De doop
„Jezus . . . werd gedoopt . . . Onmiddellijk nadat hij uit het water oprees, . . . (daalde) de geest . . . gelijk een duif op hem, en er kwam een stem uit de hemelen: ’Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; ik heb u goedgekeurd.’” — Mark. 1:9-11.
1. (a) Waardoor wordt het zich opdragen gevolgd? (b) Waardoor werd Jezus’ opdracht bekrachtigd, en wanneer ontving hij de heilige geest?
NADAT men in zijn geest en hart heeft besloten zich aan de Almachtige God op te dragen, rijst de vraag hoe men deze opdracht tot een goed einde kan brengen. Daartoe is nog een stap nodig, en wel dat men dit in het openbaar aankondigt of aan anderen belijdt, door zich in water te laten dopen. Het is interessant te weten dat Christus Jezus het voorbeeld voor deze juiste handeling gaf. „Nadat Jezus was gedoopt, rees hij onmiddellijk uit het water op; en ziet! de hemelen werden geopend en hij zag Gods geest gelijk een duif nederdalen en op hem komen. Ziet! ook zei een stem uit de hemelen: ’Deze is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd’” (Matth. 3:16, 17). Wij bemerken uit deze woorden dat Christus Jezus’ opdracht aan God door de doop in het openbaar kracht werd bijgezet. Nadat Jezus uit het water was opgerezen, kwam Jehovah’s geest op hem en verklaarde Jehovah God ten aanhoren van Johannes de Doper dat hij behagen schiep in dat wat zijn Zoon had gedaan.
2. (a) Wat betekent het Griekse woord waarvan het woord „doop” is afgeleid? (b) Hoe dient er gedoopt te worden?
2 Het Nederlandse woord „doop” is afkomstig van een woord dat in het Gotisch en bij westgermaanse volken „indompelen, indopen” betekent (Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal, Franck, van Wijk en van Haeringen), evenals het Griekse woord er voor, báptisma. Het betekent dus in de verste verte niet besprenkelen. Let ook eens op hoe Jezus zich vrijwillig aan Johannes de Doper overgaf om zich te laten onderdompelen. Hij stelde zich geheel ter beschikking van Johannes om ruggelings in het water ondergedompeld te worden. Doordat Jezus volledig onderging of verborgen werd in de wateren der Jordaan, wordt treffend geïllustreerd hoe Jezus begraven en als het ware dood voor zijn vroegere aardse leefwijze werd. Dat hij daarna uit het water werd opgetild, toont hoe hij levend werd gemaakt om van dat moment af Jehovah’s wil te doen. De waterdoop is derhalve een uitermate geschikt teken of symbool van iemands opdracht aan Jehovah! Niemand hielp Johannes toen hij Jezus doopte, want er wordt niet vermeld dat er hierbij nog iemand anders aanwezig was. Hierdoor wordt ontegenzeglijk aangegeven wat de juiste wijze is waarop een volgeling van Christus gedoopt moet worden, namelijk slechts één persoon moet de kandidaat ruggelings in het water onderdompelen en hem, nadat hij volledig onder water is geweest, daar weer uit opheffen.
3. Wie machtigde Jezus tot dopen?
3 Een ander belangrijk facet is, dat Jezus de doop liet voltrekken door een dienstknecht van de Almachtige God die zich aan Hem had opgedragen. Hij gaf eveneens zijn elf getrouwe discipelen de opdracht anderen te dopen. Bedenk eens wat Jezus tot zijn discipelen zei en waar hij hen toe opwekte toen hij de berg in Gilead naderde waar hij hen zou ontmoeten. „Alle autoriteit in hemel en op de aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en onderwijst hen al wat ik u heb geboden, na te komen.” Jezus richtte deze woorden niet tot de priesters, Sadduceeën of Farizeeën, maar alleen tot die elf mannen, die zijn loyale afgezanten waren. Verder valt ons in deze schriftuurplaats op dat hij hun zei discipelen uit de mensen te maken. Dat betekende dat zij anderen eerst moesten onderrichten en inlichten en pas wanneer dit was geschied, konden dezen later gedoopt worden door dezelfde dienstknechten van de Almachtige God, die zich aan Hem hadden opgedragen. Zij hoorden en ontvingen de waarheid toen slechts via Jehovah’s getuigen. Thans is het net zo gesteld. Men hoort en ontvangt alleen onderwijs in de waarheid van hen die ware getuigen en dienstknechten van de Almachtige God zijn, die zich aan Hem hebben opgedragen. De doop kan slechts voltrokken worden door personen die zelf al gedoopt zijn. — Matth. 28:18-20.
