Besneden in hart en oren
„Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij weerstaat altijd de heilige geest.” — Hand. 7:51.
1. Welke belangrijkheid werd er vanaf de vroegste tijden aan de besnijdenis toegekend, en waarom?
DE BESNIJDENIS bestaat reeds en wordt reeds toegepast zolang er geschreven berichten zijn bijgehouden. Er is altijd veel belangstelling voor dit onderwerp geweest, zowel vanuit medisch als vanuit religieus standpunt bezien. De besnijdenis is in eerste instantie vermoedelijk noodzakelijk geworden op medische gronden, als gevolg van ’s mensen val van de volmaaktheid. In ieder geval werd er, ongeacht wanneer men met dit gebruik is begonnen, klaarblijkelijk al gauw een religieuze betekenis aan gehecht. Dit is met het oog op het bijbelse verslag begrijpelijk. De gevallen mens heeft „de schepping . . . vereerd en er heilige dienst voor . . . verricht in plaats van dit te doen jegens Degene die schiep” (Rom. 1:25). Dit leidde er logischerwijs toe dat er onjuiste aandacht, ja, zelfs aanbidding, werd geschonken aan sex en vruchtbaarheid en alles wat daarmee verband houdt. De besnijdenis heeft betrekking op het geslachts- en voortplantingsorgaan en dient als een blijvend identificatiekenteken, ook als een bewijs van initiatie of opneming in een maatschappelijke of religieuze groep. Maar, zo vragen wij, is er in de ware religie een juiste plaats voor de besnijdenis? Indien ja, dan zullen wij er juiste aandacht aan willen schenken, gebaseerd op een juist inzicht. Om dit te verkrijgen, moeten wij ons tot Gods Woord de bijbel wenden, de enige bron van betrouwbare inlichtingen.
2. Wanneer en met wie maakte God de besnijdenis tot een vereiste? Welke details werden er verschaft?
2 Er wordt in de bijbel voor het eerst over besnijdenis gesproken in verband met het verbond dat God met Abraham, die toen negenennegentig jaar oud was, sloot of bevestigde. God zei tegen Abraham: „Dit is mijn verbond dat gijlieden zult houden, tussen mij en ulieden, ja, uw zaad na u: Al wat manlijk onder u is, moet besneden worden . . . in het vlees van uw voorhuid, en het moet dienen tot een teken van het verbond tussen mij en u.” Er werden nog verdere details verschaft: „Iedere man die in uw huis is geboren en iedere man die met uw geld is gekocht, moet zonder mankeren besneden worden . . . En een onbesneden manspersoon, bij wie het vlees van zijn voorhuid niet besneden zal worden, ja, die ziel moet van zijn volk worden afgesneden. Hij heeft mijn verbond verbroken.” Opzettelijke weigering betekende zowel voor een zoon als voor een manlijke slaaf de dood, niet slechts wegzending uit het huisgezin. — Gen. 17:10-14, 22-27.
3. Welke twee vragen rijzen er op grond van het verslag in Genesis 17:10-14?
3 Er rijzen hier twee vragen. Er bestaat geen twijfel over dat God het volste recht heeft iets dergelijks te eisen, maar misschien vragen wij ons af waarom de besnijdenis als het teken werd gekozen, vooral aangezien de operatie, menselijkerwijs gesproken, met enige pijn en verlegenheid gepaard gaat. Als God een teken of symbool vaststelt dat nageleefd moet worden, kan de passendheid ervan gewoonlijk heel snel worden ingezien, zoals de onderdompeling in water als symbool van iemands opdracht aan Jehovah. De andere vraag is: Waarom was de gehele huishouding erbij betrokken, met inbegrip van alle manlijke slaven? Waren niet slechts Abraham en zijn nakomelingen werkelijk in het verbond opgenomen? Wij stellen er belang in te zien of Gods Woord enig licht op deze vragen werpt.
4. (a) Welke situatie rees er welke Gods gebod in Jozua 5:2-7 nodig maakt? (b) In welk opzicht heeft Jehovah’s woord in Jozua 5:9 een speciale betekenis?
