Vragen van lezers
● Waarom gebruiken wij de uitdrukking „besturend lichaam” voor de ouderlingen die de leiding hebben over het werk van Jehovah’s getuigen? — V.S.
De uitdrukking „besturend lichaam” wordt als zodanig niet in de Schrift aangetroffen. Maar er zijn wel tal van bewijzen waaruit blijkt dat in de eerste eeuwse christelijke gemeente een lichaam van ouderlingen in een besturende hoedanigheid dienst verrichtte.
Paulus gaf zijn medechristenen de aansporing: „Houdt hen in gedachtenis die onder u de leiding nemen, . . . Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig.” Of, zoals andere vertalingen het zeggen, gedenkt en gehoorzaamt „uw leidslieden” of „voorgangers” (Petrus-Canisiusvertaling; Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap). De Kingdom Interlinear luidt: „Weest degenen indachtig die u besturen [Gr.: hegoumenon].” — Hebr. 13:7, 17, 24.
Vormen van dit zelfde Griekse woord worden in Matthéüs 2:6, Luk. 22:26, Hand. 7:10 en 15:22 aangetroffen, en wel in een overeenkomstige betekenis, namelijk in de zin van besturend, optredend als de voornaamste of de leiding nemend. De Septuaginta gebruikt een vorm van dit woord om Maleachi 1:8 te vertolken: „Breng het alstublieft eens naar uw bestuurder [Gr.: hegoumenoi] toe.”
Het is dus duidelijk dat sommige personen in de christelijke gemeente bestuur uitoefenden doordat zij de leiding namen en hun broeders in rechtvaardige werken en godvruchtige beginselen voorgingen.
Het Latijnse werkwoord voor „besturen”, gubernare, is afgeleid van het Griekse werkwoord kuberna.oo, dat de betekenis heeft van „de roerpen grijpen”, „sturen, v.e. wagen” of „besturen, het schip van staat, gedachten” (Grieksch Woordenboek, door Dr. F. Muller Jzn., 1933, blz. 450). Een „besturend lichaam” kan derhalve betrekking hebben op een vertegenwoordigende groep mensen die gedragslijnen verschaft en richting, leiding en voorschriften aan een organisatie geven.
Commentaar gevend op het Griekse werkwoord waaruit het Nederlandse woord „besturen” is vertaald, zegt de Expository Dictionary of New Testament Words door W. E. Vine (Deel II, blz. 168): „kuberna.oo, leiden (vandaar Eng., govern), duidt op (a) het sturen, het loodsen [vergelijk Handelingen 27:11]; (b) overdrachtelijk, regeringen of regeerders, gezegd van degenen die als voorgangers in een plaatselijke kerk dienst doen, 1 Kor. 12:28.” Deze tekst, 1 Korinthiërs 12:28, luidt: „En God heeft de respectieve personen in de gemeente geplaatst, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraren; voorts krachtige werken, dan gaven van gezondmakingen, diensten voor hulpbetoon, bekwaamheden om leiding te geven [Gr.: kubernèseis].”
De Septuaginta maakt voor het vertalen van het Hebreeuwse woord tachbulah, dat ’het sturen, leiding’ betekent, van dit Griekse woord gebruik, zoals bijvoorbeeld in Spreuken 1:5: „Een man van verstand is degene die bekwaam beleid [Gr.: kubernèsin] verwerft.”
In de eerste eeuw hebben de ouderlingen en opzieners in de verschillende gemeenten hun „bekwaamheden om leiding” te geven beslist in de plaatselijke gebieden aangewend, aangezien dit noodzakelijk was voor een goede coördinatie van het werk en voor het bewaren van de vrede en eenheid in de kudde van God. Het geven van leiding is een essentieel onderdeel van het werk van een herder. — Vergelijk Handelingen 20:17, 28; 1 Timótheüs 3:4, 5, Titus 1:9.
