Huwelijksverplichtingen en echtscheiding
„Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en hij moet zijn vrouw trouw blijven en zij moeten één vlees worden.” — Gen. 2:24, NW.
1. Welke huwelijksregel moet onder christenen heersen, zoals door welke schriftuurplaatsen wordt aangetoond?
JEZUS Christus heeft het huwelijk voor zijn volgelingen teruggevoerd tot het begin dat God er in de hof van Eden aan had gegeven. God gaf de volmaakte man Adam één vrouw, hij maakte hem monogamist. Een christen die in Gods ogen wordt gerechtvaardigd of rechtvaardig wordt verklaard, mag niet meer dan één levende vrouw hebben. In de gemeente mogen de opzieners, die geestelijk „oudere mannen” zijn, en de dienaren in een geestelijk ambt slechts „een echtgenoot van één vrouw” zijn. Hun voorbeeld moet door de kudde worden nagevolgd en daarom mogen alle andere gehuwde personen in de kudde slechts één levende huwelijkspartner hebben (1 Tim. 3:1, 2, 12, NW; Titus 1:5-7). Christenen moeten hun huwelijkspartner vol liefde trouw blijven, en aldus in hun huwelijk met God verbonden blijven.
2. Met wie alleen mag een man een seksuele verhouding hebben?
2 Hierdoor wordt het een man niet toegestaan overspel te plegen of een seksuele verhouding met een andere vrouw te hebben. Hij dient er tevreden mede te zijn alleen met zijn vrouw een seksuele verhouding te hebben en hierin vreugde te vinden; hierover staat geschreven: „Drink water uit uw eigen regenbak en welwater uit uw eigen bornput. Moeten uw bronnen op straat overstromen, (uw) waterbeken op de pleinen? Zij moeten voor u alleen zijn, niet voor vreemden nevens u. Uw bron zij gezegend, verheug u over de vrouw uwer jeugd: een lieflijke hinde, een bekoorlijke ree; laat haar boezem u te allen tijde vreugdedronken maken, wees bestendig verrukt over haar liefkozingen. Waarom zoudt gij dan, mijn zoon, afdwalen naar een vreemde, den boezem van een onbekende omarmen?” (Spr. 5:15-20, NBG). Iemand die zich schuldig maakt aan het plegen van overspel wordt uitgesloten uit de gemeenschap der Nieuwe-Wereldmaatschappij.
3. (a) Wat diende een vrouw van haar echtgenoot te ontvangen, zoals door de voorzieningen in Gods wet was bepaald? b) Hoe werden de huwelijksrechten van een man door die wet beschermd?
3 God heeft de seksen voornamelijk geschapen om door het voortbrengen van kinderen de aarde te bevolken (Gen. 1:27, 28). God trof in zijn wet aan Israël voorzieningen dat een vrouw van haar echtgenoot „haar voedsel, haar kleding en haar huwelijksplicht” onverminderd moest ontvangen. Dit betekent dat zij het recht heeft kinderen te hebben, wanneer zij dit wil (Ex. 21:10, 11, NW). Dit blijkt uit Gods wet van het zwagerhuwelijk, waardoor de zwager werd verplicht de weduwe te huwen ten einde haar een kind te geven en aldus de naam van zijn dode broer op te wekken en de weduwe van zijn broer niet kinderloos achter te laten (Deut. 25:5-10). Ook een man had er recht op kinderen bij zijn vrouw te hebben. Om die reden kon hij, wanneer hij voor het leger van Israël werd opgeroepen en hij gewoon verloofd was, niet worden ingelijfd voordat de verloving voorbij was en hij ten volle was gehuwd. Zelfs dan kon hij nog niet worden ingelijfd totdat hij een jaar bij haar had gewoond als een gehuwd man en de gelegenheid had gehad een kind bij zijn vrouw te hebben en te zien en zich daarover te verheugen (Deut. 20:1-5, 7; 24:5). Voordat het leger hem kon opeisen, mocht eerst de vrouw aanspraak op de man maken, om harentwil en ter wille van de familienaam. Hij moest haar de „huwelijksplicht” geven. Zij moest hem het hem toekomende geven.
4. Wat verkiezen christelijke echtparen wellicht te doen, en dat zonder er voor te worden gekritiseerd?
4 Na de grote vloed herhaalde Jehovah God aan Noach en zijn gezin de opdracht kinderen te hebben. Thans rust op christenen echter niet de voortplantingsopdracht. Anders zou geen enkele christen ongehuwd en kinderloos dienen te blijven. Christenen hebben dus niet de plicht voor de strijd van Armageddon kinderen te hebben. Sommige christelijke echtparen verkiezen het wellicht kinderloos te blijven, waardoor zij ouderlijke verplichtingen vermijden en niet gebonden zijn, ten einde zo vrij mogelijk te blijven om rechtstreeks in de dienst van God te staan en het goede nieuws van zijn koninkrijk te prediken. Indien er thans een voortplantingsopdracht van God van kracht zou zijn, zouden alle gehuwde leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij verkiezen onmiddellijk kinderen te hebben en dit niet, zo mogelijk, tot na Armageddon uitstellen. Alhoewel Adam en Eva oorspronkelijk de opdracht van God hadden ontvangen zich voort te planten, hadden zij al de tijd dat zij in de hof van Eden waren, geen kinderen. Toch werden zij niet uit de hof van Eden verdreven omdat zij niet op staande voet kinderen hadden. Geen enkel echtpaar dient te worden gekritiseerd omdat zij thans voor Armageddon geen kinderen hebben of niet willen hebben.
5. Welke verkeerde opvattingen hebben tot celibataire huwelijken geleid, en waarom zijn zulke huwelijken nimmer succesvol geweest?
5 Dit wil niet zeggen dat echtparen de seksuele verplichtingen jegens elkaar niet dienen na te komen. Het wil niet zeggen dat zij, voordat zij gaan trouwen, dienen overeen te komen en God gemeenschappelijk dienen te beloven dat zij zelfs na het huwelijk een celibatair leven zullen leiden, doordat zij geen seksuele verhouding zullen hebben, maar slechts vreugde zullen putten uit elkaars gezelschap. Niemand dient te denken dat het huwelijk hierdoor op een geestelijk niveau wordt gebracht en op een verheven, niet vleselijk plan wordt gehouden, aldus het huwelijk van anderen die wel seksuele gemeenschap hebben, kleinerend. Wanneer een echtpaar elkaar de huwelijksplichten niet wil geven, dienen de man en de vrouw helemaal niet te trouwen, want hierdoor onthoudt men elkaar iets wat natuurlijk is en waarnaar men van nature verlangt. Door een celibatair leven brengen zij hun huwelijk niet op een hoge, en heiliger niveau dan dat van anderen. Zij kunnen Gods eerbare seksuele regeling niet veranderen. Celibataire huwelijken zijn daarom nimmer succesvol geweest.
6, 7. Welke inconsequenties brengen celibataire huwelijken met zich, en welke raad geeft Paulus in dit opzicht?
6 De anderen verlagen hun huwelijk niet, door samenleving te hebben, maar volgen een eerbare, rechtvaardige handelwijze. Er bestaat geen juist huwelijk voor zogenaamde „platonische vriendschap” enkel en alleen omdat het einde der wereld zo nabij is. Wanneer een verloofd stel denkt dat natuurlijke connecties vleselijk zijn, waarom trouwen zij dan desondanks nog? Waarom willen zij dan een der leden van de andere sekse te allen tijde zo dicht bij zich hebben, in de allerintiemste afzondering? Wanneer het niet goed of geestelijk niet opbouwend is een vrouw aan te raken, waarom zou men dan zo intiem met haar gaan samenleven, zelfs in een celibatair huwelijk? Weest natuurlijk, weest normaal, weest niet ten onrechte idealistisch. Weest niet zoals sommige katholieke Ierse meisjes, van wie in het nieuws sprake was, die wel gaan trouwen maar weigeren hun echtgenoot datgene te geven waarop hij recht heeft, omdat zij Jezus’ moeder Maria willen navolgen en „eeuwig maagd” willen blijven. De apostel Petrus heeft hun instructies gegeven nimmer aldus in hun huwelijksleven te handelen, maar hun echtgenoot als hun „heer” te erkennen (1 Petr. 3:5, 6). De apostel Paulus, die de apostel Petrus zelfs één keer de les heeft gelezen schreef:
7 „Wat nu datgene betreft waarover gij hebt geschreven, het is goed wanneer een man geen gemeenschap heeft met een vrouw; laat evenwel iedere man, wegens het algemeen voorkomen van hoererij, zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen echtgenoot. Laat de echtgenoot zijn vrouw geven wat haar toekomt; maar laat de vrouw ook evenzo tegenover haar echtgenoot handelen. De vrouw oefent geen autoriteit over haar lichaam, doch haar echtgenoot; evenzo oefent ook de echtgenoot geen autoriteit over zijn lichaam, doch zijn vrouw. Onthoudt het elkaar niet, behalve met wederzijdse toestemming gedurende een bestemde tijd, opdat gij tijd kunt wijden aan gebed en wederom tezamen kunt komen, zodat Satan u niet kan blijven verzoeken vanwege uw gemis aan zelfbeheersing. Ik zeg dit echter bij wijze van concessie, niet bij wijze van bevel.” — 1 Kor. 7:1-7, NW.
