Waarom zo’n dure loskoopprijs?
ER ZIJN in de loop der geschiedenis mensen geweest die hun leven hebben geofferd opdat medemensen enkele jaren langer konden blijven leven. Wat deze mensen hebben gedaan, is als iets edels en prijzenswaardigs beschouwd. Tot degenen die hun leven hebben afgelegd, behoorde iemand wiens dood veel meer tot stand heeft gebracht dan de dood van alle anderen samen. Deze persoon was Jezus Christus. Zijn offerandelijke dood aan een terechtstellingspaal verschafte de basis op grond waarvan mensen niet slechts enkele extra levensjaren, maar eindeloos leven kunnen verwerven.
Het is voor de meeste mensen niet gemakkelijk geweest te begrijpen dat de dood van Jezus Christus zoveel tot stand heeft gebracht. In andere gevallen, zoals wanneer het leven van mensen door brand, overstromingen en dergelijke werd bedreigd, kunnen de noodzaak om handelend op te treden en de voordelen die hieruit voortspruiten, gemakkelijk worden ingezien. Maar toen Jezus zijn leven aflegde, bleek het om een geheel andere zaak te gaan. Velen hebben toegelaten dat zijn offerandelijke dood aan een terechtstellingspaal een belemmering vormde om de christelijke waarheid te aanvaarden. Ruim negentien eeuwen geleden schreef de apostel Paulus: „De prediking omtrent de martelpaal is dwaasheid voor hen die vergaan, maar voor ons, die worden gered, is ze Gods kracht. . . . Wij prediken een aan de paal gehangen Christus, voor de joden een oorzaak tot struikelen, maar voor de natiën dwaasheid.” — 1 Kor. 1:18, 23.
De woorden van de apostel Paulus geven te kennen dat er een groot gevaar in schuilt Jezus’ dood en wat erdoor tot stand gebracht werd, als „dwaasheid” te beschouwen of toe te laten dat men daardoor tot struikelen wordt gebracht. Zoals hij zegt, is dit de uitwerking die zijn dood heeft op „hen die vergaan”. Het getuigt van onze zijde derhalve van wijsheid te beschouwen waarom Jezus Christus de mensheid alleen maar kon loskopen door zijn leven op offerandelijke wijze af te leggen.
HET GEBRUIK VAN HET WOORD LOSPRIJS IN DE HEBREEUWSE GESCHRIFTEN
Een onderzoek naar de wijze waarop het woord „losprijs” in de Hebreeuwse Geschriften wordt gebruikt, kan ons in dit opzicht helpen. In Exodus 21:29-31 wordt het woord „losprijs” voor het eerst gebruikt in verband met de wet betreffende een stotige stier. Wij lezen: „Indien een stier reeds vroeger stotig was en zijn eigenaar gewaarschuwd was maar hij hem niet onder bewaking hield, en hij werkelijk een man of een vrouw heeft gedood, dient de stier gestenigd te worden en ook zijn eigenaar dient ter dood gebracht te worden. Wordt hem een losprijs opgelegd, dan moet hij de loskoopprijs voor zijn ziel geven naar alles wat hem mocht worden opgelegd. Of hij nu een zoon stootte of een dochter stootte, er dient overeenkomstig deze rechterlijke beslissing met hem gehandeld te worden.”
Aan de hand van deze wet kunnen wij zien dat het er bij een losprijs om ging bepaalde zaken met elkaar in evenwicht te brengen. Door iemand te doden, verbeurde de stier zijn leven. En wanneer de eigenaar een gevaarlijk dier los liet lopen, deelde ook hij in de verantwoordelijkheid voor de dood van degene die door zijn stier werd gestoten. Daardoor kon het gebeuren dat de eigenaar met zijn eigen leven voor het leven van de gedode persoon moest betalen. Eén leven, één menselijke ziel, zou aldus een tegenwicht vormen tegen een andere menselijke ziel.
De eigenaar van de gevaarlijke stier behoefde echter niet in alle gevallen ter dood gebracht te worden. In het geval van verzachtende omstandigheden kon hem een losprijs worden opgelegd. Opdat zijn leven gespaard kon worden, moest de eigenaar zich naar de voorwaarden van de wet schikken en de losprijs voor zijn eigen ziel of leven betalen.
De wet bepaalde ook: „Indien het een slaaf of een slavin was die door de stier werd gestoten, zal hij de prijs van dertig sikkelen aan zijn of haar meester geven, en de stier zal gestenigd worden” (Ex. 21:32). Vormde dit werkelijk een tegenwicht? Ja, vanuit het standpunt van de toen bestaande maatschappij en haar toelating van slavernij bezien wel. De slaaf werd als particulier bezit beschouwd. Als ziel was hij het eigendom van zijn meester en daarom vertegenwoordigde hij een wettelijk vastgestelde handelswaarde — dertig sikkelen. Vandaar dat de eigenaar van de stotige stier dertig sikkelen moest betalen om daardoor zelf in leven te kunnen blijven. De meester van de gedode slaaf kon dan weer een andere slaaf voor dertig sikkelen kopen en aldus het verloren gegane slavenleven door een ander slavenleven vervangen. Aldus werd de situatie in evenwicht gebracht.
