Hulp van boven
„Waakt en bidt voortdurend, opdat gij niet in verzoeking komt.” — Matth. 26:41.
1, 2. (a) Welke gebeurtenis kan Petrus in gedachten hebben gehad toen hij de woorden schreef: „Weest waakzaam met het oog op gebeden”? (b) Welke raad gaf Jezus de drie apostelen die in gebreke waren gebleven ’te waken’?
„DOCH het einde van alle dingen is nabijgekomen. Weest daarom gezond van verstand en weest waakzaam met het oog op gebeden.” Het is best mogelijk dat de apostel Petrus, toen hij deze woorden van raad aan christenen schreef, aan de nacht dacht toen Jezus hem, Jakobus en Johannes de raad gaf te bidden. Zij waren in de hof van Gethsémané. De tijd voor Jezus’ verraad was ophanden. Jezus zei tot de drie: „Mijn ziel is diepbedroefd, tot de dood toe. Blijft hier en waakt met mij.” — 1 Petr. 4:7; Matth. 26:38.
2 Toen ging Jezus een eindje verder, viel op zijn aangezicht en bad tot zijn hemelse Vader: „Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker aan mij voorbijgaan. Nochtans, niet zoals ik wil, maar zoals gij wilt.” Toen Jezus bij de drie discipelen terugkwam, vond hij hen slapende. Hij zei tot Petrus: „Hebt gijlieden nog niet één uur met mij kunnen waken? Waakt en bidt voortdurend, opdat gij niet in verzoeking komt.” — Matth. 26:39-41.
3. Hoe reageerden de apostelen ondanks Jezus’ raad, hetgeen aanleiding gaf tot welk commentaar van Jezus?
3 Wederom ging Jezus heen, voor de tweede maal, en bad, terwijl hij God vroeg Diens wil te laten geschieden. Toen ging hij terug en vond de drie discipelen weer slapende, „want hun ogen waren zwaar”. Voor de derde maal verliet hij hen en bad. Toen hij bij de discipelen terugkwam, zei hij: „Op een tijd als deze slaapt gij en neemt gij rust! Ziet! Het uur is nabijgekomen waarop de Zoon des mensen door verraad in de handen van zondaars wordt overgeleverd. Staat op, laten wij gaan. Ziet! Mijn verrader is nabijgekomen.” Terwijl hij deze woorden sprak, naderde Judas Iskáriot met een gewapende schare opdat Jezus in hechtenis zou worden genomen. — Matth. 26:42-47.
GEBED NOODZAKELIJK OM VERZOEKING TE VERMIJDEN
4. (a) Welke duidelijke waarschuwing hadden de apostelen ontvangen voordat zij in omstandigheden kwamen die een verzoeking voor hen vormde? (b) Hoe reageerde Petrus ondanks deze waarschuwing?
4 Jezus’ discipelen kwamen in verzoeking — ondanks waarschuwingen van hun Meester! De drie apostelen waren op hun post en werden geacht wakker te blijven, doch zij legden zich neer en vielen in slaap, terwijl Jezus drie maal een vurig gebed opzond. Weliswaar was het waarschijnlijk na middernacht en hadden de discipelen natuurlijk slaap, maar Jezus, die zeer goed wist dat de geest gewillig maar het vlees zwak is, had hun gezegd te waken en te bidden! (Matth. 26:41) Voordat zij in omstandigheden kwamen die een verzoeking voor hen vormden, had Jezus hen gewaarschuwd, zeggende: „In deze nacht zult gij allen in verband met mij tot struikelen worden gebracht, want er staat geschreven: ’Ik zal de herder slaan, en de schapen van de kudde zullen verstrooid worden”’ (Matth. 26:31). Op deze wijze waren zij gewaarschuwd dat de profetie van Zacharia 13:7 op het punt stond in vervulling te gaan. Petrus beantwoordde Jezus’ waarschuwing echter met te zeggen: „Ook al worden alle anderen in verband met u tot struikelen gebracht, ik zal nimmer tot struikelen worden gebracht!” Maar Petrus kreeg te horen dat hij zelfs nog erger zou doen — hij zou de Heer Jezus drie maal verloochenen! — Matth. 26:31-35.
