Gebruik alles wat u op theocratisch gebied bezit
„Eer Jehovah met uw waardevolle dingen.” — Spr. 3:9, NW.
1. Waarom is de waarheid zoveel waardevoller dan goud?
DE WAARHEID is een van ’s mensen waardevolste bezittingen. Ja, ze is een schat van uitermate grote waarde. Aangezien de waarheid haar oorsprong vindt bij Jehovah God, vormt ze een theocratisch bezit. Door de waarheid worden verstandige mensen thans op de weg gevoerd die tot eeuwig leven leidt. Een kennis van de waarheid stelt de mensen in staat te midden van een bijzonder ongelukkige wereld gelukkig te zijn. Wanneer er over datgene wat wij bezitten, wordt gesproken, gaan onze gedachten eerst uit naar goud, geld en materiële bezittingen, maar geluk, vrede des geestes en eeuwig leven zijn niet met geld te koop. Alle leden van de mensheid die de waarheid werkelijk kennen, zijn Jehovah, de Grote Verschaffer van waarheid, derhalve zeer dankbaar gezind wanneer zij dit waardevolle, theocratische bezit gebruiken. — Ps. 105:1, 2.
2. Wat heeft iemand nodig om datgene wat hij bezit het beste te gebruiken?
2 Wanneer de mens de waarheid leert kennen over de verhouding waarin hij tot de Schepper staat, gaat hij de vele goede dingen waarderen waarmee God hem heeft begiftigd. Hij mag dan niet veel goud en stoffelijke goederen bezitten, maar hij beseft dat zijn leven een groots bezit is dat hij van God heeft ontvangen, en als hij door de wijze waarop hij zijn leven gebruikt de zegen van God kan ontvangen, zal hij inderdaad zeer rijk zijn. „De zegen van Jehóvah maakt rijk en hij voegt er geen pijn aan toe” (Spr. 10:22, NW). Iemands goud of huizen kunnen hem snel door andere mensen of door regeringen worden ontnomen, maar niemand kan de zegen van Jehovah wegnemen wanneer Jehovah die geeft. Met de zegen van Jehovah God kan iemand zijn persoonlijke bezittingen of hulpbronnen met veel succes gebruiken.
3. Wat doen degenen die waardering hebben voor de verhouding waarin zij tot Jehovah staan?
3 God verwacht van de mens dat hij in overeenstemming met hem zal leven. Degenen die waardering hebben voor de verhouding waarin zij tot Jehovah staan, doen dit dan ook. ’In feite leeft niemand van ons alleen met betrekking tot zichzelf . . . wij leven voor Jehovah . . . wij behoren Jehovah toe’ (Rom. 14:7-9, NW). Jehovah God dwingt echter niemand. Hij stelt afzonderlijke personen in de gelegenheid de waarheid te leren kennen en het voorrecht in te zien hun leven aan de dienst van God op te dragen. Zij kunnen hun leven dan een zegen voor anderen laten zijn door het voorbeeld van Jezus te volgen, die met alles wat hij bezat de dienst van Jehovah op zich nam. Degenen die hun leven thans aan God opdragen en zijn wil gehoorzaam volbrengen, hebben de verzekering dat hun leven tot een eeuwig voortdurend bestaan zal worden verlengd. „Op den weg der gerechtigheid is het leven, en op het gebaande pad is geen dood.” — Spr. 12:28, Lu.
4, 5. (a) Op welke wijze vormt een kennis van Jehovah’s geboden vooral in deze twintigste eeuw een bescherming voor datgene wat wij bezitten? (b) Op welke wijze wordt door Jezus’ voorbeeld aangetoond dat wij ons ten aanzien van het leven dat God heeft gegeven, door ons gezonde verstand dienen te laten leiden?
