„Wentel uw werken op Jehovah”
„Wentel uw werken op Jehovah en uw plannen zullen stevig bevestigd worden.” — Spr. 16:3.
1. Wat erkenden de apostelen als iets waaraan christenen het meest behoefte hebben?
WAT de mensen in onze tijd het meest nodig hebben, is aanmoediging. Iedereen voelt zich af en toe ontmoedigd wegens de druk van deze wereld en als gevolg van zijn eigen tekortkomingen. Christenen vormen hier geen uitzondering op. De apostel Paulus beschreef het doel van zijn bezoek aan een gemeente als volgt: „Opdat er onder u een uitwisseling van aanmoediging mag zijn, doordat een ieder wordt aangemoedigd door middel van het geloof van de ander, zowel het uwe als het mijne” (Rom. 1:12). Toen christelijke mannen uit Jeruzalem naar andere steden reisden, „moedigden [zij] de broeders met menige toespraak aan en versterkten hen” (Hand. 15:32; 20:1). Dit is een schitterend voorbeeld dat ouderlingen en reizende opzieners in deze tijd kunnen navolgen. — Vergelijk Filippenzen 2:1.
2. Wat raadt de bijbel ons aan te doen wanneer wij voor een moeilijke taak of een moeilijk probleem staan?
2 Soms kunt u met een probleem zitten of voor een taak staan waar u als een berg tegenop ziet. Of u kunt met een bijzonder ongunstige omstandigheid in het leven te maken krijgen. Wat moet u doen? In plaats van ontmoedigd te zijn of de moed op te geven, moet u zich tot „de Vader der tedere barmhartigheden en de God van alle vertroosting” wenden (2 Kor. 1:3, 4). Ja, „wentel uw werken op Jehóvah en uw plannen zullen stevig bevestigd worden”. — Spr. 16:3.
3. Wat betekent het ’uw werken op Jehovah te wentelen’?
3 Wat betekent het echter ’uw werken op Jehóvah te wentelen’? Het betekent dat u de last van uw schouders als het ware op de zijne moet wentelen. Uw plannen of verlangens moeten vanzelfsprekend, juist, goed en in harmonie met Gods Woord der waarheid zijn, en niet op de bevrediging van zelfzuchtige verlangens, wraak, enzovoort, gericht zijn. Leg echter, in plaats dat u de last op uw schouders voelt rusten, alles aan Jehovah voor en leg de kwestie volledig in zijn handen. Zie vervolgens door middel van gebed en door naar uw beste vermogen de bijbelse raad op te volgen, naar hem op in de verwachting dat hij zal doen wat u vraagt. — Jak. 1:2, 5; Matth. 7:7, 8.
GROEI EN VOORSPOED KOMEN VAN GOD
4. Waarom is het voor een christen uiterst belangrijk in gedachten te houden dat hij ’zijn werken op Jehovah moet wentelen’?
4 Dit is een bijzonder ernstige zaak. Doet een christen dit niet, dan gaat hij misschien te veel op zichzelf vertrouwen, waarbij hij, misschien niet eens bewust, aan zijn eigen belangrijkheid of vermogens denkt. Als zijn plannen schijnen te lukken, kan hij er zelf de eer voor opeisen, om slechts later te bemerken dat zijn „succes” alleen maar tijdelijk of oppervlakkig was. Door zulk een succes ontvangt God geen heerlijkheid en worden anderen niet werkelijk geholpen. Want „als Jehovah zelf het huis niet bouwt, is het tevergeefs dat de bouwers ervan er hard aan hebben gewerkt. Als Jehovah zelf de stad niet bewaakt, is het tevergeefs dat de bewaker heeft gewaakt”. — Ps. 127:1.
