Liefde — de „alles overtreffende weg”
„Ik [wijs] u een alles overtreffende weg.” — 1 Kor. 12:31.
1. Met welke raad gaf een bejaarde geschiedschrijver een samenvatting van zijn studie van menselijke gebeurtenissen?
„HEBT elkaar lief.” Een tweeënnegentigjarige geschiedschrijver vatte zijn lange studie van menselijke gebeurtenissen samen door deze korte raad te geven. „Mijn uiteindelijke les van de geschiedenis”, zo verklaarde Will Durant, „is dezelfde als die van Jezus. . . . probeer het gewoon eens. Liefde is het meest praktische wat er in de wereld bestaat.”
2. Wat zei Jezus Christus precies toen hij zijn volgelingen „een nieuw gebod” gaf?
2 Op de laatste avond van zijn aardse leven zei Jezus Christus tot zijn volgelingen: „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Joh. 13:34, 35). Wat zou dus de belangrijkste identificerende eigenschap van Jezus’ ware volgelingen zijn? Het is duidelijk dat zij elkaar zouden liefhebben, dat zij een in het oog springende liefde onder elkaar zouden hebben. In welk opzicht was dit echter „een nieuw gebod”? Hoe moesten zij elkaar liefhebben zoals Jezus hen had liefgehad?
ZOALS JEZUS ZIJN DISCIPELEN LIEFHAD
3. In welk opzicht was Jezus’ gebod met betrekking tot liefde „nieuw”?
3 Kort voordat Jezus het ’nieuwe gebod’ gaf, waste hij nederig de voeten van zijn apostelen. Wat hij bij die gelegenheid deed, toont christenen aan dat zij hun medegelovigen liefdevol moeten dienen, zelfs door ten behoeve van hen nederige taken te verrichten (Joh. 13:1-16). Het ’nieuwe gebod’ houdt echter meer in. Dat gebod met betrekking tot liefde was „nieuw” doordat het verder ging dan de via Mozes aan de Israëlieten gegeven wet, waaronder Jezus en zijn discipelen destijds stonden. Die wet bepaalde: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf” (Lev. 19:18; Matth. 22:39). Ze verlangde naastenliefde, maar geen zelfopofferende liefde die zo ver zou gaan dat men zijn leven voor een medemens zou geven.
4. Hoe spreidde Jezus de soort van liefde ten toon die op grond van het ’nieuwe gebod’ vereist was?
4 „Iemand kan geen grotere liefde hebben”, zo zei Jezus, „dan dat hij afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden” (Joh. 15:13). Toch heeft Jezus dit gedaan door zijn leven te geven als een losprijs ten behoeve van de onvolmaakte, zondige en stervende mensheid (Matth. 20:28; Joh. 3:16; 10:14-18; Rom. 5:12; 6:23). Zowel door Jezus’ aardse leven als door zijn dood is aangetoond over wat voor soort van liefde dit ’nieuwe gebod’ spreekt. Onder Christus’ leiding moet de christen niet alleen goed doen wanneer de gelegenheid zich voordoet, maar moet hij het initiatief nemen om anderen zowel geestelijk als anderszins te helpen.
5. Wat is een van de grootste uitingen van liefde?
5 Ja, een volgeling van Jezus Christus moet er actief mee bezig zijn goed te doen jegens zijn naaste. En wat is een van de grootste uitingen van liefde? Wel, het is de prediking tot anderen, ten einde hun het „goede nieuws” te onderwijzen, aangezien dit tot gevolg kan hebben dat zij eeuwig leven verwerven! Wat dit betreft moet een christen ’niet alleen het goede nieuws van God, maar ook zijn eigen ziel meedelen’ doordat hij met degenen die deze boodschap aanvaarden, samenwerkt en hen helpt (1 Thess. 2:8). Ja, hij moet bereid zijn om ten behoeve van hen afstand te doen van zijn ziel of leven. — 1 Joh. 3:16.