4 De Hebreeuwse Geschriften tonen aan dat Abrahams nakomelingen, de Israëlieten, het bovengenoemde vereiste bleven naleven. Het werd in de door bemiddeling van Mozes gegeven Wet opgenomen, hoewel het niet als een nieuw gebod werd vermeld (Lev. 12:3). Gedurende de veertigjarige omzwerving in de wildernis werden de jongetjes die toen werden geboren, evenwel niet besneden. Het was een nieuwe generatie die uiteindelijk de rivier de Jordaan overstak en het Beloofde Land binnenging. Jehovah gaf Jozua toen het bevel, alle manlijke Israëlieten te besnijden. Toen hij hiermee klaar was, sprak Jehovah de betekenisvolle woorden uit: „Heden heb ik de smaad van Egypte van u afgewenteld” (Joz. 5:2-9). Aangezien de feiten erop schijnen te duiden dat de Egyptenaren de besnijdenis toepasten, zou dit kunnen betekenen dat de Egyptenaren er nu geen reden toe hadden de Israëlieten te smaden wegens de onbesnedenheid van zo velen van hun mannen. Ook was er nu een jongere generatie van Jehovah’s volk van wie het laatste spoortje — op zijn minst symbolisch — van enig contact met Egypte, met zijn valse goden en onreine aanbidding, was verwijderd. Nu beginnen wij te begrijpen dat de besnijdenis, het „teken van het verbond” dat aan Abraham werd gegeven, ook in Abrahams geval een passend symbool van zuivere aanbidding was waardoor degenen die in een verbondsverhouding tot Jehovah stonden, als een afgescheiden volk werden gekenmerkt. Vanaf de besnijdenis te Gilgal hebben de Israëlieten, die als de joden bekend kwamen te staan, zich aan dit vereiste gehouden.
5. Dient de bijbel in twee gedeelten verdeeld te worden, zoals tussen de letter en de geest van de wet?
5 Wanneer wij ons tot de christelijke Griekse Geschriften wenden, bemerken wij dat er nog steeds aan een overeenkomstig vereiste wordt vastgehouden, en nu lezen wij over de besnijdenis van het hart, zoals in Romeinen 2:29. U denkt misschien dat dit de eerste keer is dat er melding van wordt gemaakt en voelt u misschien al enigszins opgelucht dat u nu het letterlijke aspect, de letter van de wet, achter u kunt laten in de hoop dat u nu de innerlijke betekenis, de geest van de wet, zult gaan begrijpen. Maar neen. De eerste vermelding van de besnijdenis van het hart werd door Mozes gedaan, waar wij de grondbetekenis te weten kunnen komen.
6. (a) In welk verband vermeldt Mozes de besnijdenis van het hart? (b) Hoe toont Mozes aan dat de oren erbij zijn betrokken, waardoor welke les wordt geleerd?
6 Mozes schreef: „Gij moet de voorhuid van uw hart besnijden en uw nek niet langer verharden.” Dit was niet nodig om de ceremoniële vereisten, de letter van de wet, ten uitvoer te brengen, maar de fundamentele vereisten, die op ware liefde zijn gebaseerd, zoals tot uitdrukking wordt gebracht in de dringende oproep: „En nu, o Israël, wat vraagt Jehovah, uw God, anders van u dan Jehovah, uw God, te vrezen, door al zijn wegen te bewandelen en hem lief te hebben en Jehovah, uw God, met geheel uw hart en geheel uw ziel te dienen.” Later doet Mozes nogmaals een beroep op hen en toont hij aan hoe zowel het hart als de oren erbij zijn betrokken, zeggende: „Jehovah, uw God, zal uw hart en het hart van uw nageslacht moeten besnijden, opdat gij Jehovah, uw God, met geheel uw hart en geheel uw ziel moogt liefhebben ter wille van uw leven.” Hij stelt hen voor de keuze: „Indien gij naar de geboden van Jehovah, uw God, . . . zult luisteren”, en hem zult liefhebben en gehoorzamen, zal zijn rijke zegen u ten deel vallen. „Maar indien uw hart zich afwendt en gij niet luistert, zult gij ook stellig worden verleid en u voor andere goden neerbuigen en ze dienen, . . . gij [zult] beslist . . . vergaan.” Met andere woorden, een besneden hart en besneden oren duiden op een nederig hart dat geheel en al oprecht is en bereidwillig en verlangend is om te luisteren en waar te nemen, waardoor ze de persoon helpen op de weg van de zuivere aanbidding te blijven. Maar als iemand een hart heeft dat geneigd is zich ten gevolge van trots af te wenden en zich doof te houden, zoals door een verharde, stijve nek te kennen wordt gegeven, kan het niet anders of hij zal in valse religie verstrikt geraken en de strijd verliezen. — Deut. 10:12, 16; 30:6, 15-18; zie ook Jozua 24:14, 15, 19.
