Laat de vrucht van de geest uw persoonlijkheid hervormen
„Brengt . . . vruchten voort die bij berouw passen. [Want] elke boom . . . die geen voortreffelijke vruchten voortbrengt, moet omgehakt en in het vuur geworpen worden.” — Matth. 3:8, 10, NW.
1. Hoe zouden wij, zoals Jezus in zijn bergrede zei, het verschil kunnen zien tussen goede en slechte bomen?
„AAN hun vruchten zult gij hen herkennen.” Deze spreekwoordelijke waarheid wordt vaak geciteerd, maar niet iedereen die dit doet, weet dat hij een gedeelte van Jezus’ beroemde bergrede aanhaalt. In die rede weidde de Grote Onderwijzer bij wijze van illustratie over dit waarheidsbeginsel uit, door te zeggen: „Plukt men soms ooit druiven van doornen of vijgen van distelen? Evenzo brengt elke goede boom voortreffelijke vruchten voort, maar elke rotte boom brengt waardeloze vruchten voort; een goede boom kan geen waardeloze vruchten dragen, noch kan een rotte boom voortreffelijke vruchten voortbrengen. Elke boom die geen voortreffelijke vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Aan hun vruchten zult gij die mensen dus waarlijk herkennen.” „Een goed mens brengt uit de goede schat van zijn hart het goede voort, maar een goddeloos mens brengt uit zijn goddeloze schat voort wat goddeloos is; want uit de overvloed des harten spreekt zijn mond.” — Matth. 7:16-20; Luk. 6:45, NW.
2. Door wat voor soort van vruchten zouden personen die voor de eeuwige vernietiging in aanmerking komen, volgens Paulus worden geïdentificeerd?
2 In zijn brief aan de Galáten zei ook Paulus dat een rotte stam gemakkelijk te herkennen is aan de waardeloze vruchten die hij voortbrengt. Indien u dus iemand ziet die zich aan hoererij of onreinheid schuldig maakt of zich losbandig gedraagt, iemand die afgoderij pleegt of spiritisme beoefent, iemand die gevoelens van vijandschap, twist of jaloezie koestert of iemand die zich door vlagen van toorn laat meeslepen, iemand die ruzies, verdeeldheid, sekten of afgunst teweegbrengt, iemand die deelneemt aan drinkgelagen of brasserijen of iemand die dergelijke dingen beoefent, dan weet u dat u naar een rotte boom kijkt die op het punt staat omgehakt en in het vuur van eeuwige vernietiging geworpen te worden. „Aangaande deze dingen”, zo vervolgt Paulus, „waarschuw ik u van tevoren, zoals ik u reeds van tevoren gewaarschuwd heb, dat wie zulke dingen beoefenen, Gods koninkrijk niet zullen beërven.” — Gal. 5:19-21, NW.
3. Tot welke conclusie komen wij naar aanleiding van deze schriftplaatsen?
3 De volgende conclusies zijn daarom onontkoombaar: rotte bomen moeten eerst goede bomen worden, willen ze goede vruchten kunnen voortbrengen; het hart van een mens moet eerst goed worden wil hij met zijn mond goede dingen kunnen spreken; met onverbeterlijke mensen die zich tegen een verandering verzetten en deze verfoeien, zullen korte metten worden gemaakt, zij zullen worden verbrand, vernietigd. Bovendien zou Paulus’ waarschuwing tot de Galáten zinloos, doelloos, zijn geweest als het niet mogelijk was dergelijke veranderingen in iemands persoonlijkheid en gedragslijn aan te brengen.