6. In welke mate moesten Jezus’ volgelingen hem liefhebben?
6 Aangezien Jezus uit liefde handelde, volgde hij niet de weg van de minste weerstand. In plaats daarvan ’vielen de smadingen van hen die God smaadden op hem’ en heeft hij getrouw een weg gevolgd die de grootste tegenstand van de zijde van Satan en zijn werktuigen heeft uitgelokt (Rom. 15:3). Christus’ ware volgelingen zouden het dus niet gemakkelijk krijgen. Jezus gaf in dit verband te kennen dat zij hem meer moesten liefhebben dan hun intiemste bloedverwanten, en zelfs meer dan hun eigen ziel (Luk. 14:25-27). Jezus’ discipelen zouden hun metgezellen in Jehovah’s dienst beslist moeten liefhebben en zouden, zelfs ondanks hevige vervolging, geestelijke vruchten moeten voortbrengen. — Mark. 10:29, 30; Joh. 15:8.
PAULUS WIJST OP „EEN ALLES OVERTREFFENDE WEG”
7, 8. Wat was de „alles overtreffende weg” waarvan de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 12:31 gewag maakt, en wat werd erdoor overtroffen?
7 Toen de christelijke apostel Paulus medegelovigen in Korinthe schreef, beklemtoonde hij de belangrijkheid van liefde. In die dagen waren er slechts weinig exemplaren van de Schrift in omloop, zodat kennis ervan voornamelijk mondeling werd doorgegeven. Vandaar dat de wonderbare gaven van de geest (vooral kennis, het spreken in talen, enzovoort) van het grootste belang waren voor de gemeente. „Toch”, zo schreef Paulus, „wijs ik u een alles overtreffende weg” (1 Kor. 12:4-11, 27-31). Wat was deze „alles overtreffende weg”?
8 Het was de weg der liefde, en de belangrijkheid ervan werd als volgt beklemtoond: „Al spreek ik de talen van mensen en van engelen [geesten hebben hun eigen taal], maar heb geen liefde, dan ben ik een klinkend stuk koper of een rinkelende cimbaal [wegens oppervlakkigheid] geworden. En al heb ik de gave van profeteren en ben bekend met alle heilige geheimen en alle kennis, en al bezit ik al het geloof zodat ik bergen kan verzetten [hetzij met bergen te vergelijken hindernissen of letterlijke bergen, indien dat Gods wil is], maar heb geen liefde, dan ben ik niets. En al geef ik al mijn bezittingen om anderen te spijzigen, en al geef ik mijn lichaam over om te kunnen roemen, maar heb geen liefde, dan baat het mij in het geheel niet.” — 1 Kor. 13:1-3; Mark. 11:23.
9. Wat valt er over onze krachtsinspanningen in Gods dienst te zeggen als wij niet overeenkomstig de „alles overtreffende weg” der liefde leven?
9 Ja, zelfs daden die anders waardevol zouden kunnen zijn, worden „dode werken” indien ze niet uit liefde voor God en de naaste worden verricht (Matth. 22:37-39; Hebr. 6:1). „Liefderijke arbeid” is noodzakelijk (1 Thess. 1:2, 3). Al onze krachtsinspanningen en offers in Gods dienst hebben niets te betekenen indien wij niet overeenkomstig de „alles overtreffende weg” der liefde leven. Niet alle vroege christenen konden krachtige werken verrichten, genezen, in talen spreken en onder de invloed van Gods geest vertalen (1 Kor. 12:29, 30). Zij konden echter allen liefde ten toon spreiden, een vrucht van Jehovah’s heilige geest die alle christenen dienen te ontwikkelen. — Gal. 5:22; 1 Joh. 4:16.
