtreder weigert de zaak op een rechtvaardige en juiste wijze in het reine te brengen, is het dan juist dat de broeder die de lening heeft gedaan, de broeder die de schuldenaar is, voor het gerecht daagt en hem gerechtelijk vervolgt? De Schrift raadt ons aan dat wij zulke aangelegenheden voor de rijpe broeders in de gemeente dienen te brengen en een broeder niet voor de rechtbank dienen te dagen (1 Kor. 6:1-10). Maar indien hij een afperser is, kan hij uit de gemeenschap worden gesloten. Van die tijd af dient hij te worden vermeden. Door de gemeente te worden uitgesloten, is de grootste straf die zulk een persoon door mensenhanden kan worden toegediend, want wanneer rijpe broeders overeenkomstig de raad van de Schrift te werk gaan, treden zij in werkelijkheid voor Jehovah op en het oordeel is afkomstig uit zijn Woord. Of een bedrogen persoon een uit de gemeenschap gesloten persoon al dan niet voor een rechtbank wil dagen, moet door hem zelf worden beslist. De uit de gemeenschap gesloten persoon is niet langer een broeder en de gemeente heeft haar krachten uitgeput in het geval, dus de enige toevlucht zou zijn naar de rechtbanken van het land te gaan. Maar het is goed om de kosten die er in tijd en geld bij betrokken zijn, te overwegen. Rechtsgedingen zijn kostbaar en soms is het resultaat dat de advocaten alles krijgen door middel van hun honoraria. Het is ook noodzakelijk om aan de smaad te denken die door middel van zulk een openbare actie op het werk kan komen. Daarom mag een broeder zijn broeder niet voor de rechtbank dagen; de organisatie wordt smaad aangedaan. Paulus’ argument is, dat het beter is te worden bedrogen dan de gemeente smaad aan te doen. Maar met een uit de gemeenschap gesloten persoon is de toestand anders, ofschoon de mensen in het algemeen misschien niet beseffen dat de persoon die gerechtelijk wordt vervolgd, uit de gemeenschap is gesloten. Indien een wettelijke actie wordt ondernomen, dient schadeloosstelling voor wat werd genomen, het doel te zijn, en niet wraak. Een ieder die zo ver zou gaan om een schuld betaald te krijgen, dient van het begin af aan, de overeenkomst in geschrifte te hebben. Of indien de broeder die het onrecht is aangedaan, de zaak wil laten rusten, kan ze aan Jehovah worden overgelaten, die het hart van alle mensen onderzoekt en hun beweegredenen kent en die degenen die het goede doen, met leven beloont. — Rom. 12:17-19; 1 Kor. 5:11-13; Hebr. 10:26-31.
16. Hoe kunnen broeders barmhartigheid betonen jegens schuldenaars?
16 In vele gevallen moet barmhartigheid worden betoond. Een persoon kan een paar gulden hebben geleend en helemaal hebben vergeten te betalen, maar zonder de bedoeling te bedriegen. Hem dient te worden toegestaan de schuld te vereffenen en, indien zijn hart juist is, zal hij zijn schuld aan een broeder willen afdoen. En het kan zijn dat sommige broeders het geld niet nodig hebben en de schulden wellicht willen kwijtschelden (Matth. 6:12; 18:23-35; Luk. 7:41-43). Niemand dient te verwachten dat zijn schuld wordt kwijtgescholden; ze moet niet worden kwijtgescholden, maar ze kan worden kwijtgescholden, door de liefde in het hart van een broeder. Het geweten en het goede hart in de schuldenaar dienen hem er toe aan te zetten zijn schulden te willen afdoen, en hij dient het tenminste te proberen. In sommige kleine aangelegenheden kan het comité van een gemeente ten tijde dat een verhoor wordt afgenomen, beslissen aan te bevelen dat een schuld van een zieke, behoeftige persoon wordt kwijtgescholden, maar het kan slechts een aanbeveling zijn en hij die de lening heeft gedaan, moet ten slotte beslissen. Hierdoor wordt aangetoond hoe belangrijk het is verstandige, rijpe broeders als dienaren in het comité van de gemeente te hebben.