5. Wat deden de apostelen toen zij tegenover verzoeking kwamen te staan, doch wat hadden zij moeten doen?
5 Jezus had zijn discipelen wat waken en waakzaam zijn met het oog op gebeden betreft een voortreffelijk voorbeeld gegeven. De apostelen begrepen echter niet hoe Jezus’ woorden in vervulling zouden gaan. Wat deden zij dus? Zij gingen over de aangelegenheid slapen in plaats van deze in gebed aan God voor te leggen! Zij hadden in gebed om hulp van boven moeten vragen, maar zij vielen in slaap. Zij waren niet waakzaam; zij baden niet voortdurend, en daarom moesten zij wel in verzoeking komen.
6. (a) Wat is de beproeving die, zoals Jezus in Openbaring 3:10 had voorzegd, „over de gehele bewoonde aarde” zou komen? (b) Welke waarschuwing ligt hierin voor christenen opgesloten, aangezien de beproeving nog niet voorbij is?
6 Deze ervaring van de drie discipelen doet ons denken aan Jezus’ woorden tot de „engel” van de gemeente Filadélfia, die staan opgetekend in Openbaring 3:10: „Omdat gij het woord over mijn volharding hebt bewaard, zal ik ook u bewaren voor het uur der beproeving, dat over de gehele bewoonde aarde zal komen om hen die op de aarde wonen, op de proef te stellen.” Sinds het aanbreken van de voorzegde „tijd van het einde” is de druk die niet alleen mensen maar ook onzichtbare demonen op het gebied van materialisme, ongeloof en nationalisme hebben uitgeoefend inderdaad verschrikkelijk geweest. De beproeving heeft tot doel vast te stellen wie tot dit goddeloze samenstel van dingen behoort en wie Gods koninkrijk aanhangt. De grote verzoeking waaraan iemand thans het hoofd moet bieden, is voor deze wereldse druk en aantrekkelijkheden te zwichten en een deel van dit samenstel van dingen te worden. Deze wereldomvattende beproeving in een betrekkelijk korte tijdsperiode — zoals een „uur” — is nog niet voorbij. Hedendaagse christenen zijn op deze wijze gewaarschuwd dat zij zich in een dag van verzoeking bevinden. Ook zij moeten, evenals de eerste-eeuwse christenen, waken en bidden om niet in verzoeking te komen.
7, 8. (a) Waarom laat God toe dat christenen beproevingen ondergaan, en welke middelen verschaft God ons om hulp van boven te krijgen? (b) Waarvan hangt het grotendeels af of men in verzoeking komt, en hoe helpt het gebed dus?
7 Aangezien christenen thans aan zoveel verzoekingen blootstaan, moeten zij weten hoe zij de uitweg kunnen vinden. Hoe kunt u de uitweg uit verzoeking vinden? Houd in gedachten dat Jehovah God niemand met het kwade verzoekt, maar hij laat verzoekingen over zijn getrouwe dienstknechten komen om hun rechtschapenheid jegens hem en hun loyaliteit ten opzichte van zijn koninkrijk te toetsen. Bedenk echter dat wij, als wij aan verzoekingen blootstaan, het altijd aanwezige, altijd open kanaal van het gebed hebben. Wij kunnen te allen tijde hulp van boven krijgen.
8 Zoals de bijbel aantoont, is het grotendeels een kwestie van begeerte als wij in verzoeking komen (Jak. 1:13-15). Wees dus op uw hoede dat u geen verkeerde begeerte aankweekt, want als u dit doet, zal de verleiding u regelrecht meeslepen in de zonde! Wij moeten waakzaam zijn met het oog op het gebed, want het gebed helpt ons zelfzuchtige begeerte te vermijden. Zulk een oprecht gebed jaagt elke zelfzuchtige begeerte op de vlucht; het bevrijdt ons van de koorden der verlokking met al hun zelfzuchtige trekkracht. Wij moeten bidden ten einde waakzaam te zijn, en het gebed zal ook ons hart zuiveren. Ja, God zal ons helpen als wij hem er maar om vragen. Wij hebben die hulp van boven nodig omdat er stellig verzoekingen op onze weg zullen komen. Als dit gebeurt, denk dan aan de goddelijke waarschuwing: Waakt en bidt!
