Een moderne bijbelvertaling kiezen
WAAROM dienen er moderne bijbelvertalingen te zijn? Zijn de oude, waaronder ook de Statenvertaling, niet goed genoeg? Ze zijn ongetwijfeld goed en hebben talloze mensen geholpen geloof in God en in zijn Woord, de bijbel, te stellen. Maar zouden er betere vertalingen kunnen zijn?
Ja, inderdaad, en er zijn betere vertalingen dan de Statenvertaling, en wel om een aantal redenen. Zoals algemeen wordt erkend, is de Statenvertaling een monument van litteraire schoonheid. Ook met betrekking tot de wetenschappelijke waarde van de Statenvertaling is het volgende gunstige oordeel geuit: „Metend met de maatstaf van de tijd waarin zij ontstond, en rekening houdend met de belemmerende factoren, welke in die tijd een rol speelden, komen zij tot de conclusie, dat de wetenschappelijke waarde van het werk der Statenvertalers, in vergelijking met wat vóór en ook na hen door anderen op dit gebied is verricht, zeer hoog moet worden aangeslagen.”
Eén reden waarom moderne vertalingen beter kunnen zijn dan zulke oude als de Statenvertaling van 1637 is, dat de Nederlandse taal zelf in de loop der jaren is veranderd. Veel woorden hadden in de tijd van de Statenvertaling een andere betekenis dan ze nu hebben. Het zal iedereen direct duidelijk zijn dat deze woorden een groot gevaar voor het verkeerd begrijpen van de bedoeling van de bijbeltekst betekenen. Het woord „slecht” betekende bijvoorbeeld heel dikwijls „eenvoudig” of „gewoon” (Hand. 4:13). Ook het woord „smijter”, dat betrekking had op iemand die driftig of „opvliegend” was of ’sloeg’, is geheel in onbruik geraakt (1 Tim. 3:3). En het woord „onnozel” wordt thans in de algemene taal niet meer in de betekenis van „onschuldig” gebruikt. — Hebr. 7:26.
Voorts heeft ook de toegenomen kennis van het Grieks waarin de christelijke Geschriften werden geschreven, betere vertalingen mogelijk gemaakt. Vondsten van oude papyrusgeschriften hebben het alledaagse gebruik van bepaalde woorden die niet goed werden begrepen, aan het licht gebracht. Zo meende men dat „Ráka!” eenvoudig „een leeghoofd” betekende, maar dit strookte niet met de strenge veroordeling die Jezus uitsprak en waarbij hij dit woord gebruikte (Matth. 5:22, SV). Nu is echter, door de ontdekking van een papyrusbrief, aan het licht gekomen dat „Raka!”, zoals de geleerde E. Goodspeed heeft gezegd, een vuil woord was „dat men soms uit de mond van mensen die vuile taal spraken kon horen, maar dat men nooit in letters zag”. De Nieuwe-Wereldvertaling vertaalt het met „een verfoeilijk minachtend woord”.
Nog een voorbeeld is dat van het werkwoord ap-écho, dat oudere vertalingen met „weg hebben” weergegeven hebben, maar dat „ten volle hebben” betekent en, zoals in Expository Dictionary of New Testament Words door Vine wordt uiteengezet, werd gebruikt „als een technische term voor het innen van een kwitantie”. Toen Jezus daarom een veroordeling uitsprak over degenen die met hun liefdadigheid te koop liepen, zei hij: „Zij hebben hun beloning reeds ten volle.” Dat is absoluut alles wat zij ooit zullen krijgen, de lof van mensen, hetgeen ook precies was wat zij wilden hebben. — Matth. 6:2.
Moderne vertalingen verschaffen dikwijls opheldering in de betekenis van beeldspraak die door de Hebreeën of Grieken werd gebruikt maar waarmee wij wellicht niet vertrouwd zijn. Zo lezen wij in heel veel bijbelvertalingen in 1 Petrus 1:13 (NBG; PC): „Omgordt dus de lendenen van uw verstand.” Veel begrijpelijker voor hedendaagse lezers is echter de vertaling: „Weest daarom waakzaam van geest” (Sint-Willibrordvertaling) of: „Versterkt daarom uw geest tot activiteit.” — NW.
Vooral de vondst van oudere manuscripten is een hulp gebleken om tot betere vertalingen van de bijbel te komen. De vertalers van de Statenvertaling hadden slechts enkele Griekse handschriften ter beschikking en deze waren van tamelijk jonge datum. Maar sindsdien zijn er vele voortreffelijke handschriften op perkament van de bijeengebrachte Geschriften aan het licht gekomen, waarvan sommige helemaal uit de vierde eeuw van onze gewone tijdrekening dateren. Ook zijn er papyrushandschriften en fragmenten gevonden die uit de derde en zelfs de tweede eeuw G.T. dateren. Gewoonlijk is het zo dat hoe ouder het afschrift is, het des te minder waarschijnlijk te lijden heeft gehad van veranderingen die er door het afschrijven ingeslopen zijn.
