Vragen van lezers
● Sommigen denken dat het verkeerd is om te jagen en te vissen, terwijl anderen geen kwaad zien in zulke bezigheden. Sommigen die denken dat het jagen is toegestaan, beweren echter dat men onmiddellijk nadat het wild is geschoten, het bloed er uit moet laten lopen om het verbod op het eten van bloed niet te overtreden. Het bloed er uit laten lopen, wordt over het algemeen niet gedaan. Wat is de Schriftuurlijke zienswijze betreffende deze zaken? — A.A., Verenigde Staten.
Wij moeten datgene wat Jehovah goedkeurt, niet veroordelen en evenmin datgene wat Jehovah veroordeelt, goedkeuren. In de Bijbel wordt gesproken over „onredelijke dieren, welke van nature worden geboren om te worden gevangen en vernietigd.” Sommigen beweren dat dit alleen van toepassing is na de vloed van Noachs dagen. Maar dit was ook zo in Eden, toen „Jehovah God er toe overging lange klederen van vellen te maken voor Adam en voor zijn vrouw en hen te kleden.” Eveneens lang voor de vloed, werd Abel goedgekeurd omdat hij een dierlijk slachtoffer bracht, terwijl de afgekeurde Kaïn geen aandeel had in het doden van dieren opdat deze geofferd konden worden, maar bloedeloze vruchten van het veld offerde. — 2 Petr. 2:12; Gen. 3:21; 4:3-5, NW.
Na de Vloed werd het de mens toegestaan dieren om verscheidene redenen te doden. De Mozaïsche wet eiste dat er verschillende soorten van dieren werden geslacht om te worden geofferd, en dierenhuiden of leer werden op juiste wijze gebruikt niet alleen voor klederen maar ook voor zulke dingen als schoenen, gordels, zakken, schrijfmateriaal en onderdelen voor de tabernakel en andere benodigdheden (Lev. 1:5, 10, 14; 13:59; Ezech. 16:10; Mark. 6:9; 2 Kon. 1:8; Matth. 3:4; 9:17, NW; 2 Tim. 4:13; Ex. 26:14; Num. 4:6-14). Wanneer een dier iemand doodde, moest het sterven: „Ingeval een os een man of een vrouw zou spietsen en die persoon werkelijk sterft, moet de os zonder mankeren worden gestenigd.” Wanneer dieren de bezittingen van de mens vernielden of het veldgewas verwoestten, konden ze gevangen en gedood worden: „Vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven, want onze wijngaarden hebben jonge druifjes.” — Ex. 21:28, NW; Klaagl. 2:15.
Dieren mogen eveneens voor voedsel worden gebruikt, met uitzondering van het bloed: „Al het kruipend gedierte dat levend is, mag u tot voedsel dienen. Zoals in het geval van de groene plantengroei, geef ik het alles aan u. Alleen vlees niet zijn ziel — zijn bloed — moet gij niet eten.” Gedurende de tijd dat de Israëlieten in de woestijn verbleven, moesten degenen die dieren wilden eten welke geschikt waren om geofferd te worden, deze dieren in de tabernakel slachten zodat de priester het bloed op Jehovah’s altaar kon sprenkelen. Toen zij zich in het Beloofde land hadden gevestigd en het te veel moeite zou zijn geweest de dieren die geschikt waren om te worden geofferd, naar de tempel te Jeruzalem te brengen, konden zij de dieren thuis slachten en het bloed op de grond uitgieten en met stof bedekken. Op dezelfde wijze moest het bloed van wild gedierte, zoals de gazelle en de hertebok, worden weggedaan (Gen. 9:3, 4; Lev. 17:3-6; Deut. 12:15, 16, 20-24, NW). Het jagen voor voedsel was toegestaan, maar de jager werd gewaarschuwd het bloed van zijn prooi te laten weglopen: „Aangaande iemand van de zonen van Israël of de een of andere tijdelijke inwoner die voor een tijd in uw midden verblijft, die bij het jagen een wild beest of gevogelte vangt dat gegeten mag worden, hij moet in dat geval het bloed er van uitstorten en het met stof bedekken. Want de ziel van elke soort van vlees is zijn bloed door de ziel welke zich er in bevindt. Daarom zeide ik tot de zonen van Israël. ’Gij moet het bloed van enige soort van vlees niet eten, omdat de ziel van elke soort van vlees zijn bloed is. Een ieder die het eet, zal worden afgesneden.’” — Lev. 17:13, 14, NW.