HULP TIJDENS VERZOEKINGEN
9. Wat schrijft de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 10:13 over verzoeking, en hoe staat dit in verband met Gods getrouwheid?
9 Het is voor christenen uiterst belangrijk te beseffen dat hun getrouwe God niet toelaat dat zij verzocht worden boven hetgeen zij kunnen dragen. De apostel Paulus schrijft hierover in 1 Korinthiërs 10:13: „God is getrouw en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan.” Dit betekent dat Jehovah, zolang de verzoeking aan de gang is, getrouw is, totdat degene die zich erin bevindt, weet hoe hij er met de hulp van Jehovah het hoofd aan kan bieden, en hij aan de verzoeking ontkomt.
10, 11. (a) Over wat voor verzoeking spreekt de apostel inzonderheid, zoals uit de ervaringen van de Israëlieten blijkt? (b) Waarom zullen zulke verzoekingen ook over christenen komen, en wat laat God ons bewijzen?
10 Nu dienen wij in gedachten te houden dat de apostel Paulus hier in 1 Korinthiërs 10:13 inzonderheid over verzoekingen, niet over vervolgingen spreekt. Hij dacht aan verzoekingen welke „mensen gemeen” zijn. In het begin van dit dertiende vers zei hij: „Geen verzoeking is over u gekomen behalve die welke mensen gemeen is.” Die wèlke mensen gemeen is? Speciaal de Israëlieten uit de oudheid, die in een verbond met Jehovah stonden, want in de voorafgaande verzen van dit hoofdstuk 10:9-12 sprak de apostel over de verzoekingen die over de natuurlijke joden kwamen en hoe duizenden van hen vielen. Hij voert de kwestie van hun ervaringen en hun val als een waarschuwing aan, zodat christenen ervoor zullen oppassen dat zij niet onder gelijke omstandigheden vallen. Die Israëlieten hadden contact met heidenen en duizenden Israëlieten vervielen in immoraliteit, zoals de apostel Paulus zei: „Laten wij ook geen hoererij beoefenen, zoals sommigen van hen hoererij hebben bedreven, met als enig resultaat dat zij vielen, drieëntwintigduizend van hen op één dag” (1 Kor. 10:8). Zij keerden zich ook tot afgoderij en gingen klagen en murmureren. Jehovah liet deze verzoekingen over hen komen om te zien wat er in hun hart was, of zij Jehovah hun God liefhadden of niet. — Deut. 8:1-3.
11 Al dergelijke verzoekingen komen dus over christenen in deze tijd, die eveneens in een verbondsverhouding tot Jehovah staan, aangezien zij het tegenbeeld zijn van die vroegere volkeren, de natuurlijke Israëlieten en het ’grote gemengde gezelschap’ (Ex. 12:37, 38; Num. 11:4-6). Door toe te laten dat wij aan verzoekingen blootstaan, kan Jehovah weten wat voor mensen wij in ons hart zijn. God zorgt dan voor een uitweg uit de verzoeking, maar hij laat ons bewijzen wat wij werkelijk zijn, wat er in ons hart is, dat wij het slechte haten en het goede liefhebben.
DE UITWEG UIT VERZOEKINGEN
12. Zorgt God voor een uitweg uit de verzoeking door deze eenvoudig weg te nemen, en hoe wordt uw antwoord door een ervaring waarbij Mozes was betrokken, geïllustreerd?
12 Jehovah belooft in zijn Woord dat hij „met de verzoeking . . . ook voor de uitweg [zal] zorgen”. Op welke wijze? Door de verzoeking eenvoudig weg te nemen? Neen, God neemt de verzoeking niet weg, zoals wanneer wij met betrekking tot immoraliteit of murmureren worden verzocht. Wij moeten bedenken dat toen Aäron en Mirjam erover klaagden dat hun broer Mozes een te vooraanstaande positie bekleedde en dat zij niet genoeg invloed hadden, God deze twee klagers niet van de beproeving verloste door Mozes uit zijn functie te ontheffen, niet waar? Neen, hij liet Mozes aanblijven, want hij was Jehovah’s keuze en hij was de juiste man voor de taak. Aäron en Mirjam moesten zich schikken. Hoe? Zij moesten de dingen theocratisch gaan bezien. Zij moesten inzien dat Jehovah God Koning is en dat zij zich aan zijn regelingen moesten onderwerpen (Num. 12:1-16). Als er verzoekingen komen, kunnen wij dus niet verwachten dat wij ons uit de beproeving kunnen „wringen” voordat de verzoeking ten einde is. Neen, de verzoeking moet tot het einde ervan voortduren; dan zal God weten of wij rechtschapen en loyaal jegens hem zijn.