4 De rechtvaardige maatstaven voor het leven die God in zijn Woord heeft vastgelegd, vormen een bescherming van onze levenskracht. Jehovah’s geboden plaatsen een schild om ons heen, zodat wij onze energie niet zullen verspillen aan de dwaze bezigheden van deze wereld, zoals dronkenschap, gulzigheid, gewelddaden of een wellustig leven. De wijsheid die wij door middel van Jehovah’s waarheid van God hebben ontvangen, leidt ons zodanig dat wij de gevaren waaraan de sensatiezoekers van deze twintigste eeuw zijn blootgesteld, vermijden. Trots of persoonlijke voldoening leidt mensen ertoe pogingen in het werk te stellen de hoogste berg te beklimmen, zich met de grootste snelheid te verplaatsen, hun leven in woeste sportwedstrijden op het spel te zetten, aan een duel op het geweer of aan gevechten deel te nemen. God heeft de mens het leven echter niet gegeven om het met zulke bezigheden, waaraan men zich in deze laatste dagen zo graag en zo algemeen overgeeft, te verkwisten. Door de bekendmaking van Gods waarheid worden alle soorten van mensen geholpen in te zien hoe zij hun leven dienen te gebruiken. De apostel Petrus toonde aan hoe er zich in het leven van degenen die de waarheid leren kennen, een verandering voltrekt: „Want het is voldoende dat gij in de voorbijgegane tijd de wil van de natiën hebt volbracht, toen gij u overgaaft aan daden van losbandig gedrag, wellusten, overdaad van wijn, brasserijen, drinkpartijen en onwettige afgoderijen. . . . Doch het einde van alle dingen is nabijgekomen. Weest daarom gezond van verstand en weest waakzaam met het oog op gebeden.” — 1 Petr. 4:3-7, NW.
5 Jezus Christus kende zeer veel waarde toe aan het leven en beschouwde het als een uitermate belangrijk onderdeel van datgene wat hij op theocratisch gebied bezat. De Duivel spoorde Jezus ertoe aan zijn leven op een dwaze wijze in de waagschaal te stellen. „Toen nam de duivel Hem mede naar de heilige stad en hij stelde Hem op den rand van het dak des tempels, en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf dan naar beneden; er staat immers geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot. Jezus zeide tot hem: Er staat ook geschreven: Gij zult den Here, uw God, niet verzoeken” (Matth. 4:5-7). Waarom zou het leven worden gebruikt zonder dat hierbij respect voor Gods wil aan de dag wordt gelegd? Jezus was zo verstandig zijn leven als een opgedragen dienstknecht van Jehovah in overeenstemming met Gods wil te gebruiken en hij stelde ons hierdoor een voorbeeld dat wij dienen na te volgen. Aangezien het leven tot de gaven behoort die God de mens heeft geschonken, en het dus iets is wat van God afkomstig is, dient het terecht alleen in Gods dienst besteed te worden, dit in overeenstemming met het beginsel dat Jezus zelf heeft bekendgemaakt: „Betaalt caesar daarom terug wat van caesar, maar God wat van God is.” — Matth. 22:21, NW.
HET GEBRUIK VAN ONZE TIJD
6. (a) Waarom is tijd thans zo waardevol? (b) Op welke wijze wordt luiheid iets wat ons berooft?
6 Het nastreven van de dwaze bezigheden van deze wereld is volkomen nutteloos, want men verspilt hierdoor niet alleen zijn levenskracht en energie, maar ook nog iets anders wat tot onze bezittingen gerekend kan worden — tijd. Nadat Paulus het schandelijke gedrag van de natiën had vermeld, noemde hij een goede reden op waarom wij zorgvuldig op het gebruiken van onze tijd dienen te letten. „Ziet er daarom nauwlettend op toe hoe gij wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen, de gelegen tijd voor uzelf uitkopend, omdat de dagen boos zijn. Wordt daarom niet langer onredelijk, maar blijft inzien wat de wil van Jehovah is” (Ef. 5:15-17, NW). De natiën van deze wereld verspillen thans hun tijd door onophoudelijk genoegens na te jagen, waarbij zij geheel en al over het hoofd zien welk een heilzame uitwerking het op de mens heeft zich ervan te blijven vergewissen wat Jehovah’s wil is. Door het leven te verspillen, komen zij er ook voor in aanmerking het leven te verliezen. Anderen verspillen hun tijd uit louter luiheid en omdat zij in het geheel geen verantwoordelijkheid wensen te dragen. Zij worden van een waardevol bezit beroofd, of zij dit nu beseffen of niet. Een wijze man heeft eens geschreven: „Ik ging langs den akker van een luiaard en langs den wijngaard van een verstandeloos mens, en zie, hij was geheel begroeid met distels, met onkruid bedekt, zijn stenen muur was neergehaald. Toen ik dit aanschouwde, nam ik het ter harte, toen ik het zag, trok ik een les daaruit: nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen, daar komt uw armoede aangelopen en uw gebrek als een gewapend man.” — Spr. 24:30-34.