8. (a) Waarom is getrouwheid in het huwelijk belangrijk? (b) Welke raad geeft Petrus aan echtgenoten?
8 Het eeuwige leven van een gehuwde persoon hangt er van af of hij getrouw is aan zijn huwelijkscontract. Jehovah is nu, vergezeld van zijn Boodschapper des verbonds, in zijn geestelijke christelijke tempel en waarschuwt dat hij tot het oordeel is genaderd en een snel getuige zal zijn tegen overspelers (Mal. 3:1, 2, 5, Da). De apostel Petrus zegt dat een christelijke echtgenoot begrijpend met zijn vrouw moet omgaan en haar dient te beschouwen als een mede-hardloopster in de wedloop voor het eeuwige leven in de nieuwe wereld. Zijn woorden luiden: „Gij echtgenoten, blijft desgelijks bij haar wonen overeenkomstig kennis, haar eer toekennend als een zwakker vat, het vrouwelijke, daar gij ook erfgenamen met hen zijt van de onverdiende gunst des levens, opdat uw gebeden niet worden verhinderd” (1 Petr. 3:7, NW). Een christen zal daarom zijn vrouw noch lichamelijk noch geestelijk misbruiken. Indien hij zijn vrouw en kinderen niet helpt leven in de nieuwe wereld te verwerven, hoe kan er dan van hem worden verwacht dat hij buitenstaanders zal helpen het leven te beërven?
9. Hoe dienen echtgenoten hun vrouw lief te hebben, en wat zijn enkele manieren waarop zij dit kunnen tonen?
9 Jezus Christus heeft zijn „bruid,” die zijn „vrouw” zal worden, lief. Zijn gehuwde volgelingen moeten hun vrouw eveneens liefhebben. „Echtgenoten, blijft uw vrouw liefhebben, zoals ook de Christus de gemeente heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgegeven, . . . laat ook een ieder van u persoonlijk zijn vrouw zo liefhebben als zich zelf; de vrouw daarentegen dient diepe achting voor haar echtgenoot te hebben” (Ef. 5:25, 33, NW). Enkele voormalige heidenen mag het gebod dat men zijn vrouw moet liefhebben, vreemd toeklinken, maar voor een christen is het een bevel. Hij dient haar zowel met daden als met woorden lief te hebben en zich er om te bekommeren „hoe hij de goedkeuring van zijn vrouw kan verwerven,” voor zover hij dit met zijn geweten in overeenstemming kan brengen (1 Kor. 7:33, NW). Op de gemeentevergaderingen dient hij bij haar te zitten, thuis dient hij tezamen met haar de bijbel te bestuderen en een eenheid van geestelijke belangen met haar op te bouwen. In het begin is dit wellicht moeilijk of ongewoon.
10. Hoe kunnen echtgenoten en vrouwen elkaars geluk vergroten, en welk gemeenschappelijk bezit dient liefde tussen hen op te wekken?
10 Wanneer een echtgenoot zijn liefde echter op allerlei kleine manieren begint te tonen en gewaar wordt dat zijn vrouw hier behagen in schept, zal hij bemerken dat hij het zelf ook prettig vindt. Hij zal het nog meer willen doen en in grotere mate. Het zal gewoon voor hem worden en iets natuurlijks. Hij zal steeds meer gaan beseffen dat hij hierdoor de geest Gods toont, want de vrucht van deze geest is liefde. Laat een vrouw daarentegen haar echtgenoot nimmer een verwijt maken, door te zeggen: „Je houdt niet van me. Je toont het nooit.” Laat zij acht slaan op die kleine dingetjes waardoor hij verlegen zijn liefde voor haar toont en laat zij er dan blijk van geven hoe zij hier oprecht verheugd over is en ook uiten dat zij dit waardeert, waardoor zij hem nog gelukkiger zal maken. Het gemeenschappelijke bezit van de waarheid en het feit dat zij zich beiden aan God hebben opgedragen en de hoop koesteren tezamen eeuwig leven in de nieuwe wereld te verwerven, dient sympathie en liefde tussen hen op te wekken. Dit zal een grote hulp zijn te midden van de moeilijkheden van het huwelijksleven in deze tijd.
11. (a) Wat wordt in Gods Woord van vrouwen geëist, en waartoe heeft het geleid dat men in gebreke is gebleven aan dit vereiste te voldoen? (b) Wat is het doel van alle schriftuurlijke raad welke aan echtparen wordt gegeven?
11 Laat de vrouw diepe achting voor haar echtgenoot tonen, doordat zij hem in het huwelijk als haar hoofd erkent (1 Kor. 11:3). „Laten vrouwen onderworpen zijn aan hun echtgenoot als aan de Heer, omdat een echtgenoot het hoofd van zijn vrouw is zoals ook de Christus het hoofd van de gemeente is, hij zijnde een redder van dit lichaam. Ja, zoals de gemeente onderworpen is aan de Christus, laten zo vrouwen ook in alles aan hun echtgenoot onderworpen zijn” (Ef. 5:21-24, NW; ook Titus 2:3-5). Behalve dit voorbeeld van de christelijke gemeente tegenover Jezus Christus, heeft de christelijke vrouw het nog veel verhevener voorbeeld van de onderworpenheid en gehoorzaamheid van de universele organisatie van God aan de Heer Jehovah (Jes. 54:5, AS). Het is voor een vrouw interessant eens kennis te nemen van de aanbevelingen welke op 20 maart 1956 werden gedaan door de derde Koninklijke commissie inzake huwelijk en echtscheiding, in Groot-Brittannië. Een van de factoren welke deze commissie opsomde als een factor die had bijgedragen tot het stijgende echtscheidingscijfer in Brittannië, was „de nieuwe positie van de vrouwen in het huwelijk, als gelijkwaardige partners in plaats van ondergeschikte partners.” Het is alleen maar redelijk te verwachten dat het negeren van Gods alwijze regeling voor het menselijke huwelijk tot moeilijkheden en tot het schipbreuk lijden van steeds meer huwelijken zou voeren. Het doel van alle in Gods Woord gegeven raad aan echtparen is niet alleen hun een leidraad te verschaffen waardoor zij hun leven samen vreugdevoller kunnen maken en elkaar kunnen helpen eeuwig leven te verwerven, maar eveneens om hen bij elkaar te houden en hen te helpen echtscheiding te voorkomen. — New York Times van 21 maart 1956.
WETTELIJKE EN SCHRIFTUURLIJKE GRONDEN TOT ONTBINDING VAN HET HUWELIJK
12, 13. (a) Op welke verschillende gronden staan de wetten van de mens echtscheiding toe? (b) Wat was volgens Jezus’ zeggen echter de enige geldige reden?
