Kies de juiste vorm van aanbidding
„O treedt gij binnen, laten wij aanbidden en ons nederbuigen, laten wij knielen voor Jehovah, onze Maker. Want hij is onze God en wij zijn het volk van zijn weide en de schapen van zijn hand.” — Ps. 95:6, 7, NW.
1. Door welke factoren wordt iemands keuze van religie vaak beheerst, maar wat is een belangrijkere overweging?
WAAROM aanbidt u God op de manier zoals u dit thans doet? De meeste mensen die de een of andere religie beoefenen, hangen waarschijnlijk het geloof van hun ouders aan. In vele gevallen hebben vrienden en buren een rechtstreekse invloed op iemands keuze. Anderen hebben de kerk uitgezocht die volgens hen het beste aan hun persoonlijke behoeften voldoet. Het is echter van veel groter belang de vorm van aanbidding te vinden en te beoefenen die Gods goedkeuring wegdraagt.
2. Wat is ware aanbidding, en hoe kan men derhalve de juiste vorm van aanbidding vinden?
2 Onze aanbidding is onze dienst voor God. Als de Allerhoogste is hij verheven in wijsheid en kracht, ver boven de gehele schepping. „Hij doet naar zijn wil met het heir des hemels en de bewoners der aarde: en niemand is er die zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen: wat doet Gij?” (Dan. 4:35) Hoe dwaas zou het zijn Zijn wil te negeren! Hoe onverstandig een vorm van aanbidding te beoefenen die niet in overeenstemming is met zijn welbehagen! Wij handelen integendeel verstandig wanneer wij de bijbel bestuderen ten einde voor onszelf de goede, aangename en volledige wil van God te beproeven. Wanneer wij ons aldus laten leiden, zullen wij weten hoe wij dienen te wandelen om God te behagen. Het zal betekenen dat wij Jehovah God waarlijk zullen aanbidden doordat wij hem dienen, zijn wil doen en niet slechts een handelwijze volgen die ons van een menselijk standpunt uit bezien, bevalt. — Rom. 12:2, NW; 1 Thess. 4:1.
3. Waarom kunnen christenen niet het standpunt innemen dat elke religie juist is?
3 Doordat er in de bijbel over de „vorm van aanbidding die van het standpunt van onze God en Vader uit rein en onbesmet is” wordt gesproken, wordt er stilzwijgend te kennen gegeven, dat er vormen van aanbidding bestaan die van Gods standpunt uit bezien niet rein en onbesmet zijn. Indien ze bij God geen gunst vinden, zijn ze nutteloos. De juiste vorm van aanbidding wordt door God goedgekeurd. — Jak. 1:26, 27.
DE RELIGIE VAN IEMANDS OUDERS
4. Is het verstandig zich aan de religie van ouders te houden?
4 Degenen die de religie van hun ouders aanhangen, kunnen hierdoor verstandig of dwaas handelen. Wanneer hun ouders hun een kennis van Gods Woord hebben ingeprent en hen hebben geholpen hun leven in overeenstemming hiermee op te bouwen, zou het verstandig zijn die loopbaan te blijven volgen. In verreweg de meeste gevallen zijn ouders hun kinderen echter niet in een dergelijke loopbaan voorgegaan. Het bijbelonderwijs is zelfs in zogenaamd christelijke huisgezinnen vaak tot een paar lievelingspassages van de ouders beperkt. Deze worden wellicht samen gelezen en misschien zelfs wel uit het hoofd geleerd, maar zelden wordt er aan de betekenis ervan ernstige aandacht geschonken. Voor vele gezinnen betekent religie alleen maar de kerk op bepaalde tijden te bezoeken, zonder dat dit een rechtstreekse invloed heeft op de andere activiteiten van het leven. Over zulk een religie, waarvoor men lippendienst moet verrichten maar welke niet het hart beroert en geen diepe invloed heeft op het dagelijkse leven, zegt Gods Woord: „Tevergeefs eren zij Mij” (Matth. 15:8, 9). Ook al is men in een kerkgaand huisgezin opgevoed, wanneer men niet in Gods Woord is onderwezen, of wanneer de leerstellingen van de kerk de bijbelse waarheden feitelijk krachteloos maken, of wanneer de vruchten van de kerk die in het gedrag van de lidmaten ervan tot uiting komen, geen godvruchtige vruchten zijn, zou het toch wel zeer dwaas zijn zulk een religie te blijven aanhangen!
