Thans voordeel trekken van Christus’ losprijs
EEN van de grootste zegeningen die onvolmaakte menselijke schepselen ooit ter beschikking hebben gestaan, is het losprijsoffer van Jezus Christus. Hoe gelukkig zijn zij die hiervan gebruik maken!
Wellicht werpt u nu tegen: Maar ik behoef helemaal niet losgekocht te worden. Ik verkeer toch niet in slavernij; ik ben vrij; ik kan gaan en staan waar ik wil.
Vrij? Mogelijk, maar dan toch in beperkte zin, niet waarlijk, niet volkomen vrij. Verkeren wij niet in slavernij aan de werking van zonde en dood in ons lichaam? In niets zijn wij volmaakt, op zedelijk noch op ander terrein; evenmin kunnen wij het doodsproces tegenhouden, of wel soms? Onmogelijk! Dat is de reden waarom Job verzucht: „De mens, uit een vrouw geboren, is kort van dagen en zat van onrust.” En daarom zijn de woorden van David op ons allemaal van toepassing: „Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.” — Job 14:1; Ps. 51:7 5.
Hoe zijn wij in deze slavernij geraakt? Door de ongehoorzaamheid van onze oudste voorvader, Adam, zoals aldus te kennen wordt gegeven: „Zoals door bemiddeling van één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.” Onze oudste voorouders hebben als het ware onrijpe druiven gegeten en daardoor zijn de tanden van ons allemaal slee geworden. — Rom. 5:12, NW; Jer. 31:29.
Waarom is er echter speciaal een losprijs nodig om ons te verlossen van het onrecht dat onze eerste voorvader ons heeft aangedaan? Zijn de zonden ons niet aangeboren? Zou God de mensen hun zonden dan niet zonder meer liefdevol kunnen vergeven? Door deze redenatie van vrijzinnige geestelijken wordt de bijbelse leer van de losprijs van Jezus Christus voor onze zonden echter geloochend.
Neen, God kan de mensen hun aangeboren zonden niet zonder meer vergeven. Dat zou immers inhouden, dat hij foutief had gehandeld door Adam ter dood te veroordelen en dat hij de gevolgen van zijn gerechtelijke beslissing niet had overzien; bovendien zou hij zijn eigen rechtvaardige wetten schenden en daardoor de vrees en het respect van zijn schepselen verliezen. De zonde leidde tot het verlies van het leven en de gevolgen van de zonde zouden daarom slechts teniet gedaan kunnen worden door een leven dat niet verbeurd was. Daarom lezen wij: „Indien er geen bloed wordt vergoten, geschiedt er geen vergeving”, waarbij bloed het leven vertegenwoordigt. — Hebr. 9:22, NW.
Jehovah God kon het echter liefdevol zó regelen, dat de slachtoffers van Adams overtreding bevrijd zouden worden doordat iemand anders het verschuldigde zou voldoen. Het spreekt vanzelf dat slechts een volmaakt mens, die recht op leven kon doen gelden, hiertoe in staat zou zijn. Geen van Adams nakomelingen zou aan dit vereiste kunnen voldoen en daarom bood God zijn eniggeboren Zoon dit voorrecht aan. Blijmoedig aanvaardde deze het voorrecht. Daarom bracht God het leven van zijn Zoon uit de hemel over naar de aarde, naar de baarmoeder van een maagd. Hoewel Jezus dus als mens werd geboren, kon hij toch recht op leven doen gelden en daardoor het mensengeslacht loskopen. — Gal. 4:4, NW.
Zeer terecht introduceerde Johannes de Doper Jezus aldus: „Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt!” Door zijn dood aan de martelpaal kocht Jezus Christus het mensengeslacht los. Hij stierf voor hun zonden, zoals wij lezen: „Zo werd ook de Christus eens voor altijd geofferd om de zonden van velen te dragen.” En Jezus getuigde van zichzelf: „De Zoon des mensen [is] niet gekomen . . . om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen.” Ja, „er is één God en één middelaar tussen God en de mensen, een mens, Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen”. — Joh. 1:29; Hebr. 9:28; Matth. 20:28; 1 Tim. 2:5, 6, NW.