12 De wetten van staten en natiën staan in deze tijd op velerlei gronden echtscheiding toe. Personen wier liefde voor hun huwelijkspartner is verdwenen of gedood, trachten alle mogelijke wettelijke gronden aan te grijpen om de huwelijksband te verbreken, zoals geestelijke wreedheid, luiheid, weigering de huwelijksrechten te geven, dronkenschap, krankzinnigheid, ongeneeslijke ziekte, weglopen of in de steek laten, onvruchtbaarheid, sodomie, bestialiteit, misdadigheid, het niet met elkaar kunnen vinden, het overgaan tot een andere religie, enzovoorts, afgezien nog van overspel. Zijn al deze wettelijke gronden echter schriftuurlijk juist en gelden ze voor een christen? Jezus Christus is Jehovah’s raadsman voor ons. De joodse Farizeeën stelden hem eens op de proef met de volgende vraag: „Is het wettig wanneer een man zich op allerlei gronden van zijn vrouw laat scheiden?” Jezus gaf die vragenstellers geen antwoord door naar de echtscheidingswetten der Romeinse cesars te verwijzen. Hij verwees naar de superieure wet van de Allerhoogste God en gaf te kennen dat er slechts één reden tot echtscheiding bestaat — overspel of morele ontrouw.
13 „Hij gaf ten antwoord: ’Hebt gij niet gelezen dat hij die hen in het begin heeft geschapen, hen man en vrouw heeft gemaakt en zeide: „Om deze reden zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw trouw blijven, en de twee zullen één vlees zijn”? zodat zij niet meer twee, maar één vlees zijn. Wat God daarom onder één juk heeft samengebracht, brenge geen enkel mens vaneen.’ Zij zeiden tot hem: ’Waarom heeft Mozes dan voorgeschreven een certificaat van wegzending te geven en zich van haar te laten scheiden?’ Hij zeide tot hen: ’Mozes heeft u, uw hardvochtigheid in aanmerking genomen hebbende, de concessie gedaan u van uw vrouw te laten scheiden, maar dit is niet van het begin af zo geweest. Ik zeg u, dat al wie zich van zijn vrouw laat scheiden behalve op grond van hoererij en een ander trouwt, overspel bedrijft’” (Matth. 19:3-9, NW). „Toen zij wederom in het huis waren, begonnen de discipelen hem hierover te vragen. En hij zeide tot hen: ’Al wie zich van zijn vrouw laat scheiden en een ander trouwt, bedrijft overspel jegens haar, en indien een vrouw, nadat zij zich van haar man heeft laten scheiden, ooit een ander trouwt, bedrijft zij overspel’” (Mark. 10:10-12, NW). „Iedereen die zich van zijn vrouw laat scheiden en een ander trouwt, bedrijft overspel, en hij die een vrouw trouwt welke zich van een echtgenoot heeft laten scheiden, bedrijft overspel.” — Luk. 16:18, NW.
14, 15. Tot welke zonde tegen iemands lichaam leidt overspel, en hoe wordt een overspeler in Gods Woord beschouwd?
14 Overspel is liefdeloos en een overtreding van Gods gebod (Rom. 13:8-10; Ex. 20:14; Hand. 21:25). De overspeler is reeds gehuwd en als één vlees met zijn wettige partner onder één juk samengebracht. Maar door overspel te plegen, wordt datgene wat God onder één juk heeft samengevoegd, vaneengebracht. De overspeler verlaat zijn wettige partner en maakt zich één vlees met een derde persoon. Drie personen vormen niet één vlees, maar twee worden wel één vlees. Een persoon moet één vlees zijn met slechts één ander, niet met twee anderen of meer. Zich richtend tot de gezalfde christenen die leden waren van Christus’ geestelijke lichaam of gemeente, schreef de apostel Paulus: „Weet gij niet dat uw lichamen leden van Christus zijn? Zal ik de leden van de Christus dan wegnemen en ze tot leden van een hoer maken? Dat nooit! Wat! Weet gij niet dat hij die zich met een hoer verenigt één lichaam is? Want, ’De twee,’ zegt hij, ’zullen één vlees zijn.’ Maar hij die zich met de Heer verenigt, is één geest. Ontvliedt de hoererij. Elke andere zonde welke een man kan begaan, is buiten zijn lichaam, maar hij die hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn lichaam. Wat! Weet gij niet dat ulieder lichaam de tempel van de heilige geest binnenin u is, die gij van God hebt?” — 1 Kor. 6:15-19, NW.
15 Velen tot wie hij zich hier richtte, waren gehuwd. Seksuele connecties met hun huwelijkspartners te hebben, ontnam hen niet het lidmaatschap in Christus’ lichaam, want iemands vrouw is iemands eigen vlees en men verenigt zich dus met wat van zich zelf is. Wanneer gehuwde christenen echter overspel plegen of ongehuwde christenen hoererij bedrijven, zelfs al is het met een religieuze tempelprostituée, doen zij iets wat God en Christus niet goedkeuren. Zij nemen hun lichaam, dat Christus toebehoort, en worden één vlees met een zondaar, een overspeler of een hoer. Wanneer een christen overspel pleegt of hoererij bedrijft, zondigt hij tegen zijn lichaam. Hij misbruikt het, in strijd met zijn eigenaar Christus. De overspelige christen zondigt ook tegen zijn vrouw, die rechtens één vlees met hem is. Hij verbreekt zijn eenheid met haar, waardoor hij zich zelf schade berokkent en zich zelf haat omdat hij zijn vrouw haat, wier vlees hij verwerpt. Een gezalfde christen kan geen deel uitmaken van Christus’ lichaam en zich „één vlees” maken met een illegale persoon, een hoereerder of een hoereerster, een prostituée, want Jezus staat niet in connectie of is niet in eendracht met zulk een onreine persoon. Tenzij een christen berouw heeft en zijn immorele handelwijze herziet, toont hij dat hij er de voorkeur aan geeft niet met Christus verenigd te zijn, maar met de immorele persoon, en daarom is hij niet langer in eendracht met Christus. Hij is niet één in geest met Christus. Hij is niet langer een deel van de maagdelijke klasse welke aan Christus ten huwelijk wordt gegeven. Een verstokte overspeler of hoereerder is geen christen. Hij is geen getuige van Jehovah. Jehovah God maakt overspelers of hoereerders niet tot zijn getuigen. — 1 Kor. 5:11-13.
16. Waardoor alleen wordt de huwelijksband verbroken, en welke soort van echtscheiding verleent iemand daarom niet de vrijheid te hertrouwen?
16 Aangezien een gehuwde persoon die zich aldus seksueel verenigt met een illegale persoon, zich tot één vlees maakt met iemand buiten de huwelijkseenheid, wordt alleen door overspel de huwelijkseenheid werkelijk verbroken, omdat dan het juk waaronder God het echtpaar tot één vlees heeft gemaakt, wordt verbroken. Daarom zeide Jezus dat alleen overspel een grond tot echtscheiding is welke door God wordt erkend. Tenzij overspel het huwelijksjuk heeft verbroken, zou een echtscheiding niet juist of in Gods ogen niet werkelijk van kracht zijn. Wanneer in de rechtbanken dezer wereld een echtscheidingsvonnis wordt uitgesproken op andere gronden dan overspel, wordt niet werkelijk vaneengebracht wat God heeft samengebonden. De gescheiden personen zijn nog steeds één vlees met elkaar, zij zijn nog steeds man en vrouw. Geen van beiden is derhalve vrij om te hertrouwen, want te hertrouwen zou betekenen dat zij overspel plegen. Een man die niet op grond van overspel van zijn vrouw scheidt, stelt haar, doordat zij wederom zou kunnen gaan trouwen, bloot aan overspel, en eveneens stelt hij zich zelf daaraan bloot. Een man die een vrouw huwt die niet is gescheiden op grond van overspel van haar zijde of van de zijde van haar echtgenoot, pleegt overspel met haar, daar hij zich met vlees verenigt dat nog steeds aan een andere man toebehoort.
17. (a) Waarom is een weduwe of weduwnaar vrij om te hertrouwen? (b) Wat mogen personen die volgens de uitspraak der wet weduwen of weduwnaars zijn geworden, doen, doch welke verantwoordelijkheid moeten zij aanvaarden?
