Dankbaar voor onze „gelukkige hoop”
„In afwachting van de gelukkige hoop en glorierijke manifestatie van de grote God en van de Redder van ons, Christus Jezus.” — Tit. 2:13.
1, 2. Van welke twee kanten beschouwd kan dankbaarheid geluk teweegbrengen?
HAAR collega’s kenden haar als een efficiënte, produktieve en gelukkige secretaresse. Zij hebben dit misschien voornamelijk aan haar opleiding en bekwaamheid toegeschreven. Maar toen haar dit gevraagd werd, vestigde deze scherpzinnige vrouw de aandacht op de dankbaarheid van haar werkgever. Waarom?
2 Zij legde uit dat hij zelfs voor het kleinste routinewerkje oprechte dank tot uitdrukking bracht. Daardoor voelde zij zich nuttig en nodig; en zij was bovendien gelukkiger in haar werk. Dit vormt een goede illustratie van één nuttig resultaat van het tot uitdrukking brengen van dankbaarheid. Toch is dankbaarheid niet alleen nuttig voor de ontvanger; ze is ook goed voor de persoon die dankbaarheid tot uitdrukking brengt en die een geest van dankbaarheid heeft ontwikkeld.
3. Waarom dienen wij een dankbare geest te ontwikkelen?
3 Het schijnt alsof de mensen zich tegenwoordig in de eerste plaats om zichzelf bekommeren. Dat is volkomen tegengesteld aan de geest van dankbaarheid, want iemand die van dankbaarheid blijk geeft, denkt aan anderen en uit graag waardering voor wat anderen doen. De paradox is evenwel dat als u eraan werkt om werkelijk belangstelling voor anderen aan de dag te leggen en vrijelijk uiting geeft aan uw waardering voor hun diensten, daden en krachtsinspanningen, u gelukkiger zult worden. Verder kan het ontwikkelen van een geest van dankbaarheid invloed uitoefenen op uw verhouding tot Jehovah God. Het kan een uitwerking hebben op het geluk dat u thans in het algemeen in het leven hebt en de mate waarin u „de gelukkige hoop” die de bijbel ware christenen voorhoudt, met anderen deelt. — Tit. 2:13.
„BRENGT . . . DANK”
4. Wat is het bijbelse standpunt met betrekking tot dankbaarheid?
4 De bijbel spoort ons ertoe aan een geest van dankbaarheid te ontwikkelen. De apostel Paulus schreef bijvoorbeeld: „Brengt in verband met alles dank. Want dit is ten opzichte van u de wil van God in eendracht met Christus Jezus.” En hij gaf de Kolossenzen de raad: „Laat . . . de vrede van de Christus in uw hart heersen, want daartoe werdt gij feitelijk in één lichaam geroepen. En betoont u dankbaar” (1 Thess. 5:18; Kol. 3:15). Hoewel het in deze raad voornamelijk om onze dankbaarheid jegens God gaat, doordringt dit ons ervan hoe waardevol het is in de dagelijkse aangelegenheden van het leven een geest van dankbaarheid te ontwikkelen.
5. Hoe spreidde Paulus een dankbare geest ten toon?
5 Paulus aarzelde ook zelf niet om degenen die goed hadden gedaan, te prijzen of hen rechtstreeks te bedanken. Lees zijn woorden maar in Romeinen 16:1-4. In die passage alleen reeds prees hij Fébe dankbaar als „een verdedigster van velen”, mogelijk doordat zij haar invloed in de gemeenschap gebruikte om ten onrechte beschuldigde christenen te verdedigen of door reizende christenen gastvrijheid te betonen. Vervolgens bracht Paulus specifiek zijn dank tot uitdrukking jegens Priska en Aquila, omdat zij voor hem en anderen ’hun hals hadden gewaagd’. U kunt u voorstellen hoe blij deze openlijk tot uitdrukking gebrachte dank Fébe, Priska en Aquila gestemd moet hebben. Maar het was ook goed voor Paulus dat hij zich aldus uitte. Hij kon aldus het geluk smaken dat voortspruit uit geven — het geven van erkenning, eer en aanmoediging. Ook wij kunnen dit geluk ontvangen wanneer wij dankbaarheid tot uitdrukking brengen. — Hand. 20:35; 2 Tim. 1:16-18.
