Jehovah God, de Grote Pottenbakker
„Wat? Heeft de pottenbakker geen autoriteit over het leem, om uit dezelfde massa het ene vat voor een eervol doel en het andere voor een oneervol gebruik te maken?” — Rom. 9:21, NW.
1, 2. Wat zijn enkele van de titels die in de Schrift aan Jehovah worden gegeven, en wat is één manier waarop hij bewijst dat hij dit alles is?
JEHOVAH God is de Almachtige. Hij is de Allerhoogste over de gehele aarde. En hij is ook de Universele Soevereine Heer. — Ex. 6:2 3; Ps. 83:19 18; Jer. 50:25, NW.
2 Een van de vele manieren waarop Jehovah God bewijst dit alles te zijn, is door zijn schepselen te kneden zoals een pottenbakker leem in zijn handen kneedt. Zijn rol als de Grote Pottenbakker verheerlijkt zijn almacht, zijn alwetendheid en zijn soevereiniteit. Geen van zijn schepselen kan zijn wil met succes weerstaan. Alles wat Jehovah zich voorneemt, wordt door hem volbracht: „Alzo zal mijn woord, dat mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend.” — Jes. 55:11.
3, 4. (a) Waarom is het belangrijk dat wij Jehovah’s rol als de Grote Pottenbakker erkennen? (b) Welk getuigenis geeft de apostel Paulus in dit opzicht?
3 Het is van het allergrootste belang dat een ieder van Gods schepselen Zijn universele soevereiniteit erkent en zich in overeenstemming hiermee gedraagt. Zij die dit doen, zijn gezegend. De apostel Paulus vestigde in het negende hoofdstuk van Romeinen de aandacht op deze rol die Jehovah als de Grote Pottenbakker speelt. Hij zegt daar onder andere het volgende:
4 „[Het] hangt . . . dus niet af van degene die wenst, noch van degene die hard loopt, maar van God, die barmhartig is. Want de Schrift zegt tot Farao: ’Hiertoe juist heb ik u laten bestaan, opdat ik in verband met u mijn kracht kan tonen, en opdat mijn naam over de gehele aarde wordt bekendgemaakt.’ Zo bewijst hij dus barmhartigheid aan wie hij wenst, maar laat hij hardnekkig worden wie hij wenst. Gij zult daarom tot mij zeggen: ’Waarom heeft hij dan nog iets aan te merken? Want wie heeft zijn uitdrukkelijke wil weerstaan?’ O mens, wie zijt gij dan toch, dat gij God wilt tegenspreken? Zal het geboetseerde soms tot zijn boetseerder zeggen: ’Waarom hebt gij mij zo gemaakt?’ Wat? Heeft de pottenbakker geen autoriteit over het leem, om uit dezelfde massa het ene vat voor een eervol en het andere voor een oneervol gebruik te maken?” — Rom. 9:16-21, NW.
5, 6. (a) Waardoor wordt bepaald tot welke bestemming de Grote Pottenbakker een vat beschikt? (b) Hoe wordt dit door de woorden van de profeet Jeremia bevestigd?
5 Niet dat de Grote Pottenbakker naar willekeur en lang voordat zijn schepselen worden geboren hun eeuwige bestemming bepaalt, zoals de calvinistische leer der predestinatie ons wil doen geloven. In het geheel niet! Zijn schepselen bepalen hun eigen lot door de handelwijze die zij volgen. Maar de Grote Pottenbakker kan om verstandige, rechtvaardige en liefderijke redenen zelf verkiezen wanneer, op welke wijze en onder welke omstandigheden hij de rechtvaardigen zal belonen en de goddelozen zal straffen, en hij doet dit ook.
6 Merk op hoe duidelijk dit punt in Jeremia 18:6-8 wordt gemaakt: „Zie, als leem in de hand van den pottenbakker, zo zijt gij in mijn hand, huis Israëls! Het ene ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk de uitspraak, dat Ik het zal uitrukken, afbreken en verdelgen; maar, bekeert zich dit volk waarover Ik een uitspraak deed, van zijn boosheid, dan zal Ik berouw hebben over het kwaad dat Ik hun dacht aan te doen.”
