Wat het wil zeggen een christen te zijn
„Christus heeft voor u geleden en een model nagelaten, opdat gij nauwkeurig in zijn voetspoor zoudt treden.” — 1 Petr. 2:21.
1. Welk gebod gaf Jezus zijn discipelen, en heeft men er gehoor aan gegeven?
„GIJ ZULT getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streken der aarde” (Hand. 1:18). Dit waren Jezus’ afscheidswoorden tot hen die als christenen bekend zouden komen te staan en hem zouden navolgen. Zijn discipelen hadden reeds jarenlang met hem samen aan een intensief predikingsprogramma deelgenomen en wisten wat dit inhield. Wie in de religieuze wereld der christenheid hebben zich echter voor deze dienst toegerust en zich gehoorzame discipelen van de Heer betoond, hoewel dit niet mis te verstane gebod van de Meester reeds eeuwenlang in hun bijbels staat opgetekend? De New York Times (van 18 maart 1957) haalde de volgende woorden van dr. R.J. McCracken aan: „De kerken zitten vol mensen die zo half en half een vage geloofsbelijdenis onderschrijven. Vraag de meesten hunner wat zij geloven en tot meer dan enkele stamelende zinnetjes brengen ze het niet, althans niet tot iets verstandigs, al komen er woorden genoeg.” Geven zij er blijk van christenen te zijn, die het gebod van de Here God om zijn getuigen te zijn, gehoorzamen? Neen! Marcus Bach geeft in een artikel in de Christian Century over Jehovah’s getuigen duidelijk te kennen dat de christenheid zich er terdege van bewust is dat er zich in haar midden een groep mensen bevindt die volgens de bijbelse maatstaven handelt. Hij stelt de volgende vragen: „Wat moet onze houding jegens hen zijn? Wat zullen wij doen? . . . We kunnen hierop slechts één antwoord geven: Jehovah’s Getuigen vormen geen bedreiging, ze werpen de bestaande kerk veeleer een uitdaging toe om — te getuigen!” Jehovah’s getuigen weten waarom zij christenen zijn — om evenals hun Meester te getuigen.
2. Hoe is men er vaak toe gekomen zich met een religieuze groep te verbinden?
2 Waarom bent u bij een religieuze organisatie aangesloten? Omdat u deze aan de bijbel getoetst en door middel hiervan onderzocht hebt, en houdt u er zich nu aan vast omdat u weet dat u juist handelt? (1 Thess. 5:21). Velen zijn in contact gekomen met een religieuze groep, doordat zij werden grootgebracht door ouders die een kerk bezochten. Bij anderen is er in hun woonplaats slechts één kerk, waartoe allen behoren omdat dit zo hoort. Anderen zijn van geloof veranderd ter wille van een huwelijkspartner of om zakelijke redenen. Door geen dezer dingen bent u er echter zeker van of u wel de juiste religie heeft. O ja, wellicht zijn uw vrienden en kennissen prettige mensen, maar dat wil niet zeggen dat hun religie daarom juist is. Misschien hebben ouders hun kinderen laten zien hoe zij God op juiste wijze kunnen aanbidden, maar wanneer deze kinderen zich niet op een persoonlijke studie van Gods Woord toeleggen en het christelijke voorbeeld van hun ouders niet metterdaad volgen, hebben zij deze religie nooit van harte als de hunne aanvaard, en God schept geen behagen in degenen die slechts in naam met deze groep verbonden zijn.
3. Waaruit blijkt dat niet elke religie voor God aanvaardbaar is?
3 Iemands religie is zijn aanbidding; het Hebreeuwse woord hiervoor betekent „dienst.” Het criterium waardoor wordt bepaald of een religie de ware is, is de wijze waarop deze dienst wordt verricht en tevens voor wie dit gebeurt. ’Er zijn er die „goden” genaamd worden, hetzij in de hemel of op aarde, evenals er vele „goden” en vele „heren” zijn’ (1 Kor. 8:5). Doordat men tot een religieuze organisatie behoort en nakomt wat daar wordt geleerd, aanbidt men niet automatisch de ware God. Betreffende Israël dat dingen ging doen die Gods goedkeuring niet hadden, zegt het verslag, „zij gingen aan demonen offeren, niet aan God” (Deut. 32:16, 17). Van alle behalve de ware christelijke aanbidding zei de apostel Paulus: „Hetgeen de natiën offeren, offeren zij aan demonen, en niet aan God, en ik wil niet dat gij deelgenoten met de demonen wordt.” — 1 Kor. 10:20.