En wat voor de plaatselijke gemeenten gold, was duidelijk noodzakelijk voor het leiden van het christelijke werk in het algemeen. Vandaar dat de apostelen en andere ouderlingen in Jeruzalem als een lichaam dienst deden om aan alle gemeenten leiding en raad te geven.
Hoewel „bekwaamheden om leiding te geven” tamelijk onderaan op de lijst voorkomen van de ’verscheidenheid van bedieningen en gaven’ waarin God had voorzien (1 Kor. 12:4, 5, 28), waren zulke bekwaamheden toch niet onbelangrijk, want anders zouden de apostelen en oudere mannen die het besturende lichaam vormden er niet mee zijn begiftigd. Hoe deze mannen als een lichaam optraden, blijkt uit de wijze waarop zij het probleem van de voedselverdeling oplosten door een comité van bekwame mannen aan te stellen om deze taak te behartigen; door de toewijzing die zij Petrus en Johannes gaven om naar Samária te gaan ten einde de nieuwe discipelen aldaar te helpen; door hun optreden, als een lichaam in samenwerking met andere ouderlingen, bij het uitzenden van vier „mannen die de leiding hadden”, met inbegrip van de apostel Paulus, om hun beslissing betreffende de heidenen die tot het christendom waren bekeerd aan de gemeente in Antiochië over te brengen; en door de raad die zij Paulus gaven met betrekking tot de procedure die hij onder de joden in Jeruzalem moest volgen. — Hand. 6:1-6; 8:14; 15:1, 2, 22-32; 21:17-26.
De uit de doden opgewekte Jezus Christus is de hemelse Bestuurder van zijn gemeente van geestelijke Israëlieten op aarde. Hij is degene op wie de uit Micha 5:2 aangehaalde woorden van toepassing zijn: „En gij, o Bethlehem van het land van Juda, zijt geenszins de onbeduidendste stad onder de bestuurders van Juda, want uit u zal een bestuurder [Gr.: hegoumenos] voortkomen, die mijn volk, Israël, zal weiden” (Matth. 2:6). Door middel van heilige geest en via het zichtbare besturende lichaam, dat is samengesteld uit ouderlingen die in overeenstemming met Gods geschreven Woord „besturen” of „de leiding nemen” [Gr.: hegoumenon], bestuurt Jezus Christus thans de wereldomvattende groep van Jehovah’s getuigen op aarde. — Hebr. 13:17, Interlinear; ook New World Translation of the Christian Greek Scriptures, van 1950.
Hieruit zien wij dat de uitdrukking „besturend lichaam” bijzonder toepasselijk, passend en schriftuurlijk is om naar dat lichaam van ouderlingen te verwijzen aan wie thans het geestelijke opzicht over Jehovah’s christelijke getuigen is toevertrouwd.
● Was Jezus dood toen de Romeinse soldaat Christus’ zijde met een speer doorstak? — Ivoorkust.
Ja, het verslag in Johannes 19:31-37 toont duidelijk aan dat Jezus was gestorven voordat de soldaat hem doorstak.
Volgens de Mozaïsche wet mocht een terechtgestelde misdadiger niet de hele nacht aan de terechtstellingspaal blijven hangen maar moest hij dezelfde dag nog begraven worden, opdat het land niet verontreinigd zou worden doordat men Gods wet veronachtzaamde (Deut. 21:22, 23). Indien Jezus en de misdadigers naast hem levend aan de palen zouden blijven hangen, zouden zij, aangezien het reeds laat in de middag was, nog aan de palen hangen nadat bij zonsondergang de sabbat was begonnen. Om dit te voorkomen, vroegen de joden of van alle drie de benen gebroken mochten worden.