7. Hoe kan Jehovah’s rol als de Grote Pottenbakker worden geïllustreerd?
7 Hier volgt een illustratie: Al Jehovah’s schepselen kunnen vergeleken worden met lemen vaten in de werkplaats van een pottenbakker, welke vaten Jehovah God, als de Pottenbakker, kan kneden en vormen zoals het hem behaagt. Hij doet dit ook. Het ligt echter aan het stuk leem zelf, dat een met verstand begaafd schepsel met een vrije wil is, om te verkiezen hoe hij wil reageren wanneer Jehovah hem naar een patroon vormt en hem kneedt, en hij kan zich aan Jehovah en aan rechtvaardigheid onderwerpen of Jehovah weerstaan en zich in goddeloosheid verharden. Maar wanneer het schepsel zijn houding eenmaal heeft geopenbaard dan kan het zijn dat Jehovah hem steeds verder kneedt, hetzij voor een eervolle dienst of voor een oneervol gebruik, al naargelang het met Jehovah’s soevereine wil en voornemens overeenkomt. Jehovah kan dit en soms doet hij dit ook werkelijk.
8, 9. Welke Schriftuurlijke voorbeelden tonen aan hoe de Grote Pottenbakker met vaten handelt die geschikt voor de vernietiging worden gemaakt?
8 Zo lezen wij dat een „boze geest” van Jehovah over koning Saul kwam maar dit geschiedde alleen nadat Sauls hart slecht was geworden en het zover was gekomen dat hij toen niet meer op zijn schreden zou terugkeren, en nadat Jehovah Saul ten slotte had verworpen (1 Sam. 18:10). Zo lezen wij ook dat een „leugengeest” door Jehovah werd gezonden en over de vierhonderd profeten van Israël kwam, die echter voordien reeds valse profeten waren, zodat koning Achab zich door hun misleidend geprofeteer liet overhalen en hij de dood tegemoet ging (2 Kron. 18:5-27). Insgelijks zei Jezus tot Judas: „Wat gij doet, doe dat met nog meer spoed” (Joh. 13:27, NW). Jezus gaf Judas niet het denkbeeld in om hem te verraden maar Judas was zo ver gegaan dat hij niet meer terug kon. Had Jezus Judas niet ontmaskerd als degene die zijn Meester zou verraden, en was Judas niet in gebreke gebleven dit te ontkennen of onder protest zijn onschuld te betogen? Judas had geen berouw noch veranderde hij zijn handelwijze, en daarom lezen wij dat Satan de Duivel toen in hem voer en pas hierna zei Jezus tot hem: „Wat gij doet, doe dat met nog meer spoed.” Precies zo verging het de vroegere Farao van Egypte, in de dagen van Mozes. Jehovah God preste hem niet en evenmin verhardde hij Farao’s hart naar willekeur of zorgde Hij ervoor dat hij tegen beter oordeel in handelde, maar God verkoos heel eenvoudig zodanig met Farao te handelen dat hij de gelegenheid kreeg zijn eigen verdere voordeel te zoeken en zijn hart aldus nog meer te verharden.
9 Zeer terecht verwijst de apostel Paulus naar de wijze waarop Jehovah de goddeloze, trotse Farao uit de oudheid kneedde want dit is ongetwijfeld het treffendste voorbeeld dat in de Schrift staat opgetekend waarin Jehovah God zijn autoriteit en macht deed gelden om met zijn aardse schepselen te handelen zoals een pottenbakker leem behandelt. De Grote Pottenbakker had zijn volk, de Israëlieten, het bevel gegeven met al hun kleintjes en hun kudden voor drie dagen de wildernis in te gaan om hem te aanbidden en Farao had geweigerd Gods volk te laten gaan. Op spottende en honende toon zei de hooghartige Farao: „Wie is Jehovah, zodat ik zijn stem zou gehoorzamen om Israël heen te zenden? Ik ken Jehovah in het geheel niet, en daarbij komt nog dat ik Israël niet zal heenzenden.” Het middel dat Jehovah God gebruikte om Farao bekend te maken wie Jehovah werkelijk is en hem ertoe te dwingen Gods volk te laten gaan bestond uit tien plagen, welke plagen vol profetische betekenis voor onze tijd zijn. — Ex. 5:2, NW.
AUTHENTICITEIT
10, 11. (a) Hoe beschouwen sommigen de verslagen van de tien plagen? (b) Welk passende antwoord geeft een professor aan een universiteit zulke personen?
