Redelijkheid leidt tot vrede
1, 2. (a) Welke verandering kan het resultaat zijn wanneer iemand zijn vermogen om logisch na te denken gebruikt? (b) Hoe wordt hier door de apostel Paulus de nadruk op gelegd?
JEHOVAH God heeft de mens verstand, en daarmee het vermogen om redelijk te zijn, gegeven. Door dit wonderbaarlijke vermogen te gebruiken, wordt de mens in staat gesteld God te dienen uit waardering voor Zijn wonderbaarlijke eigenschappen — zijn liefde, barmhartigheid en onverdiende goedgunstigheid, zijn almacht, zijn onbegrensde wijsheid en zijn volmaakte gerechtigheid. Door logisch over deze dingen na te denken, kan de verstandige persoon inzien dat hijzelf deze eigenschappen in een beperkte mate bezit en dat hij er moeite voor dient te doen ze bij zichzelf te ontwikkelen. Aldus kan hij God dienen, en door de God die hij dient, lief te hebben en te behagen, kan hij meer op God gaan lijken en zijn wegen navolgen.
2 De apostel Paulus, een nauwgezet volgeling van Christus die zijn Vader Jehovah op een volmaakte wijze navolgde en vertegenwoordigde, heeft ons de raad gegeven: „Daarom smeek ik u, broeders, door de ontfermingen Gods, uw lichaam aan te bieden als een levend, heilig en aanvaardbaar offer voor God, een heilige dienst met uw vermogen om logisch na te denken. En wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij voor uzelf de goede, aangename en volledige wil van God moogt beproeven.” — Rom. 12:1, 2, NW.
3. Hoe is het bezitten van de eigenschap van redelijkheid aangenaam en belangrijk? Waarom?
3 Het doet ons goed met iemand om te gaan die de goddelijke eigenschap van redelijkheid bezit. Zo’n persoon is oprecht, weldenkend, gemakkelijk te benaderen en werkelijk vreedzaam in de omgang. Wat echter meer telt, is dat redelijkheid wordt vereist om God te behagen, die altijd redelijk is. Door bemiddeling van de apostel, die zegt: ’Ik smeek u’, doet hij aan mensen de uitnodiging toekomen hun vermogen om logisch na te denken, te gebruiken. In hoofdstuk 12 van het bijbelboek Romeinen wordt ons een volledige beschrijving gegeven van wat ’dienen met ons vermogen om logisch na te denken’, betekent. Wij bemerken dat wij door op juiste wijze logisch na te denken, wijsheid, evenwichtigheid, inzicht en gezond verstand kunnen verwerven. Iemand die redelijk is of logisch nadenkt, zal niet meer van zichzelf denken dan nodig is, maar zal een gezonde geest bezitten. In 12 vers drie (NW) wordt ons gezegd: „Want door de onverdiende goedgunstigheid die aan mij geschonken is, zeg ik iedereen onder u niet meer van zichzelf te denken dan nodig is, maar zo te denken dat hij een gezonde geest bezit, een ieder overeenkomstig de mate van geloof die God hem heeft toebedeeld.”
4. (a) Welke studie is uiterst belangrijk? Waarom? (b) Door waarover te mediteren worden de heilzaamste resultaten bereikt? Waarom?
4 Wanneer wij logisch nadenken, brengen wij beginselen op een deductieve wijze met feiten of problemen in verband ten einde specifieke details te verduidelijken, of vergelijken wij feiten op een inductieve wijze met elkaar ten einde algemene beginselen aan het licht te brengen of te verduidelijken. Is logisch nadenken op zichzelf echter genoeg? Neen. Vele denkers en filosofen zijn verward, terwijl zij onbekend zijn met de weg des vredes. Wanneer wij logisch nadenken, moeten onze gedachten door de Schrift, en niet door menselijke maatstaven of door filosofie worden geleid. Ons wordt gezegd de geest of de gedachten van Jehovah te verkrijgen ten einde te beproeven wat de goede en aanvaardbare en volmaakte wil van God is. Hier is een studie van Gods Woord voor nodig, waarbij wij geestelijke leiding moeten ontvangen: „Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van den Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is” (1 Kor. 2:14). Wij moeten ook mediteren. Dit betekent niet dat wij ons moeten overgeven aan dagdromen over fantastische ideeën van onszelf. Neen, onze meditatie dient beslist door God geleid te worden. De ontwikkeling van onze gedachten dient rechtstreeks op de Schrift gebaseerd te zijn. Een dergelijke meditatie kan zelfs gedurende perioden van ontspanning plaatsvinden. De psalmist zei: „Ik zal stellig over al uw activiteiten mediteren en ik zal mij met uw handelingen bezighouden” (Ps. 77:12, NW). Wij kunnen stellig het beste over Gods handelingen mediteren. Op deze wijze kunnen wij de activiteit die wij in ons leven aan de dag leggen, met de bijbelse maatstaf vergelijken en de geestelijke woorden van Jehovah op de geestelijke zaken die ons leven betreffen, van toepassing brengen. Wanneer er dan een moeilijke beslissing genomen moet worden, zullen wij ons Jehovah’s uitnemende rechterlijke beslissingen in herinnering kunnen brengen en deze kunnen volgen. Indien wij op deze wijze logisch nadenken, kunnen wij er zeker van zijn dat onze loopbaan door juiste beginselen geleid zal worden.