4. Hoe worden drastische veranderingen in onze persoonlijkheid thans mogelijk gemaakt?
4 Hoe kunnen iemands geestesgesteldheid, zijn levensgewoonten, de manier waarop hij spreekt en zich tegenover anderen gedraagt, echter dermate worden gewijzigd en veranderd dat hij een volkomen nieuwe persoonlijkheid heeft? Wel, hoe waren dergelijke drastische veranderingen mogelijk geworden in het geval van de christelijke Korinthiërs, die voordien hoereerders, overspelers, dieven, dronkaards, beschimpers, afpersers, enzovoorts waren geweest? De geïnspireerde Schrift antwoordt: „Maar gij zijt rein gewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt rechtvaardig verklaard in de naam van onze Heer Jezus Christus en met de geest van onze God.” Met ditzelfde goddelijke instrument, Jehovah’s werkzame kracht, de heilige geest van onze God, kunnen thans dus dezelfde veranderingen in ware volgelingen van onze Heer Jezus Christus tot stand worden gebracht. — 1 Kor. 6:11, NW.
5. (a) Beschrijf de „vrucht van de geest”. (b) Wie kunnen deze ten toon spreiden?
5 Als een verdere verzekering dat Jehovah’s werkzame kracht of heilige geest de voortreffelijke vruchten voortbrengt die door ware christenen worden ten toon gespreid, verklaart Galáten 5:22-25 (NW): „De vrucht van de geest . . . is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing. . . . Bovendien hebben zij die Christus Jezus toebehoren, het vlees met zijn hartstochten en begeerten aan de paal gehangen. Indien wij door geest leven, laten wij dan ook door geest ordelijk blijven wandelen.” Zolang iemand de „geest van de wereld” bezit, kan hij nooit de hoop koesteren deze soort van vruchten voort te brengen, want dit kunnen alleen zij die „de geest die van God komt”, ontvangen. — 1 Kor. 2:12, NW.
DE SCHOONHEID VAN EEN NIEUWE PERSOONLIJKHEID
6. Op welke manieren zal een nieuwe persoonlijkheid in iemands spraak tot uiting komen?
6 Jehovah’s krachtige geest kan iemand stellig een volkomen nieuwe persoonlijkheid geven. Indien u bijvoorbeeld lankmoedig en zachtaardig bent en zelfbeheersing oefent, móeten uw spraak en taal wel een verbetering ondergaan. Indien u uw tong in toom houdt, zullen beledigende, hatelijke en snijdende opmerkingen vermeden worden. U zult degenen die u tegenstaan en beschimpen, een zachtaardig antwoord kunnen geven (1 Petr. 3:15, NW). Indien u zich door Jehovah’s geest laat leiden, zullen er geen vuile taal, ontuchtig gescherts, dwaas gepraat en verdorven woorden over uw lippen komen, want u zult liefde koesteren voor Gods heilige Woord, de bijbel, en de daarin opgetekende goddelijke voorschriften. Dat Woord gebiedt ons: „Laat geen verdorven woord uit uw mond voortkomen . . . noch dwaas gepraat noch ontuchtig gescherts.” „Doet ze nu werkelijk alle van u weg, . . . schimpend gepraat en ontuchtige taal uit uw mond.” — Ef. 4:29; 5:4; Kol. 3:8; Jak. 3:8-12, NW; Spr. 15:1.
7. (a) In welke andere opzichten kan Jehovah’s geest iemands persoonlijkheid veranderen? (b) Welke „schadelijke verlangens” kunnen, tot redding van iemands leven, door het oefenen van zelfbeheersing worden vermeden?