10 De authenticiteit van het geïnspireerde bericht van deze tien plagen wordt in twijfel getrokken door hogere critici die niet geloven dat Jehovah God de Grote Pottenbakker is, die ertoe in staat is en bereid is om de aangelegenheden der mensen overeenkomstig Zijn eigen soevereine wil te manoeuvreren, en die geen begrip hebben van de strijdvraag van universele soevereiniteit die bij deze plagen betrokken was. Zij zouden ons willen laten geloven dat alle verslagen van deze plagen op mythen gebaseerd zijn, evenals zij beweren dat het Scheppingsverslag en het verslag omtrent de Vloed op mythen gebaseerd zijn. „Er zijn vele pogingen gedaan om deze fantastische verhalen verstandelijk te verklaren,” zo stelt een modernistische autoriteit het. — The Interpreter’s Bible, Band 2, bladzijde 839.
11 Maar theologen die bezwaren maken tegen het in de bijbel opgetekende verslag over wonderen verraden hiermede alleen hun eigen vooringenomenheid en onwetendheid. De wetenschap kan geen bezwaren meer inbrengen tegen wonderen. Een professor aan een universiteit zegt het volgende: „Wanneer een geleerde eerlijk is, kan hij niet meer zeggen dat iets onmogelijk is. Hij kan alleen zeggen dat het onwaarschijnlijk is. Maar misschien kan hij zeggen dat het onmogelijk is iets in termen van onze tegenwoordige kennis te verklaren. De wetenschap kan niet zeggen dat alle eigenschappen van de materie en alle vormen van energie bekend zijn. Wat moeten wij aan wonderen toevoegen om ze over te zetten in iets waar wel een verklaring voor te geven is? Niets wat wij kunnen doen, kan een wonder tot een waarschijnlijke gebeurtenis maken, maar er kunnen wellicht enkele inlichtingen bij vermeld worden ten einde het mogelijk te maken. Eén ding dat er bijgevoegd moet worden is een bron van energie die aan ons in onze biologische en physiologische wetenschappen onbekend is. In onze Schrift wordt deze bron van energie als de macht van God geïdentificeerd.”a
12, 13. Welk andere Schriftuurlijke getuigenis bevestigt het bericht van de tien plagen?
12 Wat meer zegt, wij kunnen dit deel van Gods Woord in het boek Exodus niet in discrediet brengen zonder de vele verwijzingen daarnaar in het overige gedeelte van de Schrift in discrediet te brengen. Indien deze wonderen van de tien plagen niets anders dan fantastische verhalen zijn waarom verwijzen Jozua, Samuël, twee Psalmisten, Jeremia, Stéfanus en de apostel Paulus er dan naar als naar historische gebeurtenissen? Zo wordt in 1 Samuël 6:6 (NW) over de priesters en waarzeggers der Filistijnen gesproken, die hun volk waarschuwden, en die vierhonderd jaar nadat Israël Egypte had verlaten het volgende zeiden: „Waarom zoudt gij uw hart onvermurwbaar maken, zoals Egypte en Farao hun hart onvermurwbaar hebben gemaakt?” — Zie ook 1 Samuël 4:8.
13 Ook in Psalm 78 en 105 wordt een gedetailleerd verslag van de tien plagen gegeven. En ongeveer negenhonderd jaar nadat de plagen geschiedden behandelt Jeremia ze niet als fantastische verhalen maar als feiten: „[Gij] die tekenen en wonderen gedaan hebt in het land Egypte . . . en Uzelf een naam hebt gemaakt.” Stéfanus sprak over Mozes als over iemand die ’wonderen en tekenen in Egypte’ heeft gedaan. En zoals reeds is opgemerkt verwees de apostel Paulus naar de plagen als historische gebeurtenissen. — Jer. 32:20; Hand. 7:36, NW.
14-16. Hoe kunnen de redenaties worden weerlegd van degenen die de tien plagen aan „natuurlijke” oorzaken toeschrijven?