VERMIJD VALSTRIKKEN
4. Waarom is het vinden van bevrediging in een religie geen bewijs dat ze de ware is?
4 Het komt heel vaak voor dat personen die met de waarheid in contact komen die met een luchtig gebaar afwijzen met de woorden, „Ik vind bevrediging in mijn eigen religie.” Is God er echter ook tevreden mee? Jezus zei over de in de eerste eeuw beoefende religieuze praktijken: „Behendig stelt gij het gebod Gods terzijde om aan uw overlevering vast te houden” (Mark. 7:9). Zou dit God behagen? Paulus waarschuwde aldus voor dit gevaar: „Past op: misschien wil iemand u ten prooi wegdragen door de filosofie en ijdele misleiding overeenkomstig menselijke overlevering, overeenkomstig de elementaire dingen der wereld en niet overeenkomstig Christus” (Kol. 2:8). ’Gij zijt slaven van degene die gij gehoorzaamt’ (Rom. 6:16). Wie gehoorzaamt u? Kiest u een religie waarin uzelf behagen schept? Wanneer u uzelf wenst te behagen, dan dient u uzelf en bent u uw eigen god geworden. U bent dan als de ongehoorzame Eva ’die gelijk aan God wilde zijn, kennende goed en kwaad’ (Gen. 3:5). „Tracht ik mensen te behagen? Wanneer ik mensen zou behagen [mijzelf inbegrepen], zou ik toch Christus’ slaaf niet zijn” (Gal. 1:10). Men kan op vele manieren aanbidden, maar slechts één manier is in de ogen van de Almachtige God de juiste. Wanneer wij de aanbidding die „vanuit het standpunt van onze God en Vader” juist is, willen beoefenen, dienen wij te handelen als de man naar Gods hart die niet zichzelf of anderen zocht te behagen, maar tegen Jehovah zei: „Leer mij uw wil te doen, want gij zijt mijn God” (Jak. 1:27; Ps. 143:10). Jehovah schept behagen in hen die het een vreugde vinden hem exclusief toegewijd te zijn. Hij zal hen zegenen met eeuwig leven in zijn nieuwe wereld. — Micha 4:5, NBG.
5. Wat zien zij die beweren ’Geloof slechts in de Here Jezus Christus en gij zult gered worden,’ vaak over het hoofd?
5 Sommigen vinden bepaalde gedeelten van de bijbel van minder belang en beroepen zich op Paulus’ woorden tot de gevangenbewaarder: „Geloof in de Here Jezus en gij zult gered worden” (Hand. 16:31). Zij die deze tekst vaak aanhalen, weten echter niet wat ze behelst. In de Here Jezus Christus te geloven, houdt in dat men gelooft dat hij zijn leven als rantsoen voor de mensheid gaf, dat wat hij heeft gezegd de waarheid is en dat zijn voorbeeld gevolgd dient te worden (Matth. 20:28; 1 Petr. 2:21). Wanneer u Christus’ rantsoenoffer aanvaardt, moet u tevens Hem die hierin heeft voorzien accepteren: „Redding komt Jehovah toe” (Ps. 3:8, vs. 9, SV). Als u gelooft dat Christus ons het juiste voorbeeld ter navolging stelde, dient u tevens te denken aan wat er in Johannes 17:6 staat, namelijk, „Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen die gij mij uit de wereld hebt gegeven,” en Jehovah’s naam als zijn getuige bekend te maken. Wie de naam van Jehovah God niet gebruikt en aan anderen bekendmaakt, volgt Jezus Christus’ voorbeeld niet na. Bemerk eens welk een uitmuntende kennis Jezus van de Schrift heeft, hetgeen blijkt uit de aanhalingen die hij aldoor doet, en rust uzelf toe dit voorbeeld na te volgen (Luk. 24:27). Bedenk dat ’hij van stad tot stad en van dorp tot dorp reisde en het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaakte,’ hierdoor te kennen gevend dat men in de eerste plaats het koninkrijk Gods moet zoeken, vervolgens zijn voorbeeld moet navolgen door anderen in hun huizen op te zoeken en hen moet helpen een aandeel te hebben aan „dit goede nieuws van het koninkrijk” (Luk. 8:1; Matth. 6:33; 24:14). Wanneer men in de Here Jezus gelooft, is men geen passieve gelovige. ’Het geloof zonder de werken is dood’ (Jak. 2:26). Geloof zet iemand er toe aan een actieve volgeling van hem te worden, geloof te oefenen en te vertrouwen in de gehele bijbel als zijnde door „God geïnspireerd” en gebiedend noodzakelijk voor allen die als christenen „volledig toegerust tot ieder goed werk” wensen te zijn. — 2 Tim. 3:16, 17; Joh. 17:17.