17 De dood ontbindt een huwelijk. Een weduwnaar of weduwe is daarom vrij om te hertrouwen. „Een getrouwde vrouw is . . . door de wet aan haar echtgenoot gebonden zolang hij leeft; maar indien haar echtgenoot sterft, wordt zij ontslagen van de wet van haar echtgenoot. Derhalve zou zij dus, zolang haar echtgenoot leeft, een overspeelster worden genoemd indien zij een andere man zou gaan toebehoren. Maar indien haar echtgenoot sterft, is zij vrij van zijn wet, zodat zij geen overspeelster is indien zij een andere man gaat toebehoren” (Rom. 7:2, 3, NW). Wellicht is het van de echtgenoot of vrouw van een persoon alleen maar bekend dat hij of zij in de oorlog of door een ramp is omgekomen, terwijl hij of zij niet als overleden geregistreerd staat of er geen officiële berichten voorhanden zijn waardoor de dood kan worden geverifieerd. Of misschien is iemands huwelijkspartner verdwenen en zo lang afwezig dat hij door de wet van het land als dood wordt beschouwd. In dit geval wordt door de wet vastgesteld dat een persoon een weduwnaar of weduwe is. Zo iemand kan in overeenstemming met zijn geweten hertrouwen. Door te hertrouwen, neemt hij de verantwoordelijkheid voor de gevolgen op zich, en hij dient zich in zijn leven volledig van de nieuwe verplichtingen te kwijten. God weet de feiten en oordeelt in overeenstemming daarmede, terwijl hij bepaalt of de hertrouwde persoon al dan niet in aanmerking komt voor leven in de nieuwe wereld. Indien een huwelijkspartner die volgens de wet voor dood is verklaard, wederom zou opdagen en zijn wettelijke huwelijkspartner wil terughebben, zou de zaak wettelijk in orde gebracht moeten worden. Onder zulke omstandigheden neemt iemand die een persoon huwt die alleen door de uitspraak der wet een weduwnaar of weduwe is geworden, een risico of waagt een kans, en hij moet bereid zijn een verandering in de omstandigheden onder de ogen te zien.
IMPOTENTIE, ONREINHEID, KRANKZINNIGHEID, OVERGAAN TOT EEN ANDERE RELIGIE
18. (a) In welk opzicht verschilt Gods wet van de door mensen gemaakte wetten met betrekking tot impotentie als een reden tot echtscheiding? (b) Met betrekking tot kunstmatige bevruchting?
18 In de rabbijnse wet der joden werd de nadruk gelegd op de plicht de huwelijksdaad te verrichten. Het werd de vrouw toegestaan zich van haar echtgenoot te laten scheiden wanneer deze, wegens een fysiek onvermogen, gedurende een periode van zes maanden niet in staat was deze huwelijksplicht jegens haar na te komen. Insgelijks kon een echtgenoot zich van zijn vrouw laten scheiden wanneer zij geen kinderen kon voortbrengen. Maar louter impotentie van de zijde van de echtgenoot werd door Jezus niet als een reden tot echtscheiding erkend. De huwelijksprocedure welke in het bijzijn van getuigen wettelijk is voltrokken, heeft het huwelijk bindend en rechtsgeldig gemaakt, evenals dit het geval was bij Adam en Eva in Eden. Wanneer een man tegenwoordig impotent is, zou het echtpaar, indien zij kinderen willen hebben, kunnen overeenkomen dat de vrouw door middel van kunstmatige bevruchting het zaad van een andere man ontvangt. Sommige gerechtshoven hebben reeds beslist dat kunstmatige bevruchting overspel is en dat de daaruit voortkomende kinderen onwettige kinderen zijn. De onlangs opgerichte Britse koninklijke commissie inzake huwelijk en echtscheiding adviseerde dat het een reden tot echtscheiding zou zijn wanneer een vrouw zonder toestemming van haar echtgenoot kunstmatige bevruchting met zaad van een donateur accepteerde. Zulk een echtscheiding zou schriftuurlijk zijn. Maar wanneer de echtgenoot daartoe toestemming had gegeven, zou dit reden zijn zowel de man als de vrouw uit de gemeenschap te sluiten. Waarom? Omdat het neerkomt op een bedrijven van overspel, en zowel de man als de vrouw hebben in de immorele daad toegestemd. De echtgenoot gaf haar in werkelijkheid aan een andere man opdat zij het paringszaad zou ontvangen, en de vrouw gaf zich aan een man die niet haar echtgenoot is om de moeder te worden van een kind bij die andere man, met wie zij niet één vlees was. Het is een overspelige handelwijze, en dat de echtgenoot het kind adopteert, neemt niet weg dat hij er in toestemde dat zijn vrouw op overspelige wijze werd gebruikt. — Lev. 15:16-18, 32, 33; 19:20; Num. 5:12, 13, NW.
19. Welke schriftuurlijke voorbeelden tonen aan dat onvruchtbaarheid geen reden tot echtscheiding is?
19 Evenmin is onvruchtbaarheid der vrouw een gegronde reden tot echtscheiding. Abraham liet zich niet van Sara scheiden omdat zij vele jaren, ja zelfs meer dan vijfentwintig jaar, onvruchtbaar was, evenmin liet Izak zich van Rebekka scheiden, of Jakob van Rachel, of de priester Zacharias van Elizabeth.a De zonen van Noach lieten zich niet van hun vrouw scheiden omdat zij gedurende alle jaren dat de ark werd gebouwd en tot twee jaar na de vloed onvruchtbaar waren (Gen. 6:18; 11:10). Evenmin liet Jehovah zich van zijn „vrouw,” zijn universele organisatie, scheiden omdat zij meer dan vierduizend jaar lang onvruchtbaar was of de Messias niet voortbracht. — Jes. 54:1-13.
20. (a) Hoe worden in Gods Woord vuile praktijken op seksueel gebied beschouwd? (b) Doch waarom zijn ze geen geldige redenen tot echtscheiding zodat men kan hertrouwen?
20 Sodomie (of de tegennatuurlijke omgang van een man met een andere man als met een vrouw), lesbische liefde (of de homoseksuele betrekkingen tussen vrouwen), en bestialiteit (of de tegennatuurlijke seksuele betrekkingen door een man of vrouw met een dier) zijn volgens de Schrift geen reden tot echtscheiding. Het zijn vuile, onreine praktijken, en in de aan Israël gegeven goddelijke wet worden zij die zich aan zulke vergrijpen schuldig maakten, ter dood veroordeeld, waardoor zij dus radicaal uit Gods gemeente werden verwijderd. Maar zulke daden zijn geen overspel met de andere sekse, waardoor de onreine persoon één vlees met iemand van de andere sekse zou worden (Rom. 1:26-32). Zulke daden worden echter gestraft met uitsluiting uit de gemeenschap. Ze zullen een christen buiten het hemelse koninkrijk en buiten Gods nieuwe wereld houden, en dit betekent dat zij gelijk de beesten zullen vergaan en elk toekomstige leven zullen verbeuren. „Het bedenken des vleses betekent de dood,” het betekent „vijandschap met God,” „want het is niet in onderworpenheid aan de wet van God, noch kan het dat trouwens zijn. Daarom kunnen zij die in overeenstemming met het vlees zijn, God niet behagen.” Zij kunnen van hem de prijs van eeuwig leven niet verkrijgen (Rom. 8:6-8, NW; 1 Kor. 6:9, 10; Gal. 5:19-21). Wanneer een huwelijkspartner zich aan zulk een schandelijk gedrag schuldig maakt, kan voor de reine gehuwde persoon hierdoor het leven ondraaglijk worden gemaakt en het is een reden om vaneen te gaan, alhoewel sommige gerechtshoven op zulke gronden echtscheiding verlenen. Zulk een vaneengaan, geeft iemand echter niet de vrijheid te hertrouwen en zich aldus aan overspel schuldig te maken. Paulus schrijft: „Aan de getrouwde mensen geef ik instructies, nochtans niet ik maar de Heer, dat een vrouw niet van haar man dient heen te gaan; maar indien zij werkelijk zou heengaan, zij blijve ongetrouwd of anders verzoene zij zich weer met haar man; en een man dient zijn vrouw niet te verlaten” (1 Kor. 7:10, 11, NW). Alleen wanneer een van het uit elkaar gegane echtpaar onder de druk van de scheiding overspel zou plegen, zou de onschuldige zich op schriftuurlijke basis kunnen laten scheiden en vrij zijn te hertrouwen.
21. (a) Waarom zijn geestesziekten of ongeneeslijke of weerzinwekkende ziekten geen redenen tot echtscheiding? (b) Waartoe bieden zulke omstandigheden veeleer de gelegenheid?