14 Andere personen in de christenheid geven toe dat de plagen werkelijk zijn geschied maar zij trachten ze aan natuurlijke oorzaken toe te schrijven. Op deze wijze zouden zij de Grote Pottenbakker willen beroven van zijn recht om zich rechtstreeks in de aangelegenheden der mensen te mengen. Het is waar dat de Nijl soms rood ziet, maar het verslag vertelt ons dat het water van de Nijl niet slechts bloedrood van kleur was, zoals het er uit zou zien wanneer het vol met bepaalde kleine organismen zou zitten of vanwege de kleur van de modder, maar dat het Nijlwater werkelijk bloed werd, zodat de vissen en andere levende schepselen in de Nijl stierven en de mensen het water niet konden drinken. — Ex. 7:19-21.
15 Ditzelfde geldt ten aanzien van de andere plagen. Het heeft geen nut te trachten hun miraculeuze aard weg te redeneren enkel en alleen omdat er in de geschiedenis van Egypte misschien iets dergelijks gebeurd zou kunnen zijn. Waarom kwamen deze plagen precies wanneer Mozes zei dat ze zouden komen en waarom gingen ze alleen maar weg wanneer Mozes het bevel gaf dat ze weg moesten gaan? En waarom werden de Israëlieten in het land Gosen na de derde plaag niet verder meer door een plaag getroffen? — Ex. 8:22, 23.
16 In het bijzonder kan voor de tiende plaag geen natuurlijke oorzaak gevonden worden. Welke plaag zou alleen de eerstgeborenen van zowel mens als dier doden? Welke plaag zou de huizen overslaan op welks deurposten en deurstijlen bloed was gesprenkeld? Deze dingen kunnen niet weggeredeneerd worden noch zijn er natuurlijke oorzaken voor aan te wijzen. Wanneer men dit zou trachten dan zouden er meer problemen komen dan erdoor worden opgelost; er wordt een gebrek aan geloof door verraden, een onwilligheid om zich aan de wil van de Grote Pottenbakker te onderwerpen en een verlangen om mensen zonder geloof te behagen.
17. Waarom was het noodzakelijk dat deze plagen zonder uitzondering miraculeus waren?
17 Maar wanneer wij begrijpen waarom Jehovah deze plagen liet komen, namelijk om aan Farao en aan de Egyptenaren Jehovah’s naam en grote macht bekend te maken en Jehovah’s naam over de gehele aarde te laten verkondigen, om sommigen te verharden en anderen zachter te maken, dan zien wij overvloedige redenen waarom Jehovah zijn toevlucht tot bovennatuurlijke middelen heeft genomen om deze plagen over Egypte te doen komen. In feite was het absoluut noodzakelijk dat deze plagen zonder uitzondering miraculeus, bovennatuurlijk waren, want dan alleen zouden ze die invloed kunnen uitoefenen die God hen wilde laten uitoefenen. Anders zou er geen scherp omlijnd geschilpunt zijn geweest en de plagen zouden er niet toe hebben gediend om Jehovah’s naam te verheerlijken. Dit zou in het bijzonder zo zijn met betrekking tot de laatste acht plagen (Ex. 8:16-19). Zie voor een voorbeeld van dit beginsel 1 Samuël 6:7-12.
HET VAT MOZES
18, 19. (a) Welk menselijke vat werd door Jehovah voor deze gelegenheid geformeerd en gekneed, en door welke gebeurtenissen? (b) Hoe gaf Mozes van zijn loyaliteit jegens zijn volk en jegens God blijk?
18 Het meest op de voorgrond tredende menselijke vat dat de Grote Pottenbakker Jehovah God voor deze gelegenheid formeerde en degene die hij ook zodanig verkoos te kneden dat hij zijn voornemen zou dienen, was de man Gods Mozes. Hij werd geboren nadat de Farao van die tijd zijn besluit tot uitroeiing van een geheel geslacht had uitgevaardigd en de opdracht had gegeven dat iedere pasgeboren zoon in de rivier de Nijl geworpen moest worden (Ex. 1:22). Jehovah zag erop toe dat Mozes als baby werd gespaard, dat hij door Farao’s dochter werd gevonden en dat hij vervolgens door zijn eigen ouders „in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” werd opgevoed. Zijn ouders hadden geloof in Jehovah, zoals de schrijver van het boek Hebreeën het ons verzekert: „Door geloof werd Mozes na zijn geboorte drie maanden lang door zijn ouders verborgen, omdat zij zagen dat het jonge kind mooi was, en zij vreesden het bevel van de koning niet.” — Ef. 6:4; Hebr. 11:23, NW.
