Christelijk gedrag in een verdeeld huisgezin
„Hoe weet gij vrouw, of gij uw echtgenoot niet zult redden? Of hoe weet gij echtgenoot, of gij uw vrouw niet zult redden? — 1 Kor. 7:16, NW.
1, 2. (a) Welk voorval waarbij gedrag was betrokken, deed zich in Canada voor? (b) Hoe werd door het openlijke excuus morele moed getoond, en liep het op een zegening uit?
„BRIEF AAN DE UITGEVER: Wij willen onze excuses aanbieden aan de bedienaar van het evangelie op wie dit betrekking heeft. Zou deze prediker, tegen wiens auto eieren werden geworpen toen hij door [het stadje Ralph] reed, s.v.p. onze nederige excuses willen aanvaarden door zijn auto in een garage te laten wassen en ons de rekening te sturen? Zou hij, de volgende keer dat hij door Ralph komt, bij ons aan willen komen om onze persoonlijke excuses in ontvangst te nemen? Hoewel wij niet de aanstokers van deze zogenaamde grap waren, willen wij zowel voor onszelf als voor de drie vrienden die bij ons waren, ons excuus aanbieden. Wat op dat moment leuk leek, was namelijk geen grap. Wij zouden hem en het passerende verkeer graag willen laten weten dat zulke onsympathieke grappen niet meer zullen voorkomen. — MERK AND MERVIN CUGNET.”
2 De prediker die van deze aanval door een groep baldadige jongelui in Saskatchewan, Canada, de dupe was geweest, was een districtsopziener van Jehovah’s getuigen. Na de aanval met eieren, bracht de prediker zijn auto tot stilstand en ging hij terug naar het huis van waaruit de aanval van de jongens, naar hij vermoedde, was georganiseerd. Hij bracht daar op strenge wijze aan de ouders rapport uit van het incident en protesteerde krachtig tegen zulke gevaarlijke en onwaardige daden jegens voorbijrijdende autobestuurders. Nadat de moeder haar spijt had betuigd, ging de prediker zonder zijn naam achter te laten weg. Een week later verscheen de hierboven aangehaalde brief waarin openlijk excuus werd aangeboden, in de plaatselijke krant. De districtsopziener ging te zamen met een plaatselijke prediker naar deze berouwvolle ouders terug. Zij ontdekten dat het ontmoedigde mensen waren die het geloof in hun religie hadden verloren. Er werden onmiddellijk regelingen voor een bijbelstudie met het gezin getroffen, terwijl er tevens twee nieuwe abonnementen werden afgesloten, één op dit tijdschrift, De Wachttoren, en het andere op het tijdschrift Ontwaakt! Er werd hun tevens gezegd dat er geen kosten aan het wassen van de auto waren verbonden, daar de bedienaar van het evangelie dit zelf had gedaan. Toen deze predikers vertrokken, merkte de dame op dat de manier waarop zij elkaar hadden leren kennen, droevig was, maar dat zij aan de andere kant blij was dat het allemaal zo was gelopen dat zij en haar gezin nu de bijbel konden bestuderen. Deze ouders, die rechtvaardigheidsgevoel bezaten, dienen geprezen te worden omdat zij ervoor zorgden dat er in het openbaar excuus werd aangeboden, welke moedige daad zegeningen voor hen heeft afgeworpen. — 2 Kor. 7:10.
3. (a) Hoe tonen sommigen die nog geen opgedragen christenen zijn, dat zij een diep innerlijk gevoel van moraliteit bezitten? (b) Welke aanmoediging vormt dit?
3 De hierboven verhaalde ervaring toont aan dat vele personen die geen getuigen van Jehovah zijn, een diep innerlijk gevoel van moraliteit bezitten en dat dezulken, na door een plotselinge schok tot de werkelijkheid geroepen te zijn, ertoe worden bewogen godvruchtige droefheid aan de dag te leggen, hetgeen tot resultaat heeft dat zij waarheidszegeningen en de hoop op een gelukkige toekomst ontvangen. Christenen die in een verdeeld huisgezin leven, worden er hierdoor toe bewogen om in hun juiste handelwijze in samenwerking met de Nieuwe-Wereldmaatschappij te blijven volharden. Een belangrijk zakenman, de ongelovige echtgenoot van een beschaafde vrouw die een van Jehovah’s getuigen is, zegt tegen zijn collega’s — hierbij zijn morele afkeuring te kennen gevend over hun doelloze, gemakzuchtige en vaak beschonken echtgenotes — dat hij zijn vrouw bij zijn thuiskomst liever met de „bijbel aantreft dan met de fles”. Wat zijn dan enkele aanmoedigende punten met betrekking tot christelijk gedrag in een verdeeld huisgezin waar men zich goedkeurend over zal uitlaten en die wellicht tot gevolg zullen hebben dat de ongelovige personen die ons lief zijn, leven zullen ontvangen? — 1 Kor. 7:16.