STUDIE EN MEDITATIE VAN HET GROOTSTE BELANG
5. Geef een voorbeeld van meditatie over een schriftuurlijk punt.
5 Als een voorbeeld van meditatie kunnen wij aan de woorden van de apostel in Romeinen hoofdstuk 11 denken ten einde beter te begrijpen wat er feitelijk met de redelijke dienst wordt bedoeld waarover Paulus in Romeinen 12:1 spreekt. In hoofdstuk 11 schildert hij de wonderbaarlijke gelegenheid af die aan Israël werd geschonken om alle plaatsen in de hemelse Koninkrijksorganisatie onder Christus te bezetten. Hij toont aan hoe en waarom zij in gebreke zijn gebleven, maar hoe Jehovah in zijn onverdiende goedgunstigheid en ondoorgrondelijke wijsheid in een manier heeft voorzien om mensen van de andere natiën de gelegenheid te geven dit glorierijke regeringslichaam voltallig te maken. Vervolgens doet hij een beroep op christenen om niet alleen op Gods gerechtigheid in het veroordelen van ongehoorzaamheid te letten, maar ook op zijn wonderbaarlijke liefde, wijsheid en macht in het treffen van voorzieningen voor zowel joden als heidenen die hem wensen te dienen. Hij zegt dat een diepgaande meditatie over deze dingen tot gevolg dient te hebben dat zij hun lichaam met hun gehele vermogen om logisch na te denken als een levend offer aanbieden. Dit is werkelijk het enige wat men redelijkerwijs kan doen.
6. (a) Hoe kan men zich, door logisch na te denken, op de vergaderingen voorbereiden? (b) Geef een voorbeeld.
6 Men dient ook logisch na te denken wanneer men zich op juiste wijze voorbereidt op vergaderingen waar de bijbel wordt bestudeerd. Zo zou u bijvoorbeeld ter voorbereiding van de wekelijkse studie in de Koninkrijkszaal De Wachttoren kunnen bestuderen. Wanneer u de vragen bestudeert en u op de commentaren voorbereidt, ga dan bij uzelf na hoe u uw commentaren opbouwend voor uw medechristenen kunt laten zijn. Houd rekening met de aanwezige nieuwelingen. Uw commentaren dienen duidelijk, eenvoudig en begrijpelijk te zijn. Moedig anderen aan logisch na te denken door u erop voor te bereiden met uw eigen woorden commentaar te geven in plaats dat u het antwoord voorleest. Laten wij aannemen — als een voorbeeld van meditatie bij studie en voorbereiding — dat u paragraaf 21 op bladzijde 203 van De Wachttoren van 1 april 1961 beschouwt. Daar staat in feite dat iemand hard kan werken om iets in het een of andere wereldse beroep te bereiken, maar dat men, door als Gods bedienaar van het evangelie aan zijn vereisten te voldoen, het hoogste beroep uitoefent en het waardigste doel nastreeft. Om uw inzicht over en uw commentaar op deze paragraaf te verrijken, zou u aan alle studie, offers, vastberadenheid en jaren werk kunnen denken die iemand eraan spendeert om in het een of andere beroep of de een of andere carrière in de politieke of de zakenwereld succesvol te zijn. Dan zou u aan de veel grotere waarde van de bediening als een carrière voor het leven kunnen denken en aan de dringende noodzaak zich er met nog meer energie, ijver en aandacht op te concentreren, ja, er uw gehele leven aan op te dragen.