7. Wat zegt Jeremia in verband met deze zelfde kwestie?
7 Merk op hoe treffend Jeremia zich over dit onderwerp uitlaat: „Tot wie zal ik spreken en wie waarschuwen, opdat zij horen? Zie! Hun oor is onbesneden, zodat zij geen aandacht kunnen schenken. Zie! Zelfs het woord van Jehovah is hun tot een smaad geworden.” Toen zowel Juda als Israël heel erg ontrouw geworden waren, gaf Jeremia, die de vleselijke en de geestelijke besnijdenis tegenover elkaar stelde, Jehovah’s boodschap weer: „Ik zal stellig rekenschap vragen aan iedere besnedene [in het vlees] maar nog in onbesnedenheid, aan Egypte en aan Juda . . . want alle natiën zijn onbesneden, en het gehele huis van Israël is onbesneden van hart.” — Jer. 6:10; 9:25, 26.
8. Wanneer en hoe gaf Stéfanus een overzicht van Israëls geschiedenis, hetgeen tot welke beschuldiging en welk resultaat leidde?
8 Toen Stéfanus, de christelijke martelaar, eeuwen later zijn verdediging voor het Sanhedrin hield, sprak hij over Abraham en zei hij dat God „hem ook een verbond der besnijdenis” had gegeven. Hij maakte vervolgens melding van Mozes en zei dat „onze voorvaders weigerden hem gehoorzaam te worden, maar zij stootten hem van zich af en keerden in hun hart terug naar Egypte, door tot Aäron te zeggen: ’Maak ons goden om voor ons uit te gaan.’” Terwijl Stéfanus die voorvaders uiteindelijk met het Sanhedrin in Jeruzalem (zijn onmiddellijke toehoorders) in verband bracht, zei hij: „Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij weerstaat altijd de heilige geest; zoals uw voorvaders deden, doet ook gij.” Stéfanus sprak over de „Rechtvaardige [Jezus] . . ., wiens verraders en moordenaars gij nu zijt geworden”. Wat was de reactie van het Sanhedrin? „Zij [voelden] zich tot in het diepst van hun hart gegriefd” of gesneden (niet als bij een besnijdenis, maar „doorgezaagd”, Kingdom Interlinear). Wat hun oren betreft, er was geen overtollig vlees dat door een letterlijke besnijdenis weggenomen moest worden en wat deden zij daarom? Zij „hielden de handen voor de oren en stormden als een man op hem af” om hem dood te stenigen. — Hand. 7:8, 39-43, 51-58.
9. Waaraan moet onbesnedenheid van hart en oren worden toegeschreven? Wat zijn de resultaten?
9 Wat een verschrikkelijke aanklacht aan het adres van die religieuze leiders! Onbesneden harten en oren kentekenen degenen die ongevoelig, obstinaat en halsstarrig zijn, en ze behoren bij een brutaal, hard gezicht, een hardvochtig hart en een verharde nek (Spr. 21:29; 28:14; 29:1). Trots is de grondoorzaak die iemand van kwaad tot erger doet vervallen, zoals Daniël over Nebukadnezar zei: ’Zijn hart werd hoogmoedig en zijn eigen geest verhardde zich, zodat hij overmoedig handelde.’ Hetzelfde was het geval met Farao. — Dan. 5:20; Ex. 7:22; 9:7; zie ook Hebreeën 3:7-13.
10. (a) Hoe kunnen wij een onderscheid maken tussen het verstand en het hart? (b) Hoe kan het hart besneden worden?