4. (a) Door wiens toedoen ontving de Ethiopische eunuch inzicht in Gods woord? (b) Hoe werd zijn opdracht bekrachtigd?
4 Tot onze verdere leiding staat er een interessant verslag opgetekend over Filippus en de Ethiopische eunuch: „Filippus opende zijn mond en, beginnend met deze schriftuurplaats, verklaarde hij hem het goede nieuws omtrent Jezus. Toen zij nu over de weg voortgingen, kwamen zij bij een bepaald water en de eunuch zei: ’Zie! daar is water; wat belet mij gedoopt te worden?’ Hij gebood dat de wagen zou stil houden en Filippus en de eunuch daalden beiden af in het water, en hij doopte hem. Toen zij uit het water opstegen, leidde Jehovah’s geest Filippus vlug weg.” Wij merken hieruit dat de getrouwe dienstknecht van de Almachtige God de doopkandidaat onderwijs gaf en toen deze het goede nieuws goed ontving, wilde ook hij een dienstknecht zijn en gedoopt worden. Hierdoor werd in het openbaar te kennen gegeven dat hij zich aan Jehovah God had opgedragen om Hem te dienen. — Hand. 8:35-39.
5. Van wie ontving Saulus van Tarsus onderricht? Wat volgde daarop?
5 Toen Saulus van Tarsus opdracht kreeg om naar Damascus te gaan, kreeg hij zijn gezichtsvermogen pas terug nadat Jehovah’s dienstknecht, Ananias, naar Saulus’ verblijfplaats kwam en hem onderwees. Ook toen pas werd hij vervuld met de heilige geest. De bijbel vermeldt hierover: „Onmiddellijk vielen er van zijn ogen wat geleek op schellen, hij kreeg het gezicht terug, stond op en werd gedoopt, en hij nam voedsel tot zich en putte daaruit kracht.” Hij moest in contact komen met de discipelen of getuigen van Jehovah en daarna voltrok Ananias, een ware dienstknecht Gods, Saulus’ doop. — Hand. 9:18, 19.
6. Wie alleen kreeg in de tijd van de vroege christelijke gemeente toestemming om te onderwijzen en te dopen, en welke overeenkomst zien wij in onze tijd?
6 Een ander bijzonder belangrijk punt is, dat Jehovah niet iedereen gebood discipelen te maken en te dopen in alle natiën, maar dat Jezus deze woorden 1900 jaar geleden slechts tot zijn medegetuigen of zonen van Jehovah God richtte. Alleen wanneer er mensen naar hen toekwamen, onderricht ontvingen en daarna gedoopt werden, werden zij met heilige geest vervuld, hetzij vlak voor de eigenlijke waterdoop of terstond daarna. Thans is het evenzo. Men kan thans alleen via het door Jehovah gebruikte communicatiekanaal een nauwkeurige kennis der waarheid verkrijgen; het is derhalve passend dat slechts personen die Jehovah toegewijd dienen, anderen die in de waarheid zijn onderwezen en zich aan God opdragen om hem te dienen, mogen dopen.
7. (a) Waarom is besprenkeling geen juiste soort van doop? (b) Waarom is de doop in een der religieuze stelsels der christenheid in Jehovah’s ogen niet aanvaardbaar?