5. Hoe toont de apostel Paulus aan dat het verkeerd is onszelf of andere mensen te verheerlijken?
5 Toen de apostel Paulus aan de christelijke gemeente te Korinthe schreef, beklemtoonde hij dit beginsel. Velen in deze gemeente volgden of verheerlijkten eerzuchtige mannen (2 Kor. 11:4, 5, 13). Ook schenen sommigen een al te grote belangrijkheid aan Paulus en Apóllos toe te kennen (1 Kor. 1:12). Maar door bij wijze van illustratie naar zichzelf en naar Apóllos en Céfas te verwijzen, liet Paulus zien hoe onjuist het is zichzelf te verheerlijken of naar zichzelf of wie maar ook op te zien (1 Kor. 4:6). Hij zei: „Wat is Apóllos per slot van rekening? Wat is Paulus? Wij handelen eenvoudig als Gods werktuigen [of, dienstknechten] wanneer wij u tot het geloof brengen. Elk van ons heeft de taak verricht die God hem had toebedeeld: ik heb het zaad geplant en Apóllos heeft het water gegeven; maar God heeft het laten groeien. Niet de tuiniers, die planten en water geven, zijn dus belangrijk, maar God, die het laat groeien.” — 1 Kor. 3:5-7, New English Bible.
6. Waarop zal het voor een christen uitlopen wanneer hij in gebreke blijft ’zijn werken op Jehovah te wentelen’?
6 Paulus zette vervolgens uiteen dat zij misschien hard hadden gewerkt om op het juiste fundament, namelijk Jezus Christus, te bouwen. Indien zij echter niet op juiste wijze hadden gebouwd — door hun werken niet ’op Jehovah te wentelen’ en zich voor succes derhalve niet op hem te verlaten — zouden zij tot hun schande ondervinden dat zij waardeloze dingen hadden gebouwd, dingen die onder Gods beproeving niet zouden blijven bestaan. — 1 Kor. 3:10-15.
7. Waarom moet een christen op zichzelf letten, ten einde ervoor te zorgen dat hij niet op zichzelf vertrouwt of de eer voor zichzelf opeist?
7 Dat christenen zo op zichzelf moeten letten, komt doordat het de menselijke neiging is zich op zichzelf te verlaten, de eer voor zichzelf op te eisen en onafhankelijk te handelen. God zei kort na de vloed van Noachs dagen: „De neiging van ’s mensen hart is slecht van zijn jeugd af” (Gen. 8:21). Wij hebben deze neiging allen geërfd van Adam, die een onafhankelijke handelwijze ging volgen, ten einde naar eigen goeddunken en volgens zijn eigen richtlijnen te handelen. In werkelijkheid kwam hij echter onder de heerschappij van de Duivel. — Gen. 3:5.
GODS NAAM VERHEERLIJKEN, NIET DIE VAN ONSZELF
8. Wat moet ons belangrijkste motief zijn bij alles wat wij doen?
8 Gods naam en die van zijn Zoon moeten bij alles wat christenen doen, geheiligd worden. Dit betekent dat wij ons ten doel moeten stellen Gods soevereiniteit, zijn rechtvaardigheid, zijn barmhartigheid en zijn andere voortreffelijke eigenschappen bekend te maken en te verheerlijken (1 Petr. 3:15). Doen wij dit niet, dan zal men de eer voor wat er is gedaan hetzij aan ons of aan iemand anders geven, met slechte resultaten. Een voorval waarin dit feit wordt belicht en dat God heeft laten optekenen, betreft een situatie die zich na Israëls vestiging in het Beloofde Land ontwikkelde.
9. Wat bleek het voor de Israëlieten tot resultaat te hebben dat zij ’hun werken op Jehovah wentelden’?
9 De getrouwe profeet Samuël was destijds rechter in Israël. Omdat de Israëlieten tussen de aanbidding van Jehovah en die van andere goden hadden geschommeld, hadden zij veel van de zijde van hun vijanden moeten lijden. Maar Samuël leidde hen op de goede weg. Hij raadde hen aan de valse goden die in hun midden waren, weg te doen. Zij gehoorzaamden en begonnen alleen Jehovah te dienen. Aangezien zij hun werken aldus ’op Jehovah wentelden’, werd hun een beslissende overwinning op hun bittere vijanden, de Filistijnen, geschonken. — 1 Sam. 7:3, 4, 10-14.