19 De ouders van Mozes kweten zich op zulk een getrouwe wijze van hun plichten ten aanzien van hem dat hij, ofschoon hij later in alle wijsheid en geleerdheid van de Egyptenaren werd onderwezen, loyaal aan Jehovah, aan zijn volk en aan Jehovah’s rechtvaardige beginselen bleef. Hij gaf hier blijk van toen hij de Egyptische opzichter doodde die een van zijn broeders had onderdrukt. Mozes’ volk waardeerde zijn pogingen ten gunste van hen echter niet en daarom vond Mozes het raadzaam om naar het land Midian te vluchten. — Ex. 2:11-15; Hand. 7:23-29.
20. Waarom werden Mozes’ pogingen ten gunste van zijn volk niet met succes bekroond?
20 Mozes had zich aan de juiste zaak verbonden, Jehovah’s zaak: „Door geloof heeft Mozes, toen hij opgegroeid was, geweigerd de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden en verkoos hij liever met het volk van God slecht behandeld te worden dan de tijdelijke genieting der zonde te hebben, omdat hij de smaad” die het zijn van Gods gezalfde dienstknecht met zich bracht „een grotere rijkdom achtte dan de schatten van Egypte”. Maar voor de Grote Pottenbakker was het niet de juiste tijd om zijn volk te bevrijden en klaarblijkelijk was het niet de juiste wijze waarop deze bevrijding zou geschieden. En men gelieve op te merken dat deze ernstige, loyale, ijverige, impulsieve aanstaande bevrijder van zijn volk ook nog niet gereed was voor deze toewijzing. Jehovah bleef daarom het vat Mozes voor zijn rol als bevrijder kneden door hem de volgende veertig jaar als een vredige herder in het land Midian te laten doorbrengen. Hoe vaak zullen Mozes’ gedachten zijn uitgegaan naar zijn broeders, die zich gedurende deze lange jaren in knechtschap in Egypte bevonden! — Hebr. 11:24-27, NW.
21. Welke uitwerking had Mozes’ veertigjarige verblijf als een herder in de wildernis op hem?
21 Aan het einde van deze veertig jaren was Mozes gekneed tot een meer getemperd, geduldig, lankmoedig vat, volledig bekwaam om de opziener van miljoenen van Gods schapen te zijn, „een zeer zachtmoedig man, meer dan enig mens op den aardbodem” (Num. 12:3). In feite was hij zo zachtmoedig geworden dat hij er blijk van gaf dat hij de opdracht die Jehovah hem gaf om zijn volk te bevrijden, iets wat hij zelf veertig jaar voordien had gepoogd, slechts met de grootste schroom en zeer schoorvoetend zou aanvaarden. Zelfs nadat Jehovah Mozes ervan had verzekerd dat Hij met hem zou zijn en Mozes had gemachtigd om drie wonderen te verrichten ten einde de goddelijke aard van zijn opdracht te bewijzen, aarzelde Mozes nog steeds. Ofschoon Jehovah hierdoor boos werd op Mozes en hem een scherpe bestraffing toediende, gaf hij Mozes in zijn mededogen niettemin Aäron, die als zijn woordvoerder zou dienen. — Ex. 3:11 tot 4:31.
EGYPTE EN FARAO IN MOZES’ TIJD
22. Welke treffende contrasten bestonden er in die tijd tussen Egypte en Israël?
22 Een groter contrast dan dat van Mozes, de zachtmoedigste van alle mensen op aarde, en Farao van Egypte, een van de hooghartigste regeerders aller tijden, zou moeilijk denkbaar zijn. Noch zou een groter contrast in religie, namelijk de aanbidding van Jehovah God zoals die door de getrouwe Israëlieten werd beoefend en de religie der Egyptenaren, denkbaar zijn. Zo wordt ons gezegd dat „Egyptische aanbidding in het bijzonder een volledig contrast vormde met Hebreeuwse aanbidding . . . De culte van de grote goden [van Egypte] volgde één algemeen patroon, waarbij de god precies als een aardse koning werd behandeld. Hij werd iedere morgen door een gezang uit zijn slaap gewekt, werd gewassen en aangekleed (d.w.z. zijn beeltenis), en ontbeet. . . . Er is nauwelijks een groter contrast denkbaar dan tussen de immer-waakzame, zich zelf in stand houdende God van Israël . . . en die aardse Egyptische natuurgodheden.”b