7. Welk nut zal het op de vergaderingen afwerpen wanneer u bij het voorbereiden aldus logisch nadenkt?
7 Wanneer u dit doet, zal uw redelijkheid of logische gedachtengang wanneer u de gemeentevergaderingen bezoekt, tot gevolg hebben dat anderen ertoe worden aangespoord logisch na te denken, waarna zij inzicht zullen verkrijgen. De toehoorders, ja, zelfs de nieuwelingen, zullen hierdoor worden geholpen, hetgeen ook het doel van de vergadering is, zoals door Paulus werd verklaard: „Als allen profeteren en er komt een ongelovige of toehoorder binnen, dan wordt hij door allen weerlegd, wordt hij door allen doorgrond, het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God inderdaad in uw midden is.” — 1 Kor. 14:24, 25.
8, 9. Toon aan hoe wij door logisch na te denken, kunnen worden geholpen onze bediening beter te waarderen en degenen tot wie wij prediken te helpen?
8 Wij kunnen onze bediening verbeteren en uitbreiden door erover te redeneren en te denken: Waarom is het goed om het werk op deze of op die manier te verrichten? Dit dient dan niet te gebeuren om kritiek te oefenen, maar om vooruitgang te maken en het te vermijden onze bediening uitsluitend ten uitvoer te brengen uit een soort plichtsgevoel, uit vastberadenheid of uit sleur. Wij zullen erdoor worden geholpen om liefde te ontwikkelen. Ons wordt geboden onze bediening met ons vermogen om te redeneren of logisch na te denken, te verrichten, terwijl wij door het geleerde toe te passen en ervaring op te doen voor onszelf beproeven wat Gods wil is. Verder worden wij ertoe aangespoord ons werk van ganser harte te doen: „Wie uitdeelt, doe het vrijgevig; wie de leiding heeft, doe het werkelijk ernstig, wie barmhartigheid betoont, doe het met blijmoedigheid.” — Rom. 12:2, 8; Kol. 3:23, NW.
9 Waarom bereiden wij ons er bijvoorbeeld op voor om bij de huizen der mensen verschillende toespraakjes over speciale onderwerpen te houden? Om de mensen ertoe aan te moedigen na te denken, te redeneren, de schriftuurplaatsen op de feiten van het leven van toepassing te brengen en hen te helpen het patroon van de waarheid te begrijpen. Ons wordt de raad gegeven: „Blijf vasthouden aan het patroon van de gezonde woorden . . . met het geloof en de liefde in verband met Christus Jezus” (2 Tim. 1:13, NW). Door onze toespraakjes over verschillende bijbelse onderwerpen, die elk op het Koninkrijk wijzen als ’s mensen enige hoop, beginnen de mensen ten slotte lijn te zien — een patroon als het ware — in datgene wat wij zeggen. Zij die een goed hart bezitten, beginnen een volledig beeld te krijgen van de hoop van de rechtvaardige nieuwe wereld.
10, 11. (a) Ten opzichte van wie dienen wij om te beginnen redelijk te zijn? (b) Welk gevaar schuilt erin wanneer wij in gebreke blijven om in onze persoonlijke bediening redelijkheid aan de dag te leggen?
10 Ten opzichte van wie moeten wij dan redelijk zijn? Redelijkheid dient in elk aspect van ons leven door te dringen. In de allereerste plaats dienen wij ten opzichte van onszelf redelijk te zijn in onze bediening. Dit betekent dat wij een gezond verstand dienen te bezitten en de tijd die wij aan onze verscheidene verantwoordelijkheden besteden, evenwichtig dienen in te delen, zonder onszelf met schoonklinkende, schijnbaar geloofwaardige argumenten te verontschuldigen. Als gevolg van Jehovah’s onverdiende goedgunstigheid is ons een bediening geschonken. De apostel geeft de raad: „Laten wij ons toeleggen op het werk der bediening.” Hij zegt ook vermanend: „Uwe liefde zij ongeveinsd. Hebt een afschuw van het kwade; weest gehecht aan het goede.” Schenkt u op het ogenblik minder aandacht aan uw bediening dan in het verleden? Hebben andere dingen een verkoeling uwerzijds teweeggebracht? Een logische gedachtengang zal u zeggen dat afkoelen in de liefde voor het goede, betekent dat u uw afkeer van zonde verliest. Dit is gevaarlijk. Wees redelijk en breng de noodzakelijke veranderingen aan om uw bediening weer op de eerste plaats in uw leven, waar ze in feite ook behoort, te stellen. Jezus was zich van het gevaar van een onjuiste denkwijze bewust toen Petrus, nadat Jezus had uiteengezet wat Gods wil voor hem was, vanuit menselijk standpunt met hem argumenteerde: „Petrus nam hem ter zijde en begon hem te berispen: God beware u, Heer, dit zal u niet overkomen. Maar hij keerde zich af en zeide tot Petrus: Weg, achter mij, Satan! Gij zijt mij een aanstoot; want gij hebt niet Gods gedachten maar menschelijke.” — Rom. 12:7, 9, OB; Matth. 16:22, 23, LV.