7 Wanneer u uw persoonlijkheid door de kracht van Jehovah’s geest laat hervormen, zult u in deze immorele, seksueel krankzinnige en op sensatie beluste wereld zelfdiscipline en zelfbeheersing kunnen oefenen. U zult in staat zijn „uw lichaamsleden . . . ten aanzien van hoererij, onreinheid, seksuele begeerte [en] schadelijke verlangens” te doden. Tot deze „schadelijke verlangens” behoren een nadelige gewoontevorming als de verslaving aan verdovende middelen en aan tabak. Hetzelfde geldt voor uw persoonlijke eet- en drinkgewoonten. Door bescheidenheid en zelfbeheersing zult u ervan worden weerhouden u tot een gulzigaard of dronkaard te ontwikkelen. De hedendaagse gekunstelde maatschappij zal waarschijnlijk het voorhoofd fronsen om de aantijging dat ze onveilig wordt gemaakt door dronkaards, en ze zal er de voorkeur aan geven dergelijke verslaafden bij een mooiere naam te noemen, namelijk „alcoholici”, maar ongeacht hoe deze mensen worden betiteld, de bijbel verklaart dat zij, indien zij hun persoonlijkheid niet hervormen door zelfbeheersing te oefenen, nooit in Gods reine en nuchtere nieuwe rechtvaardige ordening zullen leven. — Kol. 3:5; 1 Kor. 6:10, NW; Spr. 23:20, 21.
8. Hoe kan men thuis de vrucht van Gods geest ten toon spreiden, en met welke resultaten?
8 Vooral in uw omgang met anderen dient u de nieuwe persoonlijkheid, die alleen door Jehovah’s geest ontwikkeld kan worden, uit te stralen. Begin hier thuis mee, onder uw bloedverwanten, of zij nu in de Waarheid zijn of niet, wanneer u zich bezighoudt met de vele economische problemen en maatschappelijke moeilijkheden van deze tijd. Indien u zelfbeheersing oefent, zachtaardigheid betoont, bewijst dat u geloof bezit, goedheid en vriendelijkheid ten toon spreidt, lankmoedig bent, thuis door vrede en vreugde een gelukkige sfeer schept en, bovenal, jegens iedereen van liefde blijk geeft, wel, dan zullen misschien zelfs, zoals de apostel Petrus zegt, ongelovige echtgenoten die de geest van de wereld hebben, „zonder woord gewonnen . . . worden door het gedrag van hun vrouw, omdat zij ooggetuigen zijn geweest van uw eerbare gedrag te zamen met diepe achting”. — 1 Petr. 3:1, 2, NW.
9. (a) Waar dient men, behalve in zijn eigen huis, nog meer een persoonlijkheid zoals Christus die bezat te weerspiegelen? (b) Welke reden zullen tegenstanders dan hebben om schimpend over u te spreken?
9 In dit opzicht kan er geen sprake zijn van huichelachtige schijn. Deze nieuwe persoonlijkheid mag geen dun vernisje, wat uiterlijk vertoon, zijn, noch is ze een mooie sluier die wij al naar gelang van de gelegenheid kunnen neerslaan of opslaan. Indien u de geest van God in plaats van de geest van de wereld bezit, moet deze nieuwe persoonlijkheid veeleer een onafscheidelijk deel van u uitmaken. Waar u ook bent, in uw plaatselijke gemeente of op een reis rond de wereld, binnenshuis of buitenshuis, en waar u ook heen gaat, deze prachtige persoonlijkheid zoals Christus die bezat, dient u te vergezellen. Wanneer u uw naasten en vrienden bij het van-huis-tot-huis-werk bezoekt, wanneer u naar uw werk gaat, wanneer u naar school gaat, ja, waar u ook heen gaat, u moet deze zelfde nieuwe persoonlijkheid ten toon spreiden, zodat allen ze kunnen waarnemen. Uw vrienden en buren, uw zakenrelaties, uw onderwijzer en klasgenoten, allen zullen wel moeten opmerken hoe de kracht van Jehovah’s geest in Zijn getuigen een volkomen nieuwe persoonlijkheid tot stand kan brengen. Als zij schimpend over u spreken, laat het dan zijn omdat u uw kalmte niet verliest, omdat u niet liegt, steelt of bedriegt, omdat u geen hoererij of overspel pleegt, omdat u niet verslaafd bent aan verdovende middelen, ook niet aan tabak, omdat u zich niet bedrinkt, „omdat gij niet langer met hen deze weg bewandelt naar dezelfde lage poel van liederlijkheid”. — 1 Petr. 4:3, 4, NW.