6, 7. Hoe kunt u dankbaarheid ten toon spreiden?
6 Wij hebben dagelijks gelegenheden om te tonen dat wij dankbaar zijn. Het zou voor zo iets eenvoudigs als een hoffelijkheid kunnen zijn — misschien omdat iemand een deur voor ons openhoudt of iets opraapt dat wij hebben laten vallen. Wanneer wij op de een of andere manier „dank u” zeggen, dient dit echter meer te zijn dan een vorm van officiële etiquette. Als wij ons vanuit ons hart werkelijk dankbaar voelen, zullen anderen dat bemerken en als resultaat daarvan gelukkiger zijn — en wij eveneens.
7 Een goede stap zou zijn te proberen onze geest van dankbaarheid te verruimen, misschien door dankbaarheid tot uitdrukking te brengen jegens mensen wier diensten wij normaal gesproken als vanzelfsprekend aanvaarden. Dat zou iemand kunnen zijn als een winkelbediende, een kelnerin in een restaurant of de postbode. Uw glimlach en oprechte „dank u” zal hun werk lichter en lonender maken. Degenen die onze dankbaarheid het meest verdienen, kunnen echter personen zijn die ons na zijn en wier krachtsinspanningen wij geneigd zijn over het hoofd te zien. Hoe vaak bedankt u uw vrouw voor de goede maaltijden die zij bereidt, voor haar krachtsinspanningen om het huis schoon te houden of voor haar geduldige zorg voor de kinderen? Hoeveel echtgenoten werken dag in dag uit zonder een woord van waardering te horen van de zijde van hun vrouw, laat staan van hun kinderen? Jongeren, zouden jullie vaker kunnen nadenken over alles wat jullie ouders voor jullie doen en dan vanuit jullie hart iets kunnen zeggen waaruit jullie oprechte waardering blijkt? Naarmate jullie er meer gewend aan raken dankbaarheid tot uitdrukking te brengen, zal jullie leven rijker worden. Anderen zullen meer van jullie houden en de banden van genegenheid zullen groeien. Ja, jullie zullen gelukkiger zijn.
DANKBAAR JEGENS GOD
8-10. (a) Waarom dienen wij volgens Psalm 100 dankbaar te zijn jegens God? (b) Hoe staat het er in dit opzicht met de meeste mensen voor?
8 Als wij redenen hebben om dankbaar te zijn voor wat medemensen doen, hebben wij er nog veel krachtiger redenen voor om dankbaar te zijn jegens onze Schepper. De honderdste Psalm is een melodie van dankzegging, waarin de aandacht wordt gevestigd op de reden waarom het passend is God te danken. Wij lezen daar: „Hij is het die ons heeft gemaakt, en niet wijzelf” (Ps. 100:3). Dat is zo redelijk. Hoe zouden wij ooit geluk kunnen vinden als God geen menselijk leven had geschapen en ons niet had toegestaan te leven? (Hand. 17:26-28) Ja, dat wij in leven zijn, vormt op zichzelf reeds een reden voor dankbaarheid.
9 In Psalm 100:5 wordt jubelend uitgeroepen: „Want Jehovah is goed.” Dat is in veel opzichten waar. Heel belangrijk in dit verband is dat God goede dingen heeft verschaft om ons in leven te houden, terwijl wij er tegelijkertijd van kunnen genieten. Wij leven op Gods aarde en houden ons lichaam in stand met de overvloed die de aarde biedt (Jes. 45:18; Hand. 14:15-17). Als een vriend u een heerlijke, voedzame vrucht zou geven, zou u beslist „Dank je” zeggen. Toch is Jehovah God de uiteindelijke bron van die vrucht en van al onze andere natuurlijke voedingsmiddelen (Gen. 2:9, 15, 16; Ps. 104:10-15, 24; 145:15, 16). Welke gevoelens met betrekking tot God worden door zulke voorzieningen opgeroepen? — 1 Tim. 4:3, 4.
