Het welbehagen van Jehovah zal gelukken
„In zijn hand zal hetgeen het welbehagen van Jehovah is, gelukken [succes hebben].” — Jes. 53:10.
1. Wat kan hartzeer en teleurstelling veroorzaken, hetgeen tot welke gevolgtrekking leidt?
HEBT u ooit gezegd: „O, dat zou heerlijk zijn, als ik er maar van op aan kon”? Ongetwijfeld hebt u dit heel wat keren gezegd. Misschien betrof het een droom uit uw kinderjaren. Of het betrof iets ernstigers, iets dat meer betekende en waardevoller was, uw levensideaal en innigste verlangen — om dan tot het besef te komen dat het te kostbaar en buiten uw bereik was, hetgeen veel hartzeer tot gevolg had en u met een weemoedig verlangen achterliet. Hoewel het best mogelijk is dat u in het bestaan van een Schepper gelooft, bent u misschien tot de gevolgtrekking gekomen dat hij te ver af is om zich om u als enkeling te bekommeren. Is dit een juiste gevolgtrekking? Zouden er gegronde redenen kunnen bestaan om anders te denken, waardoor u een frisse kijk en een hernieuwde hoop krijgt?
2. Welke pogingen zijn er gedaan om de levensproblemen op te lossen? Met welke resultaten?
2 Men heeft door middel van talrijke en verschillende pogingen getracht de levensproblemen op te lossen. Er is geen tekort geweest aan door enkelingen en ook door allerlei organisaties aan de hand gedane middelen die een oplossing beloofden. Maar wat zijn over het algemeen de resultaten geweest? Enkelen hebben beweerd het geheim van succes te hebben gevonden, maar op grond waarvan? Zij hebben deze oplossing immers vaak gevonden door zich, letterlijk of figuurlijk, voor de onaangename dingen van het leven af te sluiten, hetgeen hen egocentrisch heeft gemaakt. Denkt u dat dit werkelijk voldoening schenkt? Anderen zoeken een oplossing door te weigeren over dergelijke dingen te worden lastig gevallen. Zij zijn gebelgd als er maar iets onaangenaams wordt aangeroerd, denkend dat het een poging is hun levenswijze in de war te sturen. Denkt u dat het verstandig en goed is een dergelijke houding aan te nemen?
3. Waar treffen wij een tegenstelling aan met ’s mensen problemen, en wat gaan wij ons hierdoor afvragen?
3 Kijken wij daarentegen naar de hemel boven ons of naar de aarde hier beneden, dan verbazen wij ons over de soepele wijze waarop alles, zowel het bezielde als het onbezielde, functioneert. De manier waarop al wat bestaat is samengesteld en geordend — of wij er nu door een telescoop of door een microscoop of gewoon met het blote oog naar kijken — vervult ons met grote bewondering voor de doeltreffendheid en schoonheid ervan. Het is niet alleen prachtig, maar het is ook een succes, en wij worden er door onweerstaanbare logica toe gebracht toe te geven dat er stellig een grootse Ontwerper en Schepper moet zijn. Dit alles leert het Boek van de zichtbare schepping ons, maar het gaat niet ver genoeg. Het brengt ons ertoe ons af te vragen en te onderzoeken of er een ander boek is waarvan wij niet alleen kunnen verwachten dat het een bevredigende verklaring geeft voor de dingen die de gehele mensheid betreffen, doch dat ook over een oplossing spreekt waarvan wij individueel voordeel kunnen trekken, hetgeen tot een verrukkelijk en blijvend resultaat leidt. Is dit te veel gevraagd?