Tegen deze achtergrond en de erbij betrokken beginselen kunnen wij beter begrijpen waarom het mensengeslacht losgekocht moest worden en hoe Jezus Christus dit tot stand kon brengen. Beschouwt u het volgende eens:
DE BEHOEFTE AAN EEN LOSPRIJS
Toen de eerste mens Adam Gods wet overtrad, verbeurde hij het volmaakte menselijke leven met zijn rechten en vooruitzichten. Als onvolmaakt mens kon hij nu alleen onvolmaakte nakomelingen voortbrengen, mannen en vrouwen die niet in staat zouden zijn aan de volmaakte maatstaven van de Schepper te voldoen. Alle nakomelingen van Adam kwamen aldus vanaf hun geboorte in een stervende toestand te verkeren. Aangezien zij zondige mensen waren, stonden zij onder het doodsoordeel. De bijbel zegt dit als volgt: „Door middel van één overtreding [is het] voor alle soorten van mensen op veroordeling . . . uitgelopen.” — Rom. 5:18.
De toestand van de mensheid in haar geheel is dus te vergelijken met die van de Israëlitische eigenaar van een gevaarlijke stier die iemand had doodgestoten. Hoe dat zo? Doordat de mensheid, evenals zo’n Israëliet, onder een veroordelend vonnis staat. Tenzij in de zaak van de Israëliet het oordeel werd uitgesproken dat de kwestie opgelost kon worden door een losprijs te betalen, kon niets hem ertegen beschermen dat de volledige straf van de wet — de dood — ten aanzien van hem ten uitvoer werd gelegd. Zo is er ook in het geval van de mensheid geen bevrijding van het doodsoordeel mogelijk zonder een losprijs die aan Gods volmaakte maatstaf van gerechtigheid zou voldoen.
Zoals uit de Mozaïsche wet blijkt, moest zo’n losprijs voor de mensheid tot gevolg hebben dat hetgeen verloren was gegaan op de weegschaal van gerechtigheid werd gecompenseerd. Adam verloor volmaakt menselijk leven. Vandaar dat de losprijs voor het mensengeslacht een volmaakt menselijk leven moest zijn. Alleen een volmaakt menselijk leven kon de weegschaal van volmaakte gerechtigheid in evenwicht brengen. Geen van de nakomelingen van Adam kon zo’n dure prijs voor zichzelf of voor iemand anders verschaffen. Het onvermogen van de mensheid wordt duidelijk in de bijbel beschreven: „Niet één van hen kan zelfs ook maar een broeder op enigerlei wijze loskopen. Noch God een losprijs voor hem geven, (en de loskoopprijs voor hun ziel is zo kostbaar dat die tot onbepaalde tijd heeft opgehouden) opdat hij nog voor eeuwig zou leven en de kuil niet zou zien.” — Ps. 49:7-9.
HOE GOD DE BENODIGDE LOSPRIJS VERSCHAFTE
Het veroordeelde mensengeslacht bevond zich dus in de hulpeloze toestand van iemand die de vereiste loskoopprijs niet kon betalen. Er bestond geen hoop ooit aan de dood te ontkomen. In zijn grenzeloze barmhartigheid heeft God er echter regelingen voor getroffen dat deze dure prijs werd betaald. Hoe? Door middel van zijn heilige geest bracht God het leven van zijn eniggeboren Zoon naar de baarmoeder van een joodse maagd, Maria genaamd, over. Hierdoor werd het voor Zijn Zoon, Jezus, mogelijk gemaakt om als „heilig”, zonder zonde, geboren te worden. De engel Gabriël legde dit aan Maria uit door te zeggen: „Heilige geest zal over u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal hetgeen wordt geboren, heilig, Gods Zoon, worden genoemd.” — Luk. 1:35.
Als de volmaakte Zoon van God kon Jezus zijn volmaakte menselijke leven op offerandelijke wijze afleggen en daardoor de waardevolle prijs verschaffen die nodig was om het mensengeslacht los te kopen. Jezus Christus bood zich vrijwillig aan en aanvaardde de straf die voor ons bedoeld was. De apostel Petrus vestigde hier de aandacht op toen hij schreef: „Hijzelf heeft in zijn eigen lichaam onze zonden gedragen aan het hout, opdat het voor ons met de zonden afgedaan zou zijn en wij voor rechtvaardigheid zouden leven. En ’door zijn striemen zijt gij gezond gemaakt’” (1 Petr. 2:24). Door aldus „zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen”, heeft Jezus Christus het mensengeslacht gekocht. — Matth. 20:28.
Na zijn dood, opstanding tot geestelijk leven en hemelvaart, bood Jezus Christus de verdienste van zijn kostbare offer aan Jehovah God aan. Zijn Vader aanvaardde die prijs als compensatie voor datgene wat de eerste mens Adam voor het gehele mensengeslacht verloren had doen gaan.