11 Wanneer wij ten opzichte van onszelf redelijk zijn, zullen wij onszelf redelijk betonen ten aanzien van ontspanning, lezen, denken, omgang, werelds werk, huis en gezin. Onze bediening is een bezigheid die al onze tijd opeist, ze is onze carrière. Tot christenen wordt gezegd: „Of gij dus eet of drinkt, of wat ook doet, doet het alles ter ere Gods.” — 1 Kor. 10:31.
REDELIJKHEID TEN OPZICHTE VAN HEN DIE HETZELFDE GELOOF BEZITTEN
12. Hoe kunnen wij redelijk zijn bij het geven van instructies of raad?
12 Als volgende stap dienen wij redelijk te zijn ten opzichte van onze broeders en zusters, degenen die hetzelfde geloof bezitten. Wanneer wij redelijk zijn, zullen wij rustig, vriendelijk en attent handelen, terwijl wij niet willekeurig of onverzettelijk zullen zijn. Wanneer een getuige van Jehovah een andere Getuige instructies of raad geeft, zal hij niet tegen hem zeggen: „Het dient beslist op deze manier gedaan te worden.” Hij zal veeleer de apostolische raad opvolgen: „Weest in broederliefde elkander genegen, in eerbetoon elkander ten voorbeeld” (Rom. 12:10). Wij dienen niet te denken dat, omdat iemand zich aan God heeft opgedragen, wij de autoriteit bezitten om hem te commanderen. Denk aan het voorbeeld dat de apostel Paulus heeft gesteld. Met al zijn apostolische autoriteit had hij gemakkelijk bevelen kunnen geven, maar toen hij de leden van de gemeente te Korinthe over hun tekortkomingen schreef, zei hij: „Ik, Paulus, doe een beroep op u bij de zachtmoedigheid en de vriendelijkheid van Christus.” De regel is dus: „Laten wij dus, daar wij de gelegenheid hebben, doen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze geloofsgenoten.” — 2 Kor. 10:1; Gal. 6:10.
13, 14. Hoe zullen wij door redelijkheid worden geholpen een fout te vermijden? Geef een voorbeeld.
13 Wij willen elkaar helpen. Dit kunnen wij niet door te trachten onze omstandigheden op anderen van toepassing te brengen of door van hen te verwachten dat zij hetzelfde zullen doen als wij, maar wij kunnen iemand, door verstandig met hem te redeneren, wel helpen zijn gelegenheden ten volle te benutten. „Want wij wagen het niet, ons te rekenen tot, of ons te vergelijken met zekere lieden, die zichzelf aanprijzen; maar door zich onderling aan elkander te meten en zich onderling te vergelijken, toonen zij hun onverstand.” — 2 Kor. 10:12, OB.
14 Een christelijke vrouw kan bijvoorbeeld een echtgenoot hebben die de waarheid niet gunstig gezind is. Zij is zich van haar verantwoordelijkheid ten opzichte van hem bewust en is van mening dat zij gedurende de weekends, wanneer hij thuis is, enige tijd te zamen met hem moet doorbrengen. Zo kan het gebeuren dat zij geen profijt kan trekken van de regeling om op zondagmorgen van huis tot huis te prediken, hoewel zij gedurende de week wel met het groepje dat bijeenkomt op het adres waar in haar omgeving de wekelijkse bijbelstudie wordt gehouden, aan de bedieningsactiviteit deelneemt. Zou het niet willekeurig en onredelijk zijn om haar te berispen of te kritiseren omdat zij haar schema niet zodanig heeft opgesteld dat het overeenkomt met het schema van personen in de gemeente wier omstandigheden anders zijn?
15. Toon door een voorbeeld aan hoe men vriendelijk met een broeder kan redeneren om hem te helpen zijn gelegenheden ten volle te benutten?
