-
Inzicht in het nieuwsDe Wachttoren 1981 | 15 april
-
-
lijkwade beschouwen, namelijk de koolstof-14-methode, is tot dusver door de Kerk afgewezen op grond van het bezwaar dat hierdoor een gedeelte van de doek verwoest zou worden.”
Toen Dr. McCrone tijdens het BBC-programma „Today” werd geïnterviewd, beweerde hij: „Ik geloof niet dat het mogelijk is dat ik mij vergis. De ijzeroxidedeeltjes die ik heb gevonden, overtuigen mij ervan dat verfstoffen moeten [zijn] . . . aangebracht op de manier waarop een schilder dit zou hebben gedaan.” Of hij nu wel of niet gelijk heeft, zulke controversen illustreren de superioriteit van het werkelijk christelijke standpunt: „In geloof, niet in aanschouwen zwerven we rond.” — 2 Kor. 5:7, katholieke Petrus-Canisiusvertaling.
-
-
Val niet ten prooi aan hedendaagse judaïsten!De Wachttoren 1981 | 15 april
-
-
Val niet ten prooi aan hedendaagse judaïsten!
NEGENTIENHONDERD jaar geleden deed een groep personen er moeite voor in het verleden te leven. Door dit te doen, beroofden zij zich van grote zegeningen. Wie waren zij?
Zij waren mensen die beweerden christenen te zijn maar die in werkelijkheid probeerden het christendom en het judaïsme tot een afvallige fusiereligie samen te smelten. Zij waren judaïsten. Zij leerden dat heidenen die christenen werden, „naar het gebruik van Mozes” besneden moesten worden om gered te kunnen worden. Ja, sommigen van deze mensen waren van mening dat nieuwe gelovigen geleerd moest worden de Mozaïsche wet te onderhouden. — Hand. 15:1-5.
De judaïsten waren zich overdreven bewust van het feit dat God zich meer dan 1500 jaar lang exclusief met het joodse volk had ingelaten. Gedurende die tijd moest iedereen van een andere natie die Jehovah wilde aanbidden, een proseliet of bekeerling van het judaïsme worden. Zo’n persoon werd ’besneden en moest de wet van Mozes onderhouden’, en dit verlangden de judaïsten nu ook van de nieuwe christelijke discipelen.
Toen de christelijke gemeente werd opgericht, kwam er echter een verandering. Men behoefde niet langer een jood of een joodse proseliet te zijn om God te dienen. En deze verandering had niet als een verrassing hoeven te komen. Zoals de christelijke apostel Paulus uiteenzette, had Jehovah dit bij monde van zijn profeten uit de oudheid voorzegd. „Het is zoals hij ook in Hosea zegt”, merkte Paulus op: „Ik zal hen die mijn volk niet waren, ’mijn volk’ noemen.” — Rom. 9:25; Hos. 2:23.
Wilde een eerste-eeuwse jood een christen worden, dan had hij geloof nodig — geloof in Jehovah’s profetieën waarin werd voorzegd dat hij zowel mensen uit de natiën als natuurlijke joden zou bijeenbrengen. Joodse christenen moesten zo nederig zijn om te erkennen dat hun geboorte als jood hen niet langer automatisch tot een lid van Gods volk maakte. De judaïsten bezaten zo’n geloof niet en evenmin legden zij deze nederigheid aan de dag. Zij trachtten aan het verleden vast te houden en verbeurden aldus wonderbare zegeningen. Op welke wijze?
Door de belangrijkheid van het feit dat zij fysieke joden waren, te overschatten, bleven zij in gebreke te beseffen wat het betekent een geestelijke jood te zijn. Destijds stond voor mensen de weg open om lid te worden van „het Israël Gods” — het geestelijke Israël (Gal. 6:15, 16). Het
-