De uitdaging van het vertalen van de bijbel
TEGEN het midden van 1977 was de Heilige Schrift geheel of gedeeltelijk in 1603 talen en dialecten vertaald. Ieder jaar wordt hij in meer talen vertaald, maar dat niet alleen, er komen ook steeds meer vertalingen tot stand in dezelfde talen. Een toepasselijk voorbeeld is de Engelse taal, waarin naar het schijnt de laatste tijd bijna jaarlijks nieuwe vertalingen zijn gemaakt.
Met betrekking tot de kunst van het vertalen verklaarde een hoogleraar in de taalwetenschappen eens dat ’de problemen die bij vertalen rijzen, oneindig zijn’. De bijbel te vertalen vormt wel de grootste uitdaging. Heel passend is er gezegd: „Het maken van bijbelvertalingen is een eeuwig voortdurend proces.” Men moet daarbij uit oude talen zegswijzen vertalen die niet langer algemeen gebruikt worden. Bovendien komt er religie aan te pas, en met religie zijn altijd sterke gevoelens verbonden, die bij tijd en wijle een vertaler in zijn beoordeling kunnen beïnvloeden. Omdat de bijbel het geïnspireerde Woord van God is, behoort hij met de grootste zorg en bekwaamheid vertaald te worden. Als iemand de aanspraak van de bijbel niet aanvaardt dat het het geïnspireerde Woord van God is, kan hij de bijbel niet volledig recht doen wedervaren. Het vertalen van de bijbel is een kunst en een wetenschap, maar al even belangrijk is dat men er met liefde aan werkt.
Nauwkeurigheid
Bij de vele uitdagingen waarvoor men zich bij het vertalen van de bijbel gesteld ziet, is die van nauwkeurigheid. Is de vertaling even krachtig en rechtstreeks als de oorspronkelijk tekst? Laat het de sfeer die de oorspronkelijke woorden oproepen evenzeer tot zijn recht komen als hun inhoud? Vaak schieten vertalingen hierin tekort. Zo zijn er twee Griekse woorden die in de meeste vertalingen met „zalven” worden weergegeven, namelijk aleipho en chrio, maar twee verschillende betekenissen hebben. Wanneer aleipho voorkomt, heeft het altijd betrekking op het gebruik van olie of zalf waarmee het lichaam na een bad, of bij ziekte of na overlijden wordt ingewreven (Matth. 6:17; Mark. 6:13; 16:1; Luk. 7:38, 46; Jak. 5:14). Maar chrio wordt alleen in een geestelijke, heilige en figuurlijke of symbolische betekenis gebruikt en mag daarom met het woord „zalven” vertaald worden, zoals in Lukas 4:18, waar wij lezen: „Jehovah’s geest is op mij, omdat hij mij heeft gezalfd om de armen goed nieuws bekend te maken.” Zo goed als geen bijbelvertaling, behalve de Nieuwe-Wereldvertaling (NW), maakt op een uniforme wijze onderscheid tussen deze twee Griekse woorden.
Een andere uitdaging op het vlak van nauwkeurigheid heeft te maken met wat bekendstaat als de imperativus praesentis („gebiedende wijs van de tegenwoordige tijd”) in het Grieks. Er wordt een voortdurende of herhaalde handeling door aangeduid. Over het algemeen zijn bijbelvertalers eraan voorbijgegaan deze vorm apart te onderscheiden. In Lukas 11:9, 10 luiden bijvoorbeeld bijna alle bijbelvertalingen net zoals Het Nieuwe Testament in de omgangstaal (NTO): „Daarom zeg ik jullie: vraag en je zult krijgen, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan.”
Maar bij een dergelijke weergave ziet men helemaal niet waar het in Jezus’ illustratie om gaat. Hij vertelt erin van een man die midden in de nacht gasten krijgt en naar zijn buurman gaat om hem om brood te vragen. De buurman weigert eerst omdat hij, met zijn kinderen, reeds in bed ligt. Maar uiteindelijk staat de buurman op en geeft hem brood, niet omdat degene die vraagt een vriend is, maar om zijn „vrijpostig aandringen”. En daarom zei Jezus als toepassing van de gelijkenis: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en u zal opengedaan worden.” — NW.