13, 14. (a) Op welke wijze zorgt God voor een uitweg aangezien wij het niet kunnen vermijden aan een verzoeking te worden blootgesteld? (b) Uit welke ervaring van de Israëlieten uit de oudheid blijkt dat Jehovah zijn volk niet aan beproevingen onderwerpt die zij niet kunnen doorstaan? (c) Hoe illustreert Jozefs ervaring de noodzaak van voorbereiding?
13 Aangezien wij het niet kunnen vermijden aan bepaalde verzoekingen bloot te staan, waar is dan de uitweg? Welnu, God verschaft een uitweg door ons zijn theocratische beginselen te geven, die, als wij ernaar leven, ons zullen helpen het verkeerde te vermijden. God weet bovendien hoeveel wij kunnen verdragen en daarom laat hij geen beproevingen over ons komen die wij onmogelijk zouden kunnen doorstaan. Het bijbelverslag zegt bijvoorbeeld dat toen de Israëlieten uit Egypte kwamen, „God hen niet langs de weg van het land der Filistijnen leidde enkel omdat die nader was, want God zei: ’Het volk mocht eens spijt krijgen wanneer zij oorlog zien, en stellig naar Egypte terugkeren’” (Ex. 13:17). God liet hen dus niet de rechtstreekse route via „de Gazastrook” naar het Beloofde Land nemen. De Israëlieten waren niet voor oorlog toegerust of erop voorbereid de goed geoefende troepen van de Filistijnen te ontmoeten. Jehovah koos dus liefdevol de Rode-Zeeroute voor zijn volk. De Israëlieten werden toen dus niet aan een oorlog met de Filistijnen blootgesteld, want God wist dat zij een dergelijke beproeving niet konden doorstaan.
14 Wij kunnen dankbaar zijn dat Jehovah ons niet aan beproevingen onderwerpt die wij niet kunnen doorstaan, en wij kunnen ook heel dankbaar zijn dat hij ons voorbereidt op wat gaat komen, zodat wij de verzoekingen kunnen doorstaan en er in rechtschapenheid doorheen kunnen komen. Te dien einde bouwt God ons van tevoren geestelijk op. Maar wee ons als wij geen voordeel van deze door God geschonken voorbereiding trekken! Beschouw eens de beproeving die Jozef onderging toen hij door Potifars vrouw in verzoeking werd gebracht om immoraliteit te bedrijven (Gen. 39:7-12). Kunnen wij als Jozef zijn? Hij had zich van tevoren van Jehovah’s wetten met betrekking tot zulke aangelegenheden op de hoogte gesteld.
15. (a) Welk succes zullen wij hebben als wij ons op verzoekingen voorbereiden? (b) Hoe zullen wij door ’afgoderij te ontvlieden’, worden geholpen verzoekingen met succes het hoofd te bieden?
15 Ja, Jehovah God laat ons de uitweg uit verzoekingen grotendeels zien door van tevoren te beschrijven wat voor gedrag hij van ons verwacht (Gal. 5:19-23). Dan kunnen wij de hele lijst van beproevingen van A tot Z ondergaan en er als overwinnaars uit te voorschijn komen door onze rechtschapenheid te bewaren en onder beproeving getrouw te zijn. Wij moeten echter Paulus’ raad ter harte nemen. Nadat hij erover had gesproken hoe God ons met betrekking tot verzoeking zal helpen, voegde hij er meteen aan toe: „Daarom, mijn geliefden, ontvliedt de afgoderij” (1 Kor. 10:14). Afgoderij is geenszins beperkt tot het aanbidden van letterlijke afgoden, beelden, enzovoort. De apostel Paulus waarschuwt dat ’begerigheid afgoderij is’. Dit komt omdat begerigheid veroorzaakt dat iemand een afgod van zichzelf maakt en dat zelfzuchtige begeerten het belangrijkste in zijn leven worden. Maar als wij alle vormen van afgoderij ’ontvlieden’, zijn wij beter voorbereid om de toekomst en verzoekingen die misschien nog komen, het hoofd te bieden. — Kol. 3:5; 1 Kor. 6:18.
