De wederkomst van Christus — zichtbaar?
„DE HEER komt weer!” werd de lezers van een om de twee weken verschijnend populair religieus tijdschrift in een van de koppen verzekerd. Ook werd er in 1972 een 480 bladzijden tellend boek gepubliceerd met de titel: „De wederkomst van Christus.”
Duidelijk is dat het onderwerp van Christus’ wederkomst onder veel belijdende christenen opnieuw actueel is. Hoe zal hij echter komen? Zult u hem zien?
Over het algemeen denken degenen die verwachten dat Jezus persoonlijk wederkomt, hem letterlijk, in zijn menselijke gedaante, te zullen waarnemen. Velen geloven hem zelfs te zullen zien in hetzelfde lichaam dat hij had toen hij op aarde was en waarin hij ter dood werd gebracht. Ter ondersteuning van hun overtuiging dat zij hem met hun letterlijke ogen zullen zien, halen zij onder andere Openbaring 1:7 aan, waar staat: „Ziet! Hij komt met de wolken, en elk oog zal hem zien.” Wat is echter de feitelijke betekenis van deze uitspraak?
Meer dan één manier van „zien”
Er bestaat meer dan één manier waar op men iets of iemand kan „zien”. Na het op tafel komen van bepaalde feiten, kan iemand zeggen: „Ik zie dat u gelijk hebt”, daarmee bedoelend dat hij de waarheid van iemands mening heeft geconstateerd. Dit is een van de betekenissen van het Griekse woord opsomai (een variant voor de toekomende tijd van het defectieve werkwoord horaoo, „zien”) dat in de tekst in Openbaring 1:7 wordt gebruikt. Ook in Romeinen 1:20, waar een vorm van het werkwoord horaoo voorkomt, wordt ons verteld dat Gods „onzichtbare hoedanigheden . . . van de schepping der wereld af duidelijk [worden] gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn”. Gods „kracht en Godheid” zijn stellig „onzichtbare hoedanigheden” die niet met onze letterlijke ogen kunnen worden gezien; wij kunnen ze echter wel waarnemen met de ogen van ons verstand. Deze onzichtbare goddelijke hoedanigheden kunnen worden onderscheiden of gezien met de geest. Dus louter het feit dat de bijbel verklaart dat mensen Jezus bij zijn terugkomst zullen „zien”, betekent op zichzelf nog niet dat zij hem met hun fysieke gezichtsvermogen zullen opmerken of dat hij in een fysiek lichaam zal verschijnen.
Dat Jezus niet in een fysiek lichaam zal terugkeren, kan duidelijk uit het getuigenis van de Schrift hieromtrent worden opgemaakt. Hij onthulde zelf dat hij naar de aarde was gekomen om „zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen” (Matth. 20:28). Verder zei hij: „Het brood dat ik zal geven, is mijn vlees ten behoeve van het leven der wereld” (Joh. 6:51). Aangezien Jezus zijn menselijke leven, met inbegrip van zijn vleselijke lichaam, als losprijs voor de mensheid had gegeven, kon hij niet met een lichaam van vlees en bloed, als mens, uit de doden zijn opgewekt. Had hij zijn menselijke leven dat hij had geofferd, teruggenomen, dan zou de mensheid niet langer losgekocht zijn geweest.
Was hij als mens van vlees en bloed opgewekt, dan had hij bovendien niet veertig dagen na zijn opstanding naar de hemel kunnen opstijgen. Waarom niet? De bijbel geeft ten antwoord: „Vlees en bloed [kunnen] Gods koninkrijk niet . . . beërven” (1 Kor. 15:50). Hoe werd Jezus dan uit de doden opgewekt? Wel, hij werd „levend gemaakt in de geest”. — 1 Petr. 3:18.
Na Jezus’ opstanding en hemelvaart werd aangaande hem in Gods Woord geschreven: „Hij is de weerspiegeling van [Gods] heerlijkheid en de nauwkeurige afdruk van zijn wezen” (Hebr. 1:3). Hij moet derhalve een geestelijk wezen zijn, evenals God, die „een Geest” is. — Joh. 4:24.