4. Draait het feit of men al dan niet met ongelovigen kan opschieten altijd om gehoorzaamheid aan Gods wetten?
4 Er is op het gebied van gehoorzaamheid aan Jehovah beslist geen compromis mogelijk. Zijn Zoon Jezus leidde de gedachte over verdeelde huisgezinnen in met de woorden: „Alwie Mij verloochenen zal voor de mensen, dien zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is” (Matth. 10:32-37). Of men met anderen in het verdeelde gezin kan opschieten, draait echter lang niet altijd om een punt van gehoorzaamheid aan Jehovah’s wetten. Soms is het voor de goede samenwerking nodig de andere leden van het huisgezin te helpen een duidelijk begrip van het geloof en de handelwijze van de christen te krijgen, zodat zij begrijpen waaróm hij de mening is toegedaan die hij heeft en waaróm hij vergaderingen wil bezoeken en aan het openbare getuigeniswerk van huis tot huis wenst deel te nemen. Soms betreft het een meningsverschil over dingen die niet werkelijk door God worden geëist, dingen die op een andere wijze of op een andere tijd gedaan kunnen worden, zodat de belangen en daden van onopgedragen leden van het huisgezin er niet door in het gedrang komen. Soms dringt de opgedragen persoon op een zuiver persoonlijke wens of eis, een zienswijze, een bedoeling of een gewoonte aan welke niet door God wordt verlangd. Laten wij, ten einde dit in het juiste licht te zien, enkele aangelegenheden over het gedrag van een christen onder deze omstandigheden, beschouwen.
DE VROUW EEN ONGELOVIGE
5. Welke verantwoordelijkheden aanvaardt een christelijke echtgenoot in een verdeeld huisgezin?
5 Wanneer een man de opgedragen christen is en zijn vrouw een tegenstandster of iemand die onverschillig tegenover de waarheid staat, bevindt hij zich in een veel gunstiger positie dan wanneer de situatie omgekeerd is. Op grond van de Schrift kan hij de positie van hoofd bekleden en hij is zelfs verplicht dit te doen. Aan gehuwde vrouwen wordt de raad gegeven: „Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan den Here, want de man is het hoofd van zijn vrouw.” Deze onderworpenheid verplicht de man er eveneens toe voor zijn vrouw en kinderen te zorgen, zoals de apostel in 1 Timótheüs 5:8 (LV) schrijft: „Wie niet zorgt voor de zijnen, vooral voor zijn huisgenooten, die verloochent het geloof.” Dit is ook een wettelijke verplichting. Vrouwen die zich tegen hun christelijke echtgenoot verzetten, zullen er gewoonlijk wel op staan dat aan het laatste vereiste wordt voldaan, zelfs wanneer zij weigeren zich te onderwerpen. Verder is de man verplicht zijn vrouw liefde en gezelschap te schenken, hetgeen tevens de echtelijke verplichtingen op het gebied van seksuele bevrediging omvat, want anders zou hij haar ertoe kunnen aanmoedigen deze bevrediging bij iemand anders te zoeken en aldus ontrouw van haar zijde bevorderen. Zelfs wanneer de vrouw een tegenstandster is of een onverschillige houding aan de dag legt, dient de christen zich dus van deze echtelijke verplichtingen te blijven kwijten. — Ef. 5:22, 23; 1 Kor. 7:3.
6, 7. (a) Wat zijn enkele schriftuurlijke vereisten waaraan een christelijke echtgenoot zich niet kan onttrekken ten einde een niet-gelovige vrouw te behagen? (b) Hoe dient hij met zijn tegen de waarheid gekante vrouw om te gaan?