7 Wellicht zegt nu iemand dat hij vroeger al eens in een kerk is gedoopt en dat hij zich toen eigenlijk al op de een of andere wijze aan God heeft opgedragen. Nu rijst echter de vraag: Aan welke leer of beginselen droeg hij zich op? Kon men zich, toen men als kind of op latere leeftijd werd besprenkeld, aan Jehovah opdragen? Neen, omdat besprenkeling niet de schriftuurlijke juiste vorm van de doop is. Wanneer men nu echter in een der vele religieuze stelsels geheel in water ondergedompeld is, kan de doop van zo iemand dan voor God aanvaardbaar worden geacht? Neen, want sinds 1918 worden die religieuze stelsels geoordeeld. Ook heeft men de lidmaten er van godonterende geloofsbelijdenissen en menselijke overleveringen onderwezen, waardoor het Woord van Jehovah God volslagen wordt tenietgedaan. Ja, wanneer men in een der vele religieuze stelsels gedoopt is, heeft men zich eigenlijk aan een menselijk ritueel daarvan onderworpen. Zo geloven bijvoorbeeld de meeste sekten in de christenheid in en onderwijzen zij de drieëenheidsleer, waardoor de bijbelse leer van Jehovah’s eeuwige oppermacht wordt geloochend. Tevens ontkent men dan dat zijn Zoon altijd gehoorzaam, minder en niet gelijk aan zijn Vader was. Voorts dwepen zij nogal met de leer van de aangeboren onsterfelijkheid der menselijke ziel; dit in tegenspraak met de bijbelse leer over de wijze waarop Jehovah God de mens heeft geschapen. In de meeste stelsels der hedendaagse christenheid erkent men de heersers van dit samenstel van dingen als de hogere machten waaraan zij onderworpen moeten zijn. Hoe zeer verschillen zij hierin van ware christenen, die vermaand worden zich te onderwerpen aan Jehovah’s op de troon geplaatste Koning, Christus Jezus, en liefdevolle eerbied te hebben voor de eendrachtige, reine organisatie welke Jehovah thans gebruikt om het goede nieuws van zijn opgerichte koninkrijk over de gehele aarde aan te kondigen! Willen onze opdracht aan God en onze waterdoop voor de ware God aanvaardbaar zijn, dan moeten ze volledig voldoen aan de vereisten welke Jehovah in zijn Woord, de bijbel, heeft laten optekenen. Iedere gewillige leerling zal zich gaarne aan zulke rechtvaardige vereisten onderwerpen.
8. Wat betekent het in de naam van de Vader gedoopt te worden?
8 Roep de woorden: „Hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en onderwijst hen al wat ik u heb geboden, na te komen,” nog eens in gedachten. De leerling of degene die onderwezen wordt, moet dus beslist de positie van de Vader kennen. De naam „Vader” duidt op ouderschap, het bezitten van voorrang. Dit verwijst naar de superioriteit en rechtmatige soevereiniteit van de ware God, Jehovah, en is ook een teken van de volledige, opperste autoriteit van Jehovah. De leerling of discipel moet deze unieke positie en macht kennen en er waardering voor hebben. Hij dient ook beslist goed bekend te zijn met de grote strijdvraag ten aanzien van de heerschappij van het universum welke thans gaande is en dat Jehovah die succesvol zal beslechten.
9. Wat betekent het in de naam van de Zoon gedoopt te worden?
9 Wanneer de discipel in de naam van de Zoon wordt gedoopt, toont hij hiermee duidelijk dat hij waardering heeft voor de hoge autoriteit en positie welke de Zoon inneemt en welke hij van Jehovah heeft ontvangen. Hij moet ook bekend zijn met de loskoopwaarde van de Zoon als Degene die het rantsoen verschaft voor berouwvolle, gehoorzame mensen. Hij moet de Zoon als Gods gezalfde, regerende Koning van Jehovah’s nieuwe wereld erkennen en bovendien als de eeuwige Vader van een grote schare mensen van goede wil, die door middel van hem leven op aarde zullen ontvangen.