Vandaar ook dat Saulus van Tarsus (onderweg naar Damaskus om daar de christenen te vervolgen) bij zijn ontmoeting met Jezus Christus geen vorm of lichaam waarnam, maar slechts een licht zag dat zo helder was dat het hem blind maakte (Hand. 9:3-9). Het was heel passend dat Jezus op deze wijze aan Saulus verscheen, want hij, de verheerlijkte Jezus, is de „nauwkeurige afdruk” van de persoon van zijn Vader en God (Hebr. 1:3; Joh. 20:17), over Wie wordt gesproken als de „Vader der hemelse lichten” (Jak. 1:17). Geen mens zou de glorie van Gods aangezicht kunnen aanschouwen en toch blijven leven (Ex. 33:20). Zouden met het oog hierop mensen op aarde de verheerlijkte Heer Jezus Christus kunnen zien? Het antwoord dat de bijbel geeft, is neen. Over de verheerlijkte, onsterfelijke Heer Jezus Christus staat in 1 Timótheüs 6:16 dat hij iemand is „die in een ontoegankelijk licht woont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan”.
Zal deze Jezus ooit opnieuw een verderfelijk lichaam van vlees aannemen om door mensen gezien te kunnen worden die te zwak zijn om de aanblik van zijn verheerlijkte geestelijke lichaam te verduren? Dat is niet Gods doel met betrekking tot zijn Zoon. De geïnspireerde apostel Paulus verklaarde eens dat God „hem uit de doden heeft opgewekt om niet meer tot het verderf terug te keren”. — Hand. 13:34.
Wanneer de Schrift derhalve zegt dat „elk oog” Jezus zal zien, wordt dit duidelijk in figuurlijke zin bedoeld. Ten gevolge van wat de mensen op aarde horen en zien, zullen zij bemerken dat de gebeurtenissen die plaatsvinden, hun oorzaak vinden in het feit dat Jezus Christus persoonlijk een hand in de aangelegenheden der mensheid heeft. — Openb. 11:15; 12:10-12.
Tegenwerpingen beschouwd
Iemand zou echter kunnen tegenwerpen: ’Hebben de apostelen Jezus na zijn opstanding dan niet in menselijke gedaante gezien?’ Zeker, maar hij was toen nog niet ten hemel gevaren en had nog niet zijn plaats ingenomen aan de rechterhand van God, zodat hij in een „ontoegankelijk licht” was komen te wonen. Hij verkeerde dientengevolge in een positie waarin het voor hem mogelijk was een mensengedaante aan te nemen, zoals ook de engelen zich bij bepaalde gelegenheden hadden gematerialiseerd. Zo verscheen er bijvoorbeeld een engel in mensengedaante aan de ouders van Simson; en na zijn opdracht te hebben volbracht, steeg hij in een vlam op uit hun gezicht (Recht. 13:3-21). Het feit dat Jezus na zijn opstanding slechts gematerialiseerde lichamen aannam, verklaart waarom hij bij diverse gelegenheden niet werd herkend. Jezus bezat tevens het vermogen plotseling te midden van zijn apostelen te verschijnen in een kamer waarvan de deur uit vrees voor de joden op slot werd gehouden. Opdat er geen twijfel over zou bestaan dat hij werkelijk was opgewekt, verscheen Jezus in menselijke gedaante, ja, nam hij zelfs een lichaam aan waaraan wonden zichtbaar waren, om de twijfelende Thomas te overtuigen. — Joh. 20:19-29.
Lezen wij echter niet in Handelingen 1:11: „Deze Jezus, die van u werd opgenomen in de lucht, zal aldus op dezelfde wijze komen als gij hem in de lucht hebt zien gaan”, en moeten wij Jezus daarom niet in menselijke gedaante terugverwachten?
Laten wij de bovenstaande schriftplaats nog eens lezen. Merk op dat de engel niet zei dat Jezus in hetzelfde lichaam of dezelfde gedaante zou terugkomen, maar op dezelfde wijze. Wat was de wijze waarop Jezus opsteeg? Gebeurde dit niet rustig, zonder dat de wereld het opmerkte? Bestonden de getuigen van de hemelvaart van Jezus Christus niet enkel uit discipelen van hem? Dienen wij derhalve niet te verwachten dat het ook slechts zijn ware volgelingen zullen zijn die als eersten en bovendien met vreugde zijn tegenwoordigheid zullen onderscheiden?