10 Hoe belangrijk en hoe wenselijk is het een besneden hart te bezitten! Hoe kunnen wij hiervoor zorgen? Het hart verschilt van het verstand — dat over de daarin opgenomen inlichtingen nadenkt en redeneert — en is nauw verbonden met genegenheid en verlangens, terwijl het de bron of zetel der beweegredenen wordt. Het heeft een grote emotionele kracht en kan tot een bepaalde handelwijze aanzetten (Ex. 35:21). Het kan het verstand gemakkelijk regeren. Het hart is niets minder dan het centrum of de drijfveer van uw gehele gesteldheid, uw persoonlijkheid. Het is de werkelijke, innerlijke persoon, de „verborgen persoon van het hart”, „de innerlijke mens” (1 Petr. 3:4; Rom. 7:22). Hoe kan het hart besneden worden? Wij kunnen ons laten leiden door wat er bij de letterlijke besnijdenis gebeurt. Wanneer dit noodzakelijk wordt, wegens gezondheidsredenen, wordt het vlees dat wordt afgesneden, als overtollig beschouwd of als een belemmering die het bewaren van een reine en gezonde toestand in de weg staat. De besnijdenis van het hart betekent dus dat wij schoon schip maken of alles in onze verlangens of beweegredenen verwijderen of wegsnijden wat in strijd is met Jehovah’s verlangens. Het betekent een volledige verwijdering van alles wat als een belemmering werkt, zoals trots, welke iemand ertoe kan brengen niet op Jehovah, op zijn dringende oproepen en op zijn Woord te reageren.
11. (a) Welk prachtige voorbeeld is er opgetekend van een besneden hart en besneden oren? (b) Hoe kan deze geestelijke operatie worden verricht?
11 Iemand die er een prachtig voorbeeld van gaf een besneden hart en besneden oren te bezitten, was, zoals Lukas bericht, „een zekere vrouw genaamd Lydia, . . . een aanbidster van God, [die] luisterde, en Jehovah opende haar hart wijd, zodat zij aandacht schonk aan de dingen die door Paulus werden gezegd” (Hand. 16:14). Er was stellig geen belemmering. Wij kunnen deze geestelijke operatie niet in onze eigen kracht en wijsheid verrichten. Paulus spreekt over de ware jood, wiens „besnijdenis . . . die van het hart [is], door geest”. Ja, wij hebben Gods geest nodig, en hij heeft ons gezegd hoe wij om een nieuwe houding dienen te bidden: „Schep in mij zelfs een zuiver hart, o God, en leg in mij een nieuwe, een standvastige geest.” — Rom. 2:29; Ps. 51:10.
EEN NIEUWE PERSOONLIJKHEID
12. Wat is er betrokken bij het wegdoen van de oude persoonlijkheid en het aandoen van de nieuwe?
12 God plaatst zijn geest, zijn onzichtbare, werkzame kracht, niet automatisch in ons. Wij moeten hierin meewerken door onze eigen geest, of mentale en emotionele neigingen, te onderwerpen aan de invloed en werkzaamheid van zijn geest, die door middel van zijn Woord functioneert. Op deze wijze hebt u een nieuwe en standvastige geest in uw reine hart, gebaseerd op nauwkeurige kennis, „gelijk de waarheid in Jezus is”. U zult „nieuw gemaakt . . . worden in de kracht die uw denken aandrijft” en zult geholpen worden „de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere levenswandel overeenkomt” weg te doen. In plaats daarvan zult u leren hoe u „de nieuwe persoonlijkheid dient aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit”. Degenen die deze handelwijze navolgen, worden „navolgers van God”, aangezien zij het goede navolgen. — Ef. 4:20-24; 5:1.
13. Vereist dit een geheel andere persoonlijkheid? Hoe kan dit geïllustreerd worden?
13 U bent misschien van mening dat dit gemakkelijker gezegd is dan gedaan, en daarom willen wij bepaalde aspecten nader beschouwen. Zo betekent het aandoen van een nieuwe persoonlijkheid niet dat wij een geheel andere persoonlijkheid krijgen, waardoor wij onze identiteit verliezen. Het is waar dat wij de dingen die slecht zijn, zowel in ons hart als in ons leven, aan de paal moeten nagelen of moeten doden (Gal. 5:24; Kol. 3:5). Er zijn echter bepaalde hoedanigheden en vermogens die, hoewel ze schadelijk zijn wanneer ze niet in bedwang worden gehouden, veel goeds tot stand kunnen brengen wanneer ze beheerst worden en in juiste banen worden geleid. Een opvliegende aard gaat bijvoorbeeld samen met een scherpe geest en krachtige gevoelens, en wanneer deze beide niet in bedwang gehouden worden, zullen ze snel veel schade berokkenen. Maar dat zelfde vermogen om snel na te denken en spontane sympathie of enthousiasme tot uitdrukking te brengen, kan, wanneer het door een goede beweegreden in bedwang gehouden wordt, een grote hulp zijn, vooral wanneer men aan anderen getuigenis geeft. Bij dit alles, met inbegrip van zelfbeheersing, is volharding nodig. Jakobus zei hierover: „Wie . . . tuurt in de volmaakte wet, die tot de vrijheid behoort, en daarbij blijft”, wordt „geen vergeetachtig hoorder maar een dader van het werk . . . [en zal] gelukkig zijn wanneer hij het doet.” — Jak. 1:25.