10 Wanneer wij dankbaar jegens God zijn, betekent dit dat wij volledig van de meeste mensen in deze tijd verschillen. Zij zijn geneigd zich niets van God en van wat hij heeft gedaan, aan te trekken. Zelfs velen van degenen die in hun gezin gewoon zijn om vóór het eten enkele woorden van „dank” te uiten, tonen niet door de manier waarop zij leven dat zij God innig dankbaar zijn. Zij nemen zelden Gods wil in aanmerking wanneer zij in hun leven plannen maken. Zijn wij echter anders? Dit dient zo te zijn.
11, 12. Welke sleutel geeft Kolossenzen 3:15 ons met betrekking tot dankbaarheid?
11 Zoals reeds eerder is vermeld, schreef de apostel Paulus: „Laat . . . de vrede van de Christus in uw hart heersen, want daartoe werdt gij feitelijk in één lichaam geroepen. En betoont u dankbaar” (Kol. 3:15). Wanneer wij God dus werkelijk dankbaar zijn, is hier meer bij betrokken dan alleen maar woorden van dank te uiten. Wij moeten door de manier waarop wij leven, tonen dat wij hem dankbaar zijn. Belangrijke stappen hiertoe zijn de bestudering van zijn Woord om te weten te komen wat zijn wil voor ons in deze tijd is, en deze wil vervolgens te doen. — Joh. 13:17.
12 Paulus’ woorden in Kolossenzen 3:15 dienen ons er ook aan te doen denken dat Jehovah God personen heeft bijeengeroepen om een verenigd lichaam van christenen te zijn. Dit zijn mensen die erkennen dat zij zondaars zijn maar die beseffen dat zij vergeving van God kunnen ontvangen op basis van Jezus’ loskoopoffer (Rom. 6:17, 23; 7:22-25). Sta er eens bij stil wat dat voor u betekent. U kunt een reine positie in de ogen van God innemen. Dat is nog een reden om God dankbaar te zijn. — Openb. 7:10, 14.
13. Hoe strekt dankbaarheid zich verder uit dan ons huidige leven?
13 Het is echter goed, na te gaan of onze geest van dankbaarheid uitsluitend betrekking heeft op het dagelijks leven dat wij thans leiden. Gaat het er alleen om dat wij vaker onze waardering uiten voor wat anderen — zowel andere mensen als God zelf — voor ons doen? Neen, de dankbaarheid van een christen omvat tevens de toekomst, zijn hoop. Paulus schreef: „[Wij zijn] in afwachting van de gelukkige hoop en glorierijke manifestatie van de grote God en van de Redder van ons, Christus Jezus.” — Tit. 2:13.
EEN GELUKKIGE HOOP WAAR WIJ DANKBAAR VOOR KUNNEN ZIJN
14, 15. Wat was de „gelukkige hoop” waarvan Paulus in Titus 2:13 melding maakte?
14 Wat was de „gelukkige hoop” die Paulus koesterde en waar hij dankbaar voor was? Het was het gelukkige vooruitzicht dat hij een hemelse opstanding zou ontvangen om een onsterfelijk geestelijk schepsel en een mederegeerder met Jezus Christus in „zijn hemelse koninkrijk” te zijn (2 Tim. 4:18). Dat was ook de hoop die Titus en de door de geest gezalfde christenen in Kolosse en Thessaloníka koesterden.
15 Paulus kon dan ook aan de Kolossenzen schrijven: „Wij danken God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, altijd wanneer wij voor u bidden, aangezien wij hebben gehoord van uw geloof in verband met Christus Jezus en de liefde die gij hebt voor alle heiligen wegens de hoop die voor u in de hemelen is weggelegd. Gij hebt reeds eerder over deze hoop gehoord” (Kol. 1:3-6). Paulus kon deze christenen die tot hemels leven waren geroepen, derhalve terecht de aansporing geven: „Betoont u dankbaar.” — Kol. 3:15.