6 Zulke omstandigheden vormen er voor de man geen excuus voor zich, om zijn vrouw te behagen of om haar tegenstand te verminderen, aan het vervullen van de schriftuurlijke vereisten te onttrekken. Op alle opgedragen personen rust de verplichting te studeren, met andere christenen te vergaderen en geregeld tijd te besteden aan de bediening. Dit hoeft echter niet ten koste van de belangen van de vrouw die niet in de waarheid is, te gebeuren. De man kan zijn vrouw uitnodigen om hem in zijn aanbidding te vergezellen, maar indien zij dit weigert, dient hij er toch aan deel te nemen. Waarom zou hij haar uitnodigen indien hij zich hier zelf niet krachtig aan zou houden? Indien hij geen tijd meer zou besteden aan christelijke studie, omgang en predikingsdienst, zou dit zijn vrouw dan niet in haar obstinaatheid en tegenstand aanmoedigen? Wanneer een christelijke man wiens vrouw een tegenstandster is, opgroeiende kinderen heeft, moet hij niet alleen voor hun fysieke, maar ook voor hun geestelijke welzijn zorgen, hetgeen inhoudt dat zij ook de vergaderingen moeten bezoeken en persoonlijk moeten studeren. Op grond van zijn positie als hoofd, heeft de echtgenoot het recht erop te staan dat zij hieraan deelnemen. „Gij vaders, . . . blijft hen grootbrengen in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” (Ef. 6:4, NW). Zou hij op dit punt in gebreke blijven, dan duidt dit erop dat hij in gebreke blijft om voor de geestelijke behoeften van zijn gezin te zorgen.
7 Dat de vader de geestelijke belangen van zijn gezin op het oog moet hebben, houdt tevens in dat hij, in een poging zijn vrouw te helpen de waarheid in te zien, alle mogelijke tact en vriendelijkheid ten opzichte van haar zal aanwenden. Het is nergens voor nodig om wegens haar ongeloof kwaad op haar te worden en tegen haar te schreeuwen. Evenals in het geval van niet-christelijke buitenstaanders zijn wij ons ervan bewust dat wij de waarheid tactvol en op een wijze waardoor zo min mogelijk aanstoot wordt gegeven, moeten aanbieden. Op dezelfde wijze dient een christelijke man wiens vrouw een tegenstandster is, haar de waarheid vriendelijk en op zodanige wijze dat zij er het meeste respect voor zal hebben en er het meeste van zal begrijpen, duidelijk te maken.
DE MAN EEN ONGELOVIGE
8. Waarom is het probleem dat een vrouw met een niet-gelovige echtgenoot het hoofd moet bieden, groter?
8 Hoe staat het er nu mee wanneer de situatie omgekeerd is en het het lot van de vrouw is een niet-gelovige man te hebben die niet met haar in haar aanbidding is verbonden? Ook al is de situatie in andere opzichten gelijk, dan staat zij hierdoor toch voor een groter probleem, aangezien deze vrouw niet de positie van hoofd kan gaan bekleden omdat haar man niet in de waarheid is. Zij moet in plaats hiervan vrouwelijke onderworpenheid aan de dag leggen, hetgeen betekent dat zij het aan haar man zal overlaten om beslissingen te nemen met betrekking tot wereldse werkzaamheden, de plaats waar zij wonen, levensstandaarden, enzovoorts. Kan een vrouw die in deze omstandigheden verkeert, haar man werkelijk liefhebben, ondanks dat hij zich niet aan de christelijke opdracht wenst te onderwerpen? Ja, indien hij er blijk van geeft haar toegewijd te zijn en moreel rein is. Zij hield van hem voordat zij zich aan God opdroeg. De opdracht maakt niet een einde aan haar liefde voor haar man. Moet zij ten opzichte van hem haar huwelijksplicht vervullen? Ja, want zij zijn nog steeds met elkaar getrouwd. Het feit dat zij zich aan Jehovah heeft opgedragen, verbreekt de huwelijksband niet. Ook al biedt de man af en toe heftige tegenstand en tracht hij bepaalde dingen zo te regelen dat de opgedragen vrouw zich niet in theocratische omgang en dienst kan verheugen, dan is zij het tegenover haar man nog steeds verschuldigd haar normale huwelijksverplichtingen te vervullen. Zij moet voor het huis zorgen, de maaltijden bereiden en zijn belangen zo goed mogelijk behartigen. Indien hij zó gewelddadig tegen haar optreedt dat hij haar hierdoor letsel zou kunnen toebrengen, zou zij het in overweging kunnen nemen om hem ter wille van haar veiligheid te verlaten. — 1 Kor. 7:15.