Dat dit de juiste opvatting van de kwestie is, blijkt duidelijk uit de woorden van Jezus aan zijn apostelen: „Nog een korte tijd en de wereld zal mij niet meer aanschouwen, maar gij zult mij aanschouwen, want ik leef en gij zult leven” (Joh. 14:19). Na Jezus’ opstanding en gedurende de veertig dagen voor zijn hemelvaart hebben alleen zijn volgelingen hem herhaalde malen waargenomen (1 Kor. 15:3-8). Zij bezaten ook de hoop na hun eigen dood en opstanding Jezus Christus persoonlijk weer te zien. De van God vervreemde wereld der mensheid bezat evenwel niet zo’n hoop en zou Jezus daarom nooit meer als persoon aanschouwen.
Jezus’ tegenwoordigheid
Nu schriftuurlijk is vastgesteld dat Jezus’ wederkomst onzichtbaar moet zijn, rijst de vraag of hij mogelijkerwijs reeds is teruggekeerd zonder dat de wereld in het algemeen zich daarvan bewust is.
Een beschouwing van de discussie die Jezus kort voor zijn dood met zijn discipelen had, zal licht op deze vraag werpen. Zijn discipelen vroegen: „Wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheida en van het besluit van het samenstel van dingen?” (Matth. 24:3) Zij wilden weten waaraan zij die tegenwoordigheid konden herkennen.
Hoe beantwoordde Jezus hun vraag? Hij voorzei dat het „teken” waar zij om vroegen, onder meer zou bestaan uit oorlogen, voedseltekorten, pestilentiën, aardbevingen, toenemende wetteloosheid en een verkoeling van de liefde van de meesten (Matth. 24:7-14; Luk. 21:10, 11). Maar waarom? Zou Jezus dit alles over de mensheid brengen? Neen, maar een van zijn eerste daden nadat hem „het koninkrijk der wereld” was toevertrouwd, zou wel het uit de hemel werpen van Satan de Duivel, „de heerser van deze wereld”, zijn. Dit zou volgens de bijbel een „wee” voor de aarde en de zee tot gevolg hebben, „want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft”. — Openb. 11:15; 12:7-12; Joh. 12:31.
Uit het feit dat de Duivel dan nog slechts een korte tijd rest alvorens hij op nonactief wordt gesteld, blijkt dat op dat moment ook de wereld die onder zijn bestuur staat, haar „laatste dagen” zal zijn ingegaan. Betreffende deze „laatste dagen” schreef de apostel Paulus: „Weet dit, dat er in de laatste dagen kritieke tijden zullen aanbreken, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, zullen aanmatigend zijn, hoogmoedig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, deloyaal, geen natuurlijke genegenheid hebbend, . . . met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God, die een vorm van godvruchtige toewijding hebben, maar de kracht ervan niet blijken te bezitten” (2 Tim. 3:1-5). Zien wij heden ten dage de vervulling van deze woorden? Ja; en is het bovendien niet zo dat de hier beschreven toestanden vooral sinds het jaar 1914 G.T. duidelijk waarneembaar zijn? Dat is ook precies het jaar waarop de bijbelse chronologie wijst als het begin van Jezus’ tegenwoordigheid in heerlijkheid en tevens van de „laatste dagen”.b
Nog een opmerkenswaardig bewijs van het feit dat Jezus reeds onzichtbaar in heerlijkheid is wedergekomen, wordt gevormd door de scheiding van mensen in twee onderscheiden groepen. Hierover lezen wij in Matthéüs 25:31-33: „Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon plaats nemen. En alle natiën zullen voor hem worden vergaderd, en hij zal de mensen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. En de schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linkerhand.”
Aldus is Jezus Christus vanaf zijn hemelse troon bezig de mensen van alle natiën te scheiden. Ja, hij heeft de leiding over dit werk dat van invloed is op elke thans levende persoon. Hoe? Door bemiddeling van zijn engelen leidt hij het werk dat bestaat in het prediken van het „goede nieuws van het koninkrijk”, welke boodschap wordt bekendgemaakt door degenen die de hoop hebben met Christus in de hemel te worden verenigd en degenen die de hoop bezitten als loyale onderdanen van zijn Koninkrijk eeuwig leven te verwerven (Matth. 24:14). Zij die deze boodschap aanvaarden en Jezus’ discipelen worden, geven hierdoor te kennen tot zijn „schapen” te behoren. Zij die zijn boodschap blijven verwerpen, geven er blijk van „bokken” te zijn.