15 Een gemeenteopziener kan echter wel met een lid van de gemeente redeneren om deze persoon te helpen inzien hoe hij zijn gelegenheden ten volle kan benutten. Hij zou bijvoorbeeld kunnen merken dat een van zijn christelijke broeders met een gezin niet op juiste wijze de leiding neemt of zijn kinderen niet naar behoren helpt. De opziener kan hem dan redelijk aanspreken en hem op vriendelijke wijze iets zeggen wat op het volgende neerkomt: „Het is aanmoedigend en vertroostend, nietwaar, om te weten dat wij allemaal — ook al hebben sommigen van ons gezinsverantwoordelijkheden die hen ervan weerhouden al hun tijd aan het werkelijke predikings- en onderwijzingswerk te besteden — volle-tijd-bedienaren zijn die door God zijn aangesteld. Als vader heb je echter het speciale voorrecht om een gedeelte van je opgedragen tijd aan het helpen van je kinderen te besteden, zoals in Efeziërs 6:4 (NW) wordt opgedragen: ’Gij vaders, irriteert uw kinderen niet, maar blijft hen grootbrengen in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah.’ Er zijn krachtsinspanningen voor nodig om dergelijke gelegenheden ten volle te benutten. Paulus wist dit, want hij gaf Timótheüs de raad: ’Om die reden herinner ik u er aan de gave Gods aan te wakkeren, die . . . in u is’ (2 Tim. 1:6). Er zijn tijden waarin wij er iets aan moeten doen om onszelf aan te porren, net zoals men vuur met een pook opport. Opdat wij dit ordelijk en doeltreffend zullen doen, wordt ons in 1 Korinthiërs 14:40 de regel gegeven: ’Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden.’ Het zou daarom goed zijn om je tijd schematisch in te delen, zodat je aan je kinderen deze levengevende aandacht kunt schenken. Ik heb gemerkt dat je erg veel van hen houdt. God heeft hen ook lief en beschouwt hen als heilig, dus wanneer je aandacht aan hen besteedt door met hen te studeren, en hen erbij helpt om in de velddienst het goede nieuws te prediken, kun je verzekerd zijn van Gods hulp, terwijl je ook op gelukkige resultaten kunt rekenen, zoals Paulus zei: ’Ik heb geplant, Apóllos heeft begoten, maar God gaf den wasdom’ (1 Kor. 3:6). Je zult de zegen ontvangen om hen als dienstknechten van God die hun rechtschapenheid handhaven, te zien opgroeien.” Na deze schriftuurplaatsen met de broeder besproken te hebben, zou de opziener hem kunnen aanbieden hem bij het opstellen van een schema te helpen, terwijl hij hem op alle mogelijke manieren persoonlijk zal bijstaan.
REDELIJKHEID KENT BELANGRIJKE AANGELEGENHEDEN DE EERSTE PLAATS TOE
16. Hoe kunnen wij, wanneer wij anderen helpen en raad geven, ons oog op de belangrijke aangelegenheden gericht houden? Illustreer dit.
16 Dat de prediking wordt verricht, is van alles overtreffend belang. Door redelijkheid zullen wij worden geholpen waardering te hebben voor degenen die het predikingswerk verrichten en hun geloof en krachtsinspanningen op prijs te stellen. Elke getuige van Jehovah die weinig of veel tijd aan de prediking besteedt, heeft een mate van geloof. De bijbel zegt dat een ieder „van zichzelf bescheiden [dient] te denken, ieder naar de mate van geloof, door God hem toebedeeld” (Rom. 12:3, LV). Wanneer iemand als gevolg van zijn geloof succesvol is in zijn werk, tracht hem er dan niet toe te dwingen zijn werk volgens een bepaalde methode te verrichten. Zo zouden iemand die pas met de prediking van huis tot huis is begonnen en een ander die er jarenlang ervaring in heeft, er beiden moeilijkheden mee kunnen hebben vlug bijbelteksten op te slaan. Wanneer de opleider nu met deze predikers samenwerkt, dient hij geen kritiek op hen uit te oefenen omdat zij niet elke tekst in het zojuist uitgesproken toespraakje hebben gebruikt. Iemand zou zelfs van mening kunnen zijn dat een bepaald toespraakje hem beter ligt en dat hij bepaalde schriftuurplaatsen met meer succes kan verklaren. Men dient hem beslist niet te ontmoedigen of te dwingen om een ander toespraakje te gebruiken waar hij moeite mee heeft. Integendeel, redelijkheid zal uw raad, indien u de onderwijzer bent, aanmoedigend en opbouwend doen zijn. Help de betreffende persoon. Indien u hem erbij kunt helpen andere toespraakjes te leren en te gebruiken, is dit natuurlijk verkieslijk, aangezien het zijn vooruitgang in de bediening zal bevorderen. U volgt dan de bijbelse raad: ’Vergewist u van de belangrijkere dingen, zodat gij onberispelijk moogt zijn en anderen niet tot op de dag van Christus doet struikelen’ (Fil. 1:10, NW). Ons wordt gezegd dat het belangrijk is om voor onszelf de goede, aangename en volmaakte wil van God te beproeven. God acht het belangrijk dat wij afgescheiden van de wereld blijven, onze rechtschapenheid handhaven en het goede nieuws onderwijzen. Wanneer wij elkaar hierbij helpen, zullen wij goed doen.