23. Door welke godheden en leer werd de religie van Egypte gekarakteriseerd?
23 Op dit tijdstip was Egypte niet alleen de overheersende wereldmacht, die vooral van economisch standpunt uit beschouwd sterk was, maar ze overtrof alle andere natiën in haar toewijding aan Duivel-religie. Zij aanbad de machten der zichtbare schepping, in het bijzonder de zon, warmte, licht en de lagere dieren. Egypte had tientallen godheden en geen andere natie uit de oudheid was vuriger en bestendiger in de dienst van haar goden dan de bovenmatig bijgelovige Egyptenaren onder de autocratische heerschappij van hun priesters. Hun belangrijkste leerstelling was die van de reïncarnatie of de transmigratie van zielen, door welke leer beloften werden gedaan met betrekking tot beloningen in het toekomstige leven die afhankelijk waren van hun gedrag in het tegenwoordige leven. Door deze leer hielden de priesters het volk op geweldige wijze in hun greep.
24. Welke rol speelden de priesters van Egypte?
24 Er waren zeer veel priesters. Zij waren van belasting vrijgesteld en het volk achtte hen zeer hoog. Zij kleedden zich in wit linnen en baadden tweemaal per dag. Zelfs de gewoonste taken konden niet worden verricht zonder dat er een of ander priesterlijk voorschrift bij te pas kwam. De Egyptenaren hadden meer religieuze festiviteiten dan enig ander volk, terwijl hun land letterlijk bezaaid was met tempels. Iedere stad had zijn beschermgod en tempel, waaraan een of ander dier als heilig was gewijd en door welke tempel een grote groep priesters werd onderhouden. Volgens de historicus John Lord hadden de priesters het volk net zo in hun greep als de priesters der christenheid gedurende de Donkere Middeleeuwen.c
25. Wat, kan men gerust zeggen, was het meest weerzinwekkende en ontaarde onderdeel van de religie van Egypte?
25 Het meest weerzinwekkende en ontaarde onderdeel van de religie van deze Egyptenaren was hun dieren-aanbidding. Een kat, welke loslopende zwerverskat maar ook, werd hoger geacht dan een mens. Een vreemdeling die per ongeluk een kat had gedood werd door een woedende menigte letterlijk in stukken gescheurd. De Apis-stieren werden als goden zelf aanbeden omdat men geloofde dat de goden werkelijk in hen woonden. Deze stieren werden in weelderige tempels onderhouden en bij hun dood werden zij in enorm grote en kostbare doodkisten begraven terwijl heel Egypte rouw bedreef. Andere dieren die onder andere als heilig werden beschouwd waren de krokodil, de oxyrhyncus-vis en de ichneumon-vlieg. Van sommige dieren, zoals de kat, werden alle exemplaren als heilig beschouwd; van andere dieren werden alleen bepaalde exemplaren als heilig beschouwd, zoals stieren die een bepaalde tekening hadden.
26. Hoe werd Egyptes Farao beschouwd?
26 Een persoon die in de religie van Egypte een vooraanstaande plaats innam was ook haar regeerder, Farao. Met betrekking tot hem wordt ons verteld: „Farao zelf was een der goden en een centrale figuur in het leven van zijn onderdanen. Iedere regerende koning was onmiddellijk de geïncarneerde Horus, de hemel-god in de gedaante van een valk, en Horus was . . . de rechtmatige erfgenaam op de troon van zijn vader Osiris. Het welzijn van Egypte stond rechtstreeks in verband met het welzijn van de koning. . . . Iedere koning was de opvolger van het hele geslacht van koninklijke voorvaderen en deze lijn ging zelfs verder terug dan de historische menselijke dynastieën . . . naar de dynastieën van de goden zelf op aarde, en bij de dood voegde iedere koning zich bij dat koninklijke gezelschap.” Zo dachten de Egyptenaren er althans over!