VOORBEELDEN VAN LIEFDE DIE WIJ MOETEN NAVOLGEN
10. Hoe heeft Jehovah ons een voorbeeld gegeven in het tentoonspreiden van liefde?
10 Zowel Jehovah God als zijn Zoon Jezus Christus hebben ons een voorbeeld gegeven in het tentoonspreiden van liefde. Beschouw het volgende eens: De stoffelijke schepping is een manifestatie van Gods liefde, aangezien ze op overvloedige wijze blijk geeft van zorg voor de gezondheid, het genoegen en het welzijn van de mensheid. Mensen werden niet louter geschapen om te bestaan. Normaal gesproken, kunnen zij genieten van voedsel, geurige bloemen ruiken, de verschillende kleuren en de pracht van de schepping opmerken, van het gezelschap van medemensen genieten en over de capriolen van speelse dieren lachen, om nog maar niets over de vele andere verrukkingen van het leven te zeggen (Ps. 139:14). Tot de manifestaties van de onzelfzuchtige wijze waarop Jehovah in liefde geeft, behoort ook het feit dat hij de mens naar Zijn beeld en gelijkenis heeft gemaakt, met het vermogen lief te hebben en een geestelijk leven te leiden (Gen. 1:26, 27). De voorziening van een paradijstehuis en de zekere belofte van een hersteld aards paradijs tonen eveneens Gods liefde, alsook het feit dat hij zich via zijn geïnspireerde Woord en zijn heilige geest aan de mensheid heeft geopenbaard (Luk. 23:43; 1 Kor. 2:10-13). En natuurlijk wordt Jehovah’s liefde ook getoond door de voorzieningen die hij heeft getroffen om de mensheid van zonde en de daaruit voortspruitende dood te verlossen. — Rom. 5:7, 8.
11, 12. Op welke manieren heeft Gods zoon liefde voor de mensheid ten toon gespreid?
11 Gods Zoon was zelfs gedurende zijn voormenselijke bestaan bijzonder op de mensheid gesteld. Symbolisch voorgesteld als de gepersonifieerde wijsheid wordt hij geïdentificeerd als Gods „meesterwerker” die met blijdschap dienst verrichtte en zei: „De dingen waarop ik ten zeerste gesteld was, waren bij de zonen der mensen” (Spr. 8:30, 31; Joh. 1:1, 14). Met ’s mensen behoefte aan verlossing in gedachten, koos Jehovah derhalve iemand die speciaal gesteld was op de mensheid — Zijn eniggeboren Zoon, die ’zichzelf heeft ontledigd, de gedaante van een slaaf heeft aangenomen en aan de mensen gelijk is geworden’ (Fil. 2:5-7). Ja, Gods Zoon spreidde een zelfopofferende liefde ten toon door een mens te worden.
12 Liefde trad ook duidelijk aan het licht in Jezus Christus’ onderwijs en tedere achting voor anderen. Als hij een grote menigte zag, „had [hij] medelijden met hen en genas hun zieken”. „Omdat zij als schapen zonder herder waren”, werd Jezus met medelijden bewogen en „begon [hij] hun vele dingen te leren” (Matth. 14:14; Mark. 6:34). Natuurlijk spreidde Jezus Christus een alles overtreffende liefde ten toon door aan een paal te sterven en „een losprijs in ruil voor velen” te verschaffen (Matth. 20:28; Fil. 2:8). Op deze en vele andere manieren geven zowel Jehovah als Jezus voorbeelden van liefde die christenen kunnen navolgen. — Joh. 13:34; 1 Joh. 4:10.
’HEB INTENSE LIEFDE’ VOOR MEDEGELOVIGEN
13. (a) Tot wat voor liefde jegens elkaar spoorde Petrus medegelovigen aan, en zijn er aanwijzingen dat een dergelijke liefde onder hen bestond? (b) Welke uitwerking heeft liefde op hedendaagse christenen?