9. Wat moet de vrouw doen wanneer haar man niet wil dat zij ’s zondags getuigeniswerk verricht?
9 Hoe staat het met de bediening van huis tot huis indien de echtgenoot hiertegen gekant is? Veronderstel dat hij haar verbiedt om ’s zondags in de dienst uit te trekken of dat hij zodanige regelingen treft dat zij met z’n tweeën ergens anders naartoe gaan. Wat dan? Het kan verstandiger zijn dat de vrouw dan haar dienstschema herziet en de dienst op tijden verricht dat de gezinsverhouding er niet onder te lijden heeft. Dit komt op hetzelfde neer als wanneer zij haar velddienstschema zou veranderen om tijd vrij te maken voor het verzorgen van de gezinswas, enzovoorts. Aan Jezus’ gebod om het goede nieuws te prediken, was niet de bepaling verbonden dat dit alleen op zondagmorgen diende te geschieden; hoewel het inderdaad wenselijker zou zijn, vormt het geen ontrouw ten opzichte van Jehovah wanneer zij — indien de autoriteit van haar echtgenoot dit voorschrijft — haar getuigeniswerk op andere tijden verricht.
10. Hoe zal de vrouw met haar kinderen omgaan wat geestelijke aangelegenheden betreft, en waarom?
10 Een christelijke vrouw die een ongelovige echtgenoot heeft, kan — ook al keurt de man dit helemaal niet goed — in geestelijke zaken een zeer goede invloed op hun kinderen uitoefenen. Zij zal er hierbij zorgvuldig op toezien dat zij de kinderen niet van hun vader aftrekt omdat hij de waarheid niet inziet, maar zolang de kinderen jong zijn en zij hen overdag bij zich heeft, zal zij het zo regelen dat er elke dag tijd aan wordt besteed om de bijbel met hen te bespreken. Hoewel zij het feit dat de vader zijn kinderen geen onderricht geeft, wellicht niet helemaal kan compenseren, rust op haar desondanks de verplichting haar kinderen zoveel mogelijk onderricht te geven. In het boek Spreuken kunnen wij lezen (6:20): „Verwerp de onderwijzing van uw moeder niet” en (10:1): „Een dwaas zoon is een bekommering voor zijn moeder”, waardoor wordt aangetoond dat de moeder in de verantwoordelijkheid om de kinderen te onderwijzen, deelt, opdat zij later niet beschaamd zal staan omdat een zoon als gevolg van haar tekortkoming om hem te onderwijzen, dwaas handelt. Waarom dient een vrouw al deze moeilijkheden te ’nemen’ en handig wegen te zoeken waardoor zij haar rechtschapenheid in alle opzichten kan handhaven? Omdat dit de manier is om het beginsel van vrouwelijke onderworpenheid te ondersteunen. Haar getrouwheid aan Jehovah’s Woord en wet blijkt eruit. Het kan tot resultaat hebben dat haar kinderen gedurende de tijd dat zij opgroeien, ondanks het feit dat de echtgenoot niet zijn deel van de christelijke verantwoordelijkheid draagt, toch in de christelijke weg worden onderwezen.
11. Wat is in de ogen van een scherpzinnige, hoewel ongelovige echtgenoot van grote waarde?
11 Dit wil niet zeggen dat een vrouw de bijbel niet met haar gezin, met inbegrip van haar man, die er niet gunstig tegenover staat, mag bespreken. Dit laatste dient echter beslist smaakvol en tactvol te geschieden gedurende perioden die hier het gunstigst voor zijn; zij dient dit niet op een irriterende manier te doen, maar veeleer wanneer hij in een ontspannen en gunstige geestesgesteldheid verkeert. Het juiste gedrag van de christelijke vrouw maakt een diepe indruk op haar ongelovige echtgenoot, soms zelfs meer dan persoonlijke aantrekkelijkheid. De apostel heeft hierover gezegd: „Uw sieraad zij niet uitwendig: het vlechten van haar, het omhangen van goud of het dragen van gewaden, maar de verborgen mens uws harten, . . . een zachtmoedigen en stillen geest, die kostbaar is in het oog van God” (1 Petr. 3:1-6). Dit is in de ogen van een scherpzinnige, hoewel ongelovige, echtgenoot werkelijk van zeer grote waarde!