6. Sommigen beweren dat een christen slechts volgens de Tien Geboden hoeft te leven. Is dit waar?
6 Zegt u ook: „Als je maar leeft volgens de Tien Geboden is dit wel voldoende”? Ja? Misschien is het voldoende om zogenaamde christenen te behagen, maar draagt dit ook Gods goedkeuring weg? Dacht u nu werkelijk dat hij, nu hij liefdevol in de bijbel heeft voorzien — thans zelfs voorhanden in meer dan duizend talen — er behagen in zou scheppen dat men er slechts een halve bladzijde uit accepteert en de rest opzij schuift als zijnde van ondergeschikt belang? Zou een kok het prettig vinden wanneer u van een zorgvuldig bereid maal, klaargemaakt uit de fijnste ingrediënten, bij wijze van spreken één erwtje zou nemen en het overige in de vuilnisemmer zou storten? Natuurlijk niet! Dat de gedachte dat een christen zich slechts aan de Tien Geboden hoeft te houden, niet voortspruit uit een oprecht verlangen God te dienen, maar veeleer kenmerkend is voor luiheid of onverschilligheid jegens de bijbel, blijkt wel hieruit, dat men deze geboden niet nakomt. Men heeft minder belangstelling voor het houden van de Tien Geboden dan voor het niet lastig gevallen worden. ’Door de werken der wet zal geen vlees voor hem rechtvaardig worden verklaard,’ zei de apostel Paulus. Wij moeten daarom datgene waarnaar de wet verwijst, aanvaarden en Gods maatstaven ten aanzien van wat juist is tot de onze maken en geen eigen verkorte versie daarvan gebruiken. — Rom. 3:20; 10:2, 3.
7. Waarom is het niet christelijk om tegen een getuige van Jehovah die op bezoek komt, te zeggen dat men geen belangstelling heeft?