13 Liefde wordt weerspiegeld door de bereidheid zichzelf te geven en ligt aan een godvruchtig leven ten grondslag (Ps. 110:3). De apostel Petrus spoorde medeaanbidders van Jehovah ertoe aan „intense liefde voor elkaar” te hebben (1 Petr. 4:8). Dat een dergelijke liefde onder de vroege christenen bestond, blijkt uit hun uitingen, want het is bekend dat zij hartelijke woorden en uitdrukkingen gebruikten wanneer zij over elkaar en met elkaar spraken, zoals „mijn geliefde kinderen”, „de geliefde, die ik waarlijk liefheb”, enzovoort (1 Kor. 4:14; 3 Joh. 1). Een overeenkomstige liefde onder ware christenen in deze tijd is aanmoedigend en sterkt ons gedurende beproevingen. Ze „bouwt op” (1 Kor. 8:1). Ondanks tegenspoed en vervolging zijn wij in een liefdeloze wereld niet zonder vrienden. Christenen weten dat hun geestelijke broeders en zusters hen werkelijk liefhebben, en deze „volmaakte band van eenheid” helpt hen de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien. — Kol. 3:14.
14. (a) Hoe vat Paulus liefde in 1 Korinthiërs 13:4-8 samen? (b) Welke vragen kunnen een christen helpen om in overeenstemming met Paulus’ woorden liefde ten toon te spreiden?
14 De vraag is evenwel: Hoe slagen wij er persoonlijk in liefde ten toon te spreiden jegens medegelovigen? De apostel Paulus geeft ons onder goddelijke inspiratie een samenvatting van liefde waardoor wij worden geholpen de kwaliteit van onze liefde jegens elkaar, te toetsen. Wees zo goed 1 Korinthiërs 13:4-8 te lezen. Neem vervolgens de tijd over die woorden na te denken in het licht van de volgende vragen:
Ben ik „lankmoedig en vriendelijk” en leg ik onder ongunstige omstandigheden een geduldige verdraagzaamheid aan de dag?
Mijd ik jaloezie, bijvoorbeeld wanneer ik word gepasseerd en een andere broeder bepaalde voorrechten in de gemeente krijgt?
Ben ik nederig, in plaats dat ik mij beroem op wat Jehovah mij misschien in zijn dienst heeft laten volbrengen?
’Gedraag ik mij onbetamelijk’ in mijn manier van doen of in de wijze waarop ik bepaalde medechristenen behandel?
’Zoek ik mijn eigen belang’, zoals in de betrekkelijk onbeduidende kwestie van voor mijn beurt te gaan op christelijke congressen?
’Word ik’, bijvoorbeeld als ouderling, ’geërgerd’ omdat anderen eenvoudig in gebreke blijven prompt op schriftuurlijke raad te reageren?
’Reken ik het kwade aan’, ofte wel overtredingen die jaren geleden zijn begaan, of vergeef ik mijn broeders en zusters in het geloof, evenals ikzelf graag vergeving ontvang?
Toon ik door mijn gesprekken dat ik wereldse onrechtvaardigheid mijd en mij veeleer in de waarheid verheug?
’Verdraag ik alle dingen’, zonder van onvolmaakte medechristenen volmaaktheid te verwachten?
’Geloof ik alle dingen’, zonder medegelovigen op onrechtvaardige wijze slechte motieven toe te schrijven?
’Hoop ik alle dingen’, dat wil zeggen, stel ik werkelijk hoop in alles wat in Gods Woord staat opgetekend, en zijn mijn verwachtingen er werkelijk op gebaseerd?
Heb ik de soort van liefde voor God die mij in staat zal stellen ’alle dingen te verduren’, met inbegrip van vervolging als een christen?
Dergelijke vragen kunnen een christen heel goed helpen in zijn krachtsinspanningen liefde ten toon te spreiden.