10. Wat betekent het in de naam van de heilige geest gedoopt te worden?
10 De leerling komt ook te weten dat de heilige geest geen derde persoon van een „drieëenheid” maar in werkelijkheid Jehovah’s werkzame kracht is. Door die kracht krijgen mensen die dit willen, inzicht in Gods wil en voornemens. Deze zelfde kracht heeft Gods profeten in het verleden geïnspireerd tot het schrijven van zijn heilig Woord. Deze kracht heeft de christenen na Christus’ opstanding vanaf Pinksteren tot op heden geleid. Deze zelfde goddelijke kracht leidt thans Gods theocratische organisatie in de wereld. Die kracht blijft Gods bedienaren van het evangelie, die zich aan hem hebben opgedragen, tot op heden steunen en activeren en zij onderwerpen er zich dan ook aan.
11. (a) Wanneer is een doop niet geldig? (b) Waarom was de doop welke aan de Efeziërs uit de oudheid was voltrokken, niet geldig?
11 Een doop die verschilt van de juiste welke voltrokken moet worden door iemand die zich aan God heeft opgedragen, is ongeldig. Hij is ook niet geldig wanneer men toen men zich aan God opdroeg, geen juist inzicht had. Dit wordt geïllustreerd door Paulus, toen hij naar Efeze ging en daar enkele leerlingen aantrof. Hij vroeg hun: „Hebt gij toen gij gelovigen werdt heilige geest ontvangen?” „Zij zeiden hem: ’Hoezo, wij hebben nooit gehoord dat er een heilige geest is.’ Daarop zei hij: ’Waarin werdt gij dan gedoopt?’ Zij zeiden: ’In Johannes’ doop.’ Paulus zei: ’Johannes heeft met de doop voor berouwvollen gedoopt en zei het volk dat zij moesten geloven in degene die na hem zou komen, dat is, in Jezus.’ Toen zij dit hoorden, werden zij in de naam van de Here Jezus gedoopt. Toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de heilige geest over hen en zij begonnen . . . te profeteren.” Hieruit blijkt duidelijk dat men zelfs door Johannes’ doop de heilige geest niet kreeg. Hoe belangrijk en noodzakelijk is het dus dat wij gedoopt worden in de naam, van degene die na Johannes kwam, Jezus. Uit dit voorbeeld blijkt dus dat het noodzakelijk was dat zij die met Johannes’ doop waren gedoopt, hun doop herhaalden om de heilige geest te kunnen ontvangen. — Hand. 19:1-7.
JOHANNES’ DOOP
12. (a) Wat beoogde Johannes’ doop? Wat de wet? (b) Hoe kon Johannes’ doop de Israëlieten voorbereiden?
12 Men zou kunnen vragen of de doop niet diende om de zonden weg te wassen. Dit was niet het geval met Johannes’ doop, men werd er toe aangezet berouw te tonen over tegen het oude of wetsverbond begane zonden. Wij lezen in Markus 1:4, 5: „Johannes de Doper [verscheen] in de woestijn, predikende de doop van wie berouw hadden tot vergeving van zonden. . . . en zij werden door hem in de rivier de Jordaan gedoopt, openlijk hun zonden bekennend.” De joden waren een verbondsvolk dat schuldig was aan zonden tegen dat verbond. Door Johannes’ doop waren zij in de gelegenheid berouw te tonen en te erkennen dat zij hun verbondsverhouding met Jehovah hadden geschonden, waarna zij een juiste handelwijze zouden kunnen gaan volgen, welke hen tot de Messias zou leiden. Anders zouden zij de Messias niet erkennen. Dat was toch het doel van de wet, zoals Paulus ons te kennen geeft: „Waartoe dient dan de Wet? Ze werd toegevoegd om overtredingen te openbaren, totdat het zaad zou komen aan wie de belofte was gedaan en ze werd door bemiddeling van engelen door een middelaar overgebracht. Is de Wet daarom tegen de beloften van God? Dat nimmer! Want indien er een wet was gegeven die leven kon geven, zou rechtvaardigheid eigenlijk door middel van de wet zijn geweest. Maar de Schrift heeft alle dingen tezamen overgeleverd aan de hoede der zonde, opdat de belofte die voortvloeit uit geloof jegens Jezus Christus aan hen gegeven mocht worden die geloof oefenen. Voordat dit geloof echter kwam, werden wij behoed onder de wet, tezamen in bewaring overgeleverd, terwijl wij naar het geloof uitzagen dat er toe bestemd was