-
Vrijheid met zekerheidDe Wachttoren 1952 | 15 september
-
-
en duisternis te worden bevrijd, zien van welk een onschatbare waarde deze vrijheid is. In plaats dat wij louter het geklingel van een vrijheidsklok horen, horen wij steeds luider de Jubeljaar-bazuin van de Koninkrijksboodschap, die sinds 1914 wordt aangekondigd. Het verdient wereldwijde aandacht — ’Roept vrijheid uit in het ganse land, voor al zijn inwoners’ (Lev. 25:10, AS). Sluit u thans aan bij deze gelukkige groep van Christelijke vrije mensen. Maakt vrijheid met zekerheid en eeuwig leven in de nieuwe wereld tot uw grootste hoop.
-
-
Beperkingen van de Christelijke vrijheidDe Wachttoren 1952 | 15 september
-
-
Beperkingen van de Christelijke vrijheid
„Broeders, gij wordt tot vrijheid geroepen; gebruikt deze vrijheid alleen niet als een aanleiding voor het vlees, maar weest slaven van elkander door de liefde.” — Gal. 5:13, NW.
1, 2. (a) Waarom kan er in het universum niet voor altijd gedeeltelijke slavernij, en gedeeltelijke vrijheid blijven bestaan? (b) Beschrijf de vrijheid waarin een Christen zich nu alreeds verheugt, en wat zijn enige van de algemene beperkingen er van?
ER kan in het universum niet voor altijd gedeeltelijke slavernij en gedeeltelijke vrijheid blijven bestaan zoals thans het geval is. Het is nooit de bedoeling geweest dat de universele schepping in slavernij zou verkeren aan zelfzucht en onrechtvaardigheid (Rom. 8:21, NW). Er kan geen twijfel bestaan over de afloop van dit langdurige geschil; deze afloop werd lang geleden voorzegd. De zaak der vrijheid zal de overwinning behalen, hetgeen eeuwige vrede tot gevolg heeft. Daar vrijheid het juiste element is waarin Jehovah’s getrouwe schepselen kunnen leven, moeten zij die leven om hem voor altijd te dienen, dit doen op grond van hun eigen vrijwillig gedane keuze, en zij moeten dit met vreugde doen. Opdat iemand een verstandige keuze kan doen, dient hij te weten tot hoever zijn vrijheid in Gods dienst zich uitstrekt. Een Christen dient weliswaar geen voordeel te trekken van zijn vrijheid dat hij niet meer onder het Joodse Wetsverbond staat, om onachtzaam of losbandig te wandelen met betrekking tot het vlees (Kol. 2:14, NW). Maar er is nog een grotere vrijheid waartoe een Christen is geroepen. Deze vrijheid heeft beperkingen, ten gevolge van iemands liefde voor God en voor zijn Christelijke naaste. De vrijheid van een Christen is dus een op verstandige wijze beperkte vrijheid. — Gal. 5:13, NW.
2 Om te beginnen, moet een Christen beseffen dat de vrijheid die hij reeds geniet, in hoge mate relatief is. Ze bestaat niet los van de Souvereine Superieur, Jehovah God, die het rijk der vrije handelingen tot het grootste welzijn van zijn dienstknechten kan beperken. Men kan deze relatieve vrijheid alleen genieten wanneer men in harmonie met de beperkingen die door de Auteur der vrijheid, God, zijn bekendgemaakt, leeft en handelt (Ps. 146:7). Deze beperkingen vormen de grenzen waardoor de relatieve vrijheid van een schepsel wordt afgebakend. Enige van deze grenzen waardoor de vrijheid wordt beperkt, worden als volgt opgesomd: door de natuur zelf opgelegde begrenzingen, de maatstaven van de omgang met elkander, de beginselen der waarheid, theocratische wetten, openbaringen van de goddelijke wil, en beperkingen door aan anderen verleende rechten. Deze zullen alle achtereenvolgens worden beschouwd.
DOOR DE NATUUR OPGELEGDE BEGRENZINGEN
3, 4. (a) Welke begrenzingen worden een Christen met betrekking tot het gebruik van zijn lichaam, door de natuur opgelegd? (b) Wat wordt er mede bedoeld, wanneer sommigen dierlijk gezind worden?
3 Mensen zijn mensen; zij zijn geen geesten of dieren. Van nature zijn sommigen mannen en anderen vrouwen. Velen zijn kinderen en de overigen volwassenen, rijpen. Van de volwassenen is een percentage ongetrouwd en de overigen zijn getrouwd met verantwoordelijkheden als echtgenoot en echtgenote. De menselijke lichamen van Christenen worden vergeleken met vaten, en deze moeten rein worden gehouden en in overeenstemming met de natuur verstandig worden gebruikt (2 Kor. 4:7; 1 Thess. 4:3-5, NW). Gedurende alle tijdperken hebben Satan en de demonen de mensen er toe verleid, hun vrije wil te doen gelden door hun lichaam op onnatuurlijke wijze te gebruiken, in strijd met het oorspronkelijke doel dat God had toen hij man en vrouw schiep. Wanneer Paulus een beschrijving geeft van deze verworpelingen, die buiten de door de natuur gestelde grenzen zijn gegaan, schrijft hij: „Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke sexuele begeerten, want ook hun vrouwen hebben het natuurlijke gebruik van zichzelf veranderd in een tegennatuurlijk gebruik, en insgelijks hebben ook de mannen het natuurlijke gebruik van de vrouw laten varen en zijn zeer verhit geworden in hun wellust jegens elkander, mannen met mannen, ontucht plegend en in zichzelf ontvangend de volledige vergelding die hun voor hun dwaling toekwam.” — Rom. 1:26, 27, NW.
4 Petrus en Judas beschrijven eveneens degenen die de grenzen der natuur overschrijden doordat zij dierlijk gezind worden. Zij waarschuwen dat dezen zelfs trachten het gezelschap van Christenen op te zoeken. „Mensen, die gelijk onredelijke dieren zijn, welke van nature worden geboren om te worden gevangen en vernietigd,
-