16. Wanneer zou die „hoop” worden verwezenlijkt?
16 Wanneer zou die „gelukkige hoop” op de opstanding tot hemels leven worden verwezenlijkt? Paulus wist dat dit niet zou gebeuren voordat bepaalde nog toekomstige ontwikkelingen zich hadden voorgedaan. Hij schreef dat „de levenden, die in leven blijven tot de tegenwoordigheid van de Heer, de ontslapenen in geen geval zullen vóórgaan”. Dan zullen „zij die dood zijn in eendracht met Christus . . . eerst opstaan”. Het zou dus pas gebeuren wanneer de tegenwoordigheid (Grieks: parousia) van Christus was aangebroken. — 1 Thess. 4:15-17.
17, 18. Waarom is onze tijd vooral belangrijk met betrekking tot de „gelukkige hoop”?
17 Hier kunnen wij opwindende conclusies uit trekken. Jezus voorzei dat zijn tegenwoordigheid gekenmerkt zou worden door een samengesteld teken, met inbegrip van ongewone oorlogen, aardbevingen, voedseltekorten en andere dingen die sinds 1914, het jaar van de Eerste Wereldoorlog, duidelijk waarneembaar zijn geweest (Matth. 24:3-14). Het is ook opmerkenswaardig dat de hemelse opstanding van gezalfde christenen volgens de voorzegging zou plaatsvinden voordat de Koning Jezus Christus in de komende „grote verdrukking” handelend optreedt (Matth. 24:21; Openb. 2:26, 27). Wij leven derhalve in de tijd waarin Paulus, Titus en anderen die in eendracht met Christus waren maar die zijn gestorven, de verwezenlijking van hun „gelukkige hoop” ontvangen.
18 Die opstanding maakt ook deel uit van de „glorierijke manifestatie van de grote God en van de Redder van ons, Christus Jezus”a (Tit. 2:13). Met Gods steun verschijnt Jezus of wordt hij openbaar doordat hij degenen oordeelt en beloont die in eendracht met Christus zijn gestorven. De Schrift had in dit verband gezegd dat hij „uit de hemel [zou] neerdalen met een bevelende roep, met de stem van een aartsengel en met Gods trompet, en zij die dood zijn in eendracht met Christus zullen . . . opstaan” om zich bij hem in de hemel te voegen (1 Thess. 4:16). Hoe staat het met de gezalfde christenen die nog levend op aarde zijn? Steeds wanneer een van hen sterft, wordt hij „veranderd . . . , in een ogenblik”. Hij krijgt een geestelijk lichaam en wordt in de hemel opgenomen, waar hij als beloning „de kroon des levens” ontvangt. — 1 Thess. 4:17; 2 Tim. 4:1, 8; 1 Kor. 15:44, 50-57; Jak. 1:12.
19. Wie hebben nog meer een gelukkige hoop?
19 Wat onze Redder, Christus Jezus, in dit opzicht tot stand brengt, is ook een manifestatie van de glorie of heerlijkheid van God. De manifestatie van Gods heerlijkheid door bemiddeling van Christus zal echter nog meer tot stand brengen, hetgeen vooral van betekenis is voor de christenen in deze tijd die weten dat zij niet met Gods geest zijn gezalfd en dus niet voor leven in de hemel zijn uitgekozen. Degenen over wie het hier gaat, zijn getrouwe christenen die de gelukkige hoop hebben op eeuwig leven in een hersteld aards paradijs. Indien dat uw vooruitzicht is, schenk dan aandacht aan een speciale reden die u thans hebt om dankbaar te zijn.
DANKBAAR VOOR WAT ONMIDDELLIJK VÓÓR ONS LIGT
20, 21. Wat zou Jezus volgens de voorzegging gedurende zijn tegenwoordigheid tot stand brengen?
20 De ware aanbidders van Jehovah moeten nu al eeuwen lang volharding tonen in en strijden tegen een samenstel van dingen dat overheersend goddeloos is en waarvan valse religie een integrerend deel vormt. Ware christenen hebben veel geluk kunnen vinden in het dienen van Jehovah, maar zij zouden nooit volkomen gelukkig kunnen zijn zolang dit goddeloze samenstel en zijn valse religie blijven bestaan. Er is thans echter een bijzondere reden voor geluk en dankbaarheid! Welke reden is dat?