10. Door welke persoonlijkheidskenmerken worden de leden van de christelijke gemeente geïdentificeerd?
10 Ook wanneer u met de gemeente van Jehovah’s volk vergaderd bent, zal uw liefdevolle „nieuwe persoonlijkheid” opgemerkt en vooral gewaardeerd en bewonderd worden. Of die gemeente nu klein is en slechts een handjevol leden telt of door een grote internationale vergadering van Jehovah’s getuigen wordt gevormd, u moet zo „wandelen dat gij u de roeping waarmee gij werdt geroepen, waardig toont, met volledige ootmoedigheid des geestes en zachtaardigheid, met lankmoedigheid, elkaar in liefde verdragend, er ernstig naar strevend de eenheid des geestes [de geest die van God komt] te bewaren in de verenigende band van vrede” (Ef. 4:1-3, NW). Ook Kolossenzen 3:12-14 (NW) is tot u, die met Jehovah’s gemeente verbonden bent, gericht en luidt: „Bekleedt u dan, als Gods uitverkorenen, heilig en bemind, met de tedere genegenheden van mededogen, goedheid, ootmoedigheid van geest, zachtaardigheid en lankmoedigheid. Blijft elkaar verdragen en elkaar vrijelijk vergeven als de een tegen de ander een reden tot klagen heeft. Zoals Jehovah u vrijelijk vergeven heeft, doet ook gij evenzo. Bekleedt u bij al deze dingen echter met liefde, want ze is een volmaakte band van eenheid.”
UW EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID
11. (a) Op wie rust de verantwoordelijkheid voor een nieuwe persoonlijkheid, op het schepsel of op de Schepper? Leg dit uit. (b) Hoe heeft Jezus de nadruk gelegd op dit punt?
11 Welke verantwoordelijkheid of verplichting rust er op ú in verband met dit hervormen van uw persoonlijkheid? Is Jehovah er geheel en al voor verantwoordelijk dat u een nieuwe persoonlijkheid verwerft wanneer u uw leven opdraagt aan het doen van Gods wil? Wanneer u uit het water opkomt waarin u als een symbool van deze opdracht aan God bent gedoopt, bent u dan onmiddellijk en automatisch in het rijke bezit van een reine, nieuwe persoonlijkheid? Neen, de verandering komt niet op die manier of in dat tempo. Eerst doet Jehovah zijn deel; daaraan is geen twijfel mogelijk. Hij verschaft zijn werkzame kracht of heilige geest die de grote verandering mogelijk maakt. Jehovah treft deze voorziening echter alleen voor degenen die er verlangend naar zijn, die ernaar zoeken, die Hem vragen of smeken hun deze geest te schenken. Jezus legde de nadruk op dit goddelijke beginsel toen hij in zijn bergrede zei: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en u zal opengedaan worden. Want al wie vraagt, ontvangt, en al wie zoekt, vindt, en al wie klopt, zal opengedaan worden.” Voor degenen die hem er eerst om vragen, kan Jehovah „overvloedig veel meer . . . doen dan alles wat wij vragen of waarvan wij ons een denkbeeld kunnen vormen”. — Matth. 7:7, 8; Ef. 3:20, NW.
12. Hoe kan men bij het aanvaarden van zijn verantwoordelijkheid voor het afleggen van de oude persoonlijkheid, een te groot zelfvertrouwen vermijden?