21 Indien iemands huwelijkspartner in de loop des tijds krankzinnig zou worden of een ongeneeslijke of weerzinwekkende ziekte zou oplopen, is dit geen werkelijke basis voor het verkrijgen van echtscheiding. In dit geval moet de ongelukkige partner net zo worden verzorgd als wanneer iemand een lichaamsdeel zou verwonden of wanneer dit het kind dat men bij zijn partner heeft, zou overkomen. De partner dient met de juiste zorg te worden behandeld en men dient de verwantschapsbetrekkingen niet door een wettelijke echtscheiding te verbreken. Ondanks de kwaal blijft de zieke partner één vlees met de gezonde en verdient volledige aandacht en getrouwheid als zijn eigen vlees. Hierdoor toont men liefde voor zijn vlees en helpt men er aan mede de verschrikkelijke toestand te verlichten in plaats van erger te maken. „Aldus behoren echtgenoten hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zich zelf lief, want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij spijzigt en verzorgt het, zoals ook de Christus met betrekking tot de gemeente, want wij zijn leden van zijn lichaam. ’Om deze reden zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw trouw blijven, en de twee zullen één vlees zijn’” (Ef. 5:28-31, NW). De getrouwe partner zal de ander tijdens een geestelijke of lichamelijke ziekte niet verlaten. De gezonde partner is op grond van Gods wet niet vrij zo te handelen. Naämans vrouw was niet vrij van hem te scheiden omdat hij een melaatse was, wiens vreselijke ziekte slechts door een wonder van de Almachtige God genezen kon worden (2 Kon. 5:1-4, 8-14). Tijdens een huwelijksplechtigheid doen partners gewoonlijk de gelofte lief en leed met elkaar te zullen delen.
22-24. (a) Waarom is het overgaan tot een andere religie of verschil van religie geen reden om vaneen te gaan of zich van elkaar te laten scheiden? (b) Welke raad geeft Paulus aan partners die in zulk een situatie verkeren, en wat dient te bepalen of een christen zijn ongelovige partner zal verlaten?
22 Sommige gerechtshoven beschouwen het een reden tot echtscheiding wanneer iemands partner tot een andere religie overgaat. Volgens God en Christus is dit niet juist. Bij deze rechtszaak wordt verondersteld dat zowel de echtgenoot als de vrouw bij het huwelijk leden van hetzelfde religieuze stelsel waren, zodat nu een van hen tot een andere religie is overgegaan, er op een zeer belangrijk punt een huiselijke moeilijkheid is ontstaan. Door de nieuwe religie aan te nemen, wordt degene die verandert, een ongelovige ten opzichte van de religie van de andere partner. Alhoewel dit wellicht een bittere ervaring is voor de partner die bij de vroegere religie blijft, is het voor hem geen werkelijke reden om zich van de ander te laten scheiden, noch door middel van een rechtsgeding noch met wederzijds goedvinden. Hierover schrijft Paulus het volgende:
23 „Indien een broeder een ongelovige vrouw heeft, en zij het nochtans goedvindt bij hem te wonen, hij verlate haar niet; en een vrouw die een ongelovige echtgenoot heeft, en hij het nochtans goedvindt bij haar te wonen, zij verlate haar echtgenoot niet. Want de ongelovige echtgenoot wordt geheiligd met betrekking tot zijn vrouw, en de ongelovige vrouw wordt geheiligd met betrekking tot de broeder; anders zouden uw kinderen werkelijk onrein zijn, maar nu zijn zij heilig. Indien de ongelovige er echter toe overgaat heen te gaan, laat hem heengaan; een broeder of een zuster is onder zulke omstandigheden niet in dienstbaarheid, maar God heeft u tot vrede geroepen. Want hoe weet gij vrouw, of gij uw echtgenoot zult redden? Of hoe weet gij echtgenoot, of gij uw vrouw zult redden?” — 1 Kor. 7:12-16, NW.
24 Verschil van religie, hetzij reeds vóór het huwelijk hetzij nadat men is getrouwd, is derhalve geen reden waarom een echtpaar uit elkaar dient te gaan. Het is geen basis voor een echtscheiding welke hun de vrijheid zou geven met anderen te trouwen. Indien de echtgenoot eerder dan zijn vrouw een gelovige zou worden en in Gods waarheid zou komen, dient hij zijn vrouw trouw te blijven wanneer het haar niets uitmaakt dat hij tot een andere religie is overgegaan of zelfs wanneer zij er bezwaar tegen maakt. Het gaat er om: Wil zij onder deze omstandigheden bij hem blijven wonen, welke omstandigheden doordat hij de waarheid heeft aanvaard, in werkelijkheid beter dienen te worden? Indien ja, dan dient hij haar niet te verlaten. Wanneer hij bij haar blijft, heeft hij de gelegenheid met haar over de waarheid te spreken, of ten minste ten opzichte van haar de waarheid in praktijk te brengen, en haar mogelijk door deze handelwijze te helpen de waarheid te aanvaarden en gered te worden tot leven in Gods nieuwe wereld. Ook de vrouw die de waarheid gelooft en desondanks met haar echtgenoot blijft samenleven, bezit deze gelegenheid.
25. Hoe beschouwt God de kinderen die uit zulke huwelijken voortkomen, en hoe dient de gelovige partner de ongelovige te behandelen?
25 Daar de ongelovige nog steeds „één vlees” is met de gelovige, wordt de ongelovige alleen al om deze reden enigermate door Jehovah God erkend. God beschouwt hun kinderen niet als onrein, maar als heilig, en de gelovige zal trachten hen in ware heiligheid groot te brengen zodat zij, wanneer zij de jaren des onderscheids hebben bereikt, zich uit eigen keuze eveneens door bemiddeling van Christus aan God zullen opdragen. Alhoewel de ongelovige niet automatisch een van Gods heiligen wordt, heeft de gelovige partner wel alles aan God opgedragen en behandelt de ongelovige vanuit dat standpunt. De geheiligde gelovige zal de ongelovige dientengevolge zo behandelen als God dit wil, hetgeen betekent dat de gelovige alles zal doen om de ongelovige te helpen de waarheid in te zien en te aanvaarden en eveneens in een verhouding tot God te komen.
26. (a) Waartoe kan een onbillijke behandeling nopen, maar waarom is dit geen reden tot echtscheiding en geeft het iemand niet het recht te hertrouwen? (b) Wat dient de houding te zijn van partners die uit elkaar zijn gegaan, zoals door Labans woorden wordt te kennen gegeven?
26 Indien deze door God goedgekeurde behandeling bij de ongelovige niet in goede aarde valt, is dit nog geen reden zo iemand te verlaten. De stap tot het uit elkaar gaan, moet of dient door de ongelovige te worden gedaan. In sommige gevallen kan dit er zo goed als op neerkomen dat men elkaar de rug toekeert, omdat de ongelovige de gelovige zo erg mishandelt dat het vrijwel ondraaglijk is verder samen te leven, maar evenals in het geval waar zelfs medegelovigen om de een of andere onenigheid uit elkaar zouden kunnen gaan, moet de gelovige ongetrouwd blijven totdat de vertrokken ongelovige immoraliteit bedrijft, op grond waarvan tot een juiste echtscheiding overgegaan kan worden (1 Kor. 7:10, 11). De gelovige kan jegens de partner die is weggegaan, dezelfde houding aan de dag leggen als die welke tot uitdrukking werd gebracht in Labans woorden tot Jakob, welke inhielden dat men de huwelijksverbintenis niet zal schenden: „Dat Jehovah wacht houde tussen mij en u wanneer wij voor elkander onzichtbaar gelegerd zijn” (Gen. 31:49, NW). Jehovah God waakt of het huwelijksverbond niet wordt geschonden. Hij slaat gade wie de schuldige partner is en bepaalt of er een schriftuurlijke reden tot echtscheiding bestaat waardoor men vrij is te hertrouwen. Dit moet geen zogenaamd „geestelijk overspel” zijn, maar fysiek overspel.
27. Waarom is geestelijk overspel geen basis voor een schriftuurlijke echtscheiding, en waarom is het goed dat een gelovige bij een ongelovige blijft?
