-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1952 | 15 maart
-
-
van Christus Jezus in dit opzicht zou doen wanneer hij de geest van de Heer ten toon spreidt.” Dit onderzoek met de hierboven beschreven resultaten zou aantonen dat iemand de geest van de Heer bezit, of hij nu tot de gezalfde klasse of tot de „andere schapen” behoort.
Waardoor wordt dan de grens getrokken tussen de beide klassen en waardoor wordt gij aan de zijde van de „grote schare” of aan de zijde van het gezalfde overblijfsel geplaatst? Daar gij u zelf onderzoekt, moet gij vaststellen wat uw hoop is, want God bemoeit zich met u en kweekt in u een soort van hoop aan. In Romeinen hoofdstuk 8 bespreekt Paulus hoe „de geest zelf . . . getuigenis [aflegt] met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn, geroepen om medeërfgenamen met Christus in het hemelse koninkrijk te zijn”, en hij voegt er aan toe: „Want wij werden in deze hoop gered; maar hoop welke wordt gezien, is geen hoop, want wanneer een mens iets ziet, hoopt hij er dan op?” — Rom. 8:16, 24, NW.
Gij ziet dus dat gij in een zekere hoop gered moet worden. God nu houdt zich met u bezig en doordat hij zich met u bezighoudt en u de waarheid openbaart, moet hij in u de een of andere hoop aankweken. Indien hij in u de hoop aankweekt naar de hemel te gaan, dan gaat gij daar vast op vertrouwen en gij wordt er als het ware geheel door in beslag genomen, zodat gij spreekt als iemand die de hoop bezit naar de hemel te gaan, gij rekent er op, gij denkt er over na, gij zendt gebeden tot God op waarin gij die hoop tot uitdrukking brengt. Gij stelt u die hoop ten doel. Het vervult uw gehele persoon. Gij kunt het niet uit uw gestel verwijderen. Het is de hoop die u geheel en al in beslag neemt. Dan kan het niet anders zijn of God heeft die hoop opgewekt en veroorzaakt dat die hoop in u is gaan leven, want het is geen natuurlijke hoop die door een aards mens wordt gekoesterd.
Indien gij tot de Jonadabs of tot de „grote schare” mensen van goede wil behoort, zult gij niet in deze hemelse hoop opgaan. Sommige Jonadabs bekleden een zeer vooraanstaande positie in het werk des Heren en hebben er een belangrijk aandeel in, maar wanneer gij tot hen spreekt, blijkt dat zij die hoop niet bezitten. Hun verlangens en verwachtingen gaan naar aardse dingen uit. Zij spreken over de prachtige bossen, hoe zij thans reeds graag een houtvester zouden willen zijn en deze bossen gaarne als hun blijvende omgeving zouden willen hebben, en zij houden er van met de dieren om te gaan en heerschappij over hen te bezitten evenals over de vogels in de lucht, de vissen der zee en alles wat over de oppervlakte der aarde kruipt. Daar houden zij van en zij zien er naar uit zich in het bezit van deze dingen te verheugen. O zeker, zij begrijpen de Bijbel. Zij hebben een zeer toegenomen begrip over de leerstellingen en waarheden van de Bijbel. Maar wanneer gij tot hen spreekt, uiten zij zich op díe wijze. Zij hebben helemaal geen verlangen naar de hemelse dingen. Zij wensen niet gelijk een engel te zijn, of zelfs niet God van aangezicht tot aangezicht te zien, door hem in zijn hemelse heerlijkheid te aanschouwen. Zij geven toe dat dat wonderbaarlijk zou zijn, wonderbaarlijker dan welke mogelijke aardse zegeningen ook; maar zij hebben zulke verlangens of verwachtingen nu eenmaal niet in zich.
Het blijkt dus dat gij, nadat gij de aangelegenheid van de tijd, het bezitten van Gods geest en de wijze waarop hij zich met u bezighoudt, hebt onderzocht, het volgende in overweging dient te nemen: „Wat zijn mijn werkelijke, zuivere, diepgevoelde verwachtingen in deze aangelegenheid?” Daarna bepaalt gij uw houding; niemand anders kan voor u beslissen. Stel vast of gij de geestelijke aspiraties bezit, waardoor u geheel in beslag wordt genomen. Indien dit zo is, ga er dan mee voort deze verlangens te koesteren. Ze zijn in uw gestel en gij kunt ze er niet uit verwijderen, handel er dus in overeenstemming mede. Heb deel aan de symbolen van het Gedachtenisfeest. Indien gij daarentegen die hoop niet hebt, indien gij verdeeld en onzeker zijt, dan blijkt het dat gij tot de aardse klasse behoort, en derhalve tijdens het Gedachtenisfeest niet van de symbolen dient te gebruiken.
-
-
MededelingenDe Wachttoren 1952 | 15 maart
-
-
Mededelingen
AANKONDIGING VAN HET GEDACHTENISFEEST IN 1952
Op donderdag 10 april 1952, tegen zonsondergang, of om 6 uur n.m., plaatselijke tijd, begint 14 Nisan. Die avond is de tijd voor het vieren van het gedachtenisfeest ter herinnering aan het avondmaal des Heren.
Een toegewijde en gedoopte dienstknecht van Jehovah God, bij voorkeur een van Jehovah’s gezalfden, zal een lezing houden over de betekenis van het Gedachtenisfeest. De verschafte symbolen, ongezuurd brood en rode wijn, zullen nadat de lezing is gehouden, worden rondgediend en de gezalfden zullen er van gebruiken. Na het Gedachtenisfeest kunnen er passende dienstmededelingen worden bekendgemaakt, er kan een lied worden gezongen en de vergadering kan met gebed worden gesloten.
-