21 Toen de apostel Paulus de Thessalonicenzen over Christus’ tegenwoordigheid schreef, werd hij ertoe geïnspireerd de belofte te uiten dat in deze periode wonderbaarlijke veranderingen tot stand zouden komen. In de eerste plaats zou Christus handelend optreden om „door de manifestatie van zijn tegenwoordigheid” het vals-religieuze element teniet te doen dat de „mens der wetteloosheid” wordt genoemd. Hiermee wordt in het bijzonder gedoeld op een anti-christelijke afval die uitgaat van de religieuze leiders, vooral de geestelijken van de christenheid. — 2 Thess. 2:3-8.
22, 23. Waarom zullen wij dankbaar kunnen zijn voor het einde van valse religie?
22 Het einde van valse religie zal een reden tot dankbaarheid jegens God zijn. Maar Christus zal meer doen. Met Jehovah Gods steun zal Jezus vernietiging brengen over allen „die God niet kennen en over hen die het goede nieuws omtrent onze Heer Jezus niet gehoorzamen” (2 Thess. 1:6-10). Wij leven in de tijd van Christus’ tegenwoordigheid en van de „glorierijke manifestatie van de grote God en van de Redder van ons, Christus Jezus”. Dit betekent dat wij in de tijd leven waarin valse religie en allen die de Schepper niet in waarheid willen aanbidden, verwijderd zullen worden. Indien Paulus destijds aan de Thessalonicenzen kon schrijven „brengt in verband met alles dank”, sta er dan eens bij stil welke speciale reden wij thans hebben om dit te doen! — 1 Thess. 5:18.
23 De verwijdering van valse religie zal een zegen zijn. Er zal een eind zijn gekomen aan misleidende leerstellingen die miljoenen mensen lang in vrees hebben gehouden — leerstellingen over onsterfelijke zielen die in een hel lijden ondergaan of over de geesten van de doden (Joh. 8:32). De gehele gehoorzame mensheid zal ’het goede nieuws omtrent onze Heer Jezus gehoorzamen’ en Jehovah dienen. Dat zal eenheid en vrede tot resultaat hebben. Is dat niet iets om dankbaar voor te zijn?
24, 25. Welke andere zegeningen liggen in het onmiddellijke verschiet voor de gehoorzame mensheid?
24 Wanneer degenen die het „goede nieuws” niet gehoorzamen, er niet meer zijn, zal de mensheid de wegen van rechtvaardigheid leren en volgen (Jes. 11:9; 26:9). Het zal u ongetwijfeld thans reeds voldoening schenken met uw gezinsleden te bespreken wat een verschil dat zal vormen. Vergelijk het met wat u thans op uw werk meemaakt of in uw contacten met regeringsfunctionarissen of wanneer u in een onbekend gebied reist.
25 De nieuwe ordening zal ook gekenmerkt worden door fysieke zegeningen die van God afkomstig zijn. Hij zal een eind maken aan ziekte en de dood (Openb. 21:1-4). Hij zal het werk van onze handen zegenen, zodat wij ons in een overvloed van de noodzakelijke levensbehoeften kunnen verheugen (Ps. 67:6; vergelijk Jesaja 65:21-25). Er zal zelfs vrede zijn tussen de mensheid en Gods dierlijke schepping; Jehovah zal hierop toezien, evenals in het oorspronkelijke paradijs, toen de dieren plantengroei aten en ze de mensen geen schade toebrachten.
26. Welke redenen hebt u om dankbaar en gelukkig te zijn?
26 Die zegeningen liggen vlak vóór ons. U kunt dit allemaal beleven. Wat leven wij derhalve in een unieke tijd! Ondanks de ondankbaarheid waardoor de mensheid in het algemeen thans wordt gekenmerkt en de ongelukkige situatie waarin ze verkeert, hebben wij overvloedig veel redenen om dankbaar te zijn jegens God, vooral voor de gelukkige hoop die wij bezitten. Laten wij hem daar geregeld voor danken.
[Voetnoten]
a Zie bladzijde 31.
[Illustraties op blz. 24, 25]
Degenen met de „gelukkige hoop” die gedurende Christus’ tegenwoordigheid in eendracht met de Heer sterven, zullen niet in de dood slapen. Bij de dood zullen zij worden opgewekt en „in een oogwenk, gedurende de laatste trompet” veranderd worden.