12 Op u rust daarom de verantwoordelijkheid eerst Jehovah om zijn heilige geest te vragen en u waardig te betonen deze te ontvangen door uw leven aan het doen van zijn wil op te dragen. Na het ontvangen van een dergelijke goddelijke hulp en kracht is het uw plicht uw persoonlijkheid door de vrucht van die geest te laten hervormen. Op u rust de verantwoordelijkheid de oude persoonlijkheid met haar praktijken af te leggen. Dit is geen gemakkelijke taak. Het is een geweldige onderneming en iedereen persoonlijk moet daartoe een krachtige poging in het werk stellen. Doch ondanks al uw persoonlijke moeite zou u er zonder de werkzame kracht of geest van Jehovah nooit in slagen, want geen enkel menselijk schepsel heeft als nakomeling van de opzettelijke zondaar Adam deze kracht en sterkte in zichzelf. Vergeet dit nooit. Vertrouw nooit te veel op uzelf. Blijf in plaats daarvan vragen om Jehovah’s geest en blijf Jehovah’s hulp in verband hiermee zoeken.
13. Hoe trachten sommigen hun persoonlijke verantwoordelijkheid in verband met het hervormen van hun persoonlijkheid van zich af te schuiven?
13 Hebt u ooit gehoord hoe sommigen trachten deze verantwoordelijkheid van zich af te schuiven door te zeggen: „Zo ben ik nu eenmaal. Ik kan mijzelf niet veranderen”? Dat is de zwakke kruk waarop de dronkaard of alcoholicus en de verslaafden aan tabak en verdovende middelen vaak steunen. Niemand twijfelt aan de waarheid van het eerste zinnetje, „Zo ben ik nu eenmaal.” Wanneer zij er echter aan toevoegen: „Ik kan mijzelf niet veranderen”, bedoelen zij in feite: „Ik wil mijzelf niet veranderen.” Zij geven blijk van dezelfde geest, dezelfde geesteshouding als Kaïn. In plaats dat Kaïn acht sloeg op Jehovah’s waarschuwing ’zich tot goeddoen te keren’, beet hij zich hardnekkig vast in de onjuiste veronderstelling: „Ik kan mij niet tot goeddoen keren; ik kan mijzelf niet veranderen” en zo gaf deze ’Ik wil mij niet veranderen’-man zich onbesuisd aan geweld en ongehoorzaamheid over, wat tot zijn eeuwige vernietiging leidde. — Gen. 4:6-8; Jud. 11, NW.
14. Staat het zogenaamde „gespleten persoonlijkheden” vrij zich bij tussenpozen aan uitspattingen over te geven?
14 Dan zijn er mensen die zichzelf en anderen willen wijsmaken dat zij wat zij graag een onbedwingbare „gespleten persoonlijkheid” noemen, bezitten. Deze verschoont hen, zo denken zij, van persoonlijke verantwoordelijkheid en geeft hun de vrijheid bij de minste ergernis in woede uit te barsten of zich bij tussenpozen aan uitspattingen over te geven. Maar helaas, wat hebben zij het bij het verkeerde eind! In de theocratische maatschappij van Jehovah’s christelijke getuigen zijn ’Dr. Jekylls en Mr. Hydes’ niet aanvaardbaar, want dergelijke zogenaamde „gespleten persoonlijkheden” behagen God niet. Jezus verklaarde: „Wie niet aan mijn zijde staat, is tegen mij.” En elders staat: „Gij kunt niet de beker van Jehovah en de beker van de demonen drinken; gij kunt niet aan ’de tafel van Jehovah’ en aan de tafel van de demonen deel hebben.” U kunt niet de geest van de wereld ten toon spreiden en terzelfder tijd de geest van God bezitten. Alleen de dwaas denkt dat hij rein kan blijven en toch, bij tussenpozen, tot zijn eigen uitbraaksel en tot het rollen in de modder kan terugkeren. — Matth. 12:30; 1 Kor. 10:21; 2 Petr. 2:22, NW; Spr. 26:11.