7 Anderen zeggen, nadat ze hebben bemerkt met een getuige van Jehovah te doen te hebben, „O neen, daar heb ik geen belangstelling voor.” Waarvoor hebben zij eigenlijk geen belangstelling? Wanneer zij deze prediker de gelegenheid geven zijn boodschap uiteen te zetten, zullen zij bemerken dat hij met hen zal spreken over de Almachtige God, zijn Woord de bijbel, dat het noodzakelijk is nauwkeurige kennis der waarheid te verkrijgen, de goddelijke beloften betreffende leven in een nieuwe wereld en andere hiermee verband houdende zaken. Voor welk van deze dingen hebt u nu eigenlijk geen belangstelling. Een christen die werkelijk oprecht God wil behagen, heeft een warme belangstelling voor deze onderwerpen. O ja, wellicht verschillen zijn opvattingen van die van de hem bezoekende prediker, maar alleen al dat hij de bijbel gebruikt, moet zijn intense belangstelling opwekken. En wat nog als hij het anders gelooft, waarom zou hij op zijn beurt dit dan niet willen bewijzen? (Hand. 17:11) Het allerbelangrijkste vereiste voor leven is dat wij God liefhebben met geheel ons hart, onze gehele ziel, geest en kracht (Mark. 12:29-31). Deze van het hart uitgaande liefde kunnen wij tonen door de wijze waarop wij onze vermogens gebruiken om God en zijn voornemens te leren kennen. De bewoner kan natuurlijk van mening zijn dat hij het ware christelijke geloof bezit en reeds met de te bespreken dingen op de hoogte is. In dat geval zal hij zich een ander christelijk vereiste herinneren, namelijk ’zijn naaste als zichzelf lief te hebben’ en hij zal van deze gelegenheid gebruik maken de waarheid met zijn naaste te bespreken (Ef. 4:25). Hij zal zich tevens herinneren dat christenen aan hun vruchten herkend worden (Matth. 7:20). Hier aan de deur staat iemand die de vruchten voortbrengt die een christen kenmerken. Hij volgt het voorbeeld van Christus Jezus en zijn apostelen door net als zij van huis tot huis tot de mensen te prediken en de Koninkrijksboodschap te vertellen waarvan Christus zei dat deze nu gepredikt zou worden. Daarom dient u wanneer er iemand bij u komt met een boodschap uit Gods woord, uit liefde voor God en uw naaste naar hem te luisteren om te weten te komen wat hij te zeggen heeft.
8. Waarom kan een christen het zich niet veroorloven te zeggen dat hij het „te druk” heeft om te luisteren naar een bespreking van Gods Woord?
8 Zij die de mensen uit christelijk oogpunt bezoeken, ontmoeten eveneens velen die het „te druk” hebben en „geen tijd hebben om te luisteren.” Misschien verwachten ze bezoek, kijken ze naar de televisie of lezen de krant. Thans moet men ’de gelegen tijd uitkopen, daar de dagen boos zijn’ (Ef. 5:16). Wanneer wij geen tijd voor God hebben als hij zijn dienstknechten tot ons zendt, mogen wij dan verwachten dat hij naar ons zal luisteren als wij om bevrijding door middel van zijn nieuwe wereld smeken?
9. Waarom zeggen velen dat zij het „te druk” hebben, en waarom is dit een onverstandige handelwijze?
9 Het is natuurlijk mogelijk dat een bewoner het echt te druk heeft en de prediker vraagt terug te komen op een tijd welke hem beter schikt. Indien mogelijk zal hij deze gelegenheid met beide handen aangrijpen. De meesten staan echter onverschillig tegenover de Koninkrijksboodschap. Zij zijn als degenen tot wie Jehovah bij monde van zijn profeet Jeremia sprak: „Van dien dag af, dat uw vaders uit Egypteland zijn uitgegaan, tot op deze dag, zo heb Ik tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, dagelijks vroeg op zijnde en zendende. Doch zij hebben naar Mij niet gehoord, noch hun oor geneigd” (Jer. 7:25, 26, SV). Velen zien niet in dat wij in een oordeelstijd leven. Wij kunnen het ons niet veroorloven onverschillig te zijn. Jehovah God heeft zijn Zoon Christus Jezus op de hemelse troon geplaatst en zijn gezalfde getuigen gezonden om Gods eeuwigdurende regering in het openbaar bekend te maken (Ps. 2:6; Jes. 43:10, SV). Zoals men deze gezalfde getuigen behandelt, behandelt men de Koning (Matth. 10:42; 25:40). Sluit men zich toe voor deze ambassadeurs van de Nieuwe Wereld en hun boodschap, dan verwerpt men Christus, die zij vertegenwoordigen. Dit zal er ten slotte toe leiden dat men evenals Ezau verworpen zal worden, want die stelde ook de materiële of wereldse belangen boven de geestelijke dingen (Hebr. 12:16). Een lauwe onverschilligheid, ook al wordt die aan de dag gelegd door iemand die misschien vriendelijk en beleefd tracht te doen, is een slechte aanbeveling in de ogen van ’hem die is aangesteld om te oordelen’ (Hand. 17:31). Er wordt van een christen meer geëist. Christus zei: „Ik ken uw daden, dat gij noch koud noch heet zijt. Ik wilde dat gij koud waart of anders heet. Daarom, omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, zal ik u uit mijn mond spuwen.” — Openb. 3:15, 16.