27 De geïnspireerde Jakobus schreef: „Overspeleressen, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie derhalve een vriend der wereld wil zijn, stelt zich tot een vijand van God” (Jak. 4:4, NW). Deze geestelijk overspelige vriendschap met de wereld is echter geen reden tot echtscheiding. Waarom niet? Omdat louter deze vriendschap een persoon niet op overspelige wijze tot „één vlees” maakt met iemand van de andere sekse. Een ongelovige is weliswaar een vriend dezer wereld, doch de apostel Paulus betoogde niet dat de gelovige op grond hiervan het recht en een gegronde reden had om de ongelovige partner te verlaten. Het was daarentegen geheel in orde en moreel juist dat zij bleven samenleven, indien de ongelovige hierin toestemde. Door aldus als een echtpaar bij elkaar te blijven, zou de ongelovige geholpen kunnen worden redding in de nieuwe wereld te verwerven, welke hulp niet mogelijk zou zijn wanneer er van de twee werd gezegd dat het niet juist was dat zij bleven samenleven en er daarom van de gelovige werd gezegd dat hij of zij geestelijk overspel van de zijde der wereldling door de vingers zag.
BARMHARTIG JEGENS EEN PARTNER HANDELEN
28. (a) welke vergunning wordt huwelijkspartners niet gegeven doordat de gronden voor het verkrijgen van echtscheiding, tot overspel worden beperkt? (b) In welk opzicht zijn sommige van de door mensen opgestelde wetten partijdig in tegenstelling met Gods wet?
28 Christus beperkte de gronden tot het verkrijgen van een echtscheiding welke iemand de vrijheid geeft te hertrouwen, tot overspel. Dit geeft een huwelijkspartner niet de vergunning de ander te misbruiken of te veronachtzamen. Deze beperking tot overspel legt slechts de nadruk op de goddelijke regeling dat het echtpaar één vlees is en dat zij elkaar trouw moeten blijven, wederzijds voor elkaar moeten zorgen en lief en leed met elkaar moeten delen. Dit is het besluit van de onfeilbare Rechter van het Opperste Gerechtshof inzake huwelijken. Volgens de in sommige landen geldende wetten is het overspelige gedrag van de echtgenoot voor de vrouw geen wettige reden om zich van hem te laten scheiden, maar alleen de vrouw die moreel een losbandig leven leidt, kan wegens overspel van haar man worden gescheiden. Volgens Gods beslissing, welke door bemiddeling van Christus tot ons is gekomen, is het een vrouw echter toegestaan, om, indien de echtgenoot immoreel is, zich wettig van hem te laten scheiden en zich zelf vrij te maken zodat zij kan hertrouwen zonder door deze handeling een overspeleres te worden. Daarom zeide Jezus: „Al wie zich [onschriftuurlijk] van zijn vrouw laat scheiden en een ander trouwt, bedrijft overspel jegens haar, en indien een vrouw, nadat zij zich van haar man heeft laten scheiden, ooit een ander trouwt, bedrijft zij overspel” (Mark. 10:11, 12, NW). Jezus stelde dus voor echtgenoten geen andere maatstaf vast als voor vrouwen toen hij in zijn bergrede zeide: „Bovendien werd er gezegd: ’Al wie zich van zijn vrouw laat scheiden, geve haar een certificaat van wegzending.’ Ik zeg u echter, dat een ieder die zich van zijn vrouw laat scheiden behalve wegens hoererij, haar een voorwerp van overspel maakt, aangezien al wie een gescheiden vrouw trouwt, overspel bedrijft” (Matth. 5:31, 32, NW). God is niet partijdig. Voor hem is overspel van de zijde van de echtgenoot even erg als van de zijde van de vrouw.
29. Waarom mag een man niet naar een vrouw kijken die niet zijn echtgenote is, met het verlangen betrekkingen met haar te hebben?
29 Laat daarom geen enkele echtgenoot de vrouw van een ander begeren, en ook niet naar een andere vrouw kijken met het verlangen met haar de betrekkingen te hebben die hij exclusief aan zijn vrouw verschuldigd is. De spreekwoordelijke gehuwde directeur van een zaak of ambtenaar op een kantoor zij op zijn hoede dat hij niet verliefd wordt op zijn secretaresse, of deze nu getrouwd of ongetrouwd is, en zich geen vrijheden met haar veroorlooft. Jezus zeide: „Gij hebt gehoord dat er werd gezegd: ’Gij moet geen overspel bedrijven.’ Maar ik zeg u dat een ieder die naar een vrouw blijft kijken ten einde hartstocht voor haar te hebben, reeds in zijn hart overspel met haar heeft bedreven” (Matth. 5:27, 28, NW). Hij is in de ogen van God, die het hart leest, reeds schuldig. Alhoewel dit overspel in het hart van de man is en alhoewel zijn vrouw zich op grond hiervan niet van hem kan laten scheiden, leidt begeerte naar iemand anders dan zijn eigen levensgezellin, indien dit niet wordt tegengegaan, tot fysiek overspel.
30, 31. (a) Wanneer mag een onschuldige partner de ander die heeft gezondigd, vergiffenis schenken? (b) Welke handelwijze dient de gemeente te volgen ingeval er vergiffenis is geschonken? Ingeval dit is geweigerd?
30 Indien iemands partner overspel bedrijft, heeft men het recht zo iemand te vergeven en geen gerechtelijke eis tot echtscheiding in te stellen, mits de schuldige een juist berouw toont, oprecht om vergeving vraagt en belooft het niet meer te zullen herhalen maar getrouw aan de huwelijksgelofte te zullen zijn. Indien de onschuldige de overtreder niet vergeeft, moet de laatste door de gemeente worden uitgesloten en de onschuldige partner wordt dan door de Schrift gemachtigd om indien mogelijk of gewenst, zich op grond van de wet te laten scheiden. Dit is een persoonlijke aangelegenheid. Indien bijvoorbeeld de echtgenoot de vrouw vergeeft en jegens haar de huwelijksplicht blijft vervullen, terwijl hij er op vertrouwt dat God haar zal vergeven, dan is er geen reden waarom de vrouw, die hij als „één vlees” met zich behandelt, door de christelijke gemeente aan de kaak gesteld en met uitsluiting gestraft zou worden, waardoor de hereniging welke de echtgenoot op barmhartige wijze heeft teweeggebracht door haar te vergeven, teniet gedaan zou worden. „Haat verwekt krakelen, maar liefde bedekt alle overtredingen” (Spr. 10:12, NBG). „Hebt . . . intense liefde voor elkander, want liefde bedekt een menigte zonden” (1 Petr. 4:8, NW). „Mijn broeders, weet dat, indien iemand onder u door misleiding van de waarheid wordt afgebracht en een ander hem doet terugkeren, hij die een zondaar doet terugkeren van de dwaling zijns weg, zijn ziel van de dood zal behouden en een menigte zonden zal bedekken” (Jak. 5:19, 20, NW). „Bovendien, wanneer uw broeder een zonde begaat, ga zijn fout blootleggen tussen u en hem alleen. Indien hij naar u luistert [en zijn zonde toegeeft, bedroefd zijn berouw toont en om vergeving smeekt], hebt gij uw broeder gewonnen.” Indien de zondaar zelfs weigert te luisteren naar het comité dat belast is met het toezicht over de christelijke gemeente waarvan de zondaar een lid is, moet hij, zoals Jezus zeide, worden uitgesloten. — Matth. 18:15-17, 21, 22, NW.
31 Hoe heeft de gemeente, indien de echtgenoot in navolging van God en in gehoorzaamheid aan Christus zijn berouwvolle vrouw heeft vergeven en haar niet wettelijk heeft laten straffen, wat hij had kunnen laten doen, dan het recht haar met uitsluiting te straffen en een geestelijke barrière op te werpen tussen de echtgenoot en zijn vrouw, die hij tracht te helpen zodat zij zich kan herstellen? De gemeente dient hierbij samen te werken. Hoe staat het er echter mee wanneer de gemeente haar uit de gemeenschap sluit voordat de echtgenoot de beslissing neemt zijn vrouw vergiffenis te schenken? Indien de echtgenoot haar later om schriftuurlijke redenen vergeeft, wordt hierdoor haar uitsluiting door de gemeente niet automatisch opgeheven, want nu rust de zaak rechtstreeks in de handen der gemeente. Zij heeft rechtstreeks te maken met het comité dat belast is met het toezicht over de gemeente, en moet dit comité tevreden stellen door de stappen te doen welke nodig zijn om weer volledig in de gemeente te worden opgenomen. (Vergelijk de laatste negentien regels van paragraaf 41.) De aangelegenheid zou op soortgelijke wijze worden behandeld wanneer een getrouwe vrouw haar echtgenoot vergiffenis schonk, niet omdat hij haar er toe dwong, er op stond of dreigde, maar wegens zijn onmiskenbare berouw en hoofdzakelijk omdat zij de liefderijke wens heeft haar echtgenoot te helpen zich geestelijk te herstellen. „De vrouw oefent geen autoriteit over haar lichaam, doch haar echtgenoot; evenzo oefent ook de echtgenoot geen autoriteit over zijn lichaam, doch zijn vrouw” (1 Kor. 7:4, NW). Dientengevolge zou zij gedurende de tijd dat zij de oprechtheid en grondigheid van zijn berouw en krachtsinspanningen tot herstel op de proef stelde, een waakzaam oog houden op zijn gedrag en hem helpen zowel moreel als geestelijk rein te blijven, geschikt om met de christelijke gemeente verbonden te worden.