En wat ook niet over het hoofd gezien mag worden, is dat men een beter begrip heeft van Gods Woord. Dit is tot stand gekomen volgens hetgeen is voorzegd. „Het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot den vollen dag” (Spr. 4:18). Hoe beter Gods voornemens worden begrepen, des te nauwkeuriger kan het Woord van God worden vertaald.
ZE MOET NAUWKEURIG ZIJN
Met betrekking tot de vertaler van de bijbel is er terecht gezegd dat het zijn voornaamste verantwoordelijkheid is, de bijbelse betekenis zo nauwkeurig mogelijk weer te geven.
Tegen dit standpunt kan nauwelijks iets worden ingebracht, en toch hebben betrekkelijk weinig vertalers in overeenstemming hiermee gehandeld met betrekking tot de onderscheiden naam van God, Jehovah. In de Hebreeuwse Geschriften wordt deze naam voorgesteld door het Tetragram, dat wil zeggen het „uit vier letters bestaande woord” JHWH. Er bestaat geen twijfel omtrent de belangrijkheid van deze naam, want hij komt niet alleen meer dan 6900 maal voor, maar de Schepper wordt ook vaker door deze benaming aangeduid dan door alle andere benamingen welke in die Geschriften worden gebruikt.
De belangrijkheid van de naam Jehovah werd beklemtoond in het Voorwoord van de American Standard Version, 1901, waar onder meer werd gezegd: „Door deze Gedenknaam, die in Ex. iii. 14, 15 wordt verklaard, en waarop in de oorspronkelijke tekst van het Oude Testament herhaaldelijk de nadruk wordt gelegd, wordt God aangeduid als de persoonlijke God, . . . de Vriend van zijn volk; . . . de altijd levende Helper . . . Deze persoonlijke naam, met zijn rijkdom van heilige associaties, is nu op de plaats in de heilige tekst hersteld waar hij een onbetwistbaar recht op heeft.”
Hoewel dit bijna zeventig jaar geleden werd gezegd, wordt dit standpunt door een van de jongste vertalingen van de hand van geleerden, The Jerusalem Bible, bekrachtigd. Hoewel veel voetnoten van deze vertaling rieken naar hogere kritiek, herstelt ze Gods naam op zijn rechtmatige plaats, maar geeft de voorkeur aan de vorm „Yahweh”. In het Voorwoord van de Uitgever staat onder meer: „Het is niet zonder aarzeling dat deze nauwkeurige vorm is gebruikt, en ongetwijfeld kunnen degenen die deze vertaling van de Psalmen willen gebruiken, het traditionele ’de Heer’ ervoor in de plaats stellen. Daarentegen zou men hierdoor veel van het karakter en de betekenis van het origineel inboeten. Zegt men bijvoorbeeld ’De Heer is God’, dan is dit beslist een tautologie [nodeloze herhaling of redundantie], terwijl dit met ’Yahweh is God’ niet het geval is.”
Van de moderne vertalingen van de bijbel in het Nederlands zijn er inderdaad maar weinig die in dit opzicht nauwkeurig zijn. Daartoe behoren de Petrus Canisius Vertaling, die de vorm „Jahweh” gebruikt, en de Nieuwe-Wereldvertaling, die de vorm „Jehovah” gebruikt.
DE KRACHT VAN CONSEQUENTIE
Hoewel de kracht van consequentie niet al te ver kan worden doorgevoerd wanneer het op het vertalen van de bijbel aankomt, schijnt het toch dat veel vertalingen niet voldoende aandacht aan deze factor schenken of hun religieuze vooroordeel een woordje laten meespreken. Terecht is het volgende opgemerkt: „Technische woorden met een tamelijk duidelijk omlijnde inhoud van betekenis moeten op consequente wijze worden vertaald en er mag niet worden toegelaten dat de onderscheiden betekenis die door verschillende woorden in het origineel wordt uitgedrukt, door de vertaling wordt verduisterd. In het Nieuwe Testament is er een onderscheid tussen ’Hades’ en ’Gehenna’. Het eerste is het Griekse equivalent van het Hebreeuwse ’Sjeool’, de wereld der doden; het laatste is de uiteindelijke plaats van straf voor de goddelozen.” — Why So Many Bibles, Amerikaans Bijbelgenootschap.
Sommige vertalingen, zoals de Petrus Canisius Vertaling en de Vertaling van Luther, zijn dubbel inconsequent doordat ze meer dan één Nederlands woord gebruiken als vertaling van Haides, terwijl één hiervan „hel” is; en ze vertalen zowel Geënna als Haides met „hel”. Tot de vertalingen die in dit opzicht consequent zijn, behoren Het Nieuwe Testament vertaald door J. N. Voorhoeve en Dr. N. A. J. Voorhoeve en de Nieuwe-Wereldvertaling. — Matth. 5:22; 10:28; 11:23; 16:18.