4. Hoe wordt de bijbel thans over het algemeen bezien, en wie zijn hiervoor verantwoordelijk?
4 Van bepaalde boeken, die van de een of andere religieuze organisatie uitgaan en voor geïnspireerd worden gehouden, wordt beweerd dat er een levenswijze in wordt voorgeschreven die al wat wenselijk is tot gevolg zal hebben. Er is echter slechts een boek — of, preciezer uitgedrukt, een verzameling van boeken — dat er terecht aanspraak op maakt volledige en bevredigende antwoorden op onze vragen te geven en dit ook doet. Dat boek is de bijbel. Zegt u alstublieft niet dat u dit boek kent, of althans bepaalde gedeelten ervan kent, maar dat het hoogstens van tijdelijk nut is geweest doordat het u een bepaalde vrede des geestes en vreugde heeft geschonken. Weest u alstublieft ook niet ontmoedigd door de wijze waarop de bijbel in de kerken der christenheid wordt gebruikt, hetgeen grotendeels alleen als een lege formaliteit kan worden beschreven. Vooral sinds de Tweede Wereldoorlog heeft men steeds minder belangstelling en eerbied voor en geloof in de bijbel gekregen. Dit geldt voor degenen die zijn beste vrienden dienden te zijn, de leden van de kerken der christenheid. Hetzelfde kan worden gezegd van veel boeken, zoals bijbelse woordenboeken en bijbelcommentaren, zogenaamd goede vrienden van de bijbel. De moderne tendens is, steeds meer naar hogere kritiek over te hellen en zich eerder te verlaten op de redeneringen en meningen van mensen dan de bijbel zelf als de uiteindelijke autoriteit te aanvaarden.
5. Waar en in welk opzicht treffen wij een tegenstelling aan met de algemene tendens, hetgeen tot welke verwachting leidt?
5 Er is echter een groep christenen die een opmerkelijke tegenstelling met deze algemene tendens vormt. Jehovah’s getuigen zijn, zowel in hun opvatting als handelwijze, en ook in hun publikaties, sterke voorstanders van de bijbel als Gods Woord. Evenals Christus Jezus, hun Leider, zeggen zij met overtuiging: „Uw woord is waarheid.” Zij zeggen en geloven, evenals de apostel Paulus, dat „de gehele Schrift . . . door God [is] geïnspireerd en nuttig [is] om te onderwijzen, . . . tot ieder goed werk” en om in iedere behoefte te voorzien. Jehovah’s getuigen zijn geen teleurgestelde, gefrustreerde mensen en wij nodigen u oprecht uit samen met hen de goede redenen te beschouwen om datgene in overweging te nemen en te verwezenlijken wat u het grootste geluk en een stellige voldoening zal schenken. — Joh. 17:17; 2 Tim. 3:16, 17; zie ook 2 Petrus 1:21.
6. (a) Op welke basis kunnen goede verwachtingen worden gebouwd? (b) Betekent dit een gemakkelijk leven, en wat is het geheim van succes?
6 Allereerst zullen wij het voornemen van de Schepper beschouwen zoals dit in zijn Woord is uiteengezet. Wij zullen zien hoe het verwezenlijkt wordt, waarom het absoluut met succes volvoerd zal worden en waarom het terecht zijn welbehagen kan worden genoemd. Hierdoor zult u op uw beurt geholpen worden in uw eigen hart en geest de voortreffelijkste verlangens en doeleinden te ontwikkelen die maar mogelijk zijn, en tevens de nodige leiding en hulp te ontvangen om de verwezenlijking ervan te verzekeren. In tegenstelling tot uw huidige ondervinding, zullen deze gekoesterde verwachtingen niet op hartzeer en verdriet uitlopen. Dit wil niet zeggen dat uw leven voortaan gemakkelijk zal zijn en op rolletjes zal gaan. U zult veeleer zijn als de man die, voordat hij met een groot project begint, er eerst voor gaat zitten om zorgvuldig „de kosten te berekenen” en dan besluit of hij bereid is de prijs te betalen. U zult zijn als de man die, na jaren als een christen lijden te hebben ondergaan, zei: „Wij [geven] de moed niet op . . . Want alhoewel de verdrukking van korte duur is, en licht, bewerkt ze voor ons een heerlijkheid die van een steeds meer allesovertreffend gewicht is en eeuwig duurt.” Het geheim van succes voor u persoonlijk is dat uw eigen doel in het leven volledig in overeenstemming wordt gebracht met het grootse voornemen van de Schepper. — Luk. 14:28; 2 Kor. 4:16-18.
GODS NIMMER FALENDE VOORNEMEN
7. (a) Had God er een bedoeling mee toen hij de mens schiep, en hoe is hij naar Gods beeld geschapen? (b) Hoe kunt u hier voordeel van trekken, en aan welke voorwaarden moet worden voldaan?