32. (a) Welke handelwijze moet de vergevensgezinde echtgenoot volgen indien hij niet wil dat de gemeente handelend optreedt? (b) Welke stappen dient de gemeente te doen jegens degene met wie overspel werd gepleegd?
32 In het geval van een getrouwe echtgenoot mag er stellig van hem worden verwacht dat hij zijn vrouw op voorwaarden stelt, haar nauwlettend gadeslaat en haar helpt de zonde niet te herhalen, terwijl de gemeente er op vertrouwt dat hij dit doet. Anders zou de gemeente hem niet als een persoon beschouwen die op juiste wijze de leiding heeft over zijn huisgezin en derhalve bekwaam is in de gemeente een verantwoordelijk ambt te bekleden en in geestelijke zin toezicht te houden. In dat geval zou de gemeente eveneens tussenbeide komen omdat hij zijn huiselijke aangelegenheden niet op een christelijke manier behartigt, en zou jegens man en vrouw handelend optreden. De persoon met wie overspel werd gepleegd, kan een lid van de gemeente zijn. In dat geval moet die persoon uit de gemeenschap worden gesloten en hem aldus alle dienstvoorrechten en posities worden ontnomen en elke christelijke omgang worden ontzegd. Indien die persoon na uit de gemeenschap gesloten te zijn, de vruchten van berouw toont en in de gemeente tracht terug te komen, mag hij worden hersteld en een lange tijd, ten minste een jaar, op voorwaarden worden gesteld, waarna hij, indien hij zich goed heeft gedragen, formeel mag worden ontheven van de hem opgelegde beperkingen en volledig worden teruggenomen. — 1 Kor. 5:1-5, 13; 2 Kor. 2:5-11.
33. Tegen welk passend optreden van de zijde der gemeente wordt de schuldige partner niet beschermd, ook al heeft de onschuldige partij hem vergiffenis geschonken?
33 Wanneer een gemeente niet tot uitsluiting overgaat, omdat de onschuldige partner reeds voor die tijd vergiffenis had geschonken, wil dit nog niet zeggen dat de schuldige partner speciale verantwoordelijkheden of dienstvoorrechten in de gemeente niet onthouden mogen worden of dienen te worden. Het betreft hier geen uitsluiting, maar wel of men voldoet aan de vereisten voor speciale dienstposities in de gemeente. De schuldige partner heeft door zijn overspelige gedrag de gemeente in een verkeerd daglicht geplaatst en zich zelf ongeschikt gemaakt, hetgeen redenen zijn hem niet in een vertegenwoordigende of verantwoordelijke positie te houden. Dat de onschuldige de schuldige partij heeft vergeven, beschermt deze er nog niet voor dat de gemeente, zoals haar is gemachtigd, handelend optreedt, de ongeschikte persoon verwijdert en die personen een ambt laat bekleden waarop niets valt aan te merken en die geen struikelblok voor anderen vormen.
34. Wat zijn enkele voorbeelden uit de tijd der Israëlieten dat echtgenoten hun schuldige vrouw vergiffenis schonken?
34 Het vergeven van een schuldige partner doet ons denken aan de profeet Hosea, die van Jehovah de opdracht ontving zijn overspelige vrouw terug te nemen en dit gehoorzaam deed (Hos. 1:3-6; 3:1, 2). Lang voor die tijd, in de dagen van Israëls richters, reisde een niet met name genoemde leviet een afstand en nam zijn overspelige bijvrouw terug, maar niet om haar te prostitueren. In de Benjaminitische stad Gibea leverde hij haar over aan het gepeupel dat het huis bestormde waar hij overnachtte. Hij leverde haar echter niet aan de genade van het gepeupel over omdat hij haar niet liefhad. Hij deed dit slechts om te voorkomen dat zijn heilige ambt als leviet werd geschonden door geforceerde sodomie of effeminatie. Hij keurde het niet goed dat zijn vrouw of bijvrouw door het gepeupel werd geschonden. Vol verontwaardiging maakte hij het tot een aangelegenheid welke aan de gehele natie Israël werd voorgelegd. Hij veroorzaakte dat de geschokte elf stammen van Israël de schuldige stad en de stam Benjamin straften door middel van een oorlog waardoor de schuldige stam bijna werd uitgeroeid. Hierdoor werden de andere elf broederstammen gerechtvaardigd als degenen die de zuiverheid van de natie hoog hielden. — Richteren, de hoofdstukken 19 en 20.
35. Welke consideratie kan Paulus er toe hebben bewogen om in het geval van de broeder te Korinthe die hoererij had bedreven met de vrouw van zijn vader, te bevelen dat alleen de schuldige man uit de gemeenschap gesloten moest worden?
35 Toen de apostel Paulus het in 1 Korinthe 5:1-13 verhaalde geval van overspel behandelde, beval hij dat alleen de man die zich aan het bedrijven van hoererij schuldig had gemaakt, als een op zuurdeeg gelijkende giftige invloed uit de gemeente gesloten moest worden. Waarom gaf Paulus, die als apostel autoriteit bezat, de gemeente, indien de vrouw een lid daarvan was, dan ook niet het bevel de even schuldige vrouw in dit geval uit de gemeenschap te sluiten? Zij was de vrouw van de vader van de schuldige man, en de apostel Paulus wilde respect tonen voor de wijze waarop de echtgenoot zijn schuldige vrouw wellicht zou bejegenen. Dientengevolge deed Paulus later alleen de aanbeveling dat de berouwvolle man door de gemeente hersteld diende te worden en voor Satans bedoelingen behoed moest worden.
36. Waarom mag er geen financiële vergoeding worden aangenomen voor het plegen van overspel?
36 Aldus een huwelijkspartner die berouw heeft, te vergeven, is geheel iets anders dan een vrouw overspel te laten bedrijven en vervolgens van degene die haar heeft geschonden, „prostitutiegeld” te innen. Sommige polygamisten houden er een aantal bijvrouwen op na juist met het doel hen te prostitueren en steeds weer voor dezelfde bijvrouw „prostitutiegeld” te innen. Dit is nog erger dan wanneer iemand zijn eigen dochter prostitueert (Lev. 19:29, NW). Wanneer men vergevensgezind is en de partner die een misstap heeft begaan, wederom terugneemt, dient dit zonder het innen van zulk een vergoeding te geschieden. Door een financiële vergoeding aan te nemen, wordt het overspel vergoelijkt en tot een commerciële aangelegenheid gemaakt. Door de schuldige te vergeven en geen financiële vergoeding te vragen, houdt de onschuldige zich rein. Hierdoor beseft hij meer hoe zondig zulk een onreine handelwijze is, dan wanneer hij uit het op goddeloze wijze prostitueren van een vrouw mogelijk commercieel gewin zou maken.
37. Wat mogen degenen doen die voordat zij in de waarheid kwamen, hertrouwd zijn na een onschriftuurlijke echtscheiding, en waarom?
37 Wellicht heeft een persoon voordat hij tot een kennis van Gods waarheid en zijn vereisten kwam, zich om onschriftuurlijke redenen wettelijk van zijn partner laten scheiden en is vervolgens hertrouwd. Indien deze persoon zich thans aan het nieuwe huwelijk houdt en de Koninkrijksboodschap aanvaardt, kan de christelijke gemeente er niets aan doen om zijn huwelijke staat te veranderen. Ze moet hem aanvaarden in de toestand waarin Gods boodschap hem aantreft, er op vertrouwend dat God hem datgene wat hij verkeerd heeft gedaan voordat hij beter wist, de zonden die hij in onwetendheid heeft begaan, zal vergeven. De christelijke gemeente moet echter van hem eisen dat hij zich in zijn tweede wettige huwelijk getrouw van zijn verplichtingen zal kwijten. Anders zou ze niet kunnen geloven dat zijn opdracht aan God werd aanvaard en ze zou hem niet in water kunnen dopen.
