Vragen van lezers
● Zal Satan dood zijn wanneer hij gedurende de duizend jaar in de afgrond is? — R.G., V.S.
De beperkte inlichtingen uit de bijbel waarop deze vraag is gebaseerd, vinden wij in Openbaring 20:1-3, waar wij lezen: „Ik zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de afgrond en een grote keten in zijn hand. En hij greep de draak, de oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is, en hij bond hem voor duizend jaren. En hij slingerde hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de natiën niet meer zou misleiden totdat de duizend jaren geëindigd waren. Na deze dingen moet hij voor een korte tijd worden losgelaten.”
In welke toestand zal Satan zich nu in die afgrond bevinden? Welnu, wij kunnen niets op grond van persoonlijke ondervinding zeggen, want wij zijn geen geesten en zijn dit ook nooit geweest. Bovendien geeft de bijbel niet te kennen dat er in het verleden enige geestelijke schepselen in die afgrond zijn geworpen. En ook wordt er niet tot in bijzonderheden beschreven in welke toestand Satan zich daar zal bevinden.
Wij hebben slechts één aanduiding met betrekking tot de toestand waarin hij zich daar bevindt: Toen de mens Jezus stierf, werd hij in een graf gelegd. Terwijl hij dood was, bevond hij zich in Hades of het gemeenschappelijke graf van de dode mensheid. De apostel Petrus gaf dit te kennen in Handelingen 2:31. Toch schreef de apostel Paulus in Romeinen 10:7 onder inspiratie: „’Wie zal in de afgrond neerdalen?’ namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen.” Merk op dat het woord „afgrond” wordt gebruikt, en niet „Hades” of het gemeenschappelijke graf van de mensheid, waar Jezus was.
Wanneer Satan zich in die in Openbaring hoofdstuk 20 genoemde afgrond bevindt, zal hij volstrekt niet in Hades zijn, want hij is geen mens en hij zal geen plaats krijgen in het gemeenschappelijke graf van de dode mensheid. Maar met het oog op Jezus’ dode toestand terwijl hij in een afgrond was, kunnen wij de conclusie trekken dat Satan gedurende de „duizend jaren” in een toestand van met de dood te vergelijken inactiviteit zal zijn; hij zal nergens een bewust bestaan hebben en zal dus niet in staat zijn ’de natiën te misleiden’.
Klaarblijkelijk zal Satan na de duizend jaren tijdelijk weer tot leven worden teruggebracht, want de bijbel zegt dat hij ’voor een korte tijd wordt losgelaten’. Hij zal niet worden opgewekt alsof hij een mogelijkheid had om rechtvaardig te handelen en voor eeuwig te leven. Integendeel, de Schrift geeft te kennen dat hij, nadat hij de mensheid gedurende een korte tijd heeft mogen beproeven, voor eeuwig vernietigd zal worden doordat hij in het meer van vuur wordt geworpen, hetgeen „de tweede dood” betekent. — Openb. 20:10, 14.
’Maar’, zo zouden sommigen kunnen vragen, ’wil dat zeggen dat wanneer Satan in die afgrond is, hij net zo „dood” zal zijn als een mens dood is in het graf?’ Dat kunnen wij eenvoudig niet zeggen. Het bovenstaande is gebaseerd op een parallel tussen Jezus’ toestand toen hij gedurende gedeelten van drie dagen dood in een afgrond was en het feit dat Satan gedurende duizend jaar in een „afgrond” zal zijn. Bedenk dat Jezus een mens met een vleselijk lichaam was, terwijl Satan, als een geest, geen lichaam van vlees heeft. Aangezien wij op het moment geen verdere inlichtingen hebben op grond van ondervinding of uit de bijbel, is alles wat wij daarom kunnen zeggen, dat Satan terwijl hij zich in die afgrond bevindt, klaarblijkelijk evenals Jezus in een toestand van met de dood te vergelijken inactiviteit en onbewustheid zal zijn.