Nu de dure prijs voor het loskopen van het mensengeslacht is betaald, is er een basis op grond waarvan wij tegen de veroordeling tot de dood beschermd kunnen worden. Evenals de Israëliet wiens gevaarlijke stier een man had gedood, de loskoopprijs moest aanvaarden die door de rechters was vastgesteld, kunnen wij alleen profijt trekken van Christus’ losprijs als wij de daaruit voortvloeiende voordelen op Gods voorwaarden aanvaarden.
VOORDELEN
Op grond van de dure loskoopprijs kan Jehovah God mensen die aan zijn vereisten voldoen, rechtvaardig verklaren en hen, door hen door zijn geest te verwekken, als zijn zonen aannemen opdat zij medeërfgenamen met Jezus Christus in het hemelse koninkrijk kunnen worden. De apostel Paulus verwees hiernaar toen hij schreef: „God [doet] al zijn werken . . . samenwerken ten goede voor hen die God liefhebben, hen die volgens zijn voornemen de geroepenen zijn; want hen die hij het eerst heeft erkend, heeft hij ook tevoren bestemd om gevormd te worden naar het beeld van zijn Zoon, opdat hij de eerstgeborene onder vele broeders zou zijn. Die hij heeft voorbestemd, zijn bovendien degenen die hij ook heeft geroepen; en die hij heeft geroepen, zijn degenen die hij ook rechtvaardig heeft verklaard. Tenslotte zijn degenen die hij rechtvaardig heeft verklaard, degenen die hij ook heeft verheerlijkt. . . . Christus Jezus is degene die is gestorven, ja, veeleer degene die uit de doden werd opgewekt, die aan de rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit.” — Rom. 8:28-34.
Behalve degenen „die hij het eerst heeft erkend”, dat wil zeggen, degenen die als medeërfgenamen van Christus een hemelse roeping ontvangen, hebben vele anderen van de mensheid, met inbegrip van miljarden die nu gestorven zijn, er behoefte aan dat de voordelen van de losprijs ten behoeve van hen worden aangewend. Dit vormt er nu juist de reden voor waarom Jehovah God zich heeft voorgenomen dat degenen die zijn geroepen om Jezus’ „broeders” te zijn, te zamen met zijn Zoon duizend jaar lang als hemelse koningen en priesters dienst zullen verrichten. Openbaring 20:6 vertelt ons hierover: „Gelukkig en heilig is een ieder die deel heeft aan de eerste opstanding; over dezen heeft de tweede dood geen autoriteit, maar zij zullen priesters van God en van de Christus zijn en zullen de duizend jaren met hem als koningen regeren.” Evenals de priesters van het Israël uit de oudheid, die slachtoffers brachten om verzoening te doen voor zonden, zullen deze koning-priesters de zonden-verzoenende voordelen van Jezus’ slachtoffer aanwenden. Ten behoeve van wie?
Te zamen met Jezus Christus zullen zij mensen op aarde, met inbegrip van degenen die uit de dood worden opgewekt, helpen hun zwakheden en onvolmaaktheden te overwinnen en ten slotte als volmaakte mensen, vrij van alle veroordeling, voor het aangezicht van God te staan. Door vervolgens Gods soevereiniteit te verkiezen, kunnen zij leden van Gods gezin worden. Gebaseerd op wat hem in een visioen was onthuld, beschreef de apostel Johannes het zuivere middel waardoor leven en gezondheid naar de mensheid worden gebracht als een kristalheldere rivier met vruchtdragende bomen langs haar oevers. Wij lezen: „Hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, die stroomde vanuit de troon van God en van het Lam over het midden van haar [van de stad] brede straat. En aan deze en aan gene zijde van de rivier stonden bomen des levens, die twaalf vruchtoogsten voortbrengen, elke maand hun vruchten opleverend. En de bladeren van de bomen waren tot genezing van de natiën” (Openb. 22:1, 2). Wil iemand dus volledig van zonde en de gevolgen ervan genezen worden, dan is het noodzakelijk dat hij gehoorzaam de hulp aanvaardt die door Jezus Christus en zijn koning-priesters wordt geboden. Alleen dan zal hij Jehovah Gods voorzieningen voor leven volledig benutten.
God zij gedankt voor zijn grenzeloze barmhartigheid om de loskoopprijs te verschaffen die nodig was om datgene wat door Adams zonde voor ons verloren was gegaan, te compenseren. Alleen het kostbare leven van de volmaakte mens Jezus kon aan de vereisten van volmaakte gerechtigheid voldoen. Moge datgene wat Jehovah God voor de mensheid heeft gedaan, ons ertoe aanzetten aan de vereisten te willen voldoen op grond waarvan de zonden verzoenende voordelen van het slachtoffer van zijn Zoon ten behoeve van ons aangewend kunnen worden, hetgeen ons het vooruitzicht schenkt eeuwig te kunnen leven.