Ook hebben veel vertalers geen blijk van consequentie gegeven doordat ze geen onderscheid hebben gemaakt tussen doulos, wat een gekochte slaaf betekent, en diakonos, wat dienstknecht of dienaar betekent. Christenen worden in de Schrift slaven genoemd, omdat zij met een prijs zijn gekocht; zij zijn dus slaven van Jehovah God en Jezus Christus, hun Meesters. Zij zijn niet slechts gehuurde knechten, die vrij zijn om te gaan wanneer zij willen. Klaarblijkelijk houden veel vertalers niet van de klank van het woord „slaaf”, maar bijbelschrijvers hadden er een reden voor waarom zij dit woord in plaats van „dienstknecht” gebruikten. Tot de vertalingen die in dit opzicht consequent zijn, behoren de bovengenoemde vertaling van Voorhoeve en de Nieuwe-Wereldvertaling. — Rom. 1:1; 1 Kor. 7:23.
Dit zijn slechts enkele van de vele voorbeelden die aangehaald zouden kunnen worden om aan te tonen hoe bijbelvertalers soms inconsequent zijn. Ze tonen tevens de waarde van consequentie aan, wil de lezer de betekenis begrijpen van wat er oorspronkelijk werd geschreven.
EEN GETROUWE VERTALING
Het vertalen van de bijbel is geenszins gemakkelijk. In heel veel gevallen zijn de verdiensten van een bepaalde vertolking betrekkelijk. Daarmee wordt bedoeld dat het getuigenis niet ondubbelzinnig is. Zo kunnen een flink aantal van de oudste en beste handschriften een bepaalde lezing hebben, terwijl een kleiner aantal, maar toch hoog aangeschreven handschriften, daarvan verschilt.
Soms verraden vertalers ontrouw aan de oorspronkelijke tekst. Zo vraagt Jezus volgens de vertaling van professor Brouwer op het bruiloftsfeest te Kana aan zijn moeder: „Vrouwe, wat wilt gij van mij?” Dit is precies het tegenovergestelde van de wijze waarop deze tekst in de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap staat: „Vrouw, wat heb Ik met u van node?” Klaarblijkelijk heeft professor Brouwer zich bij zijn vertaling door religieus vooroordeel laten leiden. — Joh. 2:4.
Voorts blijken sommige vertalers ontrouw aan de oorspronkelijke tekst te zijn door hoofdstukken en verzen zo te rangschikken als het hun van pas komt. In de Petrus Canisius Vertaling bemerken wij bijvoorbeeld dat de vertalers hoofdstukken en verzen van het bijbelboek Jesaja hebben verplaatst zoals het hun van pas kwam. De Dode-Zeerol van Jesaja, die ongeveer duizend jaar ouder is dan de erkende massoretische tekst, geeft de vertalers geen enkele rechtvaardiging voor dit opnieuw rangschikken van Jesaja. Het maakt het alleen maar moeilijk bepaalde bijbelteksten te vinden.
IS HET EEN NUTTIGE VERTALING?
Soms kan de gewetensvolle vertaler het verantwoord vinden een enkel woord toe te voegen ten einde de betekenis duidelijk te maken. Wanneer dit in overeenstemming met de context wordt gedaan en niet onderhevig is aan religieus vooroordeel, kunnen zulke vertolkingen zeer nuttig zijn. Zo luidt Matthéüs 26:26 (NW) bijvoorbeeld: „Dit betekent mijn lichaam”, omdat het duidelijk is dat Jezus dit bedoelde daar hij zijn eigen lichaam nog steeds bezat en het brood dus niet letterlijk zijn lichaam geweest kon zijn.
Deze zelfde vertaling is ook heel nuttig wanneer ze het woord kurios vertaalt, dat „heer” of „meester” betekent. Wanneer uit het verband blijkt dat Jehovah God bedoeld wordt, is dit woord kurios met „Jehovah” weergegeven. Is dit te radicaal? Neen, want in alle gevallen op één na is dit ook de weergave van kurios in een aantal Hebreeuwse vertalingen (Matth. 1:20, 22). De naam Jehovah is vooral passend in de christelijke Griekse Geschriften wanneer hierin aanhalingen uit de Hebreeuwse Geschriften worden gedaan waar de naam „Jehovah” wordt gebruikt. — Matth. 3:3; 4:7, 10.
Er staan de Nederlandse bijbelonderzoeker thans vele moderne bijbelvertalingen ter beschikking waaruit hij een keus kan doen. Vaak bestaan deze echter alleen uit de Griekse Geschriften. Sommige van deze vertalingen zijn tamelijk populair geworden omdat ze in een vloeiende taal zijn geschreven en veel welgekozen zinswendingen of uitdrukkingen bevatten. Zoals echter uit bovenstaande voorbeelden blijkt, kunnen deze aan dwaling onderhevig zijn door zich te veel vrijheden te veroorloven, wegens een verkeerd begrip of ten gevolge van religieus vooroordeel. Aangezien nauwkeurigheid en betrouwbaarheid de belangrijkste vereisten van een moderne bijbelvertaling zijn, zou naar het schijnt een merendeels letterlijke vertaling de voorkeur verdienen, vooral voor lezers die geloven dat de bijbel het geïnspireerde Woord van God is. Welke vertaling is naar uw mening de meest wenselijke voor u?