15. Tot welke daden ten behoeve van behoeftige medeaanbidders heeft liefde Jehovah’s volk aangespoord?
15 Wij kunnen inderdaad op talloze manieren liefde voor medegelovigen ten toon spreiden. Liefde brengt ons er bijvoorbeeld toe hen in materieel opzicht te helpen wanneer dat noodzakelijk mocht zijn (Jak. 2:14-17). Zo hebben Jehovah’s dienstknechten na de Tweede Wereldoorlog behoeftige medeaanbidders in door de oorlog geteisterde landen geholpen. Gedurende een twee en een half jaar durende wereldomvattende reliefcampagne hebben getuigen van Jehovah in de Verenigde Staten, Canada, Zwitserland, Zweden en andere landen liefde ten toon gespreid door kleding bijeen te brengen en geld bij te dragen om voedsel te kopen voor christenen in België, Bulgarije, China, Denemarken, Duitsland, Engeland, de Filippijnen, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Roemenië en Tsjechoslowakije. Bovendien hebben Jehovah’s Getuigen in de loop der jaren met liefde materiële hulp geschonken wanneer medegelovigen die het slachtoffer waren van natuurrampen, dit nodig hadden.
16. Welke uitwerking dient christelijke liefde op aangestelde ouderlingen in de gemeente te hebben?
16 Christelijke liefde maakt ook dat aangestelde gemeentelijke ouderlingen te benaderen zijn en begrip hebben. Dit dient het geval te zijn als zij de wegen van Jehovah navolgen, over wie wordt gezegd: „Zoals de hemel hoger is dan de aarde, is zijn liefderijke goedheid superieur jegens hen die hem vrezen” (Ps. 103:10-14). Een nederige, liefdevolle houding beweegt christelijke opzieners ertoe er ijverig moeite voor te doen medegelovigen in geestelijk opzicht te helpen.
17. Op welke manieren zou liefde voor bejaarde of zieke christenen ten toon gespreid kunnen worden?
17 Christelijke liefde zal echter alle godvruchtige personen, en niet slechts aangestelde ouderlingen, ertoe aansporen hun medewerking te verlenen om medeaanbidders van Jehovah op een behulpzame wijze van dienst te zijn. Liefde kan ons er bijvoorbeeld toe aansporen voor bejaarde of zieke christenen boodschappen te doen. Ze kan ons ertoe bewegen de bijbel of andere christelijke publikaties aan hen voor te lezen indien dit nodig is. Ja, en er kunnen gelegenheden zijn om hen met huishoudelijk werk te helpen, hen in Gods dienst te vergezellen en op andere tijden prettige omgang met hen te hebben. Liefde zal ons er op verscheidene manieren toe aansporen goed te doen jegens anderen — jong of oud — zonder dat hierom gevraagd is.
BEOEFEN LIEFDE JEGENS GEZINSLEDEN EN NAASTEN
18. Hebben wij, om liefde ten toon te spreiden, regels nodig die elk aspect van het leven beslaan?
18 De apostel Paulus schreef: „Zijt niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben” (Rom. 13:8). Ja, inderdaad, christenen zijn anderen liefde verschuldigd. Om deze eigenschap ten toon te kunnen spreiden, hebben wij echter geen regels nodig die elk aspect van het leven beslaan. Liefdevolle woorden en daden worden ons door het menselijke geweten en door op de Schrift gebaseerde godvruchtige wijsheid ingegeven (Rom. 2:14, 15). Over het algemeen weten wij als christenen dan ook of wij in een bepaalde situatie liefdevol zijn geweest. Niettemin is de wetenschap dat wij liefde dienen te tonen iets heel anders dan die liefde ook werkelijk te beoefenen.