ONGELOVIGE KINDEREN
12, 13. (a) Wat is een onjuiste houding met betrekking tot ongelovige kinderen? (b) Welke ervaring wordt hier verteld met betrekking tot kinderen die geen belangstelling voor de bijbel schijnen te bezitten?
12 Soms bestaat de verdeeldheid in een huisgezin tussen ouders en kinderen; zelfs kleine kinderen kunnen tegenstribbelen wanneer het tijd is om naar de vergaderingen te gaan of in de velddienst uit te trekken. Teenagers worden soms opstandig, terwijl zij een hekel aan de bijbel gaan krijgen. Bij christelijke ouders zou de gedachte kunnen opkomen: „Mijn kinderen hebben geen belangstelling voor de waarheid. Ik zal hen laten schieten! Ik zal precies doen wat de wet voorschrijft: hen voeden, kleden en onder mijn dak laten wonen, en wanneer zij oud genoeg zijn, kunnen zij hun eigen weg gaan en kunnen mijn vrouw en ik pionieren.” Zou dit een juiste handelwijze zijn die in overeenstemming is met christelijke beginselen?
13 Neen! Voor het christelijke ouderschap komt namelijk meer kijken dan de zorg voor letterlijk voedsel, kleding en onderdak. Dat ouders hun kinderen „in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” moeten grootbrengen, betekent dat zij hen in de bijbel moeten onderrichten (Ef. 6:4, NW). Het omvat het geregeld deelnemen aan christelijke gesprekken en houdt in dat de kinderen naar vergaderingen meegenomen moeten worden waar de besprekingen op de bijbel zijn gebaseerd. Onderschat de waarde van vergaderingen nooit! Hoewel het kind ze minder interessant mag vinden dan de bioscoop of TV, toont de ervaring aan dat het aan kinderen gegeven onderricht in latere jaren vruchten afwerpt. Twee jongens, die het beiden vervelend vonden om de vergaderingen bij te wonen, werden door hun ouders naar de Koninkrijkszaal meegenomen. Eén jongen werd toen gedurende de tijd dat zijn ouders de vergadering bijwoonden, naar een bioscoop in de buurt gestuurd, terwijl de andere jongen van de vader moest binnenkomen en de gehele vergadering moest meemaken. De eerste jongen trouwde met een werelds meisje en verliet de waarheid, maar de andere jongen ging de waarheid naarmate hij ouder werd liefhebben, trouwde met een meisje dat zich aan God had opgedragen en is nu met haar een lid van de Bethelfamilie. Op grond van het toezicht dat ouders op hun kinderen moeten uitoefenen en de autoriteit die zij ten opzichte van hen bezitten, zijn zij derhalve verplicht hun wereldsgezinde kinderen geregeld naar de vergaderingen mee te nemen. Het is juist des te noodzakelijker dat zulke kinderen in nauw contact met het christendom worden gehouden zolang zij zowel wettelijk als schriftuurlijk onder het toezicht van de christelijke ouders staan. Elk geval ligt natuurlijk weer anders. Hoe ouder, eigenzinniger en koppiger de kinderen zijn en hoe meer zij tegen de bijbel zijn gekant, des te moeilijker het is om hen in het gareel te houden. Er zullen, om dezen op het goede pad te krijgen, ernstiger maatregelen getroffen moeten worden. — Spr. 23:13.