16, 17. (a) Waarom is het niet verstandig op onze eigen kracht te vertrouwen als wij tegenover een verzoeking komen te staan? (b) Welke houding moeten wij vermijden, zoals door het voorbeeld van de Israëlieten toen zij op de grens van het Beloofde Land stonden, wordt aangetoond? (c) Door welke handelwijze te volgen, zullen wij ons kunnen aansluiten bij woorden van de apostel in 2 Timótheüs 4:17, 18?
16 Als Jehovah toelaat dat er een verzoeking over ons komt, laten wij dan altijd iets doen om vast te staan! Wij kunnen om te beginnen aanhouden in gebed en hulp van boven zoeken! Op deze wijze zullen wij niet op onze eigen kracht vertrouwen. De apostel Paulus zegt: „Wie . . . denkt te staan, moet oppassen dat hij niet valt” (1 Kor. 10:12). Hoe lang een christen God ook dient, hij moet nog altijd tegen het menselijke element, zijn gevallen vlees, strijden. Indien mensen in het verleden door bepaalde situaties in kritieke tijden in verzoeking kwamen en vielen, dan kunnen wij als mensen eveneens vallen. Wij bevinden ons nog altijd in dit goddeloze samenstel van dingen met al zijn verzoekingen om de verkeerde weg op te gaan. Het einde is nabij, maar wij moeten ervoor oppassen niet te denken dat wij niet kunnen vallen. Neen, het is verstandig niet te denken dat wij in onszelf zo sterk zijn dat wij niet kunnen vallen. De Israëlieten waren zo dicht bij het Beloofde Land en toch stonden zij, hoe dichtbij zij ook waren, aan ernstige verzoekingen bloot, en 24.000 van hen vielen op de grens van het land. Wij moeten thans dus nimmer het gevaar in verzoeking te vallen, bagatelliseren. Wacht op Jehovah en de verzoeking zal voorbijgaan. Jehovah God zal zijn Woord gestand doen en ons eruit bevrijden.
17 Vertrouw daarom op God als u tegenover verzoekingen komt te staan. Smeek in gebed: „Onze Vader in de hemelen . . . breng ons niet in verzoeking, maar bevrijd ons van de goddeloze.” Dan zullen wij met de apostel Paulus kunnen zeggen: „De Heer stond bij mij en gaf mij kracht . . . De Heer zal mij bevrijden van elk goddeloos werk en mij redden.” — Matth. 6:9-13; 2 Tim. 4:17, 18.
18, 19. (a) Wat voor verzoeking is in recente tijden over duizenden getuigen van Jehovah gekomen, en hoe hebben zij hieraan weerstand geboden? (b) Hoe vond een Getuige uit Suriname, die tegenover de verzoeking „bloedtransfusie of sterven” stond, een uitweg uit de beproeving?
18 Duizenden Getuigen hebben in recente tijden tegenover de verzoeking gestaan bloedtransfusie te nemen. Enkelen zijn onder druk van artsen en anderen in deze verzoeking gevallen, maar Jehovah’s volk als geheel heeft deze verzoeking weerstaan en zich vast aan zijn Woord gehouden, dat duidelijk zegt: ’Onthoud u van bloed’ (Hand. 15:20, 29). Zij hebben dit gedaan door zich nauwgezet aan bijbelse beginselen te houden en door middel van het gebed. Beschouw eens de Getuige uit Suriname die toen hij op een schip was, plotseling ernstig ziek werd. Hij werd in Haïti van boord gehaald om daar een medische behandeling te krijgen. Een arts verklaarde dat hij een bloedende maagzweer had en dat het daarom een kwestie van „bloedtransfusie of sterven” was.