14. Hoe kunnen de bekwaamheden die aan een natuurlijke gave ten grondslag liggen, op juiste wijze worden aangewend?
14 Of misschien bent u wel van mening dat een natuurlijke gave, zoals op het gebied van muziek of de dichtkunst, als een afleidende factor onderdrukt moet worden, aangezien ze iemand tot een dagdromer maakt terwijl er zoveel werk te doen is. Dat kan best waar zijn als de gave niet in bedwang wordt gehouden, maar de speciale bekwaamheid waarmee die gave gepaard gaat, kan op juiste wijze worden aangewend. Een symfonie bestaat bijvoorbeeld uit verschillende delen die zorgvuldig zijn opgebouwd, een evenwichtige tegenstelling vormen, prachtig en harmonieus tot uitdrukking worden gebracht en van begin tot eind met de juiste modulatie, vrij van saaie herhalingen, ten gehore worden gebracht. Welnu, precies hetzelfde kan gezegd worden met betrekking tot het voorbereiden en uitspreken van een lezing over de waarheid. Hoe meer u Gods Woord, alsook de bijbelstudiehulpmiddelen van het Wachttorengenootschap, in de compositie of samenstelling ervan waardeert, des te meer u eruit zult kunnen halen, zowel voor uzelf als bij het geven van hulp aan anderen. De beloning is eveneens veel groter. Terwijl bij muziek de emotionele aantrekkingskracht de overhand heeft, is er wanneer men de waarheid, de Koninkrijksboodschap, tot uitdrukking brengt, een juist evenwicht tussen de intellectuele en de emotionele aantrekkingskracht. Bovenal wordt Jehovah, de Grote Componist of Samensteller, erdoor geëerd.
15. (a) Wat zijn enkele oorzaken van ontmoediging? (b) Wie hadden ongetwijfeld overeenkomstige gevoelens, en wat kunnen wij van hen leren?
15 Soms raken wij ontmoedigd in onze pogingen de nieuwe persoonlijkheid aan te doen. De oude persoonlijkheid, met haar diepgewortelde gewoonten en inwendige druk, om nog maar niet eens te spreken van de uitwendige druk van Satans wereld — kan soms de overhand krijgen. Hoewel Paulus zei dat de geest en het vlees „vijandig tegenover elkaar [staan], zodat gij juist de dingen die gij zoudt willen doen, niet doet”, zei hij ook: „Blijft door geest wandelen en gij zult in het geheel geen vleselijke begeerte volvoeren” (Gal. 5:16, 17). Wanneer wij dus door een verkeerde handelwijze worden overmeesterd, voelen wij ons gebroken van smart. Wij zijn hierin niet alleen. Stelt u zich maar eens voor hoe Petrus zich gevoeld moet hebben toen hij besefte dat hij nu juist datgene had gedaan ten aanzien waarvan hij beloofd had dat hij het nooit zou doen, namelijk, zijn geliefde Meester verloochenen. Stelt u zich ook eens voor hoe hij zich gevoeld moet hebben toen hij, na jaren van dienst in een verantwoordelijke positie, openlijk door Paulus berispt moest worden. Wat Paulus betreft, stelt u zich eens voor hoe hij zich gevoeld moet hebben toen hem, als Saulus, die „dreiging en moord ademde tegen de discipelen van de Heer”, plotseling en krachtig de werkelijke situatie onder de aandacht werd gebracht (Matth. 26:35, 75; Gal. 2:11-14; Hand. 9:1-9). Die dienstknechten gaven de moed echter niet op. Wat belangrijker is, zij verhardden hun hart niet. Ook wij dienen dit niet te doen. Hoe vertroostend is het te lezen wat Johannes schreef: „Hierdoor zullen wij . . . ons hart zekerheid geven met betrekking tot alles waarin ons hart ons veroordeelt, want God is groter dan ons hart en weet alle dingen.” Hoe is dit waar? — 1 Joh. 3:19, 20.