10. Wat zullen Jehovah’s getuigen trachten te doen, zelfs wanneer een bewoner het te druk heeft om naar een volledig acht-minuten-toespraakje te luisteren?
10 Of de bewoner nu een wijs besluit neemt of niet, hij zal toch moeten erkennen dat de prediker aan zijn deur kwam om hem te helpen. De bedienaar van het evangelie zal degene die geen liefde voor God heeft, dit niet opdringen maar daar waar hem de gelegenheid wordt gegeven, zal hij het waarheidszaad in de zeer korte hem toegestane tijd trachten te zaaien. In goed gekozen bewoordingen zal hij wellicht slechts één actueel schriftuurlijk punt naar voren kunnen brengen met de kern van zijn boodschap. Daar hij weet dat zich vaak omstandigheden voordoen waar een dergelijke aanbieding vereist wordt, houdt hij hier rekening mee bij zijn voorbereiding. Jezus’ raad in gedachten houdend, geen paarlen voor op zwijnen gelijkende mensen te werpen, zoekt de bedienaar van het evangelie uit liefde tot zijn naaste allerlei manieren om het hart te bereiken van hen die ’zuchten en uitroepen over al de gruwelen’ die in het land gedaan worden. — Matth. 7:6; Ezech. 9:4, SV.
GELOOF EEN VEREISTE
11. Wat is geloof, en waarom is het voor christenen gebiedend noodzakelijk?
11 Om een christelijke loopbaan te kunnen volgen in deze wereld die God tart, heeft men geloof nodig. Om bereid te zijn persoonlijke trots aan de kant te zetten en nederig zijn denkwijze en leven om te vormen overeenkomstig de waarheid in Gods Woord, heeft men geloof nodig. ’Het is zonder geloof onmogelijk zijn welbehagen te winnen, want hij die God nadert, moet geloven dat hij is en dat hij de beloner wordt van hen die hem ernstig zoeken’ (Hebr. 11:6). Welk geloof behaagt God dan wel? De definitie van geloof in Webster’s Collegiate Dictionary geeft goed weer wat men in het algemeen dienaangaande denkt. We lezen hier, „Absoluut vertrouwen, vooral in iemand of iets waarin of waarover men zou kunnen twijfelen of jegens wie of wat men achterdocht zou kunnen koesteren.” Op grond hiervan zegt men wel, wanneer men twijfelt aan de juistheid van een religieuze handeling of lering, „Dat moet je geloven.” Door een dergelijk „geloof” zijn zij die tot een religieus systeem behoren onvoorwaardelijk aan de genade van hun religieuze leiders overgeleverd. Is dit een veilige weg? „Een blinde kan toch geen blinde leiden, of wel soms? Zullen zij niet beiden in een gracht vallen?” (Luk. 6:39) Lukas prees hen die geen „blind geloof” volgden met de woorden: „De laatsten [Bereeërs] nu waren edeler van geest dan die in Thessalonica, want zij namen het woord met de grootste bereidwilligheid des geestes aan, terwijl zij dagelijks de Geschriften onderzochten om na te gaan of dit zo was” (Hand. 17:11). Duidelijk staat in Hebreeën 11:1 aangegeven welk geloof Gods goedkeuring wegdraagt: „Geloof is de verzekerde verwachting van waarop men hoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die toch niet worden gezien.”