5. (a) Waarom is het voor iemand vaak heel moeilijk van religie te veranderen, en hoe heeft Jezus hiervoor gewaarschuwd? (b) Welke beslissing moet er worden genomen wanneer iemands familie tegenstand biedt, en hoe zal Jehovah degenen die onder deze omstandigheden getrouw blijven, belonen?
5 Zelfs wanneer iemand ervan overtuigd is dat de religieuze leerstellingen die hij vroeger geloofde onschriftuurlijk zijn en dat hij niet een werkelijk christelijk leven heeft geleid, kan de stap om zo’n religie vaarwel te zeggen — vooral wanneer het de religie van zijn ouders is — zeer moeilijk zijn. Wanneer de andere leden van het gezin waartoe hij behoort Gods Woord liefhebben, zullen zij natuurlijk graag van hem vernemen wat erin wordt onderwezen, maar wanneer dit niet het geval is, kunnen zij bitter tegenstand bieden. Hoewel zij de bijbelse waarheid niet kunnen weerleggen, kunnen zij van hem eisen dat hij alle contact met Jehovah’s volk verbreekt. Om hem ervan te weerhouden verder te studeren, kunnen zij zelfs zijn bijbelse studielectuur vernietigen. Door zijn geduld — doordat hij bij geschikte gelegenheden tactvol over de bijbel spreekt — en door zijn juiste gedrag zal hij liefdevol zijn familieleden trachten te helpen de waarheid in te zien. In sommige gevallen echter zijn personen die hun oprechte verlangen tot uitdrukking hebben gebracht Jehovah God te dienen, door hun familieleden verstoten. De Here Jezus wist dat dit zou gebeuren, en hij zei: „Iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn.” Het is alleen maar natuurlijk dat men zich door sterke banden aan zijn familie voelt gebonden en al het mogelijke zal doen om deze banden in stand te houden, maar in dit geval moet er een beslissing worden genomen: Dient hij door te gaan met de aanbidding welke door God wordt voorgeschreven, en zich zo de ongenade van zijn familie op de hals te halen, of dient hij datgene waarvan hij weet dat het juist is, vaarwel te zeggen ten einde in een goede verstandhouding met zijn vleselijke familieleden te blijven leven? Jezus antwoordde: „Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig” (Matth. 10:36, 37). Wij dienen in de eerste plaats aan onze verplichtingen jegens Jehovah God, onze hemelse Vader, en zijn Zoon Jezus Christus, te denken. Wanneer degene die zich voor zulk een moeilijke situatie geplaatst ziet, aan zijn rechtschapenheid jegens God vasthoudt, zal Jehovah hem of haar thans reeds honderdvoudig met huizen en familieleden in de Nieuwe-Wereldmaatschappij belonen en in de nieuwe wereld eeuwig leven schenken. — Mark. 10:29, 30.
6. Waarom bevinden kinderen wier ouders getuigen van Jehovah zijn, zich in een bijzonder bevoorrechte positie, maar wat moeten zij als afzonderlijke personen doen, en waarom?