17. Waarnaar dienen wij, hoewel wij anderen niet mogen commanderen, desondanks te streven?
17 Anderzijds dient iedereen zo redelijk te zijn om zich naar de instructies voor het verrichten van het werk te schikken en eensgezind met Gods dienstknechten over de gehele wereld dienst te verrichten. Het kan voor iemand nodig zijn dat hij in zijn predikingsmethoden een verandering aanbrengt. Hij zou kunnen bemerken dat hij niet werkelijk doeltreffend onderwijst. Wellicht vestigt hij veeleer de aandacht op zichzelf in plaats van op de waarheid, de gemeente of de noodzaak dat zij met anderen van hetzelfde geloof dienen om te gaan. Hij moet aan het voorbeeld denken dat hij anderen stelt. Redelijkheid zal hem helpen inzien dat hetgeen waarin wij thans worden onderwezen, ons op de toekomst voorbereidt en ons later, als wij nieuwe toestanden en verantwoordelijkheden onder de ogen moeten zien, van pas zal komen.
18. Hoe zal de redelijke persoon reageren wanneer hij voor een overtreding wordt terechtgewezen?
18 Het is speciaal belangrijk om logisch na te denken wanneer men met een bepaalde kwestie of een geschilpunt te maken krijgt. In dergelijke gevallen dient men redelijkheid en zachtaardigheid aan de dag te leggen. Stel dat u een fout hebt gemaakt. Het is zowel voor de vrede als voor uw eigen welzijn redelijk en bevorderlijk wanneer u bereid bent om te luisteren en uw kijk op de zaak of uw handelwijze te veranderen wanneer de noodzaak hiertoe wordt aangetoond. Nederigheid en ootmoedigheid van hart zullen u ertoe bewegen bereid te zijn om logisch na te denken in plaats dat u koppig of vooringenomen bent. Indien u redelijk bent, zult u niet kwaad of ontmoedigd worden en u er bezorgd over maken dat u „een figuur slaat” wanneer u wordt terechtgewezen. U zult achtslaan op de bijbelse raad: „Ik [zeg] een ieder onder u: koestert geen gedachten, hoger dan u voegen . . . Weest onderling eensgezind, niet zinnende op hoge dingen, maar voegt u in het eenvoudige. Weest niet eigenwijs.” Redelijkheid zal u dankbaar stemmen dat er iemand is om u terecht te wijzen voordat uw overtreding grotere afmetingen gaat aannemen. — Rom. 12:3, 16.
19. Wat zal de redelijke persoon in gedachte houden wanneer hij iemand anders terechtwijst?
19 Misschien is de toestand omgekeerd en wijst u iemand anders terecht. Dan zal redelijkheid u aan de wijze vermaning doen denken: Gaat niet „boven hetgeen geschreven staat, opdat niet iemand uwer zich vóór den een en tegen den ander opblaze. Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? En indien gij het dan ontvangen hebt, wat beroemt gij u, alsof gij het niet ontvangen hadt?” (1 Kor. 4:6, 7). U zult de betreffende persoon liefdevol en zachtaardig terechtwijzen, „ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen”. — Gal. 6:1; Tit. 3:2.
REDELIJKHEID TEN OPZICHTE VAN HEN DIE NIET HETZELFDE GELOOF ZIJN TOEGEDAAN
20. Hoe zullen wij door redelijkheid worden geholpen de mensen die wij trachten te onderwijzen, meer van dienst te zijn?
20 Zijn er nog anderen ten opzichte van wie wij redelijkheid aan de dag dienen te leggen? Ja. De schriftuurlijke raad luidt: „Uw redelijkheid worde aan alle mensen bekend” (Fil. 4:5, NW). In de van-huis-tot-huis-bediening, wanneer wij geïnteresseerde mensen opnieuw bezoeken en wanneer wij bijbelstudiën leiden, dienen wij bij het geven van onderwijs met veel geduld te redeneren en ons in de positie van de andere persoon te kunnen verplaatsen. Alleen dan kunnen wij de betreffende persoon helpen, omdat wij dan weten waarom hij bepaalde punten moeilijk kan begrijpen. Wij zullen inzien dat de personen van goede wil die door ons worden onderwezen en van wie Jezus zei dat zij „voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben”, tot de kudde van de Heer behoren. Ook zullen wij beseffen dat zulke personen door onjuiste leerstellingen en door een gebrek aan kennis van Gods Woord in verwarring zijn geraakt. Daarom zullen wij liefde en gastvrijheid tentoonspreiden en medegevoel aan de dag leggen, zoals door Paulus werd beschreven: „Legt u toe op de gastvrijheid. Weest blijde met de blijden, weent met de wenenden.” — Matth. 9:36; Rom. 12:13, 15.