12. Welke basis is er om in God te geloven?
12 Christenen hebben geloof in God. Waarom? Niet omdat hun als kind is verteld dat er een God bestaat, maar omdat zij weloverwogen aandacht hebben geschonken aan overweldigend bewijsmateriaal dat duidelijk demonstreerde dat God die zij niet met hun natuurlijke ogen kunnen waarnemen, toch werkelijk bestaat. „Want zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze uit het geschapene worden begrepen, zelfs zijn eeuwige kracht en Godheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn” (Rom. 1:20). Toen nu de psalmist David dit bewijs aanschouwde, werd hij er toe bewogen te zeggen: „De hemelen verkondigen Gods glorie, en het uitspansel vertelt zijner handen werk,” „Hoe talrijk zijn uw werken O, Jehovah! Gij hebt ze alle in wijsheid gemaakt. De aarde is vol van uw voortbrengselen” (Ps. 19:1, vs. 2, SV; 104:24). Ja, laat u niet leiden door een „blind geloof,” maar doe uw ogen wijd open en aanschouw de ordelijke beweging der hemellichamen, de goddelijke wijsheid waarvan de natuur getuigt, het ingewikkelde ontwerp en de schoonheid van de schepping, want dit vormt het onomstotelijke bewijs voor het bestaan van een Schepper, een God.
13. Welke basis had Abraham voor zijn geloof dat hem een zoon geboren zou worden?
13 Abraham, de vriend Gods, wordt vanwege zijn bijzondere geloof in de bijbel genoemd. Jehovah beloofde hem dat hij ondanks zijn hoge leeftijd een zoon zou ontvangen, Izaäk. „Alhoewel hij niet verflauwde in geloof,” geloofde Abraham niet alleen omdat het hem goed in de oren klonk. „Hij bezag zijn reeds verstorven lichaam, daar hij al ongeveer honderd jaar oud was, en eveneens Sara’s dode schoot. Vanwege Gods belofte wankelde hij niet door gebrek aan geloof, maar hij werd krachtig door zijn geloof, gaf God de heerlijkheid en was er volledig van overtuigd dat hij kon doen wat hij had beloofd. Daarom ’werd het hem als rechtvaardigheid toegerekend’” (Rom. 4:11, 19-22). Hij wist dat het van menselijk standpunt uit bekeken onmogelijk was; maar daar God — die de man geschapen had met het vermogen leven op zijn nakomelingen over te dragen en de vrouw dat zij kinderen kon vormen en voortbrengen — hem dit beloofd had, geloofde Abraham het. Hij had een zekere verwachting van waarop hij hoopte.
14. Wat is een waarborg voor ons geloof in de oprichting van „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”?
14 Terwijl Petrus uitkeek naar datgene waarin de dienstknechten van de levende God eeuwenlang hun vertrouwen verankerd hadden, zei hij: „Er zijn echter nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij naar zijn belofte verwachten, en hierin zal rechtvaardigheid wonen” (2 Petr. 3:13). Dit getuigt van een zekere verwachting, en de factor zekerheid wordt verschaft doordat Degene die de belofte deed eveneens de Schepper er van is. „In het begin schiep God de hemelen en de aarde” (Gen. 1:1). ’De hemelen zijn het werk zijner handen’ en hij is de „Schepper van de einden der aarde” (Ps. 102:25, vs. 26, SV; Jes. 40:28, SV). Er is duidelijk gedemonstreerd dat God in staat is een hemel en aarde te scheppen. Thans is hij bezig de belofte betreffende een nieuwe wereld in vervulling te doen gaan doordat hij in 1914 nieuwe hemelen in werking stelde door Christus op de troon te plaatsen, en door de fundamenten van de nieuwe wereld te leggen, door de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen in 1919 in het leven te roepen. Thans in vervulling gaande profetieën tonen aan dat in dit geslacht de aarde en haar omgeving gereinigd zullen worden van alle goddeloosheid en de mens weer tot Edense volmaaktheid opgericht zal worden. Zijn grote almacht en eeuwigheid staan hiervoor borg en deze zullen overeenkomstig zijn woord voor eeuwig blijven bestaan.