7 Jehovah is de Schepper van hemel en aarde en al wat daarin is, met inbegrip van de mens. Meer echter dan de mensheid alleen maar een begin te geven en hen verder hun gang te laten gaan, heeft hij hen met een eeuwig doel geschapen. Dit wordt bevestigd door wat Johannes in een visioen schepselen in de hemel hoorde zeggen: „Gij, Jehovah, ja onze God, zijt waardig de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen, want gij hebt alle dingen geschapen, en vanwege uw wil bestonden ze en werden ze geschapen” (Openb. 4:11). Wij zijn niet door het toeval geschapen en nog minder het produkt van het een of andere blinde, onpersoonlijke evolutieproces. In plaats daarvan zegt de bijbel dat de mens „naar Gods beeld” werd geschapen (Gen. 1:27). De mens bezit een geest en een hart, en deze worden niet automatisch door instinct beheerst, maar kunnen zelfstandig denken en redeneren, aangezien ze plannen kunnen maken en beslissingen kunnen nemen, een vrije wil kunnen uitoefenen en krachtige verlangens en beweegredenen kunnen ontwikkelen. Daarom bent u in staat de voortreffelijke hoedanigheden van liefde en loyaliteit, en van toewijding en rechtschapenheid ten toon te spreiden. Daarom bent u ook in staat te begrijpen wat God in zijn Woord met betrekking tot zijn wil en voornemen heeft geopenbaard en hoe u erin kunt slagen en er voldoening in kunt vinden uw eigen leven er volledig in overeenstemming mee te brengen. U kunt dit begrip evenwel niet krijgen door de bijbel enkel oppervlakkig te lezen. Zoals Jezus zei, waren deze dingen „voor de wijzen en intellectuelen . . . verborgen” maar „aan kleine kinderen . . . geopenbaard”, aan hen die een oprecht, nederig en kinderlijk verlangen bezitten „met hun hart begrip ervan [te] krijgen”. Hij moedigde zulke personen aan door te zeggen: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en u zal opengedaan worden.” — Matth. 11:25, 13:11-15, Luk. 11:9-13; zie ook 1 Korinthiërs 1:21; 2:11-16.
8. (a) Hoe wordt Gods voornemen in het Onze Vader samengevat? (b) Wat leren wij hieruit, en hoe zou dit geïllustreerd kunnen worden?
8 Kan Gods voornemen met betrekking tot de mens en zijn tehuis in enkele woorden worden samengevat? Jezus, de Zoon van God, heeft dit, toen hij ons een modelgebed gaf, met de volgende woorden gedaan: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:9, 10). Wij kunnen hieruit leren dat Gods voornemen gecentraliseerd is in zijn koninkrijk, dat ervoor zal zorgen dat zijn wil, of voornemen, met betrekking tot de mens en zijn tehuis ten uitvoer wordt gebracht, waardoor zijn naam zal worden geheiligd. Het ene zal als vanzelfsprekend en logischerwijs tot het andere leiden en uiteindelijk een glorieus resultaat tot gevolg hebben. Dit zou geïllustreerd kunnen worden door het grote verlangen van een man of een vrouw om een goed tehuis en een gelukkig gezin te hebben en op te bouwen. Hiervoor is veel inspanning en een goede planning nodig Als zij erin slagen, verwerven zij zich een goede naam, hetgeen hun onnoemelijk veel geluk en vrede des geestes schenkt. Zij achten dit zo waardevol dat zij er alle eventueel bij betrokken offers en onkosten, en zelfs lijden, voor over hebben. Zij zijn blij dat zij besloten hebben zulk een loopbaan te volgen. Zo is het ook met Jehovah, alleen op een veel hoger en grootser niveau en zonder de mogelijkheid in enig opzicht te falen of te kort te schieten, zoals in het geval van ’s mensen plannen en inspanningen. God hoeft niet van tevoren plannen te maken om te zien of hij de wijsheid en kracht heeft om zijn verlangens ten uitvoer te brengen. Alles waartoe God besloten heeft, wordt volledig en vlot ten uitvoer gebracht.