17. (a) Welke zorg moet een dienaar betrachten wanneer hij een gemeente voor een oneerlijke persoon waarschuwt? (b) Kan een overtreder in de gemeente worden hersteld?
17 Indien er aan gemeenten aankondigingen worden gedaan betreffende iemand die weigert schulden te betalen of die rondgaat en geld of andere dingen van enkelingen in de gemeente neemt, dient de gemeentedienaar degene te zijn die de aankondiging doet en hij dient er voor te zorgen dat hij het vermijdt iets op een lasterlijke wijze onder woorden te brengen maar hij dient slechts de feiten te vermelden zoals ze zijn of enkel mede te delen dat een persoon wegens oneerlijkheid of bedrog uit de gemeenschap is gesloten. Dan kunnen zij die in de gemeente zijn, weten wat er aan de hand is en zij zullen hun eigen belangen en de belangen van hun broeders en zusters kunnen beschermen. „Diens boosheid zal in de gemeente geopenbaard worden” (Spr. 26:26, 18, 19). Indien iemand uit de gemeenschap is gesloten en later de schuld vereffent, kan hij worden hersteld omdat hij door een juiste handelwijze blijk heeft gegeven van een juist hart. Het comité zal beoordelen of zulk een persoon hersteld zal worden. Dit is één goede reden waarom een broeder niet voor het gerecht gedaagd moet worden om een schuld te vereffenen.
18. Waardoor wordt aangetoond dat Jezus oneerlijkheid niet goedkeurde in de gelijkenis die hij uitsprak en welke in Lukas 16:1-8 staat opgetekend?
18 Oneerlijkheid wordt door Jezus niet goedgekeurd of toegejuicht in de gelijkenis die hij in Lukas 16:1-8 uiteenzette; Jezus keurt onrechtvaardigheid nooit goed. Sommigen hebben gedacht dat de „meester” naar wie wordt verwezen, degene betekent die de gelijkenis uitsprak, Jezus Christus, maar dat is niet zo; hij prees de oneerlijke rentmeester niet. Het is slechts een verwijzing naar de meester van de onrechtvaardige rentmeester, die niet kon nalaten de schranderheid van de ontrouwe rentmeester te bewonderen. Jezus toonde aan hoe de wereldse mensen van hun middelen gebruik maken ten einde hun toekomst te verzekeren. De „zonen van het licht” moeten eveneens naar de toekomst kijken, hun bezittingen en vermogens gebruiken om Jehovah te behagen en blijvende rijkdommen van eeuwig leven verwerven. — Zie De Wachttoren van 1 mei 1948 voor nadere bijzonderheden.
BESCHERMING TEGEN VIJANDEN
19. Wat kan een Christen ter bescherming doen wanneer hij tegenover vijanden komt te staan?
19 Wanneer goddeloze mensen een Christen of enigen van zijn broeders of Gods organisatie trachten te benadelen en zij komen en trachten hun neus in privé-aangelegenheden te steken, is het dan noodzakelijk dat een Christen zulke goddeloze mensen antwoord geeft? Wat kan er worden gedaan voor het zelfbehoud of de bescherming van Christenen, vooral in tijden van moeilijkheden of vervolging? Indien gij weet dat een goddeloos persoon een broeder nadeel tracht te berokkenen en hij u vraagt waar de broeder gevonden kan worden, is het niet noodzakelijk te antwoorden. Vaak pareerde Jezus vragen met andere vragen waardoor zijn tegenstanders in een slecht licht werden gesteld. Er wordt ook door aangetoond hoe het juist is dat iemand bij goddeloze mensen ontwijkend is (Matth. 15:1-6; 21:23-27; 22:15-21). Er zijn gevallen, zoals onder het Nazi-duitse regime voorkwamen, waar het een misdaad was een getuige van Jehovah te zijn. Indien iemand een persoon kwam vragen zich als een van Jehovah’s getuigen bloot te geven of niet en hij antwoordde dat hij een getuige van Jehovah was, kon hij onmiddellijk worden gearresteerd en in de gevangenis worden gezet. In zulk een geval zou de persoon voor zichzelf moeten beslissen wat hij wilde doen. Hij zou de gevolgtrekking kunnen maken dat het juist is om enkel te zeggen: „Ik ben een Christen,” of anders helemaal niets te zeggen. Dit zou geen verloochening van Christus zijn zoals in Mattheüs 10:33 wordt vermeld. In deze tijd is het in de Dominikaanse Republiek tegen de wet een van Jehovah’s getuigen te zijn. Deze hardvochtige wet werd door de dictator gemaakt in een poging het predikingswerk dat daar wordt verricht, stop te zetten. Het zou dus onverstandig schijnen wanneer een persoon zou rondgaan en een ieder zou vertellen dat hij een van Jehovah’s getuigen is, maar hij kan voortgaan met zijn werk dat er in bestaat de mensen het goede nieuws uit de Bijbel te vertellen en de belangen van zichzelf en de organisatie van Jehovah beschermen door niet voor iedere persoon die vragen zou stellen, de vragen te beantwoorden. — Ps. 29:1.
