-
Wat doet u nu om u voor te bereiden?De Wachttoren 1975 | 15 april
-
-
doen? Streeft u materieel gewin na met veronachtzaming van christelijke verantwoordelijkheden, omgang en activiteiten? Houdt u aan een gewoonte of praktijk vast die u tegenhoudt? Gaat u met mensen om die weinig of geen belangstelling voor Gods voornemen hebben?
Waar gaat uw liefde naar uit? „Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn” (Matth. 6:21). Bent u zo op uw gemak en vrije tijd gesteld dat u erdoor wordt weerhouden datgene te doen waarvan u weet dat u het eigenlijk moet doen? Houdt u van de een of andere vorm van genoegen die in strijd is met uw geestelijke gezindheid? Als dit het geval is, kom er dan nu van af, want anders zal daar uw hele hart, of op zijn minst een deel van uw hart, zijn. Als u niet met uw gehele hart voor God bent, kunt u uw rechtschapenheid onder beproeving niet handhaven. — Jak. 1:5-8.
Het is echter niet in de eerste plaats een kwestie van wat u niet doet. De vraag is veeleer: Wat doet u? (Jak. 1:23-25) Jezus zei in de gelijkenis van de schapen en de bokken tot de „schapen” niet louter dat zij zijn zaak niet geschaad hadden, maar wat zei hij wel? „Ik werd hongerig en gij hebt mij iets te eten gegeven; ik werd dorstig en gij hebt mij iets te drinken gegeven. Ik was een vreemde en gij hebt mij gastvrij ontvangen; naakt, en gij hebt mij gekleed. Ik werd ziek en gij hebt mij verzorgd. Ik was in de gevangenis en gij zijt tot mij gekomen. . . . Voor zover gij het voor een der geringsten van deze broeders van mij HEBT GEDAAN, hebt gij het voor mij gedaan.” — Matth. 25:35-40.
Wat zei Jezus daarentegen tot de „bokken”? „Voor zover gij het niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij het niet voor mij gedaan” (Matth. 25:45). Hij zei niet dat de „bokken” onvermijdelijk grote zonden beoefenden, hoewel sommigen dit natuurlijk wel deden. Het was voldoende dat zij eenvoudig geen belangstelling voor Christus, voor zijn gezalfde, door de geest verwekte broeders of voor hun boodschap en werk hadden.
HEB NU WAARDERING VOOR HET GEESTELIJKE VOEDSEL
Christelijke mannen en vrouwen die door de vuurproef van de nazi-concentratiekampen heen getrouw zijn gebleven, zeggen dat degenen die door bijbelstudie en omgang met hun broeders een goed fundament hadden gelegd, de sterken waren die volhardden.
Een van Jehovah’s getuigen die meer dan tien jaar in communistische gevangenissen in Oost-Duitsland verbleef, waarvan zeven jaar alleen in een cel, zei: „Ik ben Jehovah zeer dankbaar dat ik met behulp van zijn geest gedurende deze tien jaar waarin ik volledig van zijn organisatie was afgesneden, geestelijk sterk kon blijven. Ik wil graag iedereen aanmoedigen een juiste waardering te tonen voor al het geestelijke voedsel dat ons wordt gegeven, aangezien wij niet weten op welke wijze dit ons eens ten nutte zal komen. Als wij geregeld het geestelijke voedsel te rechter tijd tot ons nemen, zal dit ons in tijden van bijzondere moeilijkheden, waarin wij alleen staan, helpen op Jehovah te vertrouwen en standvastig aan zijn zijde te volharden.”
Jezus’ raad: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken”, geeft ons in feite de „formule” om in leven te blijven (Matth. 6:33). Het Koninkrijk zoeken, houdt in de wetten en het werk ervan te kennen en het loyaal te ondersteunen. Gods rechtvaardigheid zoeken, omvat liefde voor God en voor degenen die zijn geest bezitten.
Als wij willen dat God ons in beproevingen helpt, moeten wij nu met zijn volk omgaan en luisteren naar wat er op hun vergaderingen wordt gezegd, terwijl wij ons geloof ook tegenover hen onder woorden moeten brengen. Wij moeten ons met Jehovah’s volk verbinden in het getuigenis afleggen omtrent het Koninkrijk. Bovendien zullen wij anderen helpen zich met ons voor te bereiden op wat er vóór ons ligt. Als wij dit doen, kunnen wij een goed geweten hebben in de wetenschap dat wij ons op juiste wijze voorbereiden en een stevig fundament voor het werkelijke leven leggen. — 1 Petr. 3:16, 17.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1975 | 15 april
-
-
Vragen van lezers
● Betekent de zinsnede in Romeinen 11:26 dat „geheel Israël [zal] worden gered” dat er een bekering van alle joden verwacht moet worden?
Neen, want het schriftuurlijke bewijsmateriaal duidt op het volledige aantal geestelijke Israëlieten als degenen die met de uitdrukking „geheel Israël” worden bedoeld. Dat vleselijke verschillen niet langer bij God tellen, blijkt duidelijk uit Galáten 3:28, waar wij lezen: „Er is noch jood noch Griek, er is noch slaaf noch vrije, er is noch man noch vrouw, want gij zijt allen één persoon in eendracht met Christus Jezus.” En in Galáten 6:16 wordt dit samengestelde lichaam van gelovigen, bestaande uit zowel joden als niet-joden, het „Israël Gods” genoemd.
-