UITGENODIGD OM TE KOMEN
16. (a) Wie nodigt ons nu uit te komen, en zijn wij verplicht op deze uitnodiging in te gaan? (b) Hoe heeft Jehovah voorrang bij de keuze, en welke aanmoediging geeft hij?
16 Wat is het niet heerlijk en verheffend wanneer u voor de eerste maal bent uitgenodigd bij iemand op bezoek te komen, waardoor de weg tot een intiemere vriendschap wordt geopend. De uitnodiging op zichzelf doet ons hart opleven en u voelt u een ander mens. Is dat niet zo, vooral als u het moeilijk hebt? Welnu, in deze „kritieke tijden . . . die moeilijk zijn door te komen”, verstrekt Jehovah de aantrekkelijkste uitnodiging (2 Tim. 3:1). Niemand wordt gedwongen erop in te gaan. Zoals reeds eerder is vermeld, staat de keuze aan u. De keuze is echter in de eerste plaats aan Jehovah, en terecht. David schreef in dit verband: „Gelukkig is degene die gij uitkiest en doet naderen, opdat hij in uw voorhoven mag verblijven.” In de eerste plaats doet Jehovah de keus door de voorwaarden te vermelden waaraan men moet voldoen (Ps. 65:4; 24:3, 4). In de tweede plaats is de uitnodiging zo gesteld dat deze alleen degenen aantrekt die oprecht en nederig van hart, ja, zelfs gebroken van hart, zijn. Dit toont aan dat Jehovah groter is dan ons hart. Hij zegt dan ook: „In den hoge en in de heilige plaats houd ik verblijf, als ook bij de verbrijzelde en ootmoedige van geest, om de geest der ootmoedigen te doen opleven en om het hart der verbrijzelden te doen opleven.” — Jes. 57:15; zie ook 2 Kronieken 16:9.
17. In welk opzicht wordt er van de zijde van God nederigheid verlangd, en hoe heeft hij deze ten toon gespreid?
17 Wij moeten nederig zijn wanneer wij tot Jehovah naderen. Vreemd genoeg is dit ook in omgekeerde zin waar. Hebt u er ooit bij stilgestaan dat er van Gods zijde nederigheid voor nodig is om zich te verwaardigen naar de zondige menselijke familie te kijken? „Wie is als Jehovah, onze God? . . . Hij verwaardigt zich te zien op de hemel en de aarde, richt de geringe op uit het stof.” „Uw eigen rechterhand zal mij schragen en uw eigen deemoed zal mij grootmaken.” Zelfs tot degenen die de verkeerde weg zijn opgegaan, richt Jehovah de dringende oproep: „De gehele dag heb ik mijn handen uitgebreid naar een onhandelbaar volk.” Luister ook naar Jezus: „Hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert! Maar gijlieden hebt het niet gewild”! Voor een dergelijke lankmoedigheid en onverdiende goedheid is beslist nederigheid noodzakelijk. — Ps. 113:5-7; 18:35; Jes. 65:2; Matth. 23:37.
18. Waarheen heeft Jehovah ons uitgenodigd te komen, en hoe kunnen wij die plaats in deze tijd identificeren?
18 U hoeft er niet aan te twijfelen. U wordt uitgenodigd te komen. Waar? De keuze is aan Jehovah. „Jehovah heeft Sion uitgekozen; hij heeft ernaar verlangd als een woning voor zichzelf.” David had het aardse Sion, het centrum van de zuivere aanbidding, in gedachten (Ps. 132:8, 13-18). Dit vindt zijn hedendaagse vervulling in de hemelse Berg Sion, waar Jehovah in 1914 G.T. zijn Zoon installeerde. In een visioen zag Johannes daar het Lam staan, „en met hem honderd vierenveertig duizend”, de volledige christelijke gemeente. Er bevindt zich nog een overblijfsel van deze Sionklasse op aarde, dat Gods organisatie vertegenwoordigt. Dit is de plaats waarheen hij degenen uitnodigt te komen die zich bewust zijn van hun behoefte aan een plaats van veiligheid welke overeenkomt met de voorziening die God ten tijde van de Vloed trof. Hij verschafte toen de ark, waarin hij „Noach . . . met zeven anderen veilig heeft bewaard”. — Ps. 2:6; Openb. 14:1; Gen. 7:1; 2 Petr. 2:5.