9. Hoe versterkt de bijbel ons geloof in God en in zijn voornemen, ook in zijn „Voornaamste Gevolmachtigde”?
9 Er is nog een factor bij betrokken. In het geval van menselijke aangelegenheden kan een goed plan te kort schieten of mislukken wegens de fouten, of misschien de oneerlijke praktijken, van de zijde van de gebruikte tussenpersoon of gevolmachtigde, van wie veel afhangt. In tegenstelling hiermee gebruikt God een belangrijke gevolmachtigde die in alles getrouw blijkt te zijn. Merk op hoe dit, en de voorgaande punten, in Gods Woord worden beklemtoond. „Jehovah, de Schepper van de uiteinden der aarde, is een God tot onbepaalde tijd. Hij wordt noch moe noch mat. Er is geen doorgronding van zijn verstand.” „Ik [ben] de Goddelijke . . ., Degene die van het begin af de afloop vertel, . . . Degene die zeg: ’Mijn raad zal tot stand komen en al mijn welbehagen zal ik doen.’” En betreffende Gods „Voornaamste Gevolmachtigde” schreef Paulus dat God „het heilige geheim van zijn wil aan ons heeft bekendgemaakt. Het is overeenkomstig zijn welbehagen, dat hij zich had voorgenomen, aan de volledige grens van de bestemde tijden een bestuur te hebben, namelijk om alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus, de dingen die in de hemelen en de dingen die op de aarde zijn . . . overeenkomstig het voornemen van hem die alle dingen werkzaam doet zijn naar de wijze waarop zijn wil het aanraadt”. — Jes. 40:28; 46:9, 10; Ef. 1:9-11; Hebr. 2:10.
10. Welke goede dingen zullen hieruit voortvloeien?
10 Zo vernemen wij dat God het bestuur van zijn koninkrijk aan de zorg van Christus Jezus toevertrouwt. „De vorstelijke heerschappij zal op zijn schouder komen.” Onder zijn leiding zullen allen die bereid zijn zich aan te passen, bijeengebracht worden en weer tot een toestand van volledige harmonie met God en zijn geliefde Zoon hersteld worden. Jehovah zal aldus een verenigd en gelukkig gezin opbouwen. Hij zal hun een prachtig tehuis schenken, niet voor slechts enkele jaren, maar op een in een paradijs veranderde aarde die ’zelfs tot onbepaalde tijd staat’, terwijl ’de dood niet meer zal zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn er meer zal zijn’. — Jes. 9:6; Pred. 1:4; Openb. 21:4.
11. Waardoor wordt bewezen dat wij ons aan de volledige grens van de „bestemde tijden” bevinden?
11 U kunt hier zeker van zijn. Waarom? Omdat de volledige grens van de „bestemde tijden” in 1914 G.T. werd bereikt, toen God zijn Zoon als koning op de hemelse Berg Sion installeerde. Als bewijs hiervan kwam in dat zelfde jaar de grote uitbarsting van gramschap onder de natiën in verband met de strijdvraag van de wereldheerschappij, zoals in Psalm 2:1-6 en Openbaring 11:15-18 was voorzegd. Toen werd de boodschap vervuld van degene „die goed nieuws brengt, . . . die tot Sion zegt: ’Uw God is koning geworden!’ . . . Jehovah [brengt] Sion terug”. Sinds die tijd is de bijeenvergadering in volle gang. Deze begon met degenen die Johannes in een visioen te zamen met het Lam op de berg Sion zag staan, de christelijke gemeente. Met de bijeenvergadering van het overblijfsel van hen was zelfs ongeveer veertig jaar vóór 1914 een begin gemaakt. Vooral sinds 1935 is echter de bijeenvergadering aan de gang van Gods grotere gezin, de „grote schare” met de hoop op aarde te leven, die Johannes na de verzegeling van de 144.000 zag. — Jes. 52:7, 8; Openb. 7:4, 9; 14:1.