geopenbaard te worden. Dientengevolge is de Wet onze leermeester geworden die tot Christus leidt, opdat wij ten gevolge van geloof rechtvaardig verklaard mochten worden. Maar nu dit geloof is gekomen, staan wij niet meer onder een leermeester” (Gal. 3:19, 21-25). Wanneer de joden enige eerbied voor de wet en enig inzicht hadden, zouden zij toegeven dat zij zondaars en wetsverkrachters waren. Zonde tegen het verbond moest met bloed uitgedelgd worden, zoals er geschreven staat: „Bijna alles wordt volgens de Wet met bloed gereinigd en indien er geen bloed wordt vergoten, geschiedt er geen vergeving.” Het is dus duidelijk dat Johannes’ doop niet in zo’n reiniging voorzag. Toch werd hij ingesteld om de Israëlieten in de gelegenheid te stellen zich nederig door de wet te laten onderwijzen, waardoor zij voorbereid zouden worden op de komst van de Messias en hem zouden erkennen. De wet werd de Israëlieten gegeven opdat zij er door gedreven zouden worden Jezus als loskoper te aanvaarden, omdat de zonden op geen enkele andere manier uitgedelgd konden worden. — Hebr. 9:22.
JEZUS’ DOOP
13. (a) Waarom werden door Jezus’ doop de zonden niet weggewassen? (b) Wat bewerkstelligde Jezus’ doop en wat houdt deze in?
13 Hoewel Jezus zich als een rantsoen ter vergiffenis van zonden heeft gegeven, moet men wel bedenken dat deze zonden niet door zijn doop werden uitgewist, want hij had geen zonden. Petrus zegt: „Hij heeft geen zonde begaan” (1 Petr. 2:22). Jezus was onschuldig, onbesmet en geheel afgescheiden van de zondaars. Waarom werd hij dan gedoopt? Johannes vroeg hem: ’Waarom komt gij tot mij?’ Jezus gaf hem ten antwoord: „Laat het ditmaal zo zijn.” Neen, Jezus’ doop beoogde niet zonden weg te wassen, noch zouden christenen die zijn voorbeeld zouden volgen hierdoor vergeving van zonden krijgen. Door zijn doop werd te kennen gegeven dat hij zich volledig en absoluut aan God had opgedragen. De wet van Mozes kon geen leven geven. Daarom kwam Jezus om de wet te vervullen, opdat men weer leven kon verkrijgen; door zijn rantsoenvoorziening kon de basis voor het nieuwe verbond worden gelegd dat God met de christenen sloot. Toen hij onder water begraven was, gaf Jezus uitdrukkelijk te kennen dat hij dood was voor zijn vroegere leefwijze, en toen hij uit het water werd opgeheven, dat hij enkel levend was geworden ten aanzien van het volbrengen van Gods wil. — Matth. 3:14, 15.
14. (a) Wanneer is een volgeling van Christus rijp voor de doop? (b) Waarom is het niet juist de doop uit te stellen nadat men zich aan God heeft opgedragen?
14 Hetzelfde geldt voor christenen die een zelfde doop ondergaan. Wanneer een leerling zich daarom aan Jehovah opdraagt om voortaan zijn wil te doen, is hij rijp voor de doop. Dit besluit moet natuurlijk van ganser harte worden genomen, zonder enig voorbehoud. Dit betekent dat de doop een zeer ernstige, maar beslist geen droeve aangelegenheid is. Wij dienen een en ander goed te overdenken. Men kan zich niet laten dopen omdat alle anderen dit nu eenmaal ook doen. In Prediker 5:4, 5 (vs. 3, 4, SV) wordt aangegeven hoe ernstig deze stap is, want daar staat dat wanneer men God een gelofte doet, men niet moet nalaten die in te lossen. Wie beseft hoe belangrijk het is dat men een aan God gedane gelofte inlost, zegt wellicht: ’Het is misschien beter het nu nog maar niet te doen. Het kan zijn dat niet alles zo loopt als ik denk, en wanneer ik mijn opdrachtsgeloften niet nakom, zou dit tot mijn dood leiden.’ Dat is zo, verbondsverbrekers ’verdienen de dood’ (Rom. 1:32). Men dient echter nimmer uit het oog te verliezen dat wanneer men zich niet aan God opdraagt als men in de gelegenheid is de waarheid te leren kennen en kennis te verkrijgen van wat het betekent zijn leven aan Jehovah op te dragen, men eveneens de dood tegemoet gaat. Wanneer men al zover is, bezit men kennis en is men aansprakelijk te stellen in de mate dat men inzicht heeft.