21. Wat heeft redelijk gegeven onderwijs tot resultaat voor degene die wordt onderwezen?
21 Iedereen die met redelijkheid onderwijst, voorziet in een basis op grond waarvan anderen redelijk ten opzichte van Gods Woord kunnen worden, want hij voldoet aan de bijbelse beschrijving van een ware bedienaar van het evangelie: „Een dienstknecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, geduldig, met zachtmoedigheid de dwarsdrijvers bestraffende. Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren, en ontnuchterd, zich te wenden tot den wil van Hem, losgekomen uit den strik des duivels, die hen gevangen hield.” — 2 Tim. 2:24-26.
22. Tot in welke mate dient redelijkheid ten opzichte van gezinsleden die geen gelovigen zijn, aan de dag gelegd te worden?
22 Soms wordt onze redelijkheid het zwaarst op de proef gesteld wanneer leden van ons gezin geen gelovigen zijn. In een dergelijk geval dient aan dezen, die door vleselijke banden innig met ons zijn verbonden en ons dierbaar zijn, niet minder liefde en vriendelijke consideratie te worden geschonken; in sommige opzichten is zelfs meer consideratie en beslist meer redelijkheid vereist. Men dient geduld met hen te hebben. Er rust met betrekking tot hen een zware verantwoordelijkheid op ons. Dit betekent dat wij bij het vaststellen van een evenwichtig schema voor het indelen van onze tijd en verantwoordelijkheden, redelijkheid aan de dag moeten leggen, ten einde zowel voor het geestelijke welzijn van ons gezin als voor onze openbare bediening zorg te kunnen dragen.
23. Welke houding dienen christenen aan de dag te leggen wanneer zij worden vervolgd en tegengestaan, en welke raad dienen zij op te volgen?
23 Wij ontvangen wellicht de rijkste beloning voor het tentoonspreiden van redelijkheid wanneer wij in moeilijke omstandigheden verkeren en tegenstand of vervolging ondergaan, of wanneer wij in landen prediken waar men officieel tegen ons bedieningswerk, dat erin bestaat het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken, is gekant. Indien de prediker redelijk is, zal hij begrijpen waarom vervolgingen zich voordoen. Hij zal een positief en optimistisch standpunt innemen en beseffen dat de christen zulke dingen dient te verwachten. Het gebeurt als een vervulling van de profetieën. Vaak gebeurt het doordat de vervolgers verkeerd zijn ingelicht. Door de aangelegenheid aldus redelijk te bezien en te beseffen dat zijn vervolgers zijn misleid, zal hij niet wraakgierig jegens hen gestemd zijn. Hij zal in gedachte houden dat de Duivel de geest van de mensen voor het licht van het goede nieuws verblindt. Daarom is de strijd van de christen niet tegen mensen gericht en zijn zijn wapens niet menselijk: wraakgierigheid, hardheid, schimpende woorden en vleselijke wapens (2 Kor. 4:4; 10:4, 5; Ef. 6:11, 12). De christen zal diep nadenken over de in de bijbel geadviseerde handelwijze welke in Romeinen 12:14, 17-21 wordt beschreven: „Zegent wie u vervolgen, zegent en vervloekt niet. Vergeldt niemand kwaad met kwaad; hebt het goede voor met alle mensen. Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen. Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor den toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here. Maar, indien uw vijand honger heeft, geef hem te eten; indien hij dorst heeft, geef hem te drinken, want zo zult gij vurige kolen op zijn hoofd hopen. Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.”