15. Hoe dienen christelijke persoonlijkheden zich, als kinderen van het licht, te gedragen?
15 Dag en nacht kunnen niet gescheiden en verwisseld worden naar gelang van iemands grillen. Als wij dus uit de duisternis in Zijn wonderbaarlijke licht zijn gekomen, dan kunnen wij ons, als kinderen van het licht, niet als kinderen der duisternis gedragen. Deze argumentatie volgt Paulus in zijn brief aan de Romeinen: „De nacht is vergevorderd; de dag is nabijgekomen. Laten wij daarom de werken die tot de duisternis behoren, afleggen en de wapenen des lichts aandoen. Laten wij betamelijk wandelen, zoals overdag, niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in ongeoorloofde gemeenschap en losbandig gedrag, niet in twist en jaloezie. Maar doet de Heer Jezus Christus aan en maakt niet van tevoren plannen voor de begeerten van het vlees.” — Rom. 13:12-14; 1 Petr. 2:9, NW.
GROEI TOT RIJPHEID EN VOLMAAKTHEID
16. Mogen wij veronderstellen dat het bereiken van een nieuwe persoonlijkheid iets is wat plotseling en volledig gebeurt?
16 Sommigen zouden uit de nadrukkelijke taal die de apostel Paulus in Kolossenzen 3:9 (NW) gebruikt, kunnen concluderen dat dit afleggen van de oude persoonlijkheid en de vervanging ervan door een nieuwe persoonlijkheid, iets is wat plotseling en volledig gebeurt. Een dergelijke conclusie strookt echter niet met de Schrift of de feiten. Dit wordt geïllustreerd door de groei in rijpheid die het jonge gewas moet doormaken voordat er vruchten te plukken zijn. Het proces verloopt geleidelijk en vereist van de zijde van de landbouwer heel wat krachtsinspanningen en moeizame arbeid. Petrus vestigde de aandacht op dit beginsel van geleidelijke groei en ontwikkeling toen hij schreef: Voeg „bij uw geloof deugd . . ., bij uw deugd kennis, bij uw kennis zelfbeheersing, bij uw zelfbeheersing volharding, bij uw volharding godvruchtige toewijding, bij uw godvruchtige toewijding broederlijke genegenheid, bij uw broederlijke genegenheid liefde”. Paulus voegt hier nog aan toe: „Laten wij in ieder geval, in de mate waarin wij vorderingen hebben gemaakt, voortgaan in deze zelfde routine ordelijk te wandelen.” — 2 Petr. 1:5-7; Fil. 3:16, NW.
17. Hoe tonen Johannes en Jakobus aan dat het noodzakelijk is voortdurend moeite te doen om verbeteringen in onze persoonlijkheid aan te brengen?
17 De verandering in persoonlijkheidskenmerken is dus iets waarvoor tijd nodig is en wat in de onvolmaakte mensheid nooit voltooid wordt. Aan deze zijde van Jehovah’s rechtvaardige nieuwe ordening zal volmaaktheid in persoonlijkheid nooit worden bereikt. Vandaar de noodzaak voortdurend moeite te doen om verbeteringen aan te brengen. De geïnspireerde schrijvers Johannes en Jakobus brachten dit als volgt onder woorden: „Indien wij de bewering uiten: ’Wij hebben geen zonde’, misleiden wij onszelf en de waarheid is niet in ons. Indien wij onze zonden belijden, dan is hij getrouw en rechtvaardig om ons onze zonden te vergeven en ons van alle onrechtvaardigheid te reinigen. Indien wij de bewering uiten: ’Wij hebben niet gezondigd’, maken wij hem tot een leugenaar, en zijn woord is niet in ons.” „Wij allen struikelen vele malen. Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man, in staat om ook zijn gehele lichaam in toom te houden.” — 1 Joh. 1:8-10; Jak. 3:2, NW.
18, 19. In welke nooit eindigende strijd zijn christenen verwikkeld, zoals in Paulus’ geval blijkt?