20. Wanneer kan een persoon, in de Verenigde Staten, weigeren tegen zichzelf te getuigen?
20 De Grondwet van de Verenigde Staten bepaalt dat een persoon niet tegen zichzelf behoeft te getuigen. De Grondwet is er op gericht dat niemand gedwongen kan worden om in strafzaken tegen zichzelf te getuigen. Ze geeft een getuige ook het recht om in enig rechtsgeding te weigeren een vraag te beantwoorden op grond van het feit dat hij van een misdaad beschuldigd zou kunnen worden. Een persoon heeft niet het recht te weigeren een antwoord te geven op grond van de redenatie dat een andere persoon er door van misdaad beschuldigd zou kunnen worden, maar onder sommige omstandigheden kan iemand verkiezen zijn mond te houden en beschuldigingen dat hij de rechtbank heeft beledigd, moedig onder de ogen zien. (Zie verklaring in paragraaf 22.) De vrijstelling is individueel en alleen ten voordele van de persoon die er aanspraak op maakt. Er worden wetten gemaakt waardoor sommige enkelingen hun werk kunnen kwijtraken indien zij weigeren antwoorden te geven op vragen. Zelfs in gevallen waarbij een werkkring betrokken is, kan een persoon niet worden gedwongen zichzelf van misdaad te beschuldigen. Maar dat hij weigert te antwoorden — of hij er nu door van misdaad wordt beschuldigd of niet — is een wettelijke grond voor ontslag. Een persoon moet zelf de beslissing nemen of hij vragen wenst te beantwoorden of de straf wenst te ondergaan die met zijn zwijgen gepaard gaat.
21. (a) Wanneer kan een persoon, in Engels-sprekende landen, weigeren vragen die tot beschuldiging van misdaad zouden kunnen leiden te beantwoorden? (b) Wanneer moet hij antwoorden? (c) Welke onrechtvaardige handelwijze werd tegenover Jezus gevolgd?