14. Wat hebben moeilijke kinderen nodig, en hoe zouden ouders met hen kunnen omgaan?
14 Het is niet nodig dat het christendom er bij de kinderen wordt ingeslagen. Wanneer men voortdurend op een kind dat zich niet van nature voor de bijbel interesseert, vit en het constant beschaamd maakt, bestaat het gevaar dat het aanvaarden van de waarheid eerder wordt ontmoedigd dan bevorderd. Christelijke ouders dienen er derhalve op toe te zien dat hun onderwijsbekwaamheid wordt gesterkt en ontwikkeld, zodat zij het probleem kinderen te bezitten die geen belangstelling voor de waarheid schijnen te hebben, doeltreffender het hoofd kunnen bieden. De ouders moeten op een tactvolle en begrijpende wijze met zulke kinderen omgaan en hen niet voortdurend uitfoeteren en te schande maken door hun te zeggen dat zij onderdoen voor kinderen die de waarheid blijkbaar wel aanvaarden. Het kan bijvoorbeeld nuttig zijn hun het gevoel te geven dat zij blij kunnen zijn van een christelijk gezin deel uit te maken, waardoor anderen hen als vertegenwoordigers van mensen met hoge maatstaven beschouwen die, doordat zij constant de verlichting van de Schrift kunnen ontvangen, een beter inzicht en begrip hebben. De antipathie van een kind tegen de waarheid dient zo klein mogelijk gehouden te worden. Het is trouwens toch waar dat de meeste kinderen met een beetje overredingskracht voortgeholpen moeten worden wat studie betreft.
OUDERS ONGELOVIGEN
15. (a) Met welk probleem hebben gelovige kinderen wier ouders niet gelovig zijn, te kampen? (b) Welke juiste handelwijze dienen zij te volgen?
15 Beschouw nu eens het geval van kinderen die tot een kennis van de waarheid komen en van wie de ouders een andere religie of in het geheel geen religie hebben. Wat kan er worden gedaan wanneer deze ouders de kinderen het voorrecht om naar de vergaderingen te gaan en in de velddienst van huis tot huis uit te trekken, onthouden? Kunnen de kinderen tegen de door de ouders opgelegde beperkingen in opstand komen, de wensen van de ouders volledig negeren en weglopen om toch een aandeel aan theocratische activiteiten te hebben? Dat zou geen christelijk gedrag zijn, want kinderen dienen hun vader en moeder nu eenmaal te eren. Wordt alle omgang volledig verboden, dan zullen er tamelijk verregaande maatregelen getroffen moeten worden om in geestelijk opzicht levend te blijven en Gods wil te doen door tot anderen te prediken. Wanneer er bevel wordt gegeven om niet langer datgene te doen wat Jehovah gebiedt of om in strijd met christelijke beginselen te handelen, moet de christen God meer gehoorzamen dan mensen. Aangezien ouders die geen Getuige zijn in de meeste gevallen echter niet zo ver gaan dat zij opgedragen kinderen rechtstreeks verbieden Jehovah’s wil te doen, kan een dergelijke ouderlijke belemmering als elk ander obstakel beschouwd worden waardoor men wordt gehinderd, zoals een slechte gezondheid, werelds werk of fysieke gebreken. Het christelijke gedrag schrijft ons voor dit te verduren, tenzij men het obstakel op een wettige wijze kan omzeilen, hetgeen van ieders vernuft afhangt. Het christelijke gedrag schrijft het minderjarige kind voor ten opzichte van ouders die geen Getuige zijn onderdanig, eerbiedig en zorgzaam te zijn en met hen samen te werken. Let op Jezus’ voorbeeld in dit opzicht, zoals dit opgetekend staat in Lukas 2:51, 52. Opgedragen kinderen kunnen dus ’hun tijd afwachten’ en als gevolg van persoonlijke studie en de mate van omgang en dienst die hun, hoe beperkt ook, door hun ouders die geen Getuige zijn wordt toegestaan, in de waarheid vorderingen maken, waardoor zij hun bekwaamheden die gebruikt kunnen worden wanneer zij een leeftijd bereiken waarin hun vrijheden niet zo beknot worden, kunnen verbeteren. — Ex. 20:12; Hand. 5:29.