Wanneer de jager het bloed van zijn wild niet op de juiste wijze uitstortte, werd hij ter dood gebracht, of „afgesneden.” Wild te eten waarvan men het bloed niet had laten weglopen, werd de Israëlieten onder de Wet verboden, maar wordt Christenen eveneens verboden: „Houdt u vrij van dingen die aan afgoden zijn geofferd en van bloed en van dingen die zijn gedood zonder dat men het bloed er van heeft laten wegvloeien, en van hoererij” (Hand. 15:29; 21:25, NW). Onmiddellijk na de instructie aan jagers dat zij het bloed van hun prooi moeten laten wegvloeien en dat bloed eten, hun dood zal betekenen, lezen wij: „Aangaande enige ziel die een dood lichaam eet of iets wat door een wild beest is verscheurd, hetzij een inboorling of een tijdelijke inwoner, hij moet in dat geval zijn klederen wassen en in water baden en onrein zijn tot de avond. Dan moet hij rein zijn. Maar indien hij ze niet wil wassen en zijn vlees niet wil baden, moet hij voor zijn ongerechtigheid boeten” (Lev. 17:15, 16, NW). Van een lichaam dat uit zichzelf sterft of ten gevolge van wonden welke door een ander dier zijn aangebracht, zou het bloed niet op de juiste wijze zijn weggevloeid, en het moest daarom niet worden gegeten. De straf welke staat op het opzettelijk overtreden van het gebod geen bloed te eten, is de dood, maar in het laatstgenoemde geval kon de schuld worden uitgewist door een reinigingsceremonie, waardoor wordt te kennen gegeven dat het een geval was waar het gebod onschuldig, onwetend, was overtreden, zoals kon gebeuren wanneer iemand vlees kocht of ruilde, of wanneer men als gast bij iemand anders at. Thans, evenals in de tijd van Israël, kan iemand die het bevel betreffende bloed per ongeluk, zonder het te weten, overtreedt, terwijl hij dit niet opzettelijk doet, vergiffenis verkrijgen door berouw te hebben en de overtreding niet te herhalen.
Wanneer wij onze positie op de Bijbel baseren, zullen wij een evenwichtige zienswijze hebben, terwijl wij niet fanatiek gekant zijn tegen al het doden van dieren en evenmin uit sport opzettelijk op ze jagen. Jezus at vlees, zowel vis als lamsvlees. Hij leidde een succesvolle visvangst door een net te gebruiken, en gaf eveneens instructies dat een vis met een haak gevangen moest worden (Luk. 24:42, 43; Ex. 12:3, 8; Matth. 26:17-21; Luk. 5:4-6; Matth. 17:27). Er behoefde blijkbaar geen speciale aandacht te worden besteed aan vis wat het laten wegvloeien van bloed betreft, daar er geen instructies betreffende vissen worden gegeven; maar de vereisten met betrekking tot wilde vogels en dieren zijn uitdrukkelijk en moeten door theocratische jagers, die hun vleesdieet trachten te variëren met wat wild, worden opgevolgd. Kogelwonden van tegenwoordig, evenals pijlwonden of slagtandwonden en klauwwonden van roofdieren gedurende de tijd dat de Mozaïsche wet werd toegepast, hebben zelden tot gevolg dat het bloed op voldoende wijze wegvloeit. Daarom moet de jager het volledig maken door zijn mes te gebruiken, of hierdoor nu al dan niet een tropee wordt bedorven.
’En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis van Jehovah vast staan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volken zullen derwaarts heenstromen en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar den berg van Jehovah, naar het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijne wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en Jehovah’s woord uit Jeruzalem.’ — Jesaja 2:2, 3, NBG.