38. Wat dient de gemeente eerst te doen, indien een christen zich wil laten scheiden van een ontrouwe partner die zich aan God heeft opgedragen?
38 Indien een gehuwde christen overspel bedrijft, kan het voorkomen dat de christelijke partner wil scheiden. Ten einde Jehovah’s volk echter niet onnodig smaad aan te doen door de onreine ontrouw van een van zijn getuigen dient de christelijke gemeente het ontrouwe lid eerst uit de gemeenschap te sluiten. Daarna kan de reine, onschuldige partner er toe overgaan een openbare rechtszaak aanhangig te maken tegen de ontrouwe partner als een persoon die thans geen lid meer is van de gemeente en niet meer tot Jehovah’s getuigen behoort. Aldus wordt de theocratische organisatie in het openbaar geen schande aangedaan.
39, 40. (a) Wat moet de gemeente, indien er een onschriftuurlijke echtscheiding wordt verkregen, in de gaten houden in verband met de gescheiden personen en wanneer moet ze handelend optreden? (b) Waarom geeft berouw na een onschriftuurlijke echtscheiding iemand niet de vrijheid te hertrouwen?
39 Alles wel beschouwd, is het de plicht van de christelijke gemeente nota te nemen van de fundamentele reden waarom een lid of echtpaar van de gemeente tot een echtscheiding overgaat. Indien de reden onschriftuurlijk is, moet de gemeente de handelwijze van de gescheiden personen daarna in de gaten houden. Dat immoraliteit de reden van een echtscheiding is, wordt in het verzoekschrift tot echtscheiding of in de gerechtelijke beslissing wellicht niet altijd vermeld. In sommige landen wordt de reden voor het verlenen van echtscheiding misschien onder woorden gebracht als injures graves et publiques („ernstige en openbare beledigingen”). Dit betekent bijna altijd overspel; ter bescherming van onschuldigen, die het voorwerp van smaad of in het openbaar in verlegenheid gebracht zouden kunnen worden, kan de reden tot echtscheiding aldus onder woorden worden gebracht. De gemeente dient zich van de specifieke reden op de hoogte te stellen. Ze kan geen enkel lid uit de gemeenschap sluiten alleen omdat hij of zij zich op onschriftuurlijke gronden heeft laten scheiden, maar indien dat lid hertrouwt voordat de gescheiden partner is gestorven of een immorele daad heeft begaan, dient de gemeente dit lid wegens een overspelig tweede huwelijk uit de gemeenschap te sluiten.
40 Wanneer een christen God slechts om vergeving vraagt voor de handelwijze welke hij heeft gevolgd door zich op onschriftuurlijke wijze van zijn partner te laten scheiden, geeft dit hem niet de vrijheid te hertrouwen. Dat hem zijn zonden in het algemeen zijn vergeven, doet het wettige huwelijk nog niet teniet, dat op onschriftuurlijke gronden werd ontbonden. Zijn gehuwde staat wordt er niet door gewijzigd. Indien wel, dan zou degene die zich op onschriftuurlijke gronden van een ander laat scheiden, geen overspel bedrijven door te hertrouwen. Houd het volgende in gedachten: een huwelijk dat voor of nadat men zich aan God heeft opgedragen, door een onschriftuurlijke echtscheiding wordt verbroken, is in Gods ogen niet werkelijk ontbonden doordat de persoon om vergeving van zonden vraagt; evenmin als de straf van een in de gevangenis vertoevende misdadiger teniet gedaan zou worden en hij de vrijheid zou krijgen om naar willekeur de gevangenispoorten uit te lopen omdat God hem zijn zonden heeft vergeven. Wanneer iemand derhalve hertrouwt zonder schriftuurlijke toestemming of zonder hiertoe door de Schrift gemachtigd te zijn, is hij een overspeler en de gemeente zal de overtreder uit de gemeenschap sluiten. Evenzo zou een christen, wanneer hij een wereldse persoon zou trouwen die op onschriftuurlijke gronden is gescheiden, hoererij bedrijven en uit de gemeenschap gesloten dienen te worden. — Rom. 7:2-4; 1 Kor. 7:39.
41. (a) Wat vloeit er wanneer iemand op onjuiste gronden hertrouwt uit voort voor de onschuldige partij die ongehuwd blijft? (b) Wat moet er worden gedaan ten aanzien van de partij die op onjuiste gronden hertrouwt, en waarvan zou die partij voor altijd daarna verstoken zijn?
41 Wanneer iemand op onjuiste gronden hertrouwt, zal dit een echtscheiding van kracht doen zijn en de onschuldige partij de vrijheid verlenen in de gemeente te blijven en te hertrouwen, indien die onschuldige persoon zulks verkiest. Degene die echter op onjuiste gronden hertrouwt, moet wegens het plegen van overspel uit de gemeenschap worden gesloten, en geraakt aldus in een gevaarlijke toestand waardoor zijn eeuwige bestaan wordt bedreigd. „Wie overspel pleegt met een vrouw, is verstandeloos; wie dit doet, richt zichzelf te gronde” (Spr. 6:32, NBG). Alleen door wederom opgenomen te worden in de gemeente kan hij worden gered. De persoon die op onschriftuurlijke gronden is hertrouwd, mag echter niet omdat hij berouw toont, volledig in de gemeente worden teruggenomen. Nadat hij is hersteld, moet hij gedurende een periode die lang genoeg is, ten minste een jaar, op voorwaarden worden gesteld, zodat hij de vruchten van een oprecht berouw kan tonen en tevens blijk kan geven van een juist respect voor het huwelijk. Zijn wettige tweede huwelijk geldt nog steeds voor de wet van het land en er moeten juiste wettelijke gronden aanwezig zijn om het voor het gerecht te laten ontbinden. Ook al zou zijn vorige vrouw, van wie hij zich op onschriftuurlijke gronden heeft laten scheiden, na de echtscheiding sterven of hertrouwen, dan wordt hij daardoor nog niet automatisch hersteld. Hij moet evengoed berouw tonen, dit belijden, een verzoek indienen tot herstel in de gemeente en zich onderwerpen aan de voorwaarden waaronder hij een tijd lang gesteld zal worden. Indien het berouw de vereiste vruchten afwerpt bestaande in een juiste vervulling van zijn verplichtingen in het nieuwe wettige huwelijk en hij vervolgens wederom volledig tot de gemeente wordt toegelaten, is hij voor altijd daarna ongeschikt om een officieel, voorbeeldig, verantwoordelijk ambt of voorrecht in de gemeente te hebben. Zijn vroegere privé-leven in de waarheid is geen goed voorbeeld.
42. Waarom zijn zij die de door God opgelegde huwelijksverplichtingen hoog houden, gelukkig?
42 Een waarachtig en rein huwelijk is een voorrecht van Jehovah God. Hij heeft er zelf regelingen voor getroffen, en „in Hem is geen onrecht” (Ps. 92:16). Gelukkig zijn de christenen die in hun huwelijk getrouw de door God opgelegde verplichtingen nakomen. Zij houden de juiste waardigheid en eerbaarheid van deze goddelijke instelling hoog. Zij nemen het christelijke gebod ter harte: „Het huwelijk zij eerbaar onder allen, en het huwelijksbed zonder verontreiniging, want God zal hoereerders en overspelers oordelen” (Hebr. 13:4, NW). Zij verheugen zich niet hoofdzakelijk in de genoegens van de vleselijke omgang maar voornamelijk in de geestelijke gelegenheden welke deze hechte eenheid van de twee seksen hun biedt. Dit vervult de ideale staat van het huwelijk en draagt Gods goedkeuring en zegen weg. Hierdoor wordt het huwelijk een hulp redding te verwerven en de Allerhoogste God te dienen. Jehovah God wordt er door gerechtvaardigd als degene die op liefderijke wijze deze voorziening heeft ingesteld opdat de mens er vreugde uit zou putten en het goddelijke voornemen er door vervuld zou worden.
[Voetnoten]