16. Dienen zulke kinderen zich verslagen te voelen, en hoe kunnen zij Jehovah tot eer strekken?
16 In het geval van kinderen die in de waarheid zijn terwijl hun ouders de waarheid niet aanvaarden, zal het feit dat zij gehoorzaam zijn en het ouderlijke toezicht erkennen, op zichzelf reeds een eer voor Jehovah vormen. Zijn wet wordt hooggehouden, Zijn wil wordt gedaan. Door de zorgvuldige pogingen van een kind om niet ten aanzien van Jehovah’s geboden te schipperen maar zich anderzijds aan ouderlijke autoriteit te onderwerpen, is hij gehoorzaam aan Jehovah. Kinderen die in dergelijke omstandigheden verkeren, dienen zich niet verslagen te voelen omdat hun ouders hun beperkingen opleggen die niet aan kinderen worden opgelegd van wie de ouders in de waarheid zijn. Zij dienen integendeel na te gaan hoeveel theocratische activiteit hun wordt toegestaan en deze gelegenheden te benutten. Bedenk dat de hoeveelheid werk die iemand verricht, niet telt, maar veeleer zijn vastberaden besluit om alles te doen wat hij kan. Op deze wijze geeft hij er blijk van zuiver en oprecht te zijn, terwijl hij door zijn levenswijze getuigenis aflegt. „Reeds een knaap laat zich door zijn handelingen kennen, of zijn doen zuiver is en recht” (Spr. 20:11). Iemand die jong is, heeft leiding nodig, en het opgedragen kind van ouders die zich niet hebben opgedragen, dient dit te beseffen. Men kan niet wijzer handelen dan door om leiding te bidden.
17-19. (a) Hoe zouden zulke kinderen met hun ouders over de bijbel kunnen spreken? (b) Hoe komt naastenliefde hier ter sprake? (c) Wat dient gebruikt te worden wanneer men moeite doet om het „thuisfront” te winnen, en zal een dergelijke houding lonend zijn?
17 Een opgedragen kind dient zijn ouders tactvol getuigenis te geven en te proberen hun de bijbel uit te leggen. Het is noodzakelijk dat hij hierbij met overleg te werk gaat. Een kind dient nimmer beledigend of arrogant tegen andere leden van het gezin op te treden; hij zal hun nooit „flink de waarheid zeggen” of hun de tegenstand „betaald zetten”, waarbij hij de bijbel als een stok gebruikt. In plaats hiervan zal hij er blijk van geven dat hij het verlangen koestert dat zij de bijbel begrijpen. Spreek niet op neerbuigende wijze met hen, maar redeneer met hen en win op zodanige wijze raad van hen in dat zij met hun antwoorden de bijbel ondersteunen. „Vader, heeft u niet liever dat ik naar de vergaderingen ga dan dat ik met vrienden kwajongensstreken uithaal?” Wanneer ouders uitvallen: „Geef deze dwaze religie op!”, kun je eerlijk antwoorden: „Goed, dat zal ik doen als ze dwaas is. Maar moeder, als deze religie werkelijk dwaas is, waarom kan de dominee dan niet aantonen in welk opzicht ze fout is?” Op deze wijze worden er in de geest van de ouders waarheidszaadjes geplant. Zij zullen misschien gauw inzien dat het opgedragen kind iets heeft wat de dominee niet kan afkeuren, iets wat de ouders het beste kunnen beoordelen.
18 „Maar mijn geval is uitzonderlijk”, zou iemand kunnen zeggen, „en ik heb dit alles al geprobeerd. Wat zou ik nog meer kunnen doen” Jezus heeft gezegd dat wij Jehovah volgens het eerste gebod ’met alles wat wij bezitten moeten liefhebben’ (Matth. 22:37). In alle gevallen dient de bediening, onze aanbidding van Jehovah, derhalve op de eerste plaats te komen en de geboden van anderen in belangrijkheid te overtreffen. Jezus heeft geboden gegeven die feitelijk van zijn Vader afkomstig waren en heeft erover gezegd: „Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren” (Joh. 14:15). Wij kunnen niet aan de verlangens van andere leden van het gezin voldoen wanneer dit betekent dat wij in strijd handelen met Jehovah’s geboden of weigeren deze na te komen. Jezus zei dat het tweede gebod luidde: „Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf” (Matth. 22:39). Van onze naasten zijn de andere leden van het gezin ons het meeste na en zijn zij ons het dierbaarst, ook al zijn zij tegenstanders van de bijbel. Om hen dienen wij ons derhalve het meeste te bekommeren. Wij dienen het verlangen te koesteren hen te helpen de waarheid in te zien. Dat zij de waarheid niet zo snel hebben ingezien als wij, vormt er nog geen reden voor hen los te laten. Per slot van rekening schenken wij aan anderen in onze gemeenschap die de waarheid niet aanvaarden, er onverschillig tegenover staan en zich er zelfs lelijk over uitlaten, onze liefdevolle zorg doordat wij hen voortdurend blijven opzoeken om hun getuigenis te geven. Wij dienen toch minstens evenveel voor de andere leden van het gezin over te hebben, nietwaar? Dit betekent dat wij dingen moeten doen waardoor wij hen kunnen winnen in plaats dat wij hen afstoten. Tracht hen te overreden en schep geen vooroordeel. Maak hen jegens ons bemind in plaats van vijandig gezind.
