-
Het lijden dat u tot voordeel kan strekkenDe Wachttoren 1979 | 15 januari
-
-
9:3). Wat zal het de Allerhoogste een heerlijkheid schenken wanneer de ogen van de blinden worden geopend, de oren van de doven worden ontsloten en wanneer de lammen zullen lopen, springen en hollen! (Openb. 21:3-5) Als zulke bezoekingen niet hadden bestaan, zouden wij nooit de grootse dingen hebben leren kennen die Jehovah God voor de mensheid kan doen. En met het oog op de beloning van eeuwig leven zal menselijk lijden in dit samenstel van dingen eenvoudig niets meer te betekenen hebben. Het zal zijn alsof er nooit leed is geweest.
21. (a) Wanneer zal lijden ons tot voordeel strekken? (b) Wat moeten wij bezitten om voordeel te trekken uit tegenspoed?
21 Indien het lijden dat wij misschien nog ondergaan, ons vriendelijker, hartelijker en meedogender maakt ten aanzien van medemensen en tot gevolg heeft dat wij nauwkeuriger in overeenstemming leven met de rechtvaardige beginselen die in de bijbel zijn uiteengezet, zal deze vorm van streng onderricht werkelijk een nuttig doel dienen. Wil dit het geval zijn, dan moeten wij net zo’n onvoorwaardelijk vertrouwen in onze hemelse Vader stellen als een jong kind in zijn aardse vader stelt. Wij moeten het onwankelbare geloof hebben dat wàt Jehovah God ook over ons laat komen, dit uiteindelijk ons eeuwige welzijn en geluk tot gevolg zal hebben. Mogen wij derhalve altijd de woorden van Romeinen 8:28 in gedachten houden: ’God doet al zijn werken samenwerken ten goede voor hen die God liefhebben.’
-
-
De Bergrede — „Weest niet langer bezorgd”De Wachttoren 1979 | 15 januari
-
-
De Bergrede — „Weest niet langer bezorgd”
NA RAAD gegeven te hebben over het mijden van materialisme, vermaande Jezus zijn luisteraars zich niet al te bezorgd te maken over het verwerven van de noodzakelijke levensbehoeften: „Daarom zeg ik u: Weest niet langer bezorgd voor uw ziel, met betrekking tot wat gij zult eten of wat gij zult drinken, of voor uw lichaam, met betrekking tot wat gij zult aantrekken. Betekent de ziel niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding?” — Matth. 6:25.a
„Daarom”, dat wil zeggen, omdat men „niet God en de Rijkdom als slaaf [kan] dienen”, moesten Jezus’ discipelen zich zelfs niet overmatig bezorgd maken over het verwerven van de dagelijkse levensbehoeften (Matth. 6:24). De Zoon van God wilde mensen er hierdoor niet van weerhouden een juiste bezorgdheid aan de dag te leggen en ijverig voor voedsel en kleding te werken (Pred. 2:24; Ef. 4:28; 2 Thess. 3:10-12). Het is echter niet noodzakelijk zich over het verwerven van zulke belangrijke dingen „bezorgd” te maken. ’De ziel en het lichaam’ (die hier de gehele persoon afbeelden) zijn belangrijker dan voedsel en kleding. Aangezien God het de mensheid heeft vergund fysiek leven te genieten, kan hij er beslist op toezien dat zijn aanbidders voldoende te eten hebben.
Jezus verduidelijkte dit punt door middel van een illustratie: „Slaat oplettend de vogels des hemels gade, want ze zaaien niet, noch oogsten ze, noch vergaren ze in voorraadschuren; toch voedt uw hemelse Vader ze.” — Matth. 6:26a.