24. Hoe kunnen wij het kwade met het goede overwinnen?
24 Sta niet toe dat u door het kwade twistziek, nors en gruwelijk ontevreden wordt. Overwin het kwade veeleer met het goede, ook als het in uw macht is om kwaad met kwaad te vergelden. De profeet Elisa heeft hierin een voorbeeld gegeven toen een groep Syriërs was gekomen om hem gevangen te nemen en Jehovah hen met tijdelijke blindheid had geslagen. De koning van Israël wilde de Syriërs ter plaatse doden, maar Elisa wees hem terecht met de woorden: „Gij moogt hen niet neerslaan. Slaat gij soms hen neer, die gij gevangen genomen hebt met uw zwaard en boog? Zet hun brood en water voor opdat zij eten en drinken en heengaan naar hun heer.” Dit bracht meer tot stand dan wanneer zij kwaad met kwaad hadden vergolden, want het bericht voegt eraan toe: „Sindsdien kwamen de benden van Aram niet meer in het land van Israël.” — 2 Kon. 6:14-23.
25. Wat kunnen wij thans doen om Petrus’ raad in 1 Petrus 3:15 volledig te kunnen opvolgen, en met welke hoop?
25 In plaats dat u door een persoon van goede wil een vriendelijke, informerende vraag wordt gesteld, kan het soms ook voorkomen dat iemand die een officiële positie bekleedt, hardvochtig iets van u eist. De apostel Petrus zegt dat u in dergelijke gevallen „altijd bereid [dient te zijn] tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop, die in u is, met zachtmoedigheid en vreze” (1 Petr. 3:15, SV). Het getuigt van gezond verstand wanneer wij ons van tevoren op dergelijke dingen voorbereiden door THANS Gods Woord te bestuderen en in overeenstemming hiermee activiteit in zijn dienst te ontplooien. Wij leven nu in de redelijke tijd om tot handelen over te gaan. De bijbel openbaart dat Satan de Duivel in de nabije toekomst met zijn laatste aanval op Gods volk zal beginnen. Redelijkheid overtuigt ons ervan dat wij thans niet ten volle van de dingen van deze wereld kunnen genieten. Het is voor christenen een tijd van strijd. Het tafereel van deze wereld verandert en wij hebben de glorierijke hoop van de Nieuwe Wereld voor ons. Met het oog op dit alles en de nabijheid van deze nieuwe wereld, zijn meer dan ooit de woorden van de apostel van toepassing: „Weest blijde in de hoop, geduldig in de verdrukking, volhardend in het gebed.” — Rom. 12:12; 1 Kor. 7:29-31.
26. Hoe zal redelijkheid van de zijde van een christen tot resultaat hebben dat de gemeente vrede ontvangt?
26 Redelijkheid zal derhalve niet alleen tot resultaat hebben dat wijzelf vrede ontvangen, maar ze zal, wat nog belangrijker is, ook voor de christelijke gemeente vreedzame resultaten afwerpen. Onze handelwijze is als gevolg van de hechte onderlinge band welke in Romeinen 12:4, 5 wordt beschreven, op de christelijke gemeente van toepassing: „Want gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben, zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander.” Door redelijkheid wordt de gemeente geholpen de volmaakte vrede en eenheid te handhaven welke in 1 Korinthiërs 1:10 wordt beschreven: „Ik vermaan u, broeders, bij den naam van onzen Here Jezus Christus: weest allen eenstemmig en laten er geen scheuringen onder u zijn; weest vast aaneengesloten, één van zin en één van gevoelen.” — 1 Kor. 12:26.
27. In welke opzichten heeft redelijkheid vrede tot resultaat?
27 Redelijkheid heeft vrede des geestes, vrede met God, vrede met onze naaste, vrede in onze bediening en — voor zover het van ons afhangt — vrede met de mensen die geen christelijke gelovigen zijn, tot gevolg. Dit laatste geschiedt als resultaat van onze gehoorzaamheid aan het bijbelse gebod: „Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen.” — Rom. 12:18.
28. Wie trachten christenen te behagen, en met welke vooruitzichten?
28 Christenen trachten Jehovah God te behagen. In Spreuken 16:7 staat het beginsel opgetekend: „Als iemands wegen den HERE behagen, doet Hij zelfs diens vijanden vrede met hem maken.” Door Jehovah’s weg met ons vermogen om logisch na te denken, te volgen, zullen wij het kwade overwinnen. Wat zou er dan nog voor ons kunnen overblijven dan het goede? Redelijkheid is een facet van de wijsheid van boven. Aangezien ze door Gods Woord wordt geleid, zal ze ons in de gelukkige toestand brengen die Paulus christenen toewenste toen hij zei: „Voorts, broeders, verheugt u, verbetert u, laat u vermanen, zijt eensgezind, houdt vrede, en de God der liefde en des vredes zal met u zijn.” — 2 Kor. 13:11, LV; Jak. 3:17, NW.