21 Er wordt echter geen kwaad gedaan wanneer inlichtingen die tot beschuldiging van misdaad zouden kunnen leiden, worden weerhouden van iemand die er geen recht op heeft ze te weten. Een voorbeeld hiervan in Engels-sprekende landen is, dat iemand, wanneer hij onder arrest is, zich er wettelijk van kan weerhouden, indien hij zulks verkiest, inlichtingen te geven aan een politiebeambte die vragen stelt welke er toe zouden kunnen leiden dat hij van misdaad wordt beschuldigd. Er behoeft hem geen antwoord te worden gegeven daar de beambte er niets mee te maken heeft. Het is een zaak voor het gerecht. Maar wanneer iemand voor een rechtbank komt te staan en in de getuigenbank plaats neemt en zweert de waarheid te vertellen, kunnen aangelegenheden betreffende de zaak welke tot op die tijd vertrouwelijk waren en mogelijk tot een beschuldiging van misdaad zouden leiden, niet langer worden achtergehouden zonder het risico te lopen beschuldigd te worden van belediging van de rechtbank, daar de rechter de autoriteit heeft een antwoord te eisen. Een man die van een misdaad wordt beschuldigd, mag, terwijl hij als een aangeklaagde die voor zichzelf getuigt, in de getuigenbank staat, geen vrijstelling vragen van het beantwoorden van vragen over de misdaad waarvan hij wordt beschuldigd. Ook moet een getuige alles vertellen wat hij weet over de speciale misdaad die wordt onderzocht, maar noch de aangeklaagde noch de getuige kan worden gedwongen tegen zichzelf te getuigen betreffende een andere zaak waarbij in Engels-sprekende landen een misdaad betrokken zou kunnen zijn. Alle feiten over het geval dat in behandeling is, moeten worden beantwoord. Indien een aangeklaagde wenst te vermijden dat hij van misdaad wordt beschuldigd ten aanzien van de speciale zaak die in behandeling is, dient hij niet in de getuigenbank te verschijnen, indien de wet van het land hem dat recht verleent; en in sommige landen kan hij weigeren in de getuigenbank te verschijnen. Hoewel de aangeklaagde kan weigeren getuigenis af te leggen, kan een getuige die onder strafbedreiging voor niet verschijnen, is gedagvaard, niet weigeren in de getuigenbank te verschijnen. Wanneer iemand in de getuigenbank verschijnt in verband met de zaak of misdaad in kwestie, geeft hij door die daad het recht op, aanspraak te maken op zijn voorrecht of vrijstelling van het zichzelf beschuldigen van misdaad met betrekking tot de speciale zaak of misdaad. Hij kan aanspraak maken op zijn vrijstelling met betrekking tot andere misdaden of zaken. Een dergelijke vrijstelling is ook van toepassing op alle getuigen die voor onderzoekscomité’s van het Amerikaanse Congres worden gebracht. Er is geen speciale misdaad of zaak bij betrokken. Voor zulke comités is het voor alle personen juist om aanspraak te maken op het voorrecht. De vrijstelling van het zichzelf van misdaad beschuldigen, is gewoonlijk tot Engels-sprekende landen beperkt. In het geval van Jezus, in Mattheüs 26:63-65 (NW), ging de rechtbank haar eigen wettelijke voorrecht te boven, toen de hogepriester Jezus onder ede stelde om te vertellen of hij de Christus, de Zoon van God, was. Jezus antwoordde: „Dat te zeggen, heb ik aan u overgelaten. Doch ik zeg ulieden: Van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand der macht en komende op de wolken des hemels.” Jezus werd op onrechtvaardige wijze gedwongen een antwoord te geven en het geheel van zijn antwoord geeft te kennen dat de hogepriester begreep dat het bevestigend was.
22. Welke handelwijzen stonden voor Christenen open wanneer zij onder totalitaire heerschappij onder ede werden gesteld?
22 Zelfs voor het gerecht onder ede rezen er in totalitaire landen, zoals onder de heerschappij van Hitler, omstandigheden waar de broeders voor twee kwade alternatieven kwamen te staan. De ene handelwijze was, alles te vertellen wat men wist en broeders van misdaad te beschuldigen en aan vervolging en straf bloot te stellen alsmede een vonnis over zichzelf te brengen. De andere handelwijze was, te weigeren vragen te beantwoorden terwijl men zich in de getuigenbank bevond en schuldig verklaard te worden wegens belediging van de rechtbank. In gelijksoortige omstandigheden tegenwoordig moet de persoon zelf kiezen of hij wenst te antwoorden of niet. Weigering betekent straf. Hij kan verkiezen te zwijgen en naar de gevangenis te gaan of te spreken en zijn straf groter te maken of zijn broeders in gevaar te plaatsen. Hij heeft geen keuze of hij al dan niet mag liegen maar hij kan wel verkiezen om te weigeren te antwoorden terwijl hij in gedachten houdt dat hij de straf moet betalen die Caesar oplegt, hetgeen jaren van opsluiting in de gevangenis kan zijn. Een Christen zal onder ede niet liegen en daarom moesten zij die zich in Nazi-Duitsland bevonden, de consequenties dragen van daar te wonen waar geen gerechtigheid was, waar het een misdaad was een Christen te zijn. Jehovah gaf hun sterkte en wijsheid om het te kunnen verduren. Dit wil echter nog niet zeggen dat een persoon altijd dient te zwijgen voor een onrechtvaardige rechtbank. Er zijn tijden waarop iets goeds tot eer van Jehovah’s naam tot stand gebracht kan worden door een vrijmoedig getuigenis te geven. Jezus Christus vestigde er de aandacht op dat zijn volgelingen voor de heersers zouden komen ten einde een getuigenis te geven en dat zij zouden spreken (Matth. 10:17-20). In Handelingen 22 en 26 wordt getoond hoe Paulus een vrijmoedig, tactisch getuigenis gaf ten aanhoren van de autoriteiten. Het wordt dus aan de beschuldigde Christen overgelaten om te oordelen of het onder de omstandigheden raadzaam is vrijuit te spreken of niet, maar indien iemand verkiest te spreken, moet hij de waarheid vertellen.