6 De kinderen van opgedragen dienstknechten van God hebben veel waarvoor zij dankbaar kunnen zijn. In de eerste jaren van hun leven worden zij geholpen een stevig fundament te leggen voor een leven van theocratische dienst. Zij kunnen zich in de allerbeste omgang verheugen welke thans op aarde mogelijk is — die van Gods Nieuwe-Wereldmaatschappij. Dagelijks kunnen zij uit de bijbel horen voorlezen en aan bijbelse besprekingen deelnemen. Daar zij in Gods rechtvaardige beginselen zijn onderwezen, kunnen zij de valstrikken, waardoor het leven van zo velen met littekens van blijvende spijtgevoelens is gemerkt, vermijden. Dat het gezin het goddelijke patroon van aanbidding volgt, zal in het leven der kinderen een krachtige invloed ten goede vormen. „In de waarheid opgevoed” te worden of in een gezin op te groeien waarvan de ouders getuigen van Jehovah zijn, is echter niet voldoende. Er wordt van een ieder afzonderlijk geëist dat hij Jehovah God met zijn gehele geest en hart en met al zijn levenskracht liefheeft. In alle gevallen dienen de kinderen zich de religie derhalve eigen te maken, er een persoonlijke belangstelling voor te hebben de bijbel te bestuderen en te leren wat erin wordt onderwezen, er liefde voor te ontwikkelen, zodat hun hart ervan wordt vervuld, en zich in te spannen om aan de juiste vorm van aanbidding een aandeel te hebben. „Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren”, luidde de raad die Salomo gaf. Wanneer uw ouders u aanraden zulk een handelwijze te volgen, sla dan vooral acht op hun goede raad. — Pred. 12:1.
INVLOED VAN OMGANG MET ANDEREN
7. Hoe is religie voor sommigen een geschikt middel tot gezellige omgang geworden, en waarom is dit heel gevaarlijk?
7 Aangezien gezellige omgang met anderen in een gemeenschap vaak rond de kerk is geconcentreerd, bestaat er een sterke neiging dezelfde kerk te bezoeken waar iemands vrienden en buren naartoe gaan. In advertenties wordt de mensen vaak aanbevolen „de kerk van uw keuze” te bezoeken. Het argument dat ten gunste hiervan wordt aangevoerd, is op de onjuiste gedachte gebaseerd dat elke religie goed is, dat het er alleen maar om gaat de een of andere religie aan te hangen, het doet er niet toe welke. Zoals echter reeds aan de hand van de Schrift is aangetoond, bestaan er vormen van aanbidding die in Gods ogen nutteloos zijn en zijn er mensen van wie God zegt dat zij hem tevergeefs eren. Zulke religiën zijn beslist niet goed, en dit geldt niet alleen voor de afgoden aanbiddende, bijgelovige heidenen, maar ook voor belijdende christenen. Te beweren een christen te zijn en Christus als Meester en Heer te aanvaarden, is niet voldoende. Jezus zei: „Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet den wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid” (Matth. 7:21-23). Het is heel gevaarlijk religie te gebruiken om mensen te vinden waar wij goed mee kunnen omgaan. Wij houden onszelf voor de gek wanneer wij trachten te betogen dat er met al deze groeperingen goede mensen zijn verbonden en dat zij allen in de gemeenschap veel goeds tot stand brengen. De vraag die wij onszelf dienen te stellen, luidt: Doen zij de wil van de Vader die in de hemel is?
8. In welk opzicht kan een christen van de menselijke neiging conformistisch te zijn, voordeel trekken, maar waartegen moet hij waken?
8 In het algemeen neigen de mensen naar het conformisme. Zij gaan met de massa mee. Wat anderen doen, doen zij ook, en zij nemen de gewoonten van de hen omringende mensen over. Als een persoon erop toeziet met wie hij omgaat, kan deze menselijke eigenschap hem tot voordeel strekken. Wanneer de mensen met wie hij omgaat God dienen en rechtvaardigheid liefhebben, zal de levenswijze waarnaar hij geneigd is zich te schikken, opbouwend zijn en zijn blijvende welzijn dienen. Blijft hij daarentegen met wereldse mensen omgaan, dan zal hun denkwijze in zijn geest beginnen door te dringen en zal hij geleidelijk aan hun gewoonten beginnen over te nemen.
9. Wat wordt er in de Schrift met „slechte omgang” bedoeld?
9 Wij dienen nooit op eigen kracht te vertrouwen en evenmin te denken dat het ons niet kan overkomen dat wij het geloof vaarwel zeggen. „Wordt niet misleid. Slechte omgang verderft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33, NW). Wat wordt er met slechte omgang bedoeld? Alleen omgang met mensen die vuile taal uitslaan, immoreel of aan de drank zijn? Zulke mensen zouden voor iemand stellig een slecht gezelschap vormen. Toch omvat de toepassing in de Schrift nog veel meer doordat er wordt gezegd: „Welk deel heeft een gelovige met een ongelovige?” (2 Kor. 6:15) Men maakt zich aan slechte omgang schuldig wanneer men met ongelovigen omgaat. Wij kunnen inderdaad niet alle contact met hen vermijden, want dan zouden wij de wereld moeten verlaten, maar wij kunnen het wel vermijden vrienden en kennissen uit hen te kiezen.