15, 16. (a) Welke veranderingen dienen er zich in het leven van de christen te voltrekken voordat hij zich laat dopen? (b) In welke gevallen is de doop ongeldig? (c) Wanneer dient men terecht voor een tweede maal gedoopt te worden?
15 Het ligt voor de hand dat er zich enkele veranderingen in het leven van de persoon die zich aan God opdraagt voltrekken voor hij zich laat dopen. Hij moet wanneer hij immoreel leeft of meedoet aan handelingen welke volgens Gods maatstaven onrein zijn, deze dingen uit zijn leven verwijderen. Wanneer iemand toen hij werd gedoopt nog niet de onreine dingen uit zijn leven had verwijderd maar nog steeds immoreel leefde of Gods wet anderszins schond, was die doop niet de openbare afsluiting van een opdrachtsgelofte om Jehovah’s wil te doen. Wie aldus voorwendt zich aan Jehovah op te dragen, wordt door hem niet aanvaard. Een onrein offer is de Almachtige God niet aanvaardbaar en wij moeten onszelf aanbieden om Gods reine wil te volbrengen.
16 Wie zich in zulk een positie bevindt, moet zijn leven in het reine brengen, zich waarlijk aan Jehovah opdragen en wederom gedoopt worden. Ook al is een onreine gedoopt, aanvaardt Jehovah zijn opdrachtsgelofte niet. Wanneer hij zijn leven in het reine brengt, dient hij weer gedoopt te worden, want alleen onder zulke omstandigheden kan zijn opdracht voor de Almachtige God aanvaardbaar zijn en is de waterdoop geldig.
17. (a) Wat geven de opdracht en de doop te kennen? (b) In hoeverre is iemands doopdatum belangrijk?
17 Men krijgt geen leven ten gevolge van de ceremoniële of symbolische doop in water. Het al of niet verkrijgen van leven wordt veeleer bepaald door wat men daarna doet, of men God trouw dient. De waterdoop in het openbaar is slechts het begin van iets waarmee men zijn hele leven moet voortgaan. Wij kunnen nimmer zeggen dat onze opdrachtsgeloften niet meer gelden. Het is een beslissing voor de eeuwigheid, voor altijd, en zo dient men dit ook te bezien. Wanneer men zich aan de Almachtige God opdraagt en gedoopt wordt, legt Hij een verantwoordelijkheid op onze schouders waaraan wij nimmer kunnen ontkomen. Wij kunnen daar niet onverschillig of zorgeloos onder blijven of onbetrouwbaar zijn ten aanzien van de vereisten. Vanaf het ogenblik dat men zich aan God heeft opgedragen, is de prediking onze roeping. Ongetwijfeld heeft men hiervoor ook al getuigenis gegeven, maar men kwam pas tot Jehovah in de verhouding van een opgedragene te staan toen men zich aan Hem opdroeg, hetgeen zo spoedig mogelijk door de waterdoop werd gevolgd. Aldus bezien kan men zeggen dat de dag waarop men gedoopt werd, de dag is waarop men symboliseert dat men voor een nieuw leven geboren werd waarin men zich thans en voor altijd samen met Gods andere dienstknechten, die zich aan Hem hebben opgedragen, in Zijn Nieuwe-Wereldmaatschappij zal verheugen. Wanneer men zich aan God opdraagt en zich laat dopen, geeft men hierdoor te kennen dat men dood is geworden voor de oude wereld en levend voor de nieuwe. Afwijken hiervan is onmogelijk. Als een dienstknecht van Jehovah, die zich aan Hem heeft opgedragen, en een volgeling van Jezus Christus, begint de christen dan pas eigenlijk te leven. De doop is daarom zowel een openbare belijdenis dat men zich aan God heeft opgedragen als een ordinatieplechtigheid. Men dient deze belangrijke doopdatum zelf op te schrijven en ook aan de gemeente door te geven. Op die datum werd u door Jehovah’s zichtbare organisatie geordineerd.