27. Waarom verdroeg Jehovah de valse aanbidding van Egypte en de door haar ingestelde onderdrukking zo lang?
27 Dit was dus het Egypte waardoor Israël in knechtschap werd gehouden en waarheen Mozes werd gezonden. Stellig bestond het uit „vaten der gramschap . . . die voor de vernietiging geschikt waren” (Rom. 9:17-22, NW). Toch liet de Grote Pottenbakker toe dat Egypte als een grote wereldmacht bleef bestaan. Waarom? Terwille van zijn grote naam. Had hij bovendien niet voorzegd dat Abrahams zaad vierhonderd jaar verdrukt zou worden? Het werd Egypte daarom toegestaan Gods uitverkoren volk te verdrukken totdat die tijd was verstreken. — Gen. 15:13.
28, 29. Waarom werd toegelaten dat geheel Egypte leed vanwege de halsstarrigheid van Farao?
28 Wanneer wij het verslag onderzoeken dan bemerken wij dat hierin voornamelijk wordt besproken hoe de Grote Pottenbakker met één man, Farao, handelde. Aangezien dit zo is kan zeer terecht de vraag worden gesteld, waarom een gehele natie terwille van één man moet lijden? Waarom? Om meer dan één goede reden. Onder andere zou Farao alleen de natie Israël niet hebben kunnen onderdrukken noch Jehovah hebben kunnen tarten. Hiervoor was een machtige organisatie nodig en daarom werden allen die Farao in zijn God-tartende en onderdrukkende maatregelen ondersteunden, deelnemers aan zijn misdaden. Verliet bovendien niet een „groot gemengd gezelschap” van niet-Israëlieten Egypte en marcheerden zij niet samen met de Israëlieten de vrijheid tegemoet? (Ex. 12:38, NW) Zeer zeker. Niemand mag dus onrechtvaardigheid toeschrijven aan de Grote Pottenbakker, Jehovah God.
29 Er is nog iets. De Schrift toont aan dat er zoiets als gemeenschapsverantwoordelijkheid bestaat. In het Israël uit de oudheid moesten de oudere mannen van een stad daarom bepaalde maatregelen nemen om in het geval van een onopgeloste moord hun stad van bloedschuld vrij te spreken, want de hele stad werd verantwoordelijk gesteld (Deut. 21:1-9). Om dezelfde reden werd de gehele stam Benjamin schuldig geoordeeld op grond van hun weigering de nietswaardige mannen van Gibea over te leveren die een bijvrouw van een zekere Leviet ten dode toe hadden misbruikt (Richt. 20:8-48). Een dergelijke verantwoordelijkheid wordt in feite zelfs in de tegenwoordige tijd erkend; een voorbeeld hiervan is de wijze waarop West-Duitsland, ondanks dat deze natie thans democratisch is, vrijwillig heeft verkozen de Joden en andere slachtoffers van de Nazi-vervolging schadeloos te stellen.
30, 31. Waarom zijn de gebeurtenissen in verband met de tien plagen voor ons tegenwoordig interessant en belangrijk?
30 Het Schriftuurlijke verslag van de wijze waarop de Grote Pottenbakker destijds in de dagen van Mozes met zijn vaten handelde is voor ons tegenwoordig hoogst interessant en belangrijk. Een beschouwing hiervan zal ons begrip van de wijsheid, gerechtigheid, macht en liefde van de Grote Pottenbakker, Jehovah God, doen toenemen. Het zal ons ook doordringen van de belangrijkheid aan Hem onderworpen te zijn en ons te laten leiden door zijn Woord, zijn heilige geest en zijn zichtbare werktuig, zijn aardse communicatiekanaal. Want wie kan zijn uitdrukkelijke wil weerstaan?
31 En bovendien zal het ertoe bijdragen dat ons geloof ten zeerste wordt gesterkt want wij zullen bemerken dat deze gebeurtenissen een parallel in onze tijd hebben. Ten slotte zullen alle christelijke bedienaren van het evangelie erdoor worden geholpen een toegenomen inzicht in hun predikingsopdracht te verkrijgen want zij zijn het die het voorrecht bezitten een aandeel te hebben aan het uitgieten van de tegenwoordige plagen over het hedendaagse Egypte, met inbegrip van Babylon de Grote. Stellig dienen deze redenen er voor ons de oorzaak voor te vormen dat wij met de grootste belangstelling door willen gaan op dit onderwerp!
[Voetnoten]
a Time, 4 juli 1955.
b Zie The New Bible Dictionary — door J.D. Douglas, blz. 351.
c Beacon Lights of History, Band 1, blz. 31-42, uitgave van 1912.