18 Zelfs de apostel Paulus bereikte toen hij in het gevallen vlees was geen volmaaktheid in zijn persoonlijkheid. Anders zou hij niet gezegd hebben: „Ik bemerk in mijn geval dan deze wet: dat wanneer ik het juiste wens te doen, het slechte bij mij aanwezig is. Naar de innerlijke mens schep ik werkelijk behagen in de wet van God, maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij in gevangenschap voert aan de wet der zonde, die in mijn leden is.” Tot op de dag van zijn dood gaf deze grote christelijke krijger toe dat het noodzakelijk was een zware strijd te voeren: „Ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf, om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op een of andere wijze afgekeurd te worden.” — Rom. 7:21-23; 1 Kor. 9:27, NW.
19 Dit gold niet alleen voor de apostel Paulus, maar het geldt net zo goed voor ons: indien wij niet hard zijn voor de zondige neigingen van het gevallen vleselijke lichaam en het niet leiden als een slaaf van wat een nieuwe persoonlijkheid ons voorschrijft, indien wij de vrucht van Jehovah’s geest niet ten toon spreiden, zullen ook wij door Jehovah worden afgekeurd, en dat zou buitengewoon tragisch zijn.
20, 21. Wat zullen, volgens Jezus’ waarschuwing, de gevolgen zijn als wij in gebreke blijven onze persoonlijkheid door de vrucht van de geest te laten hervormen?
20 Weet u wat het wil zeggen, door Jehovah afgekeurd te worden? Kort voordat Jezus die laatste avond gevangen werd genomen, waarschuwde hij zijn discipelen voor de verschrikkelijke gevolgen die over zijn gezalfde volgelingen zouden komen indien zij afgekeurd zouden worden omdat zij niet de vrucht van Jehovah’s geest droegen. „Ik ben de ware wijnstok”, zo zei Jezus, „en mijn Vader is de bebouwer. Elke rank aan mij die geen vrucht draagt, neemt hij weg, en elke rank die wel vrucht draagt, reinigt hij, opdat ze meer vrucht mag dragen. . . . Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf indien ze niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij niet in eendracht met mij blijft. . . . Indien iemand niet in eendracht met mij blijft, wordt hij als rank buitengeworpen en verdroogt; en men raapt die ranken bijeen en gooit ze in het vuur en ze worden verbrand.” — Joh. 15:1-6, NW.
21 Jehovah is een produktieve bebouwer en hij zal erop toezien dat iedereen in zijn welvarende organisatie de aangename vrucht van Zijn geest voortbrengt en ten toon spreidt. Vergis u hierin niet, indien u in gebreke blijft de vrucht van een christelijke persoonlijkheid voort te brengen, zal er voor u geen plaats zijn in de theocratische maatschappij van Jehovah’s christelijke getuigen! Alle vruchtloze, wilde en bandeloze uitlopers in zijn veredelde organisatie worden snel gesnoeid en buitengeworpen, zodat ze verdrogen, waarna ze uiteindelijk in het vuur van eeuwige vernietiging worden gegooid! „Het is iets vreselijks in de handen van de levende God te vallen.” — Hebr. 10:31, NW.
22. Waarom dienen wij het strenge onderricht van onze liefdevolle Vader, Jehovah, niet gering te achten?
22 Hoe veel beter is het dan ons door onze hemelse Vader, als de Grote Bebouwer die zijn volk door middel van zijn Woord en de manier waarop hij met hen handelt, reinigt, streng te laten onderrichten, opdat wij in Zijn vruchtbare organisatie mogen blijven en in eendracht met onze Heer Christus Jezus meer van de vrucht van de geest mogen dragen. Het is een feit dat, zoals Paulus aan de Hebreeën schreef, een dergelijk terechtwijzend streng onderricht en reinigen van onze persoonlijkheid pijnlijk is. „Toch werpt het later voor hen die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht af, namelijk rechtvaardigheid.” „Acht het strenge onderricht dat van Jehovah komt, [dus] niet gering en bezwijk niet wanneer gij door hem wordt gecorrigeerd, want die Jehovah liefheeft, wordt door hem streng onderricht.” — Hebr. 12:5-11, NW.