7. Op welke nuttige manieren kan waardevolle tijd worden gebruikt?
7 In Gods Woord wordt nadrukkelijk gewezen op de noodzaak de tijd nuttig te besteden. „Blijft vervuld worden met geest, tot elkaar sprekend met psalmen en lofzangen tot God en geestelijke liederen, in uw hart Jehovah toezingend en uzelf begeleidend met muziek, en altijd voor alle dingen in de naam van onze Heer Jezus Christus dankzeggend aan onze God en Vader” (Ef. 5:15-20, NW). De tijd van een opgedragen christen is aan Gods zaak gewijd, en dit betekent onder andere dat wij kennis tot ons moeten nemen van Gods Woord, dat wij er met anderen over moeten spreken, dat wij geregeld moeten omgaan met degenen die zich ook aan God hebben opgedragen en dat wij God in het openbaar en georganiseerd eenstemmig moeten loven en danken. De werknemer moet zijn werkgever schenken wat hem toekomt, maar de dag telt nog meer uren. Ook kinderen brengen niet de hele dag op school door. De opgedragen dienstknecht van God gebruikt zijn tijd derhalve om overal waar hij zich bevindt, zoals wanneer hij naar zijn werk of naar school gaat, gedurende de middagpauze of wanneer hij zich ontspant of wat afleiding zoekt, te spreken. Dit komt nog bij de vaste tijdsperioden die terzijde zijn gesteld voor geregelde theocratische activiteiten bij of in de huizen in de gemeenschap. Bij vele gelegenheden maken christenen dus gebruik van nog iets wat zij op theocratisch gebied bezitten, namelijk het spraakvermogen, een wonderbaarlijke gave van God die tot lof van Jehovah wordt gebruikt. — Ps. 71:24.
INVLOED EN KRACHT
8. Op welke wijze kan invloed een belangrijk bezit blijken te zijn in onze persoonlijke omgang? in een gemeente?
8 Tot de hulpbronnen waarover alle mensen, rijk of arm, beschikken, behoort het vermogen invloed op het leven van anderen uit te oefenen. Men zou niet gemakkelijk met iemand zoals de apostel Paulus kunnen omgaan zonder voordeel te trekken van de invloed die er van hem uitgaat. „Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw versterking, dat is te zeggen: onder u mede bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij” (Rom. 1:11, 12). God verwacht thans van de mensen dat zij overal waar zij gaan een invloed ten goede zullen uitoefenen. Een christen kan op zijn wereldse werk in het gezelschap verkeren van mensen die vuile taal bezigen en er slechte gedachten op na houden. Dat hij niet aan zoiets slechts meedoet, maar zijn positie als christen bewaart en over goede dingen spreekt, móet op deze mensen wel een goede invloed hebben. Christelijke kinderen dienen op school en gedurende hun spel ook een goede invloed uit te oefenen. Verstandige vaders oefenen een goede invloed uit op hun gezin, doordat zij op juiste wijze de leiding nemen in het leiden van een leven dat met de waarheid in overeenstemming is. Christelijke moeders zijn een steun voor de vaders wanneer ook zij hun invloed op het leven van de kinderen doen gelden (Spr. 22:6; 2 Tim. 1:5). Wanneer een christen ijverig is en er gaarne toe bereid is de gegeven raad en instructies op te volgen, terwijl hij anderen ertoe aanmoedigt alle gemeentelijke activiteiten ten volle te ondersteunen, kan hij ook in de gemeente een invloed ten goede uitoefenen. Hij geeft er blijk van respect te hebben voor de opzieners die op een voortreffelijke wijze de leiding hebben en werkt harmonieus met hen samen. — 1 Tim. 5:17, NW.