FORMEERDER EN VERLOSSER
12. Welk thema wordt in het laatste gedeelte van Jesaja’s profetie beklemtoond?
12 Nog afgezien van het vooruitzicht een lid van dat gelukkige gezin te zijn, kan u de verrukking en opwinding ten deel vallen een aandeel aan dat bijeenvergaderingswerk te hebben. Dit zal u veel troost schenken en zal u in staat stellen anderen te helpen en te vertroosten. Deze gedachte maakt deel uit van het hoofdthema van het laatste gedeelte van Jesaja’s profetie. Hier treffen wij een rijkdom aan inlichtingen aan betreffende het Koninkrijkswerk, terwijl wij ook leren hoe Jehovah de Formeerder en Verlosser van zijn volk is. Luistert u, te beginnen bij Jesaja 40:1, maar eens naar wat God tot zijn dienstknecht zegt: „Troost, troost mijn volk . . . Spreekt tot het hart van Jeruzalem en roept haar toe dat haar militaire dienst is vervuld, dat haar dwaling is afbetaald. Want uit de hand van Jehovah heeft zij een vol bedrag ontvangen voor al haar zonden.” De profetie spreekt vervolgens over een „vrouw die goed nieuws brengt voor Sion . . . voor Jeruzalem”. Luister naar haar boodschap, waarin wordt gesproken over de bijeenvergadering en vertroosting die God door bemiddeling van zijn regeerder, Christus Jezus, tot stand zal brengen: „Zie! De Heer Jehovah zelf zal komen net als een sterke, en zijn arm zal voor hem heersen. . . . Als een herder zal hij zijn eigen kudde weiden. Met zijn arm zal hij de lammeren bijeenbrengen, en in zijn boezem zal hij ze dragen. De zogenden zal hij met zorg leiden.” — Jes. 40:1, 2, 9-11.
13. (a) Hoe wordt Gods knecht verder geïdentificeerd? (b) Welke parallelle namen worden aan Gods knecht en Gods stad gegeven?
13 Jehovah identificeert zijn knecht vervolgens met de bemoedigende woorden: „Maar gij, o Israël, zijt mijn knecht, gij, o Jakob, die ik verkozen heb, het zaad van mijn vriend Abraham . . . Wees niet bevreesd, want ik ben met u. . . . Ik wil u sterken Ik wil u werkelijk helpen. Ik wil u werkelijk stevig vasthouden met mijn rechterhand van rechtvaardigheid” (Jes. 41:8-10). Terloops zij opgemerkt dat wanneer Gods volk of hun hoofdstad wordt aangesproken, voor beide namen vaak parallelle uitdrukkingen worden gebruikt, namelijk Jakob en Israël, en Sion en Jeruzalem, zoals in Jesaja 41:14, 27. Houd in gedachten 1. dat Jakobs naam in Israël werd veranderd (Gen. 32:28) en 2. dat Sion, waar de troon, en later ook de Ark, zich bevond, een uitdrukking werd die vaak op de gehele stad Jeruzalem van toepassing werd gebracht. — Ps. 2:6; Jes. 8:18.
14. (a) Welke oorspronkelijke, secundaire en uiteindelijke vervulling hebben profetieën vaak? (b) Hoe is het mogelijk een geestelijke vervulling waar te nemen, en waarom is dit belangrijk?
14 Wij dienen ook de algemene omlijsting waarin veel profetieën in vervulling gaan, in gedachten te houden. In de eerste plaats hadden ze in hun eigen tijd een letterlijke vervulling. In de tweede plaats hadden ze een latere vervulling toen Jezus op aarde was, zoals blijkt uit zulke gebeurtenissen als zijn wonderbare geboorte, het werk van Johannes de Doper en Jezus’ eigen aanhaling van een passage die naar zijn predikingsopdracht verwijst (Jes. 7:14; 40:3; 61:1, 2; Matth. 1:18-23; 3:1-3; Luk. 4:17-21). Bovendien tonen Paulus en anderen aan dat bepaalde profetieën van toepassing waren op de christelijke gemeente als een geestelijk Israël, het werkelijke ’zaad van Gods vriend Abraham’. Paulus zei namelijk: „De kinderen in het vlees zijn niet werkelijk de kinderen van God, maar de kinderen der belofte [zoals Isaäk] worden als het zaad gerekend.” Hij zei ook: „Wanneer gij [christenen] Christus toebehoort, zijt gij werkelijk Abrahams zaad” (Rom. 9:8; Gal. 3:29). Bij een beschouwing van de uiteindelijke vervulling in het groot van deze profetieën, thans en in de nabije toekomst, is het van het allergrootste belang deze geïnspireerde leidraad te aanvaarden. Alleen dan kunt u gunstig reageren op Jehovah’s uitnodiging om met hem en zijn Zoon samen te werken. U kunt dan „standvastig [worden], onwrikbaar, altijd volop te doen hebbend in het werk van de Heer, wetend dat uw arbeid niet tevergeefs is in verband met de Heer”. — 1 Kor. 15:58.