10. Hoe kan omgang met wereldse mensen tot een onverstandig huwelijk leiden, maar welk standpunt neemt de rijpe christen ten opzichte van religie als een factor bij het uitkiezen van een huwelijkspartner, in?
10 Vooral wanneer men een huwelijkspartner uitkiest, dient men de raad in gedachte te houden: „Vormt geen ongelijk span met ongelovigen” (2 Kor. 6:14). Het zou kunnen beginnen met een gezellig avondje in gezelschap van wereldse kennissen. De aantrekkingskracht tussen de seksen is echter sterk, terwijl de gevoelens er heel gemakkelijk bij betrokken raken. Deze gevoelens kunnen iemands vermogen om te redeneren heel doeltreffend zo leiden, dat dit vermogen aan deze emoties ondergeschikt wordt gemaakt en de neigingen ervan gaat rechtvaardigen in plaats van corrigeren. Wanneer een dergelijke vriendschap tot een huwelijk leidt, is de gelovige er in zijn geest wellicht zeker van dat de huwelijkspartner van goede wil is en door het huwelijk geholpen zal worden in de waarheid te komen. Dit is echter niet de manier waarop wij volgens God over deze aangelegenheid moeten denken. Zijn gebod aan zijn verbondsvolk Israël luidde: „Gij zult u ook met [de ongelovigen in het land] niet verzwageren; uw dochters zult gij aan hun zonen niet geven, noch hun dochters nemen voor uw zonen; want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, zodat zij andere goden zouden dienen, en de toorn des HEREN tegen u zou ontbranden en Hij u weldra zou verdelgen” (Deut. 7:3, 4). Aan christenen wordt het gebod gegeven „alleenlijk in den Here” te trouwen, dat wil zeggen, alleen met personen die reeds bewezen hebben in eendracht met de Here God te zijn doordat zij zich aan hem hebben opgedragen om hem te dienen. Zo wordt in de bijbel dus aangetoond dat men door omgang met wereldse mensen te zoeken, een stap van de ware aanbidding af doet. — 1 Kor. 7:39, SV.
DE VERHOUDING TOT HET WERELDSE WERK
11. Hoe gebruikt de Duivel werelds werk als een middel om pas-geïnteresseerden ervan te weerhouden de juiste vorm van aanbidding te gaan beoefenen?
11 Zakelijke belangen oefenen ook een krachtige invloed uit op het leven der mensen. In sommige gebieden waar de geestelijken grote macht hebben, kan iemand die de kerk wenst te verlaten om een van Jehovah’s getuigen te worden, met het verlies van zijn wereldse werk worden bedreigd. Af en toe heeft men de familieleden van een bepaalde persoon, enkel en alleen omdat deze de bijbel met Jehovah’s getuigen bestudeerde, met economische represaillemaatregelen gedreigd. Aldus voert de Duivel door bemiddeling van zijn zichtbare werktuigen nog steeds het argument aan dat hij ook in het geval van Job gebruikte. Hij betoogt dat de mensen God alleen maar zullen dienen zolang het hun in materieel opzicht goed gaat, maar dat zij, wanneer hun economische zekerheid in gevaar wordt gebracht, Jehovah’s aanbidding vaarwel zullen zeggen. Toch zijn er heel wat mensen die weigeren hun aanbidding van economische overwegingen te laten afhangen. Zij geloven dat God, die voor de vogels des hemels en de dieren des velds zorgt, erop zal toezien dat ook zij hun dagelijkse brood ontvangen wanneer zij hun aanbidding van hem op de eerste plaats stellen. — Job 1:9-12; Matth. 6:25-34.
12. Welke juiste plaats kan werelds werk in iemands leven innemen, maar welke gevaren dienen vermeden te worden?
12 Wanneer iemand ermee is begonnen God in geest en waarheid te aanbidden, moet hij waakzaam blijven voor materialistische invloeden die hem zouden kunnen doen struikelen. Jezus gaf de waarschuwing: „Gij kunt niet God dienen èn Mammon” (Matth. 6:24). Wanneer wij God werkelijk dienen, moeten wij zijn geboden gehoorzamen. Wanneer Mammon of de Rijkdom onze meester is, zal ons leven door ons wereldse werk worden beheerst. Het zijn lang niet altijd de rijken die slaven van de rijkdom zijn; vaak bemerkt iemand die elke dag maar weer moet zwoegen om genoeg geld te verdienen waarmee hij zijn gezin kan onderhouden, dat hij een slaaf in een economische tredmolen is geworden. Wij zijn dienstknechten van degene die wij gehoorzamen. Daarom moeten wij zo verstandig zijn om werelds werk de juiste plaats toe te kennen, als het middel waardoor wij onszelf en ons gezin van datgene voorzien wat nodig is, terwijl wij nooit dienen toe te staan dat onze vrijheid om de goddelijke wil te doen, door de „commerciële bezigheden des levens wordt verstikt”. — 2 Tim. 2:4, NW.
GODDELIJKE LEIDING
13, 14. (a) Waarom hebben wij nauwkeurige kennis nodig om God op aanvaardbare wijze te kunnen aanbidden? (b) Noem enkele van de algemeen aanvaarde, onschriftuurlijke leringen, maar welke organisatie beoefent thans wel de vorm van aanbidding welke door God wordt goedgekeurd? Waarom antwoordt u aldus?
13 In al deze omstandigheden waarin wij kunnen geraken en welke op de een of andere manier op onze aanbidding van invloed zijn, voorziet de bijbel ons van de goddelijke leiding welke wij zo hard nodig hebben. Hij toont ons welke handelwijze aangenaam is in Gods ogen. Wij zouden niet graag als degenen zijn over wie de apostel Paulus in zijn brief aan de christenen te Rome zei: „Ik leg getuigenis van hen af dat zij ijver voor God hebben, maar niet overeenkomstig nauwkeurige kennis; want, omdat zij Gods rechtvaardigheid niet kenden maar hun eigen rechtvaardigheid zochten te bevestigen, hebben zij zich niet aan de rechtvaardigheid Gods onderworpen” (Rom. 10:2, 3, NW). Zij dachten God te dienen, maar aangezien zij geen nauwkeurige kennis bezaten, volgden zij eenvoudigweg hun eigen menselijke neigingen en dienden aldus zichzelf.
14 Alleen wanneer men een nauwkeurige kennis van Gods Woord bezit, kan men weten hoe men Hem moet aanbidden. Totdat het zover is, kan men alleen maar op zijn eigen onvolmaakte — en waarschijnlijk onjuiste — mening, of op die van andere personen steunen. Aanvaardt men echter de bijbel als maatstaf voor het bepalen van wat waarheid is, dan wordt het duidelijk dat zulke leerstellingen als de drieëenheid, de onsterfelijkheid van de menselijke ziel, het hellevuur, het gebruik van beelden in de aanbidding, religieus intergeloof, enzovoorts, niet tot de dingen behoren die Gods goedkeuring wegdragen. Met de bijbel als gids kan men gemakkelijk inzien welke mensen thans de goddelijke wil doen, omdat zij zich afgescheiden houden van de aangelegenheden der wereld, Jezus’ voorbeeld navolgen door de naam van Jehovah God bekend te maken, er blijk van geven Christus’ discipelen te zijn doordat zij elkaar liefhebben en niet verdeeld zijn door verschil in ras, nationale achtergrond of economische positie, en hun tong op een juiste wijze gebruiken door in gehoorzaamheid aan het gebod van de Here Jezus en op de door hem voorgeschreven wijze — in het openbaar en van huis tot huis — het goede nieuws van het opgerichte koninkrijk te prediken. Wanneer mensen van goede wil bijbelkennis bezitten, kunnen zij onderscheiden dat van de vele religieuze organisaties op aarde de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen de enige groep is die de vorm van aanbidding beoefent welke van het standpunt van God uit bezien, rein en onbesmet is.
15. Welke verdere kennis dienen wij trachten te verkrijgen nadat wij de juiste vorm van aanbidding zijn gaan beoefenen, en waarom?
15 Nadat wij de ware aanbidding zijn gaan beoefenen, dienen wij de raad in gedachte te houden te ’blijven vaststellen wat Jehovah’s wil is’ (Ef. 5:17, NW). Wij hebben niet alleen van de fundamentele waarheden een nauwkeurige kennis nodig, maar van alle goede dingen die van tevoren „tot leering [werden] geschreven, opdat wij door lijdzaamheid en vertroosting der Schrift hoop zouden hebben” (Rom. 15:4, Lu). Dit betekent dat wij vorderingen moeten maken in onze studie, dat wij waardering moeten aankweken voor meer dan de melk van het Woord en naar het vlees moeten verlangen. Wij moeten tot rijpheid voortgaan. — Hebr. 5:14–6:3, NW.
16. Waarom dienen wij de bijbel geregeld te lezen, maar waarom dienen wij er niet tevreden mee te zijn hem alleen maar te lezen?
16 Behalve onze persoonlijke en gemeentelijke studie van de publikaties van het Wachttorengenootschap, dienen wij er geregeld tijd voor af te nemen de bijbel zelf te lezen. Iedere christelijke bedienaar van het evangelie dient het zich ten doel te stellen de gehele bijbel door te lezen om daarna weer van voren af aan te beginnen. Wanneer wij de bijbel echter hebben doorgelezen, zou het onverstandig zijn weer opnieuw te beginnen klakkeloos te lezen zonder dat wij de stof ten volle begrijpen of erbij stil blijven staan om over de betekenis ervan na te denken. Hiervoor is het nodig dat wij er van onze zijde belangstelling voor aan de dag leggen en ons voortdurend bewust zijn van het feit dat hetgeen wij lezen in werkelijkheid het Woord van God is (1 Thess. 2:13). God is geen verkwister. Hij heeft in de bijbel geen materiaal laten optekenen dat gemist kan worden. De inhoud van de bijbel is voor ons onderricht gegeven, ten einde ons leiding te verschaffen bij het nemen van beslissingen waarvoor wij ons in het leven gesteld zien, opdat wij hierin een handelwijze zullen volgen die met de door God goedgekeurde vorm van aanbidding in overeenstemming is, en om ons voor doeltreffend werk als bedienaren van het evangelie toe te rusten (2 Tim. 3:16, 17). Opdat het bijbellezen nuttig voor ons zal zijn, moeten wij ernaar streven meer dan alleen maar een kennis van de inhoud ervan te verkrijgen. Wij hebben inzicht in de betekenis ervan nodig en moeten leren bepalen op welke wijze wij het bijbelse materiaal kunnen gebruiken. „Verwerf wijsheid”, zegt de geïnspireerde spreukendichter, „en verwerf inzicht bij al wat gij bezit”. — Spr. 4:7.
17. Waarvan zouden wij zeer terecht nota kunnen nemen wanneer wij de Schrift lezen?
17 Denk actief na wanneer u de bijbel leest. Is het materiaal profetisch, schenk dan nauwkeurig aandacht aan de vervulling ervan, zowel die in het klein als de uiteindelijke vervulling. Schenk aandacht aan de fundamentele bijbelse waarheden die terloops in het verslag worden genoemd en aan de leiding schenkende beginselen die erin tot uitdrukking worden gebracht. Of het materiaal nu profetisch is of een andere strekking heeft, stel uzelf, wanneer u het leest, voortdurend vragen zoals: Hoe is dit op mijn leven van invloed? Wordt er hierdoor een beroep op mij gedaan bepaalde wijzigingen aan te brengen ten einde mijn houding of handelingen met deze uitdrukking van de goddelijke wil in overeenstemming te brengen? In welk verband staat het met de andere bijbelse onderwijzingen die ik heb geleerd? Hoe worden deze erdoor ondersteund of bekrachtigd? Hoe kan ik het in mijn bediening gebruiken? Wanneer u een bepaalde schriftuurplaats niet goed begrijpt, ga er dan niet licht overheen. Getroost u de moeite de betekenis ervan te weten te komen.
18. Hoe kunnen wij een begrip verkrijgen van wat wij in de bijbel lezen?
18 Jehovah God, de Auteur van de bijbel, is ook de grote Leraar die ons helpt zijn Woord te begrijpen. Wij dienen met betrekking tot de voorzieningen die Jehovah heeft getroffen ten einde ons hierbij te helpen, van erkenning en waardering blijk te geven. Wanneer wij ons er intens van bewust zijn dat hij onze Onderwijzer is, zullen wij iedere keer dat wij er rustig voor gaan zitten om de Schrift te lezen, tot hem in gebed gaan en hem vragen of hij ons door middel van zijn geest wil helpen (Jak. 1:5). Wij zullen ook van de gemeentevergaderingen gebruik maken. Behalve in deze vergaderingen, heeft God door bemiddeling van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” in studiehulpmiddelen voorzien ten einde ons te helpen inzicht te verwerven. Deze dienen alle, zodra wij ze ontvangen — en tevens in overeenstemming met het studieprogramma van de gemeente — gelezen en bestudeerd te worden, maar ze kunnen ook voor nazoekwerk worden gebruikt. Wanneer u in de bijbel teksten tegenkomt waarvan u niet de volledige toepassing begrijpt, zoek ze dan op in de schriftuurplaatsenindexen die u in de boeken van het Genootschap en in de 15-december-uitgaven van De Wachttoren kunt vinden en lees de besprekingen waarnaar in deze indexen wordt verwezen. Aldus toont u oprecht te zijn in uw verlangen de waarheid te begrijpen en de middelen waarin Jehovah heeft voorzien om u te helpen, te waarderen. Verder zijn er ook broeders in de gemeente die als dienaren zijn aangesteld, personen die „bekwaam [zijn] om te onderwijzen”. Er is ook in hén voorzien om u te helpen. Wanneer u zonder succes hebt geprobeerd het antwoord op uw vraag te vinden, stel deze dan aan een van deze rijpe broeders. Hij zal de kennis die hij door middel van studie heeft verkregen, graag met u willen delen of de inlichtingen samen met u willen opzoeken. — 1 Tim. 3:2.
19. Welk standpunt dienen wij, zoals in Spreuken 2:1-6 wordt aangetoond, ten aanzien van een studie van Gods Woord in te nemen?
19 Hoe goed beschrijft de geïnspireerde spreukendichter de manier waarop wij ons erop moeten toeleggen inzicht te verkrijgen! „Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt en mijn geboden bij u bewaart, zodat uw oor de wijsheid opmerkt en gij uw hart neigt tot de verstandigheid, ja, indien gij tot het inzicht roept en tot de verstandigheid uw stem verheft; indien gij haar zoekt als zilver en naar haar speurt als naar verborgen schatten, dan zult gij de vreze des HEREN verstaan en de kennis Gods vinden. Want de HERE geeft wijsheid, uit zijn mond komen kennis en verstandigheid” (Spr. 2:1-6). Inzicht is een onbetaalbare schat en wij moeten ernaar graven en ons de moeite getroosten om bij het vinden ervan hulp te verkrijgen. Wanneer wij ons hierop toeleggen, zal Jehovah onze krachtsinspanningen met succes belonen.
20. Wat wordt er van ons vereist om de juiste vorm van aanbidding te vinden en eraan vast te houden?
20 Het is duidelijk dat wij, ten einde de juiste vorm van aanbidding te kiezen, zowel van waardering moeten blijkgeven als ons moeten inspannen. Wij moeten beseffen dat de verhouding waarin wij tot God staan, veel belangrijker is dan welke menselijke band dan ook. Wij moeten zoveel waardering voor de waarde van Gods Woord bezitten dat wij ons erop toeleggen het te bestuderen. Wanneer u de vorm van aanbidding hebt gevonden die de goddelijke goedkeuring wegdraagt, zorg er dan voor dat uw waardering levendig blijft, dat u vorderingen blijft maken in kennis en dat u Gods Woord gewetensvol op al uw activiteiten in het leven van toepassing laat zijn.