19. Wat zal ons helpen liefde binnen de gezinskring te tonen, en op welke manieren kan deze ten toon gespreid worden?
19 Binnen de gezinskring zouden wij soms geneigd kunnen zijn kortaangebonden en liefdeloos te zijn. Waarom? Omdat wij gezinsleden goed kennen en misschien minder geduld met hen hebben dan met anderen. Toch zijn binnen het huisgezin dezelfde fundamentele bijbelse beginselen van toepassing als in onze omgang met andere personen, zoals degenen in de plaatselijke christelijke gemeente. Wij kunnen en moeten beslist gebedsvol Jehovah’s hulp zoeken om liefde jegens leden van ons gezin ten toon te spreiden. Wij zullen hierin geholpen worden door in gedachte te houden dat het Jehovah God behaagt wanneer echtgenoten hun vrouw liefhebben „als hun eigen lichaam”, wanneer vrouwen hun man en kinderen liefhebben en wanneer kinderen liefde voor hun ouders ten toon spreiden en hen gehoorzamen (Ef. 5:28; 6:1-3; Tit. 2:4). Zelfs volwassen kinderen kunnen liefde voor hun bejaarde ouders tonen, niet door hen te negeren, maar door in geestelijk en materieel opzicht voor hen te zorgen wanneer dit nodig mocht zijn. Godvruchtige toewijding houdt in dat wij deze verantwoordelijkheid op ons nemen. En natuurlijk is het een uiting van liefde wanneer christelijke echtgenoten zich ervan vergewissen dat hun gezin zowel in geestelijk als in materieel opzicht goed verzorgd is. — Vergelijk Spreuken 19:26; 1 Timótheüs 5:4, 8.
20. Hoe kan liefde voor de naaste getoond worden, vooral door christenen?
20 Liefde voor de naaste kan getoond worden door onder verscheidene omstandigheden menslievende daden te verrichten. De bewoners van Malta behandelden de apostel Paulus en andere schipbreukelingen met „buitengewone menslievendheid” (Hand. 28:1, 2). Het geweten van die heidense eilandbewoners bracht hen ertoe zo te handelen. Hoeveel te meer dient het door de Schrift geoefende geweten van christenen hen ertoe te bewegen liefde voor de naaste te tonen! Het is die liefde voor de naaste die ons er in het bijzonder toe beweegt het „goede nieuws” met hen te delen. Wij zouden niets beters of liefdevollers kunnen doen dan hen te helpen bij Jehovah in de gunst te komen. — 1 Tim. 1:8-11.
TOON BOVENAL LIEFDE VOOR GOD
21, 22. (a) Wat is een belangrijke manier om onze liefde voor Jehovah te tonen? (b) Wat kunnen wij ons derhalve afvragen, en waartoe dienen wij, als personen ’die Jehovah liefhebben’, derhalve vastbesloten te zijn?
21 Een van de belangrijkste uitingen van liefde voor medemensen is beslist, hun het „goede nieuws” te onderwijzen, waardoor men hen helpt een goede positie voor het aangezicht van Jehovah God te verwerven. En voor een christen is deze activiteit een belangrijke manier om liefde te tonen voor Degene die deze het meest verdient — onze liefdevolle God, Jehovah. Zijn Zoon zei: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand.” — Luk. 10:27.
22 ’Blijven wij standvastig als ziende de Onzichtbare’? (Hebr. 11:27) Dragen wij zijn weergaloze naam, Jehovah, als zijn getrouwe getuigen? Scheppen wij er van ganser harte behagen in over hem en zijn voornemens te spreken? Is dat feitelijk niet een fundamentele reden voor ons bestaan als de gemeente van zijn volk? Ja, inderdaad! Onder invloed van zijn heilige geest kunnen wij ten opzichte van onze medemensen de „alles overtreffende weg” van liefde blijven nastreven. Mogen wij echter bovenal onbevreesd de lof verkondigen van onze God, terwijl wij het goede liefhebben en ons als integere personen ’die Jehovah liefhebben’, in hem verheugen. — Ps. 97:10-12.
[Illustratie op blz. 24]
Jezus’ nederige daad toont aan dat wij anderen liefdevol moeten dienen
[Illustratie op blz. 25]
De stoffelijke schepping is een manifestatie van Gods liefde
[Illustratie op blz. 28]
Zoek Jehovah’s hulp om liefde binnen de gezinskring ten toon te spreiden