9, 10. (a) Welk voorbeeld heeft Jehovah gesteld inzake het gebruiken van kracht en sterkte? (b) Waartussen dienen wij volgens Prediker 7:16-18 het evenwicht te bewaren?
9 Kracht en sterkte behoren tot datgene wat wij op theocratisch gebied bezitten wanneer ze in het welzijn van anderen worden aangewend. De zogenaamde sterke mannen van de wereld zijn gewoonlijk dictators, die hun kracht en sterkte gebruiken om de mensen te onderdrukken, maar dit is niet wat de Almachtige God graag in de mensen ziet. Jehovah, die almachtig is, heeft de mensen in zijn geduld en liefderijke goedheid het juiste voorbeeld gegeven. De mensen zouden er goed aan doen wanneer zij zijn voorbeeld zouden navolgen en hun kracht in overeenstemming met Gods wil zouden gebruiken door de Schepper te dienen. Er wordt van onvolmaakte mensen gezegd dat zij sterke punten en zwakheden hebben. In Gods Woord wordt de raad gegeven naar een juist evenwicht te streven tussen onze sterke punten en overheersende zwakheden: „Wees niet te zeer rechtvaardig en gedraag u niet al te wijs; waarom zoudt gij uzelf tot verbijstering brengen? Wees niet te zeer goddeloos en wees geen dwaas; waarom zoudt gij sterven vóór uw tijd? Het is goed, dat gij aan het ene vasthoudt en ook van het andere uw hand niet aftrekt, want hij, die God vreest, ontkomt aan dit alles.” — Pred. 7:16-18.
10 Wanneer iemand kennis en wijsheid tracht te verkrijgen, is dit goed, maar hij moet daarbij wel evenwichtig blijven, opdat hij niet trots of verwaand wordt en zichzelf schade berokkent. Wanneer hij iemand anders bijvoorbeeld een fout zou zien begaan, zou hij hyperkritisch kunnen worden. Dit zou tot zijn val kunnen leiden, omdat hij zijn liefde en respect voor degenen in zijn onmiddellijke omgeving zal beginnen te verliezen. Hij vergeet dat ook hij zwakheden heeft, die wellicht verschillen van die welke de door hem gekritiseerde persoon bezit. Jezus waarschuwde: „Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt” (Matth. 7:1-5). Gods Woord der waarheid vormt een gids voor het juiste gebruik van kracht en sterkte.
11. Welk standpunt neemt de rijpe christen in ten aanzien van een goede gezondheid?
11 Iemand die over een goede gezondheid beschikt, is gezegend, en hij dient God zijn dankbaarheid voor een dergelijke hulpbron te tonen door zijn kracht te gebruiken voor het loven van zijn Schepper (Pred. 12:1). De dienstknecht van God verwacht niet een volmaakte gezondheid te bezitten, maar hij tracht een redelijk goede gezondheid te handhaven zodat hij datgene wat hij bezit tot lof van God kan gebruiken. Als gevolg van hun afstamming van Adam zijn de mensen zondaars, en naarmate de jaren verstrijken, wordt hun lichaam zwak en nemen pijnen en kwalen toe. Ten aanzien van deze aangelegenheid dient iedereen van gezond verstand blijk te geven. Wanneer iemand niet alles kan doen wat hij wel zou wíllen, dient hij hier niet overstuur van te geraken, maar moet hij veeleer optimistisch zijn en zich erover verheugen dat hij op zijn minst nog íets kan doen, waarbij hij het geval van Job in gedachten zal houden. Iedereen beslist zelf wat goed is voor zijn gezondheid. Men dient anderen niet te oordelen op het gebied van voedsel en drank (Rom. 14:3, 4). In de gedachten van de dienstknecht van Jehovah neemt Gods koninkrijk de eerste plaats in. „Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door den heiligen Geest” (Rom. 14:17). Wanneer iemand een voedselmaniak wordt en zo overgevoelig wordt op het gebied van voedsel en frisse lucht dat hij het bezoeken van vergaderingen of congressen van christenen eraan opoffert of verzuimt een aandeel te hebben aan de prediking van het goede nieuws, zou dit tot het verlies van zijn rechtschapenheid kunnen leiden. In plaats van steeds weer over geneeswijzen, diëten en vitamines te praten, dienen christenen voortdurend de grote strijdvraag van Gods koninkrijk in gedachten te houden en in hun spraak en gedachten de raad op te volgen die Paulus in Romeinen 14:19 (NW) gaf: „Laten wij dus de dingen nastreven die de vrede bevorderen en de dingen die tot opbouw van elkaar dienen.” Deze handelwijze zal bijdragen tot de goede geestelijke gezondheid van allen in de gemeente, welke veel belangrijker is dan de fysieke gezondheid.