● Mijn man en ik hebben beiden een wereldse werkkring. Zou het, aangezien ik wat van het geld verdien, niet juist zijn dat ik beslis hoe het gebruikt zal worden? — V.S.
De vraag wie zal beslissen hoe en wanneer geld dat een gehuwde vrouw verdient, gebruikt zal worden, is moeilijk te beantwoorden. Dit blijkt wel uit het feit dat de wetten dienaangaande van plaats tot plaats sterk verschillen. In sommige gebieden is alles wat een vrouw verdient, in werkelijkheid het eigendom van haar echtgenoot, terwijl het naar zijn believen gebruikt zal worden. Op andere plaatsen neemt men niet zo’n extreem standpunt in, terwijl de wet erkent dat de gehuwde vrouw een volwassene is met bepaalde rechten, evenals de echtgenoot wettelijke rechten heeft. Er bestaat dus verschil in de wetten over deze aangelegenheid.
Wij moeten zeggen dat het een droeve zaak is wanneer twee personen die in het huwelijk zijn verbonden en die waarschijnlijk plechtig hebben beloofd elkaar lief te hebben en te verzorgen, elkaar als wettelijke tegenstanders zouden moeten gaan beschouwen. Volgens Gods Woord zijn een man en zijn vrouw „niet langer twee, maar één vlees” (Matth. 19:6). Zij dienen samen te werken en er verenigd naar te streven als gevolg van hun gezamenlijke krachtsinspanningen een succesvol huwelijk te hebben. Jehovah heeft in zijn Woord beginselen uiteengezet die als ze door de man en zijn vrouw worden opgevolgd — elk in zijn of haar respectieve plaats in de huwelijksregeling — huwelijksproblemen zoals het bovengenoemde kunnen verkleinen of oplossen. En zelfs wanneer slechts één huwelijkspartner een gelovige of christen is, kunnen er vaak goede resultaten worden verkregen.
In de Schrift treffen wij de raad aan: „De man is het hoofd van zijn vrouw, evenals ook de Christus het hoofd van de gemeente is, . . . Mannen, blijft uw vrouw liefhebben, evenals ook de Christus de gemeente heeft liefgehad” (Ef. 5:23, 25). Wat betekent dit echter wanneer het op de financiën van het gezin van toepassing wordt gebracht?
In de eerste plaats betekent het dat de echtgenoot de voornaamste verantwoordelijkheid draagt voor het nemen van beslissingen over de wijze waarop het geld van het gezin gebruikt zal worden. De liefdevolle echtgenoot zal zulke aangelegenheden waarschijnlijk met zijn vrouw willen bespreken om haar gedachten en ideeën te weten te komen, maar vooral in belangrijke aangelegenheden is hij degene die de uiteindelijke beslissing neemt. Het zal van de tijd, de bekwaamheden en de voorkeur van de betrokkenen afhangen of hij bepaalde alledaagse beslissingen, zoals het kopen van voedsel en wat kleding, alsmede de zorg voor bepaalde rekeningen en geregeld terugkerende uitgaven, aan zijn vrouw zal overlaten. Als hij dit verwacht, zal hij haar vanzelfsprekend voldoende geld moeten geven om hier zorg voor te dragen. Op sommige plaatsen erkent de wet bovendien dat de vrouw recht heeft op „speldengeld” of geld voor persoonlijke artikelen en andere uitgaven, zoals in verband met haar aanbidding. Verstandige echtgenoten zullen in zulke aangelegenheden hun vrouw niet onnodig strak houden, maar zullen „bij haar [blijven] wonen overeenkomstig kennis, haar eer toekennend als aan een zwakker vat, het vrouwelijke” (1 Petr. 3:7). Elk echtpaar kan in zulke kwesties dus tot een persoonlijke schikking komen.