23. Heeft Jezus onder ede gelogen?
23 Sommige mensen hebben beweerd dat omstandigheden zoals die in Nazi-Duitsland, liegen onder ede zouden rechtvaardigen, maar de Bijbel zegt dit niet. Jezus antwoordde toen hij onder ede stond, de waarheid vertellend, hoewel hij weinig zeide. Er is geen enkele aanwijzing in de Bijbel dat Jezus ooit loog. Zij die het zouden willen rechtvaardigen een onwaarheid te vertellen, hebben hun toevlucht genomen tot zijn woorden in Johannes 7:8 (NBG), „Gaat gij op naar het feest; Ik ga niet op naar dit feest,” en dan het feit dat hij later wel naar het feest ging; een beschouwing van de Nieuwe-Wereld-Vertaling toont echter aan dat Jezus in feite geen onwaarheid vertelde. Hij zeide: „Ik ga nog niet op naar dit feest.”
24. Wat leren wij uit de bittere ondervinding van Petrus?
24 In Mattheüs 26:69-75 is een bericht dat vertelt hoe Petrus Jezus verloochende met een eed. Wanneer iemand een eed aflegt, moet hij de waarheid vertellen. Wat Petrus deed, was stellig niet juist. Hij wist het want daarna weende hij bitter. Zijn geweten kwelde hem. Jezus had hem niet zulk een voorbeeld ter navolging gegeven. Hij was verkeerd maar in dit geval is het duidelijk dat Jehovah Petrus onverdiende goedgunstigheid betoonde en hem vergiffenis schonk, want hij werd later gebruikt om het werk van de vroege Christenen voort te zetten en de broeders te dienen. De goede handelwijze van Jezus Christus en de bittere ondervindingen van Petrus zijn voorbeelden voor hedendaagse Christenen.
25. Welke kwesties brengen sommigen te berde, en waarnaar kunnen wij uitzien?
25 Verscheidene figuren van de Bijbel zijn van liegen beschuldigd, zoals Jakob, Rachab, de Gibeonieten, David en anderen, maar er is geen bericht in de Bijbel dat zij hiervoor onder goddelijke afkeuring geraakten. Hoe deze gevallen van schijnbaar liegen begrepen moeten worden, zullen worden behandeld in een ander artikel dat wij in De Wachttoren hopen te publiceren.
GELOFTEN EN HET DOEN VAN WAT JUIST IS
26, 27. Hoe kan iemand overeenkomstig een leugen leven?