Waken tegen vooroordeel
Bovendien is er de kwestie van getrouwheid aan het origineel. Soms laten bijbelvertalers hun religieuze vooroordeel doorklinken in hun weergave. Moderne vertalers blijken er bijvoorbeeld een afkeer van te hebben een equivalent te gebruiken voor het Hebreeuwse Tetragrammaton YHWH of JHVH. Sommigen voeren bezwaren aan tegen het gebruik van de naam „Jehovah” als een equivalent. Maar als Jahweh de naam van God meer benadert, waarom gebruiken dan niet meerderen van hen die vorm? Het is duidelijk dat het Tetragrammaton een eigennaam is en het daarom niet echt vertalen is als men gewone zelfstandige naamwoorden als „Heer” of „God” gebruikt. Het is waar dat in sommige vertalingen deze gewone zelfstandige naamwoorden geheel in hoofdletters worden gedrukt, maar daardoor is het nog niet zo dat ze zich werkelijk onderscheiden. Trouwens, wanneer bijbelteksten hardop worden voorgelezen, is de luisteraar zich toch immers niet bewust van de hoofdletters?
Nog een voorbeeld van religieus vooroordeel levert de vertaling van Johannes 2:3, 4 in de Catholic Confraternity Version (1941), welke luidt: „Toen de wijn was opgeraakt, zei de moeder van Jezus tot hem, ’Zij hebben geen wijn.’ En Jezus zei tot haar, ’Wat wilt ge dat ik doe, vrouw? Mijn uur is nog niet gekomen’.” Dit is precies tegengesteld aan de manier waarop Jezus in werkelijkheid tot zijn moeder sprak, zoals ook wordt aangeduid doordat hij Maria „vrouw” noemde in plaats van „moeder”. Wat hij werkelijk zei, was: „Vrouw, waarom u tot mij gewend? Mijn uur is nog niet gekomen” (The Jerusalem Bible). Een voetnoot verklaart: „Een semitische manier van uitdrukken die niet zelden in het O[ude] T[estament] voorkomt. . . . Hij wordt gebruikt als verzoek om niet lastig gevallen te worden, of sterker, voorstellen van allerlei aard af te wijzen.” Jezus zette Maria op haar plaats; hij bezag haar niet als iemand die op een voetstuk stond. — Luk. 11:27, 28.
De Children’s Living Bible door K. N. Taylor verschaft soortgelijke voorbeelden van religieus vooroordeel. Zo staat er in 2 Timótheüs 2:8 te lezen: Vergeet nooit het wonderbaarlijke feit dat Jezus Christus een Mens was, in Koning Davids geslacht geboren; en dat hij God was, zoals aangetoond wordt door het feit dat hij weer uit de doden opgestaan is.” Maar de oorspronkelijke tekst geeft met niets te kennen dat Jezus God is, zoals men kan zien aan de wijze waarop bijvoorbeeld de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) dit vers weergeeft: „Gedenk, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, uit het geslacht van David.”
Een zelfde vrije passage treffen we aan in Taylors vertaling van Matthéüs 7:13, die luidt: „De hemel kan men alleen binnengaan door de smalle poort. De grote weg naar de hel is breed, en de poort is wijd genoeg voor al de menigten die die gemakkelijke weg kiezen.” Maar het origineel zegt niets over hetzij Hades of Gehenna, de twee Griekse woorden die vaak met „hel” vertaald worden. In plaats daarvan stelt het „leven” en „vernietiging” tegenover elkaar.
Zich door Gods Woord zelf laten leiden
Wanneer er uit meerdere mogelijkheden kan worden gekozen in de gevallen dat interpunctie, de plaatsing der leestekens, een essentiële rol gaat spelen, moet men zich laten leiden door datgene wat de bijbel zelf zegt. (Toen de bijbel oorspronkelijk werd geschreven, bestond er nog geen interpunctie.) Maar Lukas 23:43 is haast altijd weergegeven alsof Jezus zei: „Voorwaar, ik zeg u, heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn” (NBG). Andere echter, zoals de Nieuwe-Wereldvertaling en Rotherham, plaatsen de komma na „heden”; „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn.” Wat is juist?
Alles wat wij behoeven te doen, is te vragen: Verdiende die boosdoener het na een leven van misdaad naar de hemel te gaan, alleen omdat hij medegevoel met Jezus tot uitdrukking bracht en vroeg of Jezus hem wilde gedenken? ’Bewerkte hij met vrees en beven zijn eigen redding’? (Luk. 13:24; Fil. 2:12) Bovendien zegt de bijbel er niets over dat Jezus die dag naar een hemels Paradijs ging. Petrus zei daarentegen dat Jezus toen hij stierf en begraven werd, naar Hades ging, en daaruit werd opgewekt. Jezus zelf zei dat evenals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een vis was, hij drie dagen — niet in de hemel maar — „in het hart der aarde” zou zijn. Jezus vertelde Maria trouwens nadat hij uit de doden was opgewekt, dat hij nog niet naar zijn God en naar haar God was opgestegen (Matth. 12:40; Joh. 20:17; Hand. 2:22-33). Tot welke andere conclusie kan een objectieve bijbelvertaler dus met het oog op deze feiten alleen maar komen dan dat Jezus niet heeft gezegd: „Heden zult gij met mij in het Paradijs zijn”, maar: „Ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn”, dat wil zeggen, in een nog in de toekomst liggende tijd.