Een dode Jezus kon echter niet van nut zijn voor het mensdom. Wilde Jezus in staat zijn aan Gods rechtvaardigheid te voldoen door de waarde van zijn offer aan te bieden en aanspraak kunnen doen gelden op het mensdom, met het recht het van zonde en dood te bevrijden en het op die manier te begunstigen, dan was het noodzakelijk dat hij uit de doden werd opgewekt. God deed dit, maar door Jezus als geest op te wekken, daar anders zijn offer verbeurd zou zijn. Veertig dagen later steeg Jezus op naar de hemel, om daar God de waarde van zijn offer aan te bieden. — Hebr. 9:24; 1 Petr. 3:18, NW.
WIE ER HET EERST VOORDEEL VAN TREKKEN EN OP WELKE WIJZE
Uit de Schrift blijkt dat twee afzonderlijke en onderscheiden klassen voordeel trekken van de losprijs; dat wil zeggen, de losprijs heeft twee verschillende bestemmingen voor het mensengeslacht tot gevolg. Een betrekkelijk klein aantal van 144.000 personen zal goddelijk hemels leven beërven en een ongekend groot aantal eeuwig leven op aarde. De kleine groep, die de „kleine kudde” en het „lichaam van de Christus” wordt genoemd, is „van de aarde . . . gekocht”, om met Christus in de hemel te regeren. — Luk. 12:32; Ef. 4:12; Openb. 14:1, 3; 20:6, NW.
Sedert Pinksteren plukken de leden van deze „kleine kudde” de vruchten van Christus’ losprijs. Hoe dan wel? Nadat zij kennis hadden verkregen van God, zijn Woord, zijn voornemen en Christus’ losprijs, hebben zij daarin geloof geoefend, ten bewijze waarvan zij berouw hebben getoond van hun vroegere zelfzuchtige handelwijze en zich hebben bekeerd of omgekeerd en een rechtvaardig leven zijn gaan leiden. Bovendien hebben zij zich aan God opgedragen om zijn wil te volbrengen en zijn zij gedoopt. Op grond van hun geloof, hun opdracht en de losprijs, verklaart God hen rechtvaardig, hetgeen inhoudt dat hij hun ondanks het feit dat zij nog in het onvolmaakte vlees zijn, het recht op menselijk leven toekent. Dit offeren zij op, om gehoor te kunnen geven aan de roeping tot een hemelse beloning die God hun doet toekomen en door middel waarvan Hij hen als geestelijke zonen erkent.
Daar deze mensen ’wederom geboren zijn door het waarheidswater en Gods heilige geest’, staan zij, als zijn geestelijke zonen, in een uiterst kostbare verhouding tot God. Aan dit alles ligt Christus’ losprijs ten grondslag. Op een speciale en persoonlijke wijze is God hun Vader. Via het gebed hebben zij toegang tot hem en te allen tijde houdt hij zich met hun aangelegenheden bezig. Zij hebben het getuigenis in hun leven dat zij Gods zonen zijn, terwijl hij hen voor hemels leven voorbereidt. Hij doet „al zijn werken . . . samenwerken ten goede voor hen die God liefhebben, hen die volgens zijn voornemen de geroepenen zijn”. Aangezien hun aantal tot 144.000 is beperkt en hun uitverkiezing 1900 jaar geleden met Pinksteren is begonnen, is het te verwachten dat er thans nog maar enkelen van hen op aarde zijn, hetgeen de feiten inderdaad uitwijzen. — Rom. 8:28, NW.