UW HUIDIGE ZEGENINGEN
23. Wat zijn enkele van de grootse zegeningen die u thans, te zamen met Jehovah’s volk, in grote mate kunt genieten?
23 Wanneer u uw persoonlijkheid aan deze zijde van Armageddon door de vrucht van de geest laat hervormen, zult u zelfs te midden van de huidige wantoestanden in de wereld vele Koninkrijkszegeningen ervaren. Ook u zult te zamen met Jehovah’s getuigen vele zegeningen en voorrechten kunnen genieten. U zult vrijheid van gebrek kennen, want u zult voortdurend aanzitten aan een feestmaal van vette geestelijke spijzen. Uw beker zal overvloeien van vreugde en geluk. Nooit behoeven de rechtvaardigen die eerst het Koninkrijk zoeken, om brood te smeken (Matth. 4:4; 6:31-33, NW; Jes. 25:6; Ps. 37:25). U zult vrij zijn van alle mensenvrees, want wij weten dat Jehovah de rechtvaardigen kan bevrijden en hun zelfs wanneer hun vijanden hen doodmartelen, de overwinning kan schenken (Ps. 118:6; Luk. 12:4; 1 Joh. 4:18, NW). U zult vrij zijn van de slavernij aan Satan en zijn demonische organisatie, want de waarheid zal u vrijmaken om een gelukkige en bereidwillige slaaf van Jehovah en Christus Jezus te worden (Joh. 8:32; Rom. 6:6, 16; 1 Kor. 7:23; Gal. 1:10; Kol. 3:23, 24; 1 Petr. 2:16, NW). U zult de vrijheid bezitten om te aanbidden en om bijeen te komen met Christus Jezus in uw midden, hetzij in het openbaar met duizenden anderen op grote vergaderingen van Jehovah’s getuigen, of in het geheim achter ijzeren en bamboe gordijnen (Matth. 18:20, NW). U zult de vrijheid en het voorrecht genieten via het gebed rechtstreeks met uw Vader Jehovah te spreken en hem om zijn geest, zijn leiding, zijn kracht en zijn bescherming te smeken (Matth. 6:6; Joh. 14:13, 14, NW). U zult de vrijheid en de eer smaken de vrees inboezemende naam JEHOVAH te dragen wanneer u als zijn opgedragen publiciteitsagenten en getuigen optreedt door het eeuwige goede nieuws aan alle natiën bekend te maken.
24. Welk uiterst belangrijke doel wordt erdoor gediend wanneer u een grotere mate van de vrucht van de geest draagt?
24 Zie bovenal nooit de grootste zegen en het rijkste voorrecht over het hoofd dat een schepsel ooit kan genieten, namelijk, een aandeel te hebben aan de rechtvaardiging van het kostbare Woord en de heilige Naam van uw Vader Jehovah. In zijn illustratie van de wijnstok en de ranken beklemtoonde Jezus in het bijzonder dit alles overtreffende doel van het dragen van een grotere mate van de vrucht van de geest. Hij zei namelijk: „Hierin wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht blijft dragen en u mijn discipelen betoont.” — Joh. 15:8, NW.
25. Wat dienen wij dus te blijven doen, en met welke resultaten?
25 Laat de vrucht van de geest uw persoonlijkheid dus blijven hervormen. Blijf veel vrucht dragen. Blijf bewijzen dat u werkelijk in de voetstappen van Christus Jezus treedt en ernaar streeft u een even beminnelijke persoonlijkheid eigen te maken. In plaats dat allen dan als in een open boek zullen kunnen zien hoe bedroevend uw afgelegde oude persoonlijkheid was, zullen zij blij en enthousiast zijn kennis te maken met uw aantrekkelijke nieuwe persoonlijkheid in de vrucht die Jehovah’s heilige geest heeft voortgebracht. Dit alles tot eer, lof en heiliging van Jehovah, de glorierijkste persoonlijkheid in het gehele universum!