18, 19. (a) Hoe oud moet men zijn om gedoopt te kunnen worden? (b) Is er een maximale leeftijdsgrens voor het zich laten dopen?
18 Herhaaldelijk rijst de vraag: Op welke leeftijd moet men zich laten dopen? De kalenderleeftijd is hierbij niet bepalend. Wanneer een jongen of meisje is onderwezen in Gods waarheid en dus bekend is met de voornemens en vereisten van Jehovah, hem liefheeft, hem wil dienen en zich aan hem wil opdragen, kan hij of zij zich ongeacht de leeftijd laten dopen. Jezus gaf te kennen wat de juiste houding is: „Indien gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden nakomen.” „Wanneer gij mijn geboden in acht neemt, zult gij in mijn liefde blijven, evenals ik de geboden van de Vader in acht heb genomen en in zijn liefde blijf.” — Joh. 14:15; 15:10.
19 Daarentegen zou iemand die al wat op leeftijd is, kunnen denken dat hij of zij te oud is om zich aan God te kunnen opdragen en gedoopt te worden. Ook dan speelt de leeftijd geen rol. Wanneer men werkelijk vastbesloten is Gods geboden zoals Jezus die bekend heeft gemaakt, ten uitvoer te brengen, men Jehovah wil dienen en eeuwig leven wil verkrijgen, zonder dat men zijn geest ergens anders op richt, dan kan ook de bejaarde zich laten dopen, als symbool dat hij zich aan God heeft opgedragen. Hij dient het niet uit te stellen.
20. Wat schenkt waar en duurzaam geluk?
20 Wie van het leven houdt, met alle bijkomende zegeningen, zal het in volledige mate willen smaken, zoals alleen Jehovah het ons kan geven. Gedreven door deze liefde en onzelfzuchtige toewijding geeft men zich vrijwillig om voor altijd in Gods dienst te staan, voor eeuwig in geluk levend.
DE JUISTE GELEGENHEID OM ZICH TE LATEN DOPEN
21. Bij welke gelegenheden kunnen er regelingen voor de doop worden getroffen?
21 Op de congressen en de halfjaarlijkse kringvergaderingen van Jehovah’s getuigen is men meestal in de gelegenheid zich te laten dopen. Mocht het gebeuren dat men zich niet op deze regelmatig terugkerende vergaderingen kan laten dopen of wanneer men gebrekkig is, kunnen hiervoor op een ander tijdstip regelingen worden getroffen. Ongeacht wanneer en waar de doopplechtigheid plaats vindt, de onderdompeling dient altijd te geschieden door een dienstknecht van Jehovah die zich aan Hem heeft opgedragen.
22, 23. (a) Welke belangrijke vragen dienen er de doopkandidaten gesteld te worden? (b) Door welk antwoord geeft men te kennen dat men rijp voor de doop is?
22 Men moet dan met de mond een openbare bekendmaking van zijn geloof afleggen. De kandidaten worden derhalve twee vragen gesteld: 1. Heeft u voor het aangezicht van Jehovah God erkend dat u een zondaar bent die redding behoeft en heeft u voor hem erkend dat deze redding van hem, de Vader, uitgaat en door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus tot u komt? 2. Heeft u zich op grond van dit geloof in God en zijn voorziening voor redding zonder enig voorbehoud aan God opgedragen, om voortaan zijn wil te volbrengen, zoals hij u deze door bemiddeling van Jezus Christus en onder verlichting van de heilige geest door de bijbel openbaart?
23 Allen die deze vragen bevestigend kunnen beantwoorden, kunnen gedoopt worden en dienen deze stap dan ook zonder aarzelen of uitstel te doen.