19 Het is dus nodig om aan het thuisfront voortdurend plannen te maken en strategie te gebruiken om de andere gezinsleden voor het ware christendom te winnen. Met gezinsleden, vooral met echtgenoten en echtgenotes, is het zo gesteld dat wij hen reeds zeer goed kennen, zodat wij zullen weten welke methode de beste uitwerking zal hebben en het doeltreffendst zal zijn. De beloningen voor een dergelijke liefdevolle lankmoedigheid ten opzichte van zulke tegenstand biedende geliefden, zijn groot!
20, 21. (a) Waardoor worden de leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij gekenmerkt? (b) Hoe worden dergelijke hoedanigheden verkregen? (c) Beschrijf enkele van deze hoedanigheden.
20 Er geschiedt thans werkelijk een wonder met betrekking tot de leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij, of zij nu leden van een verdeeld huisgezin vormen of integrale leden van een verenigde gezinskring! Ondanks de nationale achtergrond worden er personen voortgebracht met een kenmerkende nieuwe persoonlijkheid die op een hoog peil staat. Over de gehele aarde doet de ware, onbevreesde individuele mens zich in al zijn door God toebedeelde waardigheid te midden van degenererende maatschappelijke orden kennen. Dit is iets wat de sowjetmaatschappij met haar voortbrengsel van de collectieve mens en de democratische maatschappij met haar voortbrengsel van de machinemens niet hebben kunnen presteren. Doordat de leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij een programma doorvoeren waarbij zij bijbelse beginselen op de menselijke leefwijze toepassen, worden zij thans op een opmerkelijke wijze door de volgende fundamentele hoedanigheden gekenmerkt:
Liefde: een onzelfzuchtige belangstelling voor anderen gebaseerd op bijbelse beginselen.
Vreugde: een diep innerlijk gevoel van verrukking, behagen, voldoening, tevredenheid.
Vrede: een innerlijke toestand van rust, ongedwongenheid, kalmte; onbezorgd, harmonieus.
Lankmoedigheid: volharding, verdraagzaamheid, geduld, vermogen om met mensen op te schieten en zich omstandigheden te laten welgevallen.
Vriendelijkheid: zachtaardig, sympathiek, voorkomend, goedgemanierd en attent zijn.
Goedheid: daden van edelmoedigheid, vrijgevigheid en gastvrijheid verrichten.
Geloof: een sterke overtuiging, rotsvaste zekerheid en volledig vertrouwen hebben.
Zachtaardigheid: beheersing van iemands humeur en toorn; ontvankelijk voor onderricht.
Zelfbeheersing: fysieke en mentale krachten aan banden en in evenwicht houden.
Deugd en ingetogenheid: eerlijk, oprecht en rechtvaardig zijn en morele seksuele rechtschapenheid handhaven.
Redelijkheid: ontvankelijk voor indrukken en genaakbaar zijn, geen vooroordeel hebben, ondogmatisch.
Bereidheid om te gehoorzamen: snel geneigd zijn om de leiding van de goddelijke wil te volgen, niet eigenzinnig.
Barmhartigheid: mededogen bezitten, zich ervan weerhouden berouwvolle personen een rechtmatige berisping toe te dienen.
Onpartijdigheid: iedereen dezelfde waardigheid toekennen, onbevooroordeeld, geen vriendjespolitiek.
Niet huichelachtig: zich niet anders voordoen dan men is, geen masker dragen, altijd echt, zichzelf zijn. — Gal. 5:22, 23, NW; Ef. 4:23, 24.
21 Al deze hoedanigheden zullen ertoe bijdragen dat wij in het beeld van Jehovah God en Jezus Christus, die in deze hoedanigheden uitmunten, opwassen. Doe er moeite voor om u thans in de actieve omgang met de leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen te verheugen, zodat u veranderd zult worden en ervoor in aanmerking zult komen om voor eeuwig op deze aarde, die in een paradijs veranderd zal worden, te leven! — Ef. 5:1, 2.