19. (a) Welke toestand heerst er in Sion sinds het is hersteld? (b) Aan welk vereiste dienen allen te voldoen die naar Gods organisatie komen?
19 Toen dit overblijfsel van het geestelijke Israël na het strenge onderricht gedurende de periode 1914-1918 opnieuw was bijeengebracht, werden de volgende grootse beloften vervuld, waarbij de nadruk werd gelegd op reinheid en nederigheid: „Ontwaak, ontwaak, doe uw sterkte aan, o Sion! Doe uw prachtgewaden aan, o Jeruzalem, de heilige stad! Want in het vervolg zal er geen onbesneden een onreine meer in u komen.” „Ik zal stellig in uw midden een nederig en gering volk doen overblijven, en zij zullen werkelijk hun toevlucht zoeken bij de naam van Jehovah” (Jes. 52:1; Zef. 3:12). Allen die naar Gods organisatie komen en zich nauw met de Sionklasse verbinden, moeten in hun hart en oren besneden worden. O, nu kunnen wij begrijpen waarom zelfs de slaven in Abrahams huishouding besneden moesten worden. Die gehele huishouding beeldde Gods georganiseerde volk in deze tijd af. Het moet rein gehouden worden, nu alle „smaad van Egypte” ervan afgewenteld is. — Joz. 5:9.
20. Hoe is er een blijvende overplaatsing mogelijk gemaakt, en tegen welke prijs?
20 Hoe dankbaar zijn wij dat Jehovah ons in zijn goedgunstigheid heeft uitgenodigd naar Sion te komen, niet slechts voor een bezoek, maar op basis van een permanente overzetting. In de sportwereld, zoals bij voetbal, wordt er een enorme som betaald voor de transfer van een bijzonder talentvolle speler van het ene team naar het andere. Hoe hoog de prijs ook is, deze haalt het niet bij de door Jehovah vastgestelde prijs die zijn Zoon bereidwillig heeft betaald door middel van zijn kostbare menselijke slachtoffer. Het is zoals Paulus zegt: „Gij werdt met een prijs gekocht.” — 1 Kor. 6:20.
21, 22. (a) Hoe kunnen wij waardering tonen voor Jehovah’s uitnodiging? (b) Op welke verschillende manieren wordt de uitnodiging om te komen in Gods Woord tot uitdrukking gebracht, en welke uitwerking dient dit op ons te hebben?
21 Wij kunnen, en moeten, waardering tonen voor Jehovah’s uitnodiging door deze aan anderen door te geven. Hierin kunnen wij net als Lydia zijn die, nadat zij gedoopt was, er bij Paulus en zijn metgezellen op aandrong bij haar te komen logeren. Lukas zegt: „Zij dwong ons er gewoon toe.” Jesaja voorzei dit grootse werk door te voorzeggen dat „vele volken . . . stellig [zullen] heengaan en zeggen: ’Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah’ . . . Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van Jehovah uit Jeruzalem”. Luister ook naar de volgende kosteloze uitnodiging: „Hé daar, . . . Komt, koopt en eet. Ja, komt, koopt wijn en melk zelfs zonder geld en zonder prijs.” Toen Jezus op aarde was, liet hij de uitnodiging weerklinken: „Komt allen tot mij die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken.” Hij voorzei dat hij bij zijn wederkomst de met schapen te vergelijken personen de uitnodiging zou doen toekomen: „Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid.” Gods Woord besluit zelfs met de volgende schitterende oproep, waarbij degenen die er gehoor aan „even worden aangemoedigd deze oproep aan anderen door te „even: „En de geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’ En een ieder die dorst heeft kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet. Hij die getuigenis van deze dingen aflegt, zegt: ’Ja, ik kom vlug.’ [En Johannes antwoordt:] ’Amen! Kom, Heer Jezus.’” — Hand. 16:15; Jes. 2:3; 55:1; Matth. 11:28; 25:34; Openb. 22:17, 20.
22 De uitnodiging om te komen, wordt zo vaak en met zulk een sterke aandrang in Gods Woord geuit, dat er beslist gezegd kan worden dat het een buitengewoon dringende uitnodiging is. Zult u er geen gehoor aan geven? Zult u niet komen en eveneens anderen uitnodigen te komen?