15. Waarop is waar christelijk geloof gebaseerd?
15 Waarop is zo’n geloof dus gebouwd? Is het slechts een produkt van onze geest, iets dat we langzamerhand verkrijgen als gevolg van een zekere levenservaring? Neen, ’het geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods’ (Rom. 10:17, SV). „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en heilzaam om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen in orde te brengen en streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volledig bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk” (2 Tim. 3:16, 17). Dat de bijbel een hechte basis voor het geloof is, wordt ons onomstotelijk bewezen door de archeologie, geologie, geschiedenis en de vervulling van bijbelse profetieën. In The Bible and Archaeology staat: „De bijbel kan slechts baat hebben bij een toename der kennis.” Men kan onmogelijk het hechte geloof bezitten dat God behaagt zonder nauwkeurige kennis te hebben van zijn Woord. Wanneer u er werkelijk ijverig naar streeft Gods goedkeuring te verwerven, zult u de bijbel gaan bestuderen.
DE CHRISTELIJKE LOOPBAAN
16, 17. Wat wil het thans zeggen een christen te zijn?
16 Uit het voorgaande is ons wel duidelijk geworden dat een waar christen niet slechts lidmaat is van een religieuze organisatie die onder meer in haar leerstellingen de naam van Christus noemt. Als een discipel van Jezus is hij door Jezus onderwezen en dat betekent dat hij hetzelfde gelooft als Jezus en datgene aanvaardt wat Jezus onderwees. Hij stelt niet kortzichtig zijn eigen ideeën als gewenster boven die van de bijbel, zelfs niet wanneer hij het nog niet allemaal begrijpt, maar als christen aanvaardt hij Christus’ leer. Christus zei: „Uw woord is waarheid” (Joh. 17:17). Hij aanvaardt niet alleen het gehele Woord Gods maar accepteert tevens de door de Meester aangewezen organisatie, het middel „om hun te rechter tijd hun voedsel te geven. . . . Waarlijk, ik zeg u, dat hij hem zal aanstellen over al zijn bezittingen” (Matth. 24:45-47). Bij monde van de profeet Jesaja identificeert God deze getrouwe slaaf: „Gijlieden zijt mijn getuigen, spreekt de HERE [Jehovah], en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb” (Jes. 43:10, SV). Zij die de stem van de Juiste Herder, Christus Jezus, erkennen, verbinden zich in steeds groter getale met de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen.
17 Een christen is iemand die in Christus’ voetspoor treedt. Niet alleen verschilt zijn geloof van dat der wereld, maar hij handelt anders dan de rest der wereld. „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Joh. 13:35). Dit betreft hun gezinsleven, hun verhouding ten opzichte van elkaar en van hen tot wie zij prediken. Hierdoor zijn ze anders dan de oude wereld. Ware christenen zijn „geen deel van de wereld” en besteden hun tijd, energie en geld niet aan de instandhouding hiervan. Zij verwikkelen zich niet in de politieke, sociale en internationale geschillen. Zij „zoeken eerst Gods koninkrijk en zijn rechtvaardigheid,” wetend dat dit de oplossing voor ’s mensen problemen vormt. Ze volgen Christus’ voorbeeld door over de gehele wereld als getuigen van huis tot huis te gaan, terwijl ze „dit goede nieuws van het koninkrijk” bekendmaken. Niet als een prettig tijdverdrijf, alhoewel de prediking op zich hun grote vreugde geeft, maar als het allerbelangrijkste in hun leven verrichten zij deze dienst voor Jehovah God als dienstknechten Gods die zich aan hem hebben opgedragen. Zij die tot deze oude wereld behoren, handelen niet uit liefde voor God noch verlangen zij naar zijn nieuwe wereld, maar hen die dit wel doen, staan zij bitter tegen. Het resultaat is geweest dat Jezus’ woorden in vervulling zijn gegaan: „Gij zult om mijns naams wil door alle natiën gehaat worden.” De geïnspireerde apostel Paulus voegt hier nog aan toe: „Trouwens, allen die met godvruchtige toewijding in gemeenschap met Christus Jezus wensen te leven, zullen ook worden vervolgd” (Matth. 24:9; 2 Tim. 3:12). Vanwege hun getrouwe christelijke loopbaan zullen zij beloond worden met eeuwig leven in de nieuwe wereld, waar zij vreugde zullen blijven scheppen in het doen van Gods wil.