10, 11. Hoe bleven de Israëlieten, zelfs nadat Jehovah hen zo goed had geleid, in gebreke hem te verheerlijken en zich op hem verlaten?
10 Maar nadat zij werkelijk hadden ervaren dat hun eigen krachten ontoereikend waren en dat zij voor zegeningen volledig van Jehovah afhankelijk waren, vroegen zij later, toen Samuël oud geworden was, toch om een koning. Zij zeiden: „Stel nu toch een koning over ons aan om ons te richten, zoals alle natiën hebben.” Toen Samuël deze kwestie in gebed aan God voorlegde, was Jehovah’s antwoord: „Niet u hebben zij verworpen, maar mij hebben zij verworpen, dat ik geen koning over hen zou zijn.” — 1 Sam. 8:4-7.
11 Samuël waarschuwde hen vervolgens voor de onderdrukking die zij onder het bestuur van een menselijke koning zouden ondergaan, maar zij antwoordden: „Neen, maar een koning zal er over ons komen. En wij moeten worden, ook wij, als alle natiën, en onze koning moet ons richten en vóór ons uittrekken en onze oorlogen voeren.” — 1 Sam. 8:10-20.
12. Welke gevolgen ondervonden zij door ’hun werken niet op Jehovah te wentelen’?
12 De Israëlieten onthulden hier hun ware hartetoestand, dat zij voor succes met betrekking tot hun plannen naar mensen opzagen. Zij bezaten niet het geloof om ’hun werken op Jehovah te wentelen’. Wat later spreidde God zijn ongenoegen ten toon door uitgerekend op de dag dat zij hun tarwe moesten oogsten, een hevige regen te veroorzaken (1 Sam. 12:17, 18). Daarna hebben de Israëlieten veel geleden onder hun koningen, met uitzondering van enkele getrouwe mannen, zoals de koningen David, Josía en Hizkía. Dit was allemaal te wijten aan het feit dat zij Jehovah niet als hun werkelijke koning erkenden.
LEG ALLES IN GODS HANDEN
13. Hoe moeten wij alles wat wij als Gods dienstknechten ondernemen, aanpakken?
13 Dit voorbeeld toont aan dat Jehovah bij elk probleem waarmee Gods dienstknechten te maken krijgen en bij al hun ondernemingen betrokken is. Eerst moeten wij Jehovah’s wil en zijn naam in onze geest hebben. Dan kunnen wij de kwesties aan hem voorleggen, in de wetenschap dat de krachtige bevestiging van onze plannen in zijn handen ligt. Als alles goed verloopt, verkrijgt God de eer. Als het anders verloopt dan wij hadden gepland, kunnen wij toch weten dat hij datgene doet of toelaat wat het beste is voor ons. — Rom. 8:28.
14. Wat mankeert eraan wanneer wij als christenen de een of andere prestatie aan ons vermogen of vernuft toeschrijven?
14 In de wereld staat iemands succes vaak rechtstreeks in verhouding tot zijn bekwaamheid en vernuft, zodat mensen de eer voor hun prestaties voor zichzelf opeisen. In de dienst van God gaat dit echter anders. Anders zou de positie die iemand bij God inneemt, door zijn vermogen of persoonlijkheid worden bepaald. In werkelijkheid wordt degene die zich het minst op zijn persoonlijkheid of bekwaamheid verlaat, door God gezegend. De apostel zei: „Wij hebben deze schat . . . in aarden vaten, opdat de kracht die datgene wat normaal is te boven gaat, van God zou zijn en niet uit onszelf.” (2 Kor. 4:7; vergelijk 2 Korinthiërs 12:9.) Christenen moeten er te allen tijde waakzaam op toezien dat zij niet tot de natuurlijke neiging van het onvolmaakte vlees terugvallen door te vergeten dat zij ’eenvoudig Gods dienstknechten’ zijn, die planten en het zaad water geven, maar dat God voor de wasdom zorgt. — 1 Kor. 3:6, 7.