ANDEREN DIE ER VOORDEEL VAN ZULLEN TREKKEN
De christenheid in het algemeen kent slechts één bestemming voor hen die voordeel trekken van Christus’ losprijs, namelijk de hemel, maar uit de Schrift blijkt duidelijk dat voor de meesten van hen aardse zegeningen zijn weggelegd. Dat er twee klassen zouden zijn, werd voorschaduwd op Israëls jaarlijkse verzoendag, wanneer er één offer werd gebracht voor de hogepriester en zijn gezin of huis en een ander voor de rest der natie Israël. Het wordt eveneens te kennen gegeven door de woorden van de apostel Johannes, toen hij zei dat Jezus Christus „een zoenoffer [is] voor onze zonden, echter niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld”. — 1 Joh. 2:2, NW; Lev. 16:6, 15.
Dit feit wordt verder ondersteund doordat de Schrift van sommigen zegt dat zij het zaad van Abraham zijn en zij als koningen en priesters met Christus zullen regeren. Het ligt voor de hand dat er dan ook anderen moeten zijn, die door het zaad van Abraham gezegend worden en over wie zij als koningen en priesters zullen regeren. Daarom spreekt Jezus ook niet alleen van een „kleine kudde” en schapen van „deze kooi”, maar ook van „andere schapen” die hij tot zich zou vergaderen. — Joh. 10:16; Gal. 3:29, NW.
Daar de meesten voor wie Christus zijn leven als een losprijs heeft gegeven, zijn gestorven, moet er een opstanding van de doden zijn, willen zij voordeel kunnen trekken van die losprijs. Herhaaldelijk vermeldt de Schrift dan ook dat er een opstanding zal zijn voor allen in de herinneringsgraven of in Gods herinnering: „Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels.” „Er [zal] een opstanding . . . zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen.” — Joh. 5:28, 29; Hand. 24:15, NW.
Zij zullen tijdens Christus’ duizendjarige regering uit de graven komen en in de gelegenheid worden gesteld Jehovah, zijn voornemens en zijn wil ten aanzien van hen te leren kennen. Wanneer zij zich aan Christus’ rechtvaardige regering onderwerpen, zullen de voordelen van de losprijs ook voor hen gelden, waardoor zij geleidelijk tot geestelijke, morele en fysieke volmaaktheid zullen groeien. Aan het einde van die duizendjarige regering zullen zij een laatste beproeving ondergaan. Wanneer zij dan getrouw blijven, zullen zij ten volle profiteren van de voordelen van Christus’ losprijs, doordat zij recht zullen hebben op eeuwig leven in geluk op Gods paradijsachtige aarde. — Openb. 20:5, 7-9; 21:1-4, NW.
HOE U ER THANS REEDS VOORDEEL VAN KUNT TREKKEN
Alle thans op aarde levende mensen van goede wil die geen leden van de bruid of het lichaam van Christus zijn, kunnen reeds aan deze zijde van Armageddon en Gods nieuwe wereld voordeel trekken van de losprijs. Indien u tot deze gelukkige mensen wilt behoren, moet u een handelwijze aan de dag leggen welke overeenkomt met die van de toekomstige leden van Christus’ lichaam. U moet dus kennis tot u nemen van God, zijn voornemens, Christus’ losprijs en Gods wil ten aanzien van u, en u moet hierin geloof oefenen. Dit zal ertoe leiden dat u tegenover God erkent dat u in zonde bent geboren en dus Gods wet overtreedt; u zult oprecht berouw hebben van uw vroegere handelwijze en het pad der zonde verlaten om een rechtvaardige levenswijze te gaan volgen door u aan God op te dragen om zijn wil te volbrengen, iets waarvan u openlijk zult getuigen door u in water te laten dopen. Door aldus te handelen, zult u deel gaan uitmaken van de grote schare over wie profetisch staat opgetekend:
„Zie! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden, en er waren palmtakken in hun handen. En zij blijven met een luide stem roepen, zeggende: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.’ . . . ’Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. . . . het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden.’” — Openb. 7:9, 10, 14, 17, NW.