Maar om deze kwestie van de autoriteit van het gezinshoofd verder te bespreken: De positie van de echtgenoot schenkt hem niet het recht toezicht over de financiën van het gezin uit te oefenen zonder zich van een overeenkomstige verplichting te kwijten. Op hem rust namelijk ook voornamelijk de verantwoordelijkheid in het onderhoud van het gezin te voorzien. Onder normale omstandigheden is niet zijn vrouw degene van wie wordt verwacht dat zij een betrekking heeft om in het levensonderhoud van het gezin te voorzien — híj is die persoon! Hij is in de allereerste plaats degene die de volledige draagwijdte dient te beseffen van het bijbelse beginsel: „Indien iemand niet voor de zijnen zorgt, en in het bijzonder voor hen die leden van zijn huisgezin zijn, dan heeft hij het geloof verloochend en is erger dan een ongelovige.” — 1 Tim. 5:8.
Hoe staat het hier echter mee als de vrouw een wereldse werkkring heeft en derhalve geld verdient? Verandert dit iets aan de kwestie? Welnu, laten wij eens nagaan waarom een christelijke vrouw zich eigenlijk in zo’n positie bevindt.
Een rijpe christelijke gehuwde vrouw zal stellig niet een wereldse betrekking hebben omdat zij dit interessant vindt of om onafhankelijk te zijn en met haar man te kunnen wedijveren of om haar belangrijkste verantwoordelijkheden te ontvluchten of omdat zij buitensporige bezittingen verlangt. Vrouwen in de wereld, voor wie het niet werkelijk nodig is een wereldse betrekking te hebben, maar die om bovengenoemde redenen toch een baan hebben, hebben uiteindelijk vaak met emotionele problemen en ernstige moeilijkheden in hun huwelijk te kampen gekregen. Hoe verstandig is derhalve de bijbelse raad dat een gehuwde vrouw zich concentreert op de belangrijke taak, voor het huis en het gezin te zorgen (Spreuken hst. 31; 1 Tim. 5:14). Hierdoor zal de vrouw waarschijnlijk ook meer tijd hebben om aan geestelijke belangen te besteden. Zij zal derhalve in vele opzichten een waardevolle bijdrage kunnen leveren tot het geluk van het gehele gezin. — Spr. 6:20-22.
Het is echter mogelijk dat de echtgenoot, wegens de een of andere tegenspoed, niet in staat is om genoeg geld te verdienen voor het aanschaffen van de fundamentele levensbehoeften (niet -verlangens) van het gezin. Na de kwestie besproken te hebben, kan het besluit genomen worden dat zijn vrouw een tijd lang een wereldse betrekking zal hebben. Verandert het feit dat zij geld zal verdienen iets aan de positie van haar echtgenoot met betrekking tot de gezinsgelden? Neen! Indien het nodig is dat zowel de man als zijn vrouw een wereldse betrekking hebben, dient het zelfs heel duidelijk te zijn waarvoor het geld dat zij verdienen is: voor voedsel, kleding en onderdak. Als een onderdanige christelijke echtgenote dient zij de schriftuurlijke verplichting van haar man om het gezin met betrekking tot zulke dingen te besturen, te erkennen, ook al zorgt zij voor een gedeelte van de inkomsten.
Het is voor ons niet noodzakelijk te proberen regels vast te stellen voor het afhandelen van de geldzaken van een gezin. Wij kunnen echtgenoten en hun vrouwen echter wel aanmoedigen ernaar te streven hun respectieve verantwoordelijkheden met betrekking tot het gezin en de ondersteuning ervan, te dragen. Het is in een huwelijk nodig dat man en vrouw liefdevol samenwerken. Wanneer een echtpaar er derhalve naar streeft ook in dit financiële aspect van het leven samen te werken, zal dit hen helpen het op zijn juiste plaats te houden en zal voorkomen worden dat het de belangrijker geestelijke aspecten van hun huwelijk overschaduwt.