26 Zij die zich met Jehovah’s Nieuwe-Wereld-maatschappij verbinden en zich aan de dienst van Jehovah opdragen, doen een gelofte die niet verbroken kan worden zonder dat verdiende straf er het gevolg van is. Zij die zulke geloften doen, moeten alles nakomen wat hun opdracht omvat, hetgeen volledige gehoorzaamheid aan de Almachtige God, Jehovah, betekent (Deut. 23:21-23). Of indien iemand tot een kennis van de waarheid komt en weet wat juist is, heeft hij ook de verantwoordelijkheid te doen wat juist is voor het aangezicht van Jehovah. Of iemand zich dus opdraagt of slechts belijdt een godvrezende Christelijke persoon te zijn, er wordt toch van hem vereist dat hij doet wat juist is en de waarheid nakomt. „Indien wij de bewering doen: ’Wij hebben deelgenootschap met hem,’ en wij gaan toch voort in de duisternis te wandelen, liegen wij en wij beoefenen de waarheid niet. Indien wij echter in het licht wandelen zoals hij in het licht is, hebben wij deelgenootschap met elkander en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1 Joh. 1:6, 7, NW). Dit betekent dat wij overeenkomstig een leugen leven indien wij beweren iets te zijn wat wij niet zijn, hetgeen precies datgene is wat Ananias en Saffira deden. De goddeloze geestelijken van Jezus’ dagen deden dit ook. Allen die ontrouw zijn, maken zichzelf tot leugenaars. Een verkeerde handelwijze volgen, is in feite Christus Jezus verloochenen. „Wie is de leugenaar wanneer het niet degene is die loochent dat Jezus de Christus is?” — 1 Joh. 2:22, NW.
27 Jehovah heeft ons in zijn Woord der waarheid vele instructies gegeven opdat wij ons voor leven in zijn nieuwe wereld kunnen toerusten, en er wordt van ons verwacht dat wij zijn geboden nakomen. Jehovah heeft door bemiddeling van Christus een barmhartige voorziening getroffen om het onvermogen en de zonde die door middel van de eerste grote leugen over ons zijn gekomen, weg te halen. Indien wij hem op de juiste wijze dienen, zullen wij de geboden die Jehovah door bemiddeling van zijn Zoon heeft gegeven, gehoorzamen. Zij die beweren dienstknechten van God, Christenen, te zijn, maar toch de geboden niet nakomen, zijn in werkelijkheid leugenaars, die overeenkomstig een leugen leven. „En hierdoor verwerven wij de kennis dat wij hem hebben leren kennen, namelijk, indien wij zijn geboden blijven nakomen. Hij die zegt: ’Ik heb hem leren kennen,’ en toch zijn geboden niet nakomt, is een leugenaar, en de waarheid is niet in deze persoon.” — 1 Joh. 2:3, 4, NW.
HET GEWETEN
28. Wat is een Christelijk geweten, en in welk opzicht is het een gids tot het doen van wat juist is?
28 Jehovah heeft de mensen een geweten gegeven. Dat geweten kan goed of slecht zijn. De apostel Paulus schreef Timotheüs over mensen die in latere tijden hun geweten gemerkt zouden hebben als met een brandijzer. Dezen keren de leringen van God de rug toe. Zij zijn degenen wier geweten niet wordt gekwetst door kwaaddoen. Maar een Christen dient een goed geweten te hebben. Hij dient vertrouwen te hebben in het feit dat hij doet wat juist is, dat hij in alles aan de waarheid vasthoudt. Ten einde een succes van ons geloof te maken, is het noodzakelijk een goed geweten voor Jehovah te hebben, „het geloof en een goed geweten behoudend, hetwelk sommigen hebben verworpen en zij hebben schipbreuk geleden betreffende hun geloof” (1 Tim. 1:19, NW). Wanneer wij tot een kennis der waarheid komen, laten wij het boze geweten achter ons en door middel van de voorziening die Jehovah heeft getroffen, maken wij ons zelf rein. „Laten wij met een oprecht hart in de volle verzekerdheid des geloofs toetreden, terwijl ons hart door besprenkeling is gezuiverd van een boos geweten en ons lichaam is gewassen met rein water” (Hebr. 10:22, NW). Het Christelijke geweten, door Gods Woord onderricht, is een goede gids tot het doen van wat juist is, waardoor het opstellen van een uit regels bestaande wet die zo dik is als de Talmoed, onnodig is. Een Christen moet individueel de raad van Jehovah’s Woord beschouwen, ten einde te vernemen wat juist is en vast te stellen wat hij moet doen wanneer hij tegenover de keus komt te staan van al dan niet te antwoorden.