PREDIKEN
12. In welke opzichten vormt de Koninkrijksbediening in fysiek opzicht een zegen voor de mens?
12 Christenen kunnen er dankbaar voor zijn dat Gods vereisten voor hen onder andere ook het predikingswerk van huis tot huis inhouden, waardoor zij de noodzakelijke lichaamsbeweging en frisse lucht ontvangen die het tegenwoordige geslacht, dat in steeds grotere mate een zittend leven leidt, in ernstige mate moet ontberen. Door met betrekking tot de schadelijke praktijken van deze wereld verstandig te leven, blijft de christen gezond en sterk. De mate van gezondheid die iemand bezit, is in alle gevallen een hulpbron die hij in het belang van de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk kan aanboren. — Matth. 10:7, 12; 1 Kor. 6:9, 10.
13. Hoe kan men, wanneer men met natuurlijke bekwaamheden en talenten is begiftigd, deze het beste gebruiken?
13 Natuurlijke bekwaamheden en talenten zijn een grote zegen. Sommigen zijn zeer begaafd in kunst en muziek. Anderen hebben een goed verstand en een sterk lichaam en zijn in de gelegenheid geweest zich in een bepaald beroep te specialiseren. Natuurlijke bekwaamheden dienen niet als iets vanzelfsprekends beschouwd te worden, maar als hoedanigheden die God ons heeft toevertrouwd opdat wij ze tot lof van hem zouden gebruiken. Wij kunnen onze medechristenen ermee van dienst zijn en de gemeente of organisatie erdoor opbouwen. Er moet vaak werk worden verricht in Koninkrijkszalen of op congressen van Jehovah’s getuigen. Hoe zouden natuurlijke bekwaamheden beter gebruikt kunnen worden dan tot eer van Jehovah en tot zegen van zijn dienstknechten? Wanneer mensen in de wereld natuurlijke bekwaamheden bezitten, raken zij opgeblazen van trots, maar dat is niet het geval met de nederige christen die zich met Christus Jezus, de volmaakte mens, vergelijkt. Of een christen nu dokter, advocaat, ingenieur, boer, kunstenaar of handwerksman van beroep is, hij zal altijd wegen kunnen vinden om zijn talenten voor de bevordering van Gods werk te gebruiken. Dit is een onderdeel van de christelijke opdracht. Wees nooit terughoudend wanneer het erop aankomt uw natuurlijke bekwaamheden voor het bevorderen van theocratische belangen te gebruiken. — Ex. 35:30-35.
14. Wat dient er gedaan te worden wanneer men een grotere kennis en een beter denkvermogen heeft ontwikkeld?
14 Het bezitten van kennis, een goed denkvermogen en het vermogen om snel de betekenis van Gods Woord en beginselen te onderscheiden, zal zowel de bezitter ervan als anderen tot voordeel strekken. Allen die ijverig de studievergaderingen bezoeken waar Gods voornemens worden beschouwd, zullen beslist een grotere kennis en een beter denkvermogen ontwikkelen, maar de waarde van het geleerde dient te worden afgemeten naar de wijze waarop het gebruikt kan worden. Paulus drukte Timótheüs in 2 Timótheüs 2:1, 2 op het hart: „Gij dan, mijn kind, wees krachtig in de genade in Christus Jezus, en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten.” Een onzelfzuchtig gebruik van de verworven kennis vormt inderdaad een bron van veel vreugde en geluk.