15. Hoe alomvattend blijkt Jehovah’s vermogen te zijn, zoals hij zelf onthult?
15 Zie eens hoe alomvattend het vermogen blijkt te zijn dat Jehovah, volgens zijn eigen onthulling in dit laatste gedeelte van Jesaja’s profetie, blijkt te bezitten. Bij de menselijke voortplanting is de vader degene die het nieuwe leven verschaft. Hij geeft het een begin, maar het is de moeder die voor dat nieuwe leven, dat gedurende de zwangerschap in haar wordt gevormd, het lichaam verschaft en het van voedsel voorziet. Ook na de geboorte is zij degene die voornamelijk voor de verdere zorg en voeding ervan verantwoordelijk is. Jehovah is echter niet slechts de oorspronkelijke Schepper van zijn knecht. Wanneer hij zijn knecht toespreekt, verwijst hij naar zichzelf door zeven verschillende titels te gebruiken, zoals „uw Schepper . . . uw Formeerder . . . uw God . . . uw Redder . . . uw Verlosser . . . uw Heilige . . . uw Koning”. Hij beklemtoont zijn rol als Formeerder door te zeggen: „Dit heeft Jehovah gezegd, uw Maker en uw Formeerder, die u zelfs van de buik af bleef helpen.” — Jes. 43:1, 3, 14, 15; 44:2; zie ook Jesaja 44:21, 24.
16. (a) Hoe heeft God zijn volk Israël in het begin geformeerd en verlost? (b) Hoe was de situatie in dit opzicht in Jesaja’s tijd?
16 Dit had een begin bij Gods volk uit de oudheid. Te beginnen bij Jakobs twaalf zonen begon God hen als een volk te formeren, waarna hij hen gedurende hun langdurige verblijf in Egypte beschermde. Die periode zou vergeleken kunnen worden met een zwangerschap, voorafgaand aan hun geboorte als natie bij de berg Sinaï, met het geven van een nationaal wetboek, dat in het Wetsverbond werd opgenomen. God was ook hun Verlosser, die zijn volk met geweld bevrijdde toen Farao weigerde hen te laten gaan. Farao moest zelfs de prijs betalen in de vorm van de dood van zijn eerstgeboren zoon, en dit gold ook Egypte, dat als prijs zijn leger in de Rode Zee verloor (Ex. 4:23; Jes. 43:3). In Jesaja’s tijd, zeven eeuwen later, was er een nieuwe situatie ontstaan, waardoor Jehovah’s titels aan betekenis wonnen. Het koninkrijk Israël en het koninkrijk Juda hadden zich beide aan grove afgoderij en wetteloosheid schuldig gemaakt. Juda werd in gevangenschap weggevoerd naar Babylon, dat veronderstelde hen altijd als slaven te zullen houden. Jehovah beloofde liefdevol de overtredingen van zijn volk te zullen uitwissen, terwijl hij verklaarde hun „Verlosser en [hun] Formeerder van de buik af” te zijn. Hij voorzei zelfs lang van tevoren hoe en door bemiddeling van wie dit zou gebeuren, dat hij Degene was „die van Cyrus zeg: ’Hij is mijn herder, en al mijn welbehagen zal hij volledig ten uitvoer brengen’; zelfs door mijnerzijds van Jeruzalem te zeggen: ’Ze zal herbouwd worden’, en van de tempel: ’Gij zult gegrondvest worden”’ (Jes. 44:21-28). Het overblijfsel dat te zijner tijd uit Babylon terugkeerde, had een aandeel aan dit grootse werk, en hoe schepten zulke getrouwe dienstknechten als Zacharia en anderen er een welbehagen in mee te helpen dit werk tot een succesvol einde te brengen, ook al schoten velen in geloof te kort. — Zach. 4:9, 10.
17. Wat gebeurde er in overeenstemming hiermee met de vroege christelijke gemeente?
17 Met de vroege christelijke gemeente gebeurden net zulke dingen. Te beginnen met de discipelen van Johannes de Doper, en gedurende geheel Jezus’ bediening, formeerde God een groep mensen die hij gereedmaakte om een „heilige natie”, het geestelijke Israël, te zijn (1 Petr. 2:9; Gal. 6:16). Toen die natie met Pinksteren, in 33 G.T., in het nieuwe verbond werd gebracht en de heilige geest ontving, werd ze geboren. In zijn brief aan de Romeinen toonde Paulus aan dat deze eerste christelijke bekeerlingen een verdere vervulling waren van het door Jesaja genoemde „overblijfsel”. Hij deed ook een aanhaling uit Jesaja om aan te tonen dat anderen, niet-joden, aan deze groep zouden worden toegevoegd, zodat „geheel [geestelijk] Israël [zal] worden gered”. — Rom. 9:27-29; 11:5, 25, 26.