Ja, dan zult u tot degenen behoren die in Gods ogen rechtvaardig zijn, want u zult als het ware witte gewaden dragen die in het bloed van het Lam, Jezus Christus, zijn gewassen. Op grond van uw geloof in de losprijs zal God uw zonden vergeven, alhoewel hij u nu nog geen recht op leven geeft. Vanwege uw geloof mag u in gebed tot God komen en kunt u hem op aanvaardbare wijze dienen. U, als toekomstige zoon van God, mag hem daarom aanspreken met „Vader”. U mag Jehovah zelfs om een zekere mate van zijn heilige geest vragen, in de overtuiging dat hij u die graag zal geven. — Matth. 6:9; Luk. 11:13, NW.
Met bijstand van de heilige geest zult u het pad der rechtvaardigheid kunnen bewandelen, alhoewel daarbij niet de hulp van Gods Woord en zijn zichtbare organisatie gemist kan worden. Door u zich deze ten nutte te maken, zult u uw geest kunnen hervormen en een nieuwe persoonlijkheid kunnen aandoen. Meer nog, doordat u een zekere mate van rechtvaardigheid wordt toegerekend, wordt u waardig geacht om te gaan met het overblijfsel van het lichaam van Christus, dat rechtens rechtvaardigheid toegerekend is, en samen met hen deel te nemen aan de ’prediking van dit goede nieuws van het koninkrijk op de gehele aarde, tot een getuigenis voor alle natiën’. — Rom. 12:2; Ef. 4:23, 24; Matth. 24:14, NW.
Wellicht vraagt u zich nu af: Werd de getrouwe mannen uit de oudheid dan geen rechtvaardigheid toegerekend? Stonden zij ook niet in een vriendschappelijke verhouding tot God? Bezaten zij niet de voorrechten van gebed en dienst voor Jehovah en ontvingen zij niet eveneens zijn heilige geest, ook al had Christus zijn losprijs toen nog niet aangeboden? Dat is zo. Totdat Christus’ losprijs werd betaald, rekende God zijn dienstknechten een zekere mate van rechtvaardigheid toe en konden zij zich, op grond van hun geloof, liefde voor rechtvaardigheid en het brengen van dierlijke offers, in een vriendschappelijke verhouding met hem verheugen. Deze dierenoffers voorschaduwden of waren een afbeelding van Christus’ losprijs, maar brachten geen blijvende reiniging van zonde, noch schonken ze enige hoop op eeuwig leven. Daarom moest de natie Israël deze offers van jaar tot jaar herhalen. — Hebr. 10:1-4, NW.
Met de komst van Jezus Christus naar de aarde en zijn dood voor de zonden van de mens, voorzag God echter in een betere, een duurzame basis voor vergeving van zonde en een vriendschappelijke verhouding met God. Terzelfder tijd werd echter bepaald, dat vanaf dit moment Christus’ losprijs het enige middel zou zijn om dit te bereiken. Daarom zei Jezus: „Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij.” „Vraagt in mijn naam.” — Joh. 14:6, 13, 14, NW.
De Schrift toont dat, omdat wij nu zo dicht voor Gods nieuwe wereld van rechtvaardigheid staan, allen die voordeel trekken van de losprijs de hoop mogen koesteren door God gespaard te worden tijdens de komende verwoestende oorlog van Armageddon waardoor een einde zal worden gemaakt aan het huidige goddeloze samenstel van dingen, evenals Noach en zijn gezin indertijd gespaard bleven tijdens de vernietiging van de wereld uit de oudheid. Daarna zullen degenen die tot de „grote schare” behoren, de fysieke voordelen van Christus’ losprijs beginnen te ondervinden, doordat zij geleidelijk aan volmaakt van geest en lichaam worden, zonder dat zij eerst de dood behoeven te smaken. Dit betekent, dat zij het vooruitzicht hebben, nimmer te sterven, zoals blijkt uit de profetische belofte: „Zoekt den HERE . . . zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op den dag van den toorn des HEREN.” — Zef. 2:3.
Hoe bijzonder gezegend zijn derhalve degenen die gebruik maken van de voordelen van Christus’ losprijs!