15, 16. (a) Op welke wijze kunnen financiën en stoffelijke rijkdommen in figuurlijk opzicht passiva blijken te zijn? (b) Wanneer een christen over rijkdommen beschikt, hoe kunnen deze hem dan tot voordeel strekken? (c) Op welke wijze kunnen huizen, machines of andere werktuigen, als onderdelen van datgene wat men op theocratisch gebied bezit, de eigenaars ervan tot voordeel strekken?
15 De tot dusver genoemde „bezittingen” op theocratisch gebied zijn veel waardevoller dan geld en stoffelijke hulpbronnen. De financiën waarover de rijken beschikken, blijken figuurlijk gesproken vaak veeleer passiva dan activa te zijn. Dit dient ons in het geheel niet te verbazen wanneer wij in gedachten houden wat Jezus in Matthéüs 19:24 zei: „Wederom zeg Ik u, het is gemakkelijker, dat een kameel gaat door het oog ener naald dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat.” Betekende dit dat alle mensen die over geld of stoffelijke hulpbronnen beschikken, als gevolg hiervan niet Gods koninkrijk kunnen binnengaan? Jezus’ verklaring lokte de vraag uit: „Wie kan dan behouden worden?” Hij antwoordde: „Bij de mensen is dit onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk” (Matth. 19:25, 26). Een jongeman had de vraag gesteld wat hij moest doen om eeuwig leven te ontvangen. Hij onderhield alle wetten van God, maar het ontbrak hem aan één ding: Hij wilde zich niet geheel en al opdragen aan het werk dat Jehovah liet verrichten om de armen te helpen de waarheid te leren kennen, en wilde Jezus dus niet in dit werk navolgen; hij ging derhalve bedroefd heen omdat hij zoveel bezittingen had. De rijke mensen van de wereld worden vaak arrogant, zij gaan zich onafhankelijk voelen en willen graag verheerlijkt worden, maar dit wil nog niet zeggen dat niemand van hen de waarheid kan leren kennen en alles wat hij heeft aan het dienen van God kan opdragen. In de dagen van de eerste christenen waren enkele goed gesitueerde personen klaarblijkelijk inderdaad christenen geworden, want Paulus zei tot Timótheüs: „Beveel hun die rijk zijn in het tegenwoordige samenstel van dingen, niet hooghartig te zijn en hun hoop niet op onzekere rijkdom te vestigen, maar op God, die ons alle dingen rijkelijk verschaft om ervan te genieten; goed te doen, rijk te zijn in voortreffelijke werken, vrijgevig te zijn, mededeelzaam, voor zichzelf een voortreffelijk fundament voor de toekomst veilig als een schat wegleggend, opdat zij het werkelijke leven stevig mogen vastgrijpen.” — 1 Tim. 6:17-19, NW.
16 Door deze bijbelse raad aan de rijken wordt aangetoond hoe God tegenover het bezitten van stoffelijke goederen staat. Alles wat u hebt, of dit nu veel is of weinig, dient gebruikt te worden om er goed mee te doen, en men dient vrijgevig en mededeelzaam te zijn. Paulus prees de christenen te Filippi omdat zij hem gedurende de tijd dat hij gevangen zat en werd vervolgd, hadden ondersteund (Fil. 4:14-16). Geld is reeds sinds de dagen van de eerste christenen voor de bevordering van het predikingswerk gebruikt (2 Kor. 11:8, 9). Dat er in de tegenwoordige tijd over de gehele wereld duizenden Koninkrijkszalen voor christelijke vergaderingen en het geven van christelijk onderricht worden opgetrokken, toont aan hoe goed stoffelijke hulpbronnen door groepen christenen voor de algemene bevordering van Gods werk gebruikt kunnen worden. Huizen, zowel grote als kleine, worden voor bijbelse studiebijeenkomsten opengesteld. Ze worden gebruikt om reizende vertegenwoordigers van de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen te huisvesten. Er wordt gastvrijheid betoond en er worden maaltijden verschaft. Auto’s, boten en andere vervoermiddelen worden voor het verbreiden van het goede nieuws gebruikt. Ook machines en allerlei werktuigen worden beschikbaar gesteld wanneer deze bij het werk nodig zijn. Er worden door Jehovah’s organisatie volle-tijd-predikers uitgezonden en er wordt zendingswerk verricht. Jehovah God zegent de eendrachtige wijze waarop zijn dienstknechten alles wat zij van hem hebben ontvangen, gebruiken om de ware aanbidding over de gehele wereld te bevorderen. — 1 Kron. 29:1-9, 14-16.