Het zelfde beginsel is van kracht bij het gebruik van hoofdletters aan het begin van een naam; de vertaler moet beslissen wanneer hij hiervan gebruik wil maken. Daarom zullen natuurlijk zij die geloven dat de heilige geest de derde persoon van een Drieëenheid is, „Heilige Geest” van hoofdletters voorzien, zoals in Handelingen 1:8, die volgens de New English Bible (NEB) luidt: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest op u komt.” Maar wat lezen wij in het verslag over de daadwerkelijke vervulling van Jezus’ woorden? „Dit zal in de laatste dagen gebeuren: Ik zal op iedereen een deel van mijn geest uitstorten” (Hand. 2:17, NEB). Waar is de hoofdletter? Die staat er niet! Waarom niet? Omdat God niet een deel van een aan hem gelijke God zou kunnen uitstorten; de „geest”, zoals hier gebruikt, kon duidelijk geen betrekking hebben op een persoon. Aangezien deze tekst in verband staat met datgene wat Jezus in Handelingen 1:8 voorzei, moet de gevolgtrekking worden gemaakt dat hij geen persoon in gedachten had toen hij erover sprak dat zijn volgelingen heilige geest zouden ontvangen, en daarom dienen in Handelingen 1:8 ook geen hoofdletters gebruikt te worden.
Dit alles is in harmonie met de woorden van Johannes de Doper die zei dat hij weliswaar met water doopte, maar dat de Komende ’u met heilige geest zal dopen’ (Mark. 1:8). Iemand kan niet met een andere persoon dopen maar hij kan anderen met water dopen of met een werkzame kracht, wat Gods heilige geest is. Ja, vertalers moeten zich door de rest van Gods Woord laten leiden wanneer er een keuze tussen verschillende weergaven mogelijk is.
Dit beginsel wordt ook geïllustreerd door de woorden van Jezus in Matthéüs 24:3-8. Zo laat de New English Bible Jezus, nadat hij heeft verteld van oorlogen, hongersnoden en aardbevingen, zeggen: „Met al deze dingen beginnen de barensweeën van het nieuwe tijdperk.” Maar dat is niet zo. Deze dingen kentekenen veeleer de doodsstrijd van een oude ordening. De barensweeën die tot het nieuwe samenstel van dingen leiden, staan beschreven in Openbaring hoofdstuk 12, waar wordt gesproken over de geboorte van Gods Messiaanse koninkrijk, gevolgd door een oorlog in de hemel tussen Michaël en de grote draak, Satan de Duivel.
Het ideaal is de gedachte over te brengen
Er moet gezegd worden dat geen enkele vertaling in alle opzichten superieur is. Terwijl sommige vrijere vertalingen fouten kunnen vertonen op het vlak van nauwkeurigheid, brengen de meer letterlijke bij tijd en wijle de gedachte niet zo goed over als andere doen. Zo lezen wij in de Nieuwe-Wereldvertaling dat personen ’tot zwijgen worden gebracht’ (Jes. 6:5; Jer. 49:26). De werkelijke gedachte is tot de „stilte van de dood” brengen (Jer. 49:26, NEB). Op dezelfde wijze is de uitdrukking van verachting, „al wie tegen een muur watert” (1 Kon. 14:10; 21:21; 2 Kon. 9:8) een vaste zegswijze waarmee uitsluitend op mannen wordt gedoeld, en sommige vertalers geven de uitdrukking dus eenvoudig weer als „allen van het mannelijk geslacht” (NBG).
Waarlijk, het vormt een uitdaging om bij het vertalen de bijbel tot zijn recht te laten komen. En het is inderdaad een zegen dat er zoveel verschillende vertalingen zijn gemaakt. Maar op grond van de voorgaande voorbeelden mag gezegd worden dat de Nieuwe-Wereldvertaling zichzelf in velerlei opzicht aanbeveelt als een nauwkeurige vertaling.