18. Hoe is Jehovah de Formeerder en Verlosser van zijn huidige volk geweest?
18 Zoals reeds te kennen is gegeven, genieten wij thans het voorrecht de volledige ontwikkeling van de uiteindelijke vervulling van deze profetieën te zien en aan de ermee gepaard gaande activiteiten een aandeel te hebben. Het huidige „overblijfsel” wordt geïdentificeerd als de overgebleven leden van de christelijke gemeente. Als hun Formeerder maakte Jehovah er vele jaren vóór 1914 reeds een begin mee hen bijeen te brengen. Hij is ook hun Verlosser. Niet alleen werden zij „met het bloed van [Gods] eigen Zoon . . . gekocht”, waardoor zij van zonde werden verlost, maar zij werden teruggekocht of verlost toen er gedurende de periode van de Eerste Wereldoorlog een verdere bevrijding nodig werd. Zij waren in gevangenschap geraakt aan „Babylon de Grote”. Hoewel zij bijna allemaal uit de kerken van de christenheid gekomen waren, hadden zij enkele Babylonische kenmerken, zoals mensenvrees en schepselaanbidding behouden. Hierdoor haalden zij zich Gods misnoegen op de hals, waardoor het nodig werd dat zij streng onderricht ontvingen en gereinigd werden. Degenen wier hart oprecht was, waardeerden dit, en toen zij door de Grotere Cyrus, Jezus Christus, bevrijd werden, verheugden zij zich erover Gods naam te kunnen verhogen en de Koninkrijksboodschap onbevreesd te kunnen bekendmaken. Hun ervaring en gevoelens werden op passende wijze voorzegd: „Ik zal u danken, o Jehovah, want hoewel gij vertoornd op mij werdt, heeft uw toorn zich geleidelijk afgewend, en gij zijt mij gaan vertroosten. Zie! God is mijn redding. . . . Dankt Jehovah! Roept zijn naam aan. Maakt onder de volken zijn handelingen bekend. Vermeldt dat zijn naam hoog verheven dient te worden. Bezingt Jehovah met melodieën, want alles overtreffend is hetgeen hij heeft gedaan. Dit dient op de gehele aarde te worden bekendgemaakt.” — Hand. 20:28; Openb. 17:5; Jes. 12:1-5.
19. (a) Welke schitterende toename is hiervan het gevolg geweest? (b) Waarin kunnen wij behagen scheppen en succesvol zijn?
19 De bekendmaking hiervan over de gehele aarde geschiedt nog steeds. Als gevolg hiervan hebben vele anderen, zij die geen geestelijke Israëlieten zijn, gunstig op het goede nieuws gereageerd. Al dezen, zowel het overblijfsel als de „grote schare”, zijn teruggekocht of verlost en in „één kudde, [onder] één herder”, Christus Jezus, bijeengebracht (Joh. 10:16). Dit is de vreugdevolle ervaring van Jehovah’s getuigen. Wij zien met eigen ogen hoe het voornemen van de Schepper met volledig succes ten uitvoer wordt gebracht, hetgeen niet alleen Jehovah met intens welbehagen vervult, maar ook verrukking en troost schenkt aan degenen die in eendracht met Gods regerende koning, Christus Jezus, zijn bijeengebracht. Het is precies zoals Jehovah had beloofd: „Het [mijn woord] zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.” — Jes. 55:11.
20. Welk probleem vraagt onze aandacht?
20 Alvorens verder te beschouwen hoe wij ons eigen doel in het leven met het voornemen van de Schepper kunnen vereenzelvigen, zullen wij dieper ingaan op een bepaald gedeelte van Jesaja’s profetie waarin een probleem aan de orde komt. Het betreft het ondergaan van lijden, dat toch terzelfder tijd iets aangenaams wordt genoemd waarin behagen wordt geschept.