Een Franse onderzoeker, Dr. J. Bréhant, maakte van de reden hiervoor gewag, zoals werd vermeld in Medical World News van 21 oktober 1966. Wij lezen: „Het crurifragium, het breken van de benen van de gekruisigde, maakte het voor hem onmogelijk zich op te richten om te ademen. . . . De joden verzochten of men van alle drie de veroordeelden de benen wilde breken en hen wilde wegnemen. Daarom braken de soldaten de benen van de dieven. Maar toen zij bij Jezus kwamen konden de soldaten zien dat Hij reeds dood was.” Dr. Bréhant noemde twee mogelijke redenen waarom alleen Jezus dood was: 1. „De dieven waren misschien vastgebonden in plaats van vastgenageld.” 2. „Christus was zeer verzwakt door de behandeling die hem werd toegediend voordat hij” aan de paal werd genageld.
Indien Jezus had geleefd, zouden de soldaten ook zijn benen gebroken hebben. In plaats daarvan lezen wij: „Toen [de soldaten] echter bij Jezus kwamen en zagen dat hij reeds dood was, braken zij zijn benen niet. Maar een van de soldaten stak met een speer in zijn zijde, en onmiddellijk kwam er bloed en water uit.” — Joh. 19:33, 34.
Hoewel Johannes’ verslag heel duidelijk is, zou de gestelde vraag kunnen rijzen met het oog op wat er in Matthéüs 27:49, 50 staat. Wij lezen daar: „Maar de overigen van hen zeiden: ’Laat hem begaan! Laten wij eens zien of Elia hem komt redden.’ Een andere man nam een speer en doorstak zijn zijde, en er kwam bloed en water uit. Wederom riep Jezus met een luide stem en blies zijn laatste adem uit.” De cursief gedrukte zin veroorzaakt de moeilijkheid; men zou op grond hiervan de conclusie kunnen trekken dat Jezus leefde toen hij met een speer werd doorstoken.
In veel bijbelvertalingen, met inbegrip van The Jerusalem Bible in het Frans en het Engels, de Elberfelder en Aschaffenburger in het Duits en de Moderna, Valera en Nácar-Colunga in het Spaans, wordt die cursief gedrukte zin weggelaten. Andere vertalingen hebben de woorden wel opgenomen maar hebben ze tussen teksthaken gezet of ze van een verklarende voetnoot voorzien. In de oorspronkelijke uitgave van de New World Translation wordt bijvoorbeeld in een voetnoot uitgelegd dat de zin in enkele belangrijke handschriften voorkomt, zoals de Sinaïticus en de Vaticanus No. 1209, maar in andere ontbreekt. Veel geleerden zijn van mening dat een kopiist in Matthéüs 27:49 abusievelijk woorden uit Johannes 19:34 heeft gebruikt.
Het gedeelte in de Nieuwe-Wereldvertaling dat de Griekse Geschriften wordt genoemd, is voornamelijk gebaseerd op de standaardtekst van Westcott en Hort. Deze erkende standaardtekst bevat de zin in Matthéüs 27:49 wel, maar plaatst hem tussen dubbele teksthaken. Ter verklaring wordt opgemerkt dat er ten aanzien van de zin „een sterk vermoeden bestaat dat hij door afschrijvers is ingevoegd”. Misschien zullen wij in de toekomst over meer handschriften met bewijzen betreffende Matthéüs 27:49 beschikken.
Uit de duidelijke beschrijving in Johannes 19:31-37 blijkt niettemin duidelijk dat Jezus reeds dood was toen hij met een speer werd doorstoken. Het verslag in Matthéüs moet dus in dit licht begrepen worden. Matthéüs zegt niet precies wanneer Jezus’ zijde werd doorstoken; er wordt in zijn verslag eenvoudig melding van gemaakt als een van de gebeurtenissen die zich voordeden toen Jezus aan de paal werd genageld. In Johannes’ verslag wordt daarentegen duidelijk het tijdselement genoemd. Met het oog hierop moet Matthéüs’ verslag begrepen worden in het licht van wat Johannes schreef. Wanneer dit wordt gedaan, is er geen werkelijke tegenstrijdigheid.