15. Hoe berusten prestaties in het dienen van God op hetzelfde beginsel als het succesvol functioneren van ons lichaam?
15 Het deel dat God doet als wij hem dienen, kan vergeleken worden met de wijze waarop ons lichaam functioneert. De organen die God voor ons heeft ontworpen, functioneren zonder dat wij ons van hun werkzaamheid bewust zijn. Wij kunnen slechts gedeeltelijk verklaren hoe ze werken. Ook het voedsel dat wij nuttigen, groeit met slechts weinig krachtsinspanningen van onze zijde, terwijl wij er in sommige gevallen helemaal niets aan hoeven te doen, en toch bevat het alle uiterst noodzakelijke voedingsstoffen. De zon, de regen, de grond en het zaad verrichten de belangrijkste werkzaamheden. Ons leven is in werkelijkheid dus geheel afhankelijk van de dingen waarin God voorziet. Hij doet praktisch al het werk. Onze dienst voor God berust op hetzelfde beginsel. De apostel Petrus zegt: „Indien iemand dient, hij diene als afhankelijk van de door God verschafte sterkte; zodat God in alle dingen verheerlijkt worde door bemiddeling van Jezus Christus.” — 1 Petr. 4:11; vergelijk Matthéüs 6:25-31.
HET VOORTREFFELIJKE VOORBEELD VAN ABRAHAM
16. Hoe heeft Abraham in verband met het beloofde zaad ’zijn werken op Jehovah moeten wentelen’?
16 Abraham is een voortreffelijk voorbeeld van iemand die zijn werken onvoorwaardelijk ’op Jehovah wentelde’. Hij bezat alleen maar Jehovah’s belofte dat God hem tot een grote natie zou maken en dat door bemiddeling van hem alle families van de aardbodem gezegend zouden worden (Gen. 12:2, 3). De apostel Paulus vestigt de aandacht op Abrahams geloof door te zeggen:
„(Hij [Abraham] is de vader van ons allen, zoals er staat geschreven: ’Ik heb u tot een vader van vele natiën aangesteld.’) Dit was voor het aangezicht van Degene in wie hij geloof had, ja, van God, die de doden levend maakt en de dingen die niet zijn, roept alsof ze waren. Ofschoon er geen hoop meer scheen te zijn, had hij toch op grond van hoop geloof, opdat hij de vader van vele natiën zou worden, overeenkomstig hetgeen er was gezegd: ’Zo zal uw zaad zijn.’ En hoewel hij niet verflauwde in het geloof, beschouwde hij zijn eigen lichaam, dat nu reeds verstorven was, daar hij ongeveer honderd jaar oud was, en eveneens Sara’s dode schoot. Doch vanwege Gods belofte wankelde hij niet in ongeloof, maar werd krachtig door zijn geloof, en hij gaf God heerlijkheid en was er ten volle van overtuigd dat hij hetgeen hij had beloofd, ook in staat was te doen. Daarom ’werd het hem als rechtvaardigheid toegerekend’.” — Rom. 4:16-22.
17. Hoe wentelde Abraham ’zijn werken op Jehovah’ toen God hem vroeg degene te offeren door bemiddeling van wie het zaad zou komen?
17 Abraham wist dat wilden zijn vrouw Sara en hij een zoon krijgen, God tussenbeide moest komen. Hij wist dat hij hierin geheel machteloos stond. Dit deed Abraham echter niet wanhopen. Toen hem een zoon werd geboren, wist Abraham dat dit door een wonder van Jehovah mogelijk was gemaakt, doordat zijn en Sara’s voortplantingsvermogen weer waren hersteld. Dit versterkte zijn geloof nog meer. Nu wist hij dat het zaad door bemiddeling van deze zoon zou komen. Wat deed hij toen God hem vroeg die zoon te offeren? Dit moet Abraham erg vreemd hebben toegeleken. Hij zou dit verzoek als „te veel gevraagd” kunnen beschouwen. Maar hij vertrouwde zich volledig aan Jehovah’s handen toe, zoals in het bijbelboek Hebreeën wordt verhaald:
„Door geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Isaäk zo goed als geofferd, en hij die met blijdschap de beloften had ontvangen, poogde zijn eniggeboren zoon te offeren, alhoewel er tot hem was gezegd: ’Wat „uw zaad” genoemd zal worden, zal door Isaäk zijn.’ Maar hij was van oordeel dat God hem zelfs uit de doden kon opwekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van illustratie ontvangen.” — Hebr. 11:17-19.