19 Hoe reageerde deze Getuige op de enorme verzoeking? Hij schreef: „Daar lag ik nu, meer dan zestienhonderd kilometer van mijn familie vandaan. Zij wisten waarschijnlijk niet eens dat ik er zo slecht aan toe was. Er was niet een van mijn christelijke broeders met wie ik kon spreken. De woorden ’bloedtransfusie of sterven’ gingen maar door mijn hoofd. De mensen van het ziekenhuis schenen beslist te denken dat ik zou sterven. Ik bad tot Jehovah. Hoewel ik mij soms eenzaam voelde, kon ik altijd tot Hem spreken. Wat is het wonderbaarlijk om al je bezorgdheid op Jehovah te kunnen werpen, in de volle overtuiging dat hij voor zijn dienstknechten zorgt. Ik wist dat ik, als ik zou sterven, een opstanding zou krijgen. De opstandingshoop sterkte mij in mijn besluit geen bloed te aanvaarden.” Deze Getuige werd ten slotte uit de verzoeking bevrijd en hij herstelde zonder bloedtransfusie. Door zich aan bijbelse beginselen te houden en door waakzaam te zijn met het oog op gebeden, zegevierde hij over de verzoeking.
GEBED NIET BELEMMERD DOOR EENZAME OPSLUITING
20-22. Leg uit waarom het gebed een wonderbare hulp van boven is.
20 Wanneer wij snel goddelijke hulp nodig hebben, is het gebed de meest toegankelijke weg voor onmiddellijke en rechtstreekse hulp. Aangezien Jehovah God niet slaapt, is er geen vertraging. „Degene die u behoedt, kan onmogelijk slaperig zijn” (Ps. 121:3). Degenen die in gebed tot God gaan, krijgen onmiddellijk hulp van boven. Het is niet zo als een brief te moeten schrijven en dan enkele dagen op antwoord te moeten wachten. En er is zoveel om voor te bidden, niet alleen voor onszelf maar ook voor onze christelijke broeders.
21 Er is niet alleen onmiddellijke communicatie door gebed, maar het kan ook door elke soort van isolatiebarrière heen worden overgebracht (Jona 2:1-10). De zendeling die vijf jaar lang alleen in een cel in Rood-China had gezeten, had de profeet Daniël in gedachten toen hij zei: „Ik bad drie maal per dag, duidelijk zichtbaar voor iedereen die langs mijn cel zou komen.” Het resultaat? Hij zei: „Wat een geestelijke kracht en troost heeft het gebed mij geschonken! Bovendien leerden allen mij op die manier kennen als een christelijke bedienaar van het evangelie.” Wat een wonderbare hulp van boven in antwoord op het gebed! — Dan. 6:10.
22 Een christen kan bovendien om de vertroostende heilige geest bidden, die door elke soort van barrière, gevangenismuren en -tralies, heendringt. Niets kan Gods geest weghouden als wij erom vragen en het waard zijn deze te ontvangen.
23-25. (a) Welke bedreiging maakte een christelijke jongeman in Guadeloupe niet bang, en waarom niet? (b) Wat was het resultaat van het feit dat hij zijn rechtschapenheid bewaarde?
23 Niet lang geleden werd een van Jehovah’s getuigen in Guadeloupe met eenzame opsluiting bedreigd. Deze jongeman nam zijn standpunt in voor christelijke neutraliteit (Joh. 15:19). Hij werd in de gevangenis geworpen en in een cel opgesloten. Toen werd hij onder druk gezet. Er werden bedreigingen geuit: „Als je niet van gedachten verandert, zul je voor minstens twee jaar de gevangenis ingaan. Bovendien zul je al die tijd alleen in een cel zitten, dus denk goed na — twee jaar lang alleen!” Welk antwoord kregen zij van deze christelijke jongeman?
24 Hij antwoordde: „Dat denkt ú tenminste; maar ik zal niet alleen zijn zoals u zegt, helemaal niet! Jehovah God zal met mij zijn en mij door zijn geest sterken.”
25 De autoriteiten waren verbaasd over dit antwoord. Zijn goede gedrag maakte bovendien indruk op hen. Er gingen maanden voorbij, en de tijd voor een congres van de Getuigen brak aan. Wat een verrassing die jongeman bij de openingstoespraak aanwezig te zien! Hij was juist de vