Aanvaard uw christelijke verplichtingen
„Wie zegt in eendracht met hem te blijven, is verplicht ook zelf zó te blijven wandelen als hij gewandeld heeft.” — 1 Joh. 2:6.
1. (a) Welke vragen rijzen wanneer er van christelijke verplichtingen wordt gesproken? (b) Wat is een verplichting, en hoe kan er worden gezegd dat christenen een verplichting van Godswege hebben?
CHRISTELIJKE verplichtingen! Kan er over christelijke verplichtingen gesproken worden? Verricht een christen zijn aanbidding en dienst niet op vrijwillige basis? Inderdaad, de aanbidding van een christen wordt vrijwillig beoefend. Dat hij tot God komt, zijn leven aan God opdraagt en aanvaardbaar dienst verricht, geschiedt vrijwillig en vloeit voort uit de ongedwongen beoefening van zijn vrije wil, precies zoals de Israëlieten uit de oudheid op vrijwillige basis hun slachtoffers brachten (2 Kron. 29:31; Ps. 110:3; Openb. 22:17). Nochtans rust op een christen de verplichting Gods wil te doen. Hoe dat zo? Volgens Webster’s Unabridged Dictionary (onverkorte woordenboek van Webster) is een verplichting „datgene wat iemand móet doen of móet nalaten; elke plicht die iemand wordt opgelegd door een wet, een belofte, een contract, een eed of een gelofte . . . een staat waarin een persoon iemand iets verschuldigd is vanwege een daad van gunst of vriendelijkheid.” Rusten er verplichtingen op christenen? Stellig! Op de eerste plaats staan alle mensen, met inbegrip van niet-christenen, bij God in de schuld vanwege de hun betoonde gunst of vriendelijkheid dat zij leven hebben ontvangen. Merk op wat in Openbaring 4:11 vermeld staat: „Gij, Jehovah, ja onze God, zijt waardig de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen, want gij hebt alle dingen geschapen, en vanwege uw wil bestonden ze en werden ze geschapen.” Het feit dat de Schepper waardig is heerlijkheid en eer te ontvangen omdat hij ons geschapen heeft, legt alle mensen de verplichting op Hem deze heerlijkheid te geven.
2, 3. (a) In welke verdere opzichten rusten er verplichtingen op een christen? (b) Door welke teksten wordt dit bewezen?
2 Christenen staan echter nog meer in de schuld. Hoe dat zo? Doordat zij de losprijs hebben aanvaard, die door God door bemiddeling van Christus Jezus is verschaft en waardoor zij uit de dood tot het leven zijn overgegaan — een zeer waardevolle gunst (1 Petr. 1:18, 19; 1 Kor. 7:23). Alleen al op basis hiervan zou Jehovah ons nu een verplichting kunnen opleggen doch in plaats hiervan verkiest hij een beroep op ons te doen op de basis van liefde, hiermede zijn eigen liefde jegens ons demonstrerend. „De liefde bestaat in dit opzicht: niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden. Geliefden, als God ons zó heeft liefgehad, zijn ook wij verplicht elkaar lief te hebben” (1 Joh. 4:10, 11). Doordat God ons onze zondeschuld vergeeft, zijn wij verplicht degenen te vergeven die tegen ons zondigen (Matth. 18:32-35). Daarom staan wij bij onze naaste in de schuld; wij zijn hem liefde schuldig. — Rom. 13:8.
3 Verder kan een verplichting ’elke plicht zijn die iemand wordt opgelegd door een wet’ of een gebod, en christenen hebben bij voorbeeld het gebod ontvangen lief te hebben (Joh. 15:9-11; 13:34, 35; Matth. 22:37). Behalve dat wij vanwege onze schuld bij God en vanwege zijn geboden verplichtingen bezitten, zijn ons plichten opgelegd vanwege onze opdrachtsgelofte aan God op basis van zijn voorziening door bemiddeling van Christus Jezus. „Wie zegt in eendracht met hem te blijven, is verplicht ook zelf zó te blijven wandelen als hij gewandeld heeft” (1 Joh. 2:6). „Betaal den Allerhoogste uw geloften.” — Ps. 50:14; 61:9 8; Luk. 9:23.
4, 5. (a) Op welke wijze zijn er op christenen verplichtingen ten aanzien van anderen komen te rusten? (b) Hoe toonde de apostel Paulus aan dat er een verplichting op hem rustte?
4 Aangezien wij de voordelen van Christus’ loskoopoffer hebben ontvangen, zijn wij ook verplicht anderen te helpen deze voordelen te verkrijgen. „Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat hij voor ons afstand heeft gedaan van zijn ziel; en wij zijn verplicht afstand te doen van onze ziel voor onze broeders” (1 Joh. 3:16). Ja, doordat wij de belangen van onze broeders behartigen en het goede nieuws aan anderen prediken, brengen wij misschien zelfs onze vrijheid en ons eigen leven in gevaar maar wij zijn nu verplicht dit te doen. Bovendien hebben wij het goede nieuws ontvangen omdat iemand anders de moeite heeft gedaan tot ons te prediken en waarschijnlijk vele uren heeft besteed aan herhaalde bezoeken bij ons en studie met ons. Nu rust op ons de plicht het onze ertoe bij te dragen het Koninkrijkswerk te bevorderen door te prediken, door financiële ondersteuning en door het betonen van gastvrijheid. „Want ten behoeve van zijn naam zijn zij uitgegaan, zonder iets van de mensen der natiën aan te nemen. Wij zijn daarom verplicht zulke personen gastvrij te ontvangen, opdat wij medewerkers in de waarheid mogen worden.” — 3 Joh. 7, 8.
5 De apostel Paulus zei dat hij verplicht was tot degenen uit de natiën te prediken. „Zowel bij Grieken als bij barbaren . . . sta ik in de schuld; vandaar dat ik popel van verlangen om ook aan u, die in Rome zijt, het goede nieuws bekend te maken” (Rom. 1:14, 15). En sprekende over degenen uit de natiën die de waarheid van de discipelen in Jeruzalem hadden ontvangen, schreef Paulus: „Zij [stonden] toch bij hen in de schuld; want indien de natiën deel hebben gekregen aan hun geestelijke goederen, zijn zij het ook verschuldigd hen in het openbaar te dienen met goederen voor het fysieke lichaam” (Rom. 15:27). Paulus wist dus dat hij verplicht was te prediken. Paulus nestelde zich niet behaaglijk in zijn stoel zeggende dat hij alleen zou prediken wanneer en indien hij er de lust toe had, omdat zijn prediking ten slotte toch iets vrijwilligs was. Doordat hij zich bewust was van de verplichting die op hem rustte, werd hij er toe gebracht de strijd aan te binden tegen de neiging van het vlees om het kalm aan te willen doen. Hij wist dat hij zich, ten einde leven te verkrijgen, krachtig moest inspannen (Luk. 13:24). Hij liet zien dat hij besefte dat er een verplichting op hem rustte toen hij schreef: „Indien ik nu het goede nieuws bekendmaak, is dat geen reden voor mij om te roemen, want de noodzaak is mij opgelegd. Werkelijk, wee mij indien ik het goede nieuws niet zou bekendmaken!” — 1 Kor. 9:16.
6. (a) In welk opzicht zijn sommige christenen door een verkeerd begrip van 1 Korinthiërs 9:17 ontmoedigd geraakt in hun dienst voor God? (b) Door welke argumenten wordt getoond dat het juist is dat een christen zichzelf ertoe dwingt om het juiste te doen?
6 Maar sommigen voeren misschien het volgende aan: „Is de bijbel niet tegen verplichte dienst? Zegt Paulus in dit hoofdstuk 9 ook niet dat hij zijn beloning alleen zou ontvangen indien zijn dienst gewillig werd verricht, dat wil zeggen geheel vrij van enig gevoel ergens toe verplicht te zijn? En indien iemand zich er derhalve niet van doordrongen voelt en niet het verlangen heeft om te prediken, is het dan niet tevergeefs zichzelf daartoe te dwingen alleen maar omdat hij weet dat het juist is? Dient de wens ertoe niet uit het hart te komen?” Ja de wens ertoe dient uit het hart te komen, maar wij weten dat het menselijke hart vaak zelfzuchtig en misleidend is (Jer. 17:9, 10). Om de zelfzuchtige neigingen van het vlees te overwinnen, is het vaak nodig veel in Gods Woord te studeren, vele gebeden te uiten en de geest en de wilskracht krachtig in te spannen (Rom. 7:18-25). Enkele christelijke getuigen hebben de bovenstaande redenatie gehoord met als gevolg dat hun dienst hen ontmoedigt en deprimeert, terwijl sommigen er zelfs mee ophouden, omdat zij geen natuurlijke drang of geen natuurlijk verlangen voelen om te prediken. Zij denken dat het tevergeefs is wanneer zij zich streng moeten onderrichten om te doen wat juist is. Maar dit is niet waar. Ten einde het verkeerde te vermijden zijn wij verplicht ons streng te onderrichten. „Derhalve, broeders, zijn wij niet aan het vlees verplicht om in overeenstemming met het vlees te leven” (Rom. 8:12). En wij moeten ons door streng onderricht ertoe brengen het juiste te doen door ons denkvermogen te gebruiken. — Rom. 12:1.
7. Waarover sprak Paulus toen hij zei dat hij iets gewillig deed en over welke beloning sprak hij in 1 Korinthiërs 9:17? Wat móest hij doen?
7 Maar wat bedoelde de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 9:17 toen hij schreef: „Indien ik dit gewillig [uit eigen verkiezing, New English Bible] doe, heb ik een beloning.” Wat was dit ’gewillige’ werk waarover hij sprak en wat was de „beloning”? Was het werk de prediking en de „beloning” het eeuwige leven? Laat ons het verband waarin de tekst staat, wat verder onderzoeken. Paulus erkent in zijn brief aan de Romeinen (1:14) dat hij bij de Grieken in de schuld stond en daarom was hij verplicht het goede nieuws tot de Grieks-sprekende Korinthiërs te prediken. Hij bevestigt dit wanneer hij zegt: „Wee mij indien ik het goede nieuws niet zou bekendmaken!” (1 Kor. 9:16) In het negende hoofdstuk van deze brief verdedigt Paulus zijn apostelschap tegenover degenen die hem bekritiseerden door te ’roemen’ dat hij op eigen kosten predikte; hij maakte geen gebruik van zijn recht om in verband met deze aangelegenheid financiële hulp te ontvangen (1 Kor. 9:15). Het werk dat hij gewillig verrichtte, uit eigen keus, was niet de prediking zelf maar het was het bezig zijn in de prediking op eigen kosten. De „beloning” waar hij over spreekt, is eenvoudig zijn recht om te roemen over iets dat hij uit eigen keus, zonder hiertoe verplicht te zijn, deed. De prediking móest hij verrichten; dit was niet iets waar hij zijn keus kon doen gelden en hij kon niet vanwege het feit dat hij predikte aanspraak maken op een „beloning” bestaande uit het recht om te roemen (Luk. 17:10). Daarom schrijft hij: „Wat is mijn beloning dan? Dat ik, terwijl ik het goede nieuws bekendmaak, het goede nieuws kosteloos mag verschaffen, ten einde geen misbruik te maken van mijn autoriteit in het goede nieuws.” — 1 Kor. 9:18.
BEGINSELEN DIE HET OP ZICH NEMEN VAN VERPLICHTINGEN BEHEERSEN
8. Met betrekking tot wie heeft een christen een primaire verplichting en wat is daarbij betrokken?
8 Uit de Schrift is dus vast komen te staan dat er vele verplichtingen op christenen rusten met inbegrip van het prediken van het goede nieuws. Deze verplichtingen zijn juiste lasten die een christen moet dragen (Matth. 11:30; Gal. 5:6). Ten einde al onze christelijke verplichtingen op ons te nemen, dienen wij precies te weten waaruit ze bestaan en in welke volgorde wij ons ervan moeten kwijten. Om succesvol te zijn in hetgeen wij doen, moeten wij bepaalde fundamentele beginselen volgen. In de eerste plaats hebben wij een primaire verplichting jegens Jehovah. „Vrees de ware God en houd zijn geboden. Want dit is de hele verplichting van de mens” (Pred. 12:13, NW; Matth. 22:37). Al Gods geboden vormen voor een christen verplichtingen en hierbij zijn inbegrepen de prediking, het handhaven van onze rechtschapenheid en het te allen tijde volgen van goddelijke beginselen (Gal. 5:22, 23). Van deze primaire verplichtingen moeten alle opgedragen christenen zich zonder onderscheid des persoons en ongeacht welke plaats zij in Gods organisatie innemen, kwijten.
9, 10. (a) Wordt iemand van enkele christelijke verplichtingen bevrijd omdat hij andere verplichtingen op zich heeft genomen? Leg dit uit. (b) Hoe dient een christen extra van God afkomstige verplichtingen te beschouwen?
9 Vervolgens moet men zich van alle christelijke verplichtingen kwijten. Men is niet vrij van enkele christelijke verplichtingen omdat men andere verplichtingen op zich heeft genomen. Jezus deed dit beginsel duidelijk uitkomen toen hij tot de Farizeeën, die zich toen onder de Mozaïsche wet bevonden, welke in die tijd van kracht was, het volgende zei: „Gij geeft tienden van de munt en de wijnruit en van elk andere tuingewas, maar ziet de gerechtigheid en de liefde Gods over het hoofd! Deze dingen moest gij doen, zonder die andere evenwel na te laten” (Luk. 11:42; Matth. 23:23). Merk op dat het zich kwijten van de verplichting de tienden van de munt en van andere dingen te geven hen niet bevrijdde van het nakomen van de „gewichtiger zaken” der wet, en het omgekeerde was eveneens waar.
10 Een derde beginsel is dat wanneer een christen zich aan God heeft opgedragen hij verplicht is Gods wil te doen zoals deze is geopenbaard; verdere van God afkomstige verplichtingen of extra verplichtingen moeten worden aanvaard naarmate ze komen. God kan bepaalde afgebakende verplichtingen opleggen, de nadere bijzonderheden ervan doen toenemen of er nieuwe verplichtingen aan toevoegen. Hierin kan God volgens zijn wil handelen. Op een christen rust de plicht om zich ervan te vergewissen wat de „goede en welgevallige en volmaakte wil van God” is (Rom. 12:2). Toegenomen kennis en inzicht kunnen ons bewust doen worden van extra verplichtingen. — Fil. 1:9, 10; 3:15, 16.
11, 12. (a) Hoe kunnen voor een christen strijdige belangen ontstaan wanneer hij zijn verplichtingen aanvaardt en welke bijbelse beginselen moet hij in gedachten houden? (b) Hoe kan een christen ruimte maken voor de toenemende verplichtingen?
11 Een vierde beginsel is dat belangen niet met elkaar in botsing moeten komen. Aangezien het de hele verplichting van de mens is om Gods geboden te houden, is een christen niet vrij om andere verplichtingen op zich te nemen die in botsing komen met of tegengesteld werken aan de primaire verplichtingen jegens God. Aangezien wij slaven zijn die met het kostbare bloed van Christus zijn gekocht, kan niemand van ons het zich veroorloven een slaaf van een andere meester te worden. „Niemand die als soldaat dient, verwikkelt zich in de zakelijke bezigheden van het leven, opdat hij de goedkeuring moge verwerven van degene die hem als soldaat in dienst heeft genomen” (2 Tim. 2:4; Matth. 6:24). Een christen doet er goed aan dit te beschouwen wanneer hij een wereldse betrekking uitzoekt, zaken gaat doen of andere verplichtingen op zich neemt.
12 Aangezien er meer verplichtingen kunnen komen en wij ons niet van enkele christelijke verplichtingen kunnen ontdoen ten einde ruimte te maken voor andere verplichtingen, is een vijfde beginsel dat het noodzakelijk is een juist evenwicht te vinden ten einde ons „van de belangrijkere dingen [te] vergewissen” (Fil. 1:9, 10). Het betekent dat wij ons zullen bevrijden van de dingen die wij niet verplicht zijn te doen, ten einde meer ruimte te maken voor de toenemende Koninkrijksbelangen (Ef. 5:15, 16). Laten wij met deze vijf beginselen in gedachten daarom zien wat de christelijke verplichtingen precies omvatten.
PRIMAIRE CHRISTELIJKE VERPLICHTINGEN
13. (a) Geef een schematische en gedetailleerde opsomming van enkele der primaire verplichtingen die op alle christenen rusten. (b) Door welke schriftuurplaatsen wordt dit ondersteund?
13 Ten eerste: De primaire verplichting die op alle christenen rust, is, voortreffelijk bevoegde dienaren van God te zijn en Jehovah’s naam en voornemen in daad en woord hoog te houden. Aangezien dit inhoudt dat specifieke geboden of bevelen die God op specifieke tijdstippen bekendmaakt, moeten worden uitgevoerd, is hierbij thans, in deze „tijd van het einde”, het prediken van dit goede nieuws van het Koninkrijk op de gehele aarde tot een getuigenis aan alle natiën inbegrepen (Matth. 24:14). „Schrijft Jehovah de heerlijkheid toe die zijn naam toebehoort” (Ps. 96:2-4, 8, 10, NW; Openb. 14:6, 7). Dit betekent dat wij van huis tot huis gaan, Gods Woord in ons onderricht op juiste wijze gebruiken en een juist bericht bijhouden, zodat wij er zeker van kunnen zijn dat wij aan de bewoners van ieder huis een getuigenis geven en daar waar belangstelling wordt getoond op juiste wijze verdere bezoeken kunnen brengen. Het betekent toespraken voor te bereiden, terug te komen bij mensen die belangstelling hebben getoond, bijbelstudies te leiden en anderen op te leiden zodat zij bedreven worden in dit werk. „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God aan te bieden, als een werkman die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid juist hanteert. . . . vriendelijk [is] . . . jegens allen, bekwaam om te onderwijzen” (2 Tim. 2:15, 24). De primaire verplichting die op alle christenen rust, houdt ook in dat zij Gods Woord persoonlijk bestuderen en ook alle gemeentevergaderingen bezoeken en daaraan een aandeel hebben en hierbij zijn grote vergaderingen inbegrepen (Hebr. 10:24, 25; 2 Petr. 1:19-21; 3:2, 18). Met andere woorden hierbij inbegrepen is alles wat noodzakelijk is om onszelf te redden en degenen die naar ons luisteren. — 2 Tim. 3:14-17; Rom. 15:4; 1 Tim. 4:16.
14, 15. (a) Welke andere verplichtingen heeft een christen behalve dat hij verplicht is te prediken? (b) Welke positie nemen deze verplichtingen in met betrekking tot de verplichting te prediken?
14 Opdat een christen zich de primaire verplichting waardig toont, moet hij er aan denken dat hierbij ook ieder aspect van zijn persoonlijke en gezinsleven inbegrepen is, zijn verhouding tot zijn huwelijkspartner, kinderen, ouders, christelijke broeders en zusters, gemeenteopzieners, wereldse werkgever of werknemers, naasten, familieleden, zakencollega’s en ook de regeringsautoriteiten van deze wereld (Ef. 5:2, 28; 6:1, 4-9; Kol. 3:22–4:1; Rom. 12:17; 1 Tim. 5:8; Rom. 13:1-7). Indien u derhalve een echtgenoot en vader bent dan is bij deze verplichting inbegrepen dat u goed zorgt voor de materiële en geestelijke behoeften van uw gezin. Indien u een getrouwde vrouw bent, hebt u de vrouwelijke en christelijke verplichting een hulp voor uw echtgenoot te zijn en voor uw kinderen te zorgen. Dat u een christelijke getuige wordt die opgedragen is aan Jehovah en die verplichtingen heeft om te prediken en vergaderingen te bezoeken, dient niet tot gevolg te hebben dat u uw gezinsverplichtingen verwaarloost doch het dient er veeleer toe te leiden dat u zich er beter van kwijt. Hoe dat zo? Omdat het zorgen voor uw gezinsverplichtingen thans meer dan slechts een menselijke en sociale verplichting is geworden. Het is een christelijke verplichting geworden en is inbegrepen bij het houden van Gods geboden. Doch het zorgen voor gezinsverplichtingen mag ook niet tot gevolg hebben dat verplichtingen om te prediken en een aandeel aan gemeentevergaderingen te hebben verwaarloosd worden.
15 Wanneer u zich van gezins- en gemeenteverplichtingen kwijt, wordt u hierdoor niet vrijgesteld of verontschuldigd van de verplichtingen om eerlijk en betrouwbaar te handelen ten aanzien van uw werkgever, werknemers, zakencollega’s, regeringsambtenaren of anderen. Behalve dat ze wettelijke verplichtingen zijn, is de noodzaak om u ervan te kwijten zelfs nog dringender aangezien ze christelijke verplichtingen zijn. Een christen is verplicht om een leven van morele reinheid en oprechtheid te leiden. Zijn daden en spraak moeten voorbeeldig zijn. „Hetzij gij daarom eet of drinkt of iets anders doet, doet alle dingen tot Gods heerlijkheid.” — 1 Kor. 10:31; Kol. 3:17; Tit. 2:1-10.
16. (a) Welke verkeerde geestesgesteldheid zouden enkelen kunnen bezitten met betrekking tot hun verplichtingen? (b) Waarom is een christen verplicht alle verdere van God afkomstige verplichtingen te aanvaarden?
16 Niet alleen dat er thans vele verplichtingen op christenen rusten maar aangezien wij in de „tijd van het einde” leven, in welke tijd de Nieuwe-Wereldmaatschappij wordt opgebouwd, zullen er stellig meer verplichtingen komen. Iemand kan niet zeggen: „Toen ik gedoopt werd, waren al deze verplichtingen er nog niet zoals het houden van toespraakjes, onderwijzen, opleidingsprogramma, quotum van uren enzovoorts, dus deze verplichtingen rusten niet op mij. Ik moet alleen datgene doen waarmee ik heb ingestemd toen ik werd gedoopt.” Aan zo iemand zouden wij kunnen vragen: „Waarmee hebt u ingestemd? Heeft u er enkel mee ingestemd het goede nieuws te prediken met een getuigeniskaart of met een grammofoon of misschien met een toespraakje? In het geheel niet! U heeft zich eraan opgedragen Jehovah’s wil te doen zoals deze werd geopenbaard door bemiddeling van Christus Jezus, de heilige geest en de bijbel.” Door onze opdrachtsgelofte moeten wij dus alle verdere verplichtingen nakomen die Jehovah ons oplegt. En wanneer wij beschouwen hoezeer wij bij God in de schuld staan, bestaat er voor ons een nog dwingender reden om verdere verplichtingen te aanvaarden. Houd in gedachten: ’Wij zijn verplicht ook zelf zó te blijven wandelen als hij gewandeld heeft.’ — 1 Joh. 2:6; Luk. 24:48.
17. Hoe deed Jehovah de verplichtingen van de Israëlieten toenemen toen zij het Beloofde Land binnentraden, en in het bijzonder op welke terreinen?
17 Dat Jehovah het terrein van onze verplichtingen kan verruimen, daaraan meer specifieke bijzonderheden kan toevoegen of ons nieuwe verplichtingen kan opleggen, kan worden gezien in de wijze waarop hij met de natie Israël handelde. Bij de berg Sinaï ontvingen zij een fundamenteel stel wetten en verplichtingen en deze werden in de boeken Exodus, Leviticus en Numeri opgetekend. Maar toen zij gereed waren het Beloofde Land binnen te gaan, kregen zij meer verplichtingen, sommige ruimer van strekking, andere gedetailleerder omschreven en ook enkele geheel nieuwe verplichtingen. Dit kan worden opgemerkt wanneer de bij Sinaï gegeven wet wordt vergeleken met het boek Deuteronomium, welke naam „Tweede Wet” betekent. Hoewel bij voorbeeld het geven van onderricht en de belangrijkheid ervan in de bij Sinaï gegeven wet worden vermeld, wordt nochtans in het boek Deuteronomium de verantwoordelijkheid van het geven van onderricht — wanneer, hoe en waarom het moet worden gegeven — in details uiteengezet. In Deuteronomium wordt niet alleen de belangrijkheid van het betonen van liefde getoond, maar de vele wijzen waarop liefde in de praktijk moest worden gedemonstreerd en de vele daden die worden verricht op grond van de liefde als drijfveer worden daar in details beschreven. Toegenomen verplichtingen met betrekking tot hun sociale leven, gezinsleven, hun religieuze festiviteiten, stiptheid voor de zuivere aanbidding en vele waarschuwingen tegen valse aanbidding werden in bijzonderheden vermeld. Gedetailleerde instructies werden gegeven met betrekking tot het identificeren en het verwijderen van afvalligen. Hier demonstreerde Jehovah dus dat hij zijn volk meer van zijn rechtvaardige vereisten of verplichtingen kon opleggen en dit deed hij ook.
18-20. Hoe heeft men kunnen waarnemen dat er binnen de Nieuwe-Wereldmaatschappij meer christelijke verplichtingen zijn gekomen (a) op het terrein van kennis en onderricht? (b) wat onze bediening betreft? (c) met betrekking tot het ontwikkelen van liefde en geestelijke gezindheid? (d) wat betreft nauwgezetheid in de zuivere aanbidding?
18 Tegenwoordig merken wij in de christelijke Nieuwe-Wereldmaatschappij ook op dat Jehovah in zijn wijsheid en zijn zorg voor zijn volk onze verplichtingen geleidelijk aan heeft doen toenemen naarmate hij ons erop heeft voorbereid in zijn nieuwe ordening te leven. Beschouw bij voorbeeld de aangelegenheid van kennis en het geven van onderricht. In de loop der jaren is het aantal vergaderingen dat de gemeente wekelijks houdt, toegenomen, en het doel van deze vergaderingen is nauwkeuriger omschreven geworden, waardoor meer voorbereiding en een grotere persoonlijke deelname worden vereist doch hieruit vloeien ook grotere persoonlijke voordelen voort. Dan zijn er ook nog de kring- en districtsvergaderingen alsmede nationale en internationale vergaderingen, welke vergaderingen alle een onderdeel vormen van het patroon van onze vergaderingen die ten doel hebben onze kennis te doen toenemen en specifieke opleiding te geven. Ook met betrekking tot onze bediening hebben wij ondervonden dat ons specifieker instructies zijn gegeven, waardoor een grotere persoonlijke verantwoordelijkheid op ons is komen te rusten. Persoonlijk onderricht van huis tot huis, op nabezoeken en bijbelstudies, het verspreiden van tijdschriften, een juiste gebiedsbewerking met behulp van het van-huis-tot-huis-rapport, het gebruiken van toespraakjes en het opleidingsprogramma, door al deze dingen zijn op ons allen individueel grotere verplichtingen komen te rusten. Ook zullen onze verplichtingen op dit terrein blijven toenemen. Tijd alleen al kan ons verdere verplichtingen opleggen. „Gij . . . behoordet [leraren] te zijn met het oog op de tijd.” — Hebr. 5:12.
19 Deze groei is niet eenzijdig geweest, niet een soort van organisatorische groei en groei in doeltreffendheid ten koste van liefde en geestelijke gezindheid. Neen, want terzelfder tijd zijn wij met grotere nadruk en in nauwkeuriger details onderwezen in de noodzaak van gebed, hoe wij dicht bij God kunnen blijven en hoe wij liefde kunnen tonen voor God, onze gezinnen en onze medechristenen. Er is goede raad verschaft over het betonen van meer liefde in de prediking en in de wijze waarop wij anderen in de gemeente in overeenstemming met de noden van iedere individuele persoon kunnen helpen.
20 Terzelfder tijd hebben wij kunnen opmerken dat de raad die op de bladzijden van dit tijdschrift wordt gegeven, nauwgezetter is geworden met betrekking tot de zuivere aanbidding, het plaatsen van toegenomen verplichtingen op een ieder persoonlijk, strikte raad over morele kwesties, eerlijkheid, neutraliteit en vereisten zoals het betonen van respect voor de heiligheid van het bloed. Doordat sancties zoals het onder voorwaarden stellen van personen of uitsluiting uit de gemeenschap zijn toegepast in gevallen waar dit nodig bleek te zijn, zijn gemeenten rein gehouden en afval heeft zich niet kunnen verbreiden. Maar zelfs deze striktheid is in evenwicht gebracht met barmhartigheid en liefde.
21, 22. (a) Hoe dient een christen het te bezien dat verplichtingen toenemen? (b) Hoe kan iemand deze verplichtingen op zich nemen en toch niet overbelast raken?
21 Indien wij al deze verplichtingen van een zuiver menselijk standpunt zouden beschouwen, zouden we ons overstelpt kunnen voelen maar dit behoeft niet zo te zijn. Jehovah kent onze noden en bekwaamheden en als een zorgzame, liefderijke herder die zich terdege bewust is van onze beperkingen, leidt hij zijn volk. Wij moeten echter iedere verplichting aanvaarden op het moment dat deze verplichting komt en op die wijze zal de toename aan verplichtingen geen al te grote last zijn. Indien wij achter raken, kunnen de opeengehoopte, niet aanvaarde verplichtingen te zwaar worden om te dragen. Weet dus dat uw primaire verplichtingen bestaan in het prediken van het goede nieuws van Gods koninkrijk en het leiden van een voorbeeldig christelijk leven. Stel dan vast of uw plaats in de gemeente extra verplichtingen met zich brengt en waaruit deze bestaan. Stel dan vervolgens een praktisch schema op om aan elke verplichting enige tijd te besteden en houd u aan dat schema. Geen van uw verplichtingen kan worden opzij geschoven. Volg Jezus’ voorbeeld na want wij zijn verplicht „zó te blijven wandelen als hij gewandeld heeft”. — 1 Joh. 2:6.
22 Maar hoe streeft iemand ernaar extra verplichtingen te verkrijgen? Wat houden deze verplichtingen in en hoe kan men zich ervan kwijten? Dit zal in het volgende artikel worden besproken.
„Dit blijf ik bidden, dat uw liefde steeds overvloediger mag zijn met nauwkeurige kennis en volledig onderscheidingsvermogen, dat gij u van de belangrijkere dingen moogt vergewissen, zodat gij tot op de dag van Christus onberispelijk moogt zijn . . . en vervuld moogt zijn met rechtvaardige vruchten, welke door bemiddeling van Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God.” — Fil. 1:9-11.
[Illustratie op blz. 340]
Het goede nieuws prediken
[Illustratie op blz. 340]
Voor de behoeften van het gezin zorgen