GOD KAN UW WEG SUCCESVOL MAKEN
18, 19. Waarom dienen wij, bij een beschouwing van deze punten, moeilijke taken of problemen met moed en vertrouwen onder de ogen te zien?
18 Hoe zou iemand van ons, na zo’n verslag gelezen te hebben, bij welke gelegenheid maar ook kunnen denken dat wij ons op onze eigen macht, positie of bekwaamheid moeten verlaten om iets in Gods dienst tot stand te kunnen brengen? Het is een verfrissende aanmoediging te weten dat als wij net als Abraham een onvoorwaardelijk vertrouwen in Jehovah stellen en hem gehoorzamen, wij ons geen zorgen hoeven te maken over het resultaat, ongeacht hoe moeilijk de taak of het probleem waarvoor wij ons gesteld zien, ook is. Het gaat misschien om de zorg voor het levensonderhoud van ons gezin. Of misschien heeft een weduwe met jonge kinderen haar handen eraan vol hen in ’het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah groot te brengen’ (Ef. 6:4). Of misschien gaat het erom tijd te vinden voor de velddienst. Sommigen voelen zich misschien beschroomd om van huis tot huis te gaan en de mensen uit de bijbel te onderwijzen. Houd in gedachten dat ’u alle dingen kunt doen door hem die u kracht verleent’ (Fil. 4:13). Houd in gedachten dat Jehovah God en Jezus Christus aan uw zijde staan. U kunt volharden ’als ziende de Onzichtbare’, evenals Mozes dit kon toen hij voor de kolossale taak stond om ongeveer drie miljoen Israëlitische slaven uit Egypte en door een onherbergzame wildernis te leiden — een taak die elk menselijke vermogen volkomen te boven ging (Hebr. 11:27-29). Mozes moest ’zijn gehele last op Jehovah wentelen’. Dan verrichtte Jehovah het werk. Onze problemen zijn beslist niet groter dan die waarvoor Mozes zich gesteld zag.
19 Daarom raadt de bijbel ons aan ’zonder ophouden te bidden’ en ’aan te houden in het gebed’. Op deze wijze kunnen wij ’onze werken op Jehovah wentelen’, terwijl wij voor de stevige bevestiging van onze plannen naar hem blijven opzien (1 Thess. 5:17; Rom. 12:12). Evenals Jezus zullen wij dan Jehovah’s naam heiligen en hem erkennen als degene die in werkelijkheid de resultaten voortbrengt, zodat wij hem de eer en de lof schenken voor wat er tot stand wordt gebracht.
„Door mijn God kan ik een muur beklimmen. Wat de ware God betreft, volmaakt is zijn weg; Jehovah’s woord is gelouterd. Een schild is hij voor allen die tot hem hun toevlucht nemen. Want wie is een God buiten Jehovah? En wie is een rots behalve onze God? De ware God is Degene die mij vast omgordt met vitale kracht, en hij zal geven dat mijn weg volmaakt is, door mijn voeten als die van de hinden te maken, en op voor mij hoge plaatsen houdt hij mij staande.” — Ps. 18:29b-33.
[Illustratie op blz. 24]
God zorgt ervoor dat ons lichaam functioneert en dat voedsel groeit, terwijl wij hier weinig of niets voor hoeven te doen
[Illustratie op blz. 25]
Evenzo is God degene die geestelijke groei veroorzaakt