WELKE VOORDELEN HET AFWERPT WANNEER WIJ ALLES GEBRUIKEN WAT WIJ OP THEOCRATISCH GEBIED BEZITTEN
17. Welke persoonlijke voordelen ontvangt men wanneer men alles wat men op theocratisch gebied bezit, op juiste wijze gebruikt?
17 Welke voordelen ontvangt iemand wanneer hij alles wat hij bezit, volledig in Gods dienst gebruikt? Wanneer hij een juiste zienswijze heeft en zijn bezittingen en vermogens op juiste wijze gebruikt, zal hij tot christelijke rijpheid groeien. Bezit hij eenmaal christelijke rijpheid, dan kunnen hem vele voorrechten ten deel vallen. Gods organisatie breidt zich over de gehele wereld snel uit en er is een grote behoefte aan rijpe, bekwame mannen die als opzieners in de organisatie dienst kunnen doen. Er worden van dag tot dag nieuwe gemeenten gevormd. Gedurende het dienstjaar 1962 richtten Jehovah’s getuigen 609 nieuwe gemeenten op. Opgedragen mannen hebben het toezicht over deze gemeenten op zich genomen en opgedragen vrouwen hebben hun aandeel bijgedragen. Daar zij de ware betekenis van de opdracht begrijpen, hebben zij al hun talenten gebruikt. Dit is God aangenaam. Waarom zou men terughoudend zijn in het doen van het goede? Het zou toch dwaas zijn het beste aan de oude wereld te geven en karig te zijn wat het ondersteunen van de Nieuwe-Wereldmaatschappij betreft! Stoffelijke rijkdommen kunnen nuttig worden gebruikt. Gezinnen zouden enkele stoffelijke dingen ter wille van Gods werk kunnen opofferen en daardoor iemand of enkele leden van het gezin in de gelegenheid kunnen stellen het grote voorrecht te smaken het goede nieuws elke dag te prediken. Anderen kunnen hun aangelegenheden wellicht zo regelen dat zij hun huis verlaten om in gebieden waar de behoefte sterk wordt gevoeld, zendingswerk te verrichten. Het is vanzelfsprekend altijd goed het werk financieel te ondersteunen, maar aan persoonlijke ondersteuning, waarbij men datgene gebruikt wat men persoonlijk op theocratisch gebied bezit, bestaat in deze tijd met het oog op de laatste bekendmaking van het Koninkrijk de grootste behoefte. „De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Bidt daarom den Heer van den oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst” (Matth. 9:37, 38). Denk eens aan de vele hulpbronnen waarin God heeft voorzien. Of u nu rijk of arm bent in stoffelijke middelen, u dient toch te bedenken dat tijd, invloed, kracht, sterkte, gezondheid, natuurlijke bekwaamheden, talenten, het denkvermogen, kennis, het vermogen om te spreken en het leven zelf veel waardevoller zijn. Wanneer u alles wat u bezit thans in volledige overeenstemming met Gods wil gebruikt om Jehovah te loven, investeert u deze middelen op de verstandigste wijze. Jehovah heeft beloofd dat hij aan datgene wat u thans bezit het eeuwige leven zal toevoegen, en Jehovah houdt zich altijd aan zijn woord. — Mark. 10:29, 30.