29. Waarom is een goed geweten een zegen?
29 Ten einde te doen wat juist is en de waarheid te vertellen, moeten wij vaak lijden ondergaan, dat ons wordt toegebracht door vervolgers en door degenen in de wereld die tegen datgene zijn wat juist is. Door te doen wat juist is, hebben wij een aandeel in het getuigenis betreffende de Almachtige God en hebben wij een aandeel in de rechtvaardiging van zijn naam. Het is aangenaam een goed geweten te hebben, maar het is voor een persoon een marteling om leugens te vertellen, de verkeerde weg te bewandelen en een slecht geweten te hebben. Indien iemand de waarheid vertelt, behoeft hij zich er geen zorgen over te maken zijn verhalen met elkaar te laten kloppen. Zij die het liegen beoefenen, moeten hun sporen altijd blijven uitwissen. Waarom uw gehele leven zenuwachtig te zijn, terwijl gij uw leugens tracht te bedekken? Waarom niet altijd de waarheid te vertellen en u er in te verheugen met een rein geweten te leven? Indien iemand lijden heeft te verduren wegens het vertellen van de waarheid, is dit niet zo moeilijk te verdragen wanneer iemand wat zijn geweten betreft met vertrouwen voor het aangezicht van Jehovah kan staan. Het is een voorrecht te lijden voor het doen van wat juist is en een goed geweten te behouden. — 1 Petr. 2:19, 20.
30. Hoe bevoordelen wij ons zelf en onze kinderen door een zuiver hart te hebben en nauw verbonden te blijven met Jehovah’s organisatie?
30 Van alle dingen die wij in ons leven doen, is het voornaamste wat wij wensen te doen, aangenaam te zijn in Jehovah’s ogen. Wij willen datgene doen wat God aangenaam is. Daarom blijven wij nauw verbonden met de organisatie die Jehovah heeft opgebouwd en wij doen wat zijn Woord ons zegt te doen. Wij moeten de boze invloeden van deze oude wereld vermijden en geen moraal leren uit haar omgeving. Wij zijn verplicht datgene wat Jehovah ons zou willen laten doen, naar ons beste vermogen te doen. Vul het hart met waarheid dan zal er waarheid worden gesproken (Matth. 12:34; Fil. 4:8). Het is duidelijk voor ons dat Jehovah tot in de diepten van ons hart de geheimste gedachten onderzoekt, terwijl hij onze beweegredenen onderzoekt om te zien of ze juist of verkeerd zijn. Indien wij de waarheid vertellen, kunnen wij verwachten de gunst van Jehovah te bezitten. En onze kinderen zullen eveneens zijn gunst verwerven want zij zullen in hun ouders het juiste voorbeeld zien en zij zullen in Jehovah’s ogen ook waarheidsgetrouw zijn. Natuurlijk is het noodzakelijk om kinderen vroeg in het leven op te leiden de waarheid te vertellen.
31. Waarom zijn waarheid en oprechtheid noodzakelijk onder hen die de Nieuwe-Wereld-maatschappij vormen?
31 Wij maken weliswaar fouten; maar, terwijl wij naar ons beste vermogen het werk verrichten dat Jehovah God zijn Nieuwe-Wereld-maatschappij in deze latere tijden heeft gegeven, rekenen wij op de barmhartigheid van Jehovah God en de liefde van onze broeders en zusters. Er is tegenwoordig slechts één groep mensen die hun rechtschapenheid handhaven en die de beginselen van waarheid en rechtvaardigheid in Gods Woord hooghouden, en zij zijn degenen die de Nieuwe-Wereld-maatschappij vormen. Het is juist en aangenaam voor God dat degenen die zijn dienstknechten zijn, zuiver, oprecht en rein zijn, de waarheid vertellen, rechtvaardig en eerlijk met hun broeders en zusters omgaan en de vrede en de eenheid van de organisatie bewaren. Laten wij niet toestaan dat er onder hen die zich met Jehovah’s theocratische organisatie verbinden, kwaad wordt gedaan. Laten wij elkaar rechtvaardig behandelen en thans leren hoe wij voor de nieuwe wereld moeten leven opdat wij dan in de nieuwe wereld kunnen leven, wanneer ze volledig in werking is. — Ef. 4:15, 16.