„De vogels des hemels”, die zorgeloos in de lucht rondvliegen, verrichten geen landbouwwerkzaamheden. Toch ziet God erop toe dat ze voldoende voedsel krijgen. (Vergelijk Job 38:41; Psalm 147:9.) Dit was iets dat ’oplettend gadegeslagen’ moest worden, waar men ernstig over moest mediteren. De joden tot wie Jezus sprak konden God hun „hemelse Vader” noemen, vooral aangezien God de Israëlieten als zijn verbondsvolk had „uitgekozen” (Deut. 7:6). Terwijl Jezus hen met de vogels des hemels vergeleek, vroeg hij: „Zijt gij niet meer waard dan deze?” (Matth. 6:26b) Als God voor de vliegende schepselen zorgt, hoeveel te meer zal hij dit dan voor zijn aanbidders doen!
Jezus toonde aan hoe nutteloos het was zich al te zeer over het verwerven van de noodzakelijke levensbehoeften zorgen te maken, door vervolgens te zeggen: „Wie van u kan door bezorgd te zijn één el aan zijn levensduur toevoegen?” (Matth. 6:27) De levensduur van mensen wordt in de Schrift vaak vergeleken met een reis, waarbij uitdrukkingen worden gebruikt zoals „de weg der zondaars” en „het pad van oprechtheid” (Ps. 1:1; 27:11). Door bezorgd te zijn over dagelijkse levensbehoeften kan men zijn leven met geen fractie, als het ware met geen „el”, verlengen. In plaats dat een overmatige bezorgdheid iemand tot voordeel strekt, kan ze zijn gezondheid schaden en zelfs zijn leven verkorten.
Jezus lanceerde toen een tweede illustratie door te zeggen: „Ook wat kleding betreft, waarom zijt gij bezorgd. Leert een les van de leliën des velds, hoe ze groeien; ze zwoegen niet en spinnen niet; maar ik zeg dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet als een van deze getooid was.” — Matth. 6:28, 29.
„De leliën des velds” omvatten klaarblijkelijk verscheidene kleurige bloemen die op de velden van Galiléa groeien. In A Dictionary of the Bible, van Hastings, wordt hierover gezegd:
„Deze groeien alle tussen het graan, waar ze vaak bovenuit steken, en verlenen met hun verschillende tinten van rozeachtig paars tot diep violet-paars — waarlijk koninklijke kleuren — luister aan de uitgestrekte velden. Iedereen die temidden van de tarwevelden van Galiléa heeft gestaan en de prachtige trossen van deze bloemen heeft gezien, die boven het staande koren uit alle richtingen uitkijken, zal onmiddellijk inzien hoe passend de zinspeling van onze Heiland is. . . . Verstaan wij onder ’leliën des velds’ evenwel eenvoudig wilde lelies, dan kunnen ook deze in de uitdrukking zijn opgenomen. De vergelijking die onze Heiland maakte, zou dan als een ’fotomontage’ zijn, een verwijzing naar alle schitterende kleuren en prachtige vormen van de talloze wilde planten die onder de naam lelie vallen.”
Wanneer iemand opmerkt „hoe” deze bloemen „groeien”, valt het hem op dat zij hiertoe niet hoeven te „zwoegen” of „spinnen”, zoals mensen moeten doen om kleren te kunnen maken. Toch zijn de „leliën des velds” met een schoonheid „getooid” waaraan de kleding van geen enkel mens, zelfs niet van iemand die zo om zijn prachtige kleding bekendstond als Salomo, kon tippen. — 2 Kron. 9:15-21.
Over de „les” die in deze illustratie ligt opgesloten, merkte Jezus op: „Indien God nu de plantengroei van het veld, die er vandaag is en morgen in de oven wordt geworpen, aldus bekleedt, zal hij u dan niet veeleer bekleden, kleingelovigen?” — Matth. 6:30.
Bij „de plantengroei van het veld” zijn ook de bloemen inbegrepen waarnaar Jezus verwees. Gedurende de hete zomers van Palestina verwelkt die plantengroei in minder dan twee dagen. De verdroogde bloemstengels en grashalmen werden bijeengegaard om als brandstof voor bakovens te dienen. Aangezien God plantengroei die zo snel verdroogt, schitterend „bekleedt”, vraagt Jezus terecht: „Zal hij u dan niet veeleer bekleden, kleingelovigen?”
-