Bent u persoonlijk getuige geweest van een dergelijk scheidingswerk? Wel, hebt u niet gezien hoe Jehovah’s getuigen elke poging in het werk stellen om tot anderen te prediken? En waarover prediken zij? Zij prediken de boodschap van Gods koninkrijk. En hebt u ook niet de reactie van de mensen op deze boodschap waargenomen? Sommigen reageren er gunstig op en anderen verwerpen haar. Het is een scheidingswerk. Een van de voornaamste redenen voor de ijver van Jehovah’s getuigen is hun besef dat hun Koning Jezus Christus aanwezig is en hen leidt opdat dit belangrijke werk tot voltooiing wordt gebracht. Er zal echter nog een ander aspect van Jezus’ tegenwoordigheid worden „gezien”. Welk aspect?
Wij doelen hier op de ’openbaring’ van de Heer Jezus Christus, die nog in de toekomst ligt. Bij zijn ’openbaring’ zullen de woorden van Jezus zoals die staan opgetekend in Matthéüs 24:30, in vervulling gaan: „En dan zal het teken van de Zoon des mensen in de hemel verschijnen, en dan zullen alle stammen der aarde zich in weeklacht slaan.” Niet alleen Jezus’ getrouwe volgelingen, maar „alle stammen der aarde” zullen dan beseffen wat er aan de hand is.
Merk op dat zij niet het lichaam van de Zoon des mensen zullen zien, maar „een teken”. Dit betekent dat zij een zichtbaar bewijs van de uitoefening van zijn Koninkrijksautoriteit zullen ontvangen. Waarom moet dat echter uitlopen op geweeklaag? Omdat de uitoefening van zijn koninklijke autoriteit de vernietiging zal betekenen voor degenen die geweigerd hebben het aan hen bekendgemaakte „goede nieuws” te aanvaarden. Hierover lezen wij in 2 Thessalonicenzen 1:6-8:
„Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het van Gods zijde rechtvaardig is verdrukking te vergelden aan hen die voor u verdrukking veroorzaken, maar aan u die verdrukking lijdt, verlichting te zamen met ons bij de openbaring van de Heer Jezus vanuit de hemel met zijn krachtige engelen, in een vlammend vuur, wanneer hij wraak oefent over hen die God niet kennen en over hen die het goede nieuws omtrent onze Heer Jezus niet gehoorzamen.”
Wat degenen betreft die God hebben leren kennen en gehoorzame dienstknechten van hem en discipelen van Jezus Christus zijn geworden, zij zullen goddelijke bescherming genieten. Op hen zullen de woorden van Jezus in Matthéüs 25:34 van toepassing zijn: „Komt, gij op wie de zegen van mijn vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid” (Matth. 25:34). Zij zullen niet langer bittere tranen schreien. Zij zullen bevrijd worden van de mentale, fysieke en emotionele pijn waaronder zij nu ten gevolge van onvolmaaktheid te lijden hebben. Openbaring 21:4 verzekert ons: „[God] zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn.”
De wederkomst van Christus is daarom stellig geen zaak van zuiver theologisch belang. Jezus Christus is thans tegenwoordig en scheidt alle mensen — hen plaatsend aan de rechterkant van zijn gunst of aan de linkerkant van zijn ongunst. Het past ieder zichzelf af te vragen: Aan welke kant sta ik? Wat moet ik doen om mij te verzekeren van een plaats aan Christus’ rechterzijde, met eeuwig leven in het vooruitzicht?
Jehovah’s getuigen zullen u graag hierbij helpen. Waarom zou u geen gebruik maken van hun gratis huisbijbelstudieregeling?
[Voetnoten]
a Deze weergave komt overeen met de definitie van het Griekse woord parousia in A Greek-English Lexicon door Liddell en Scott.
b Zie voor het bewijs hiervan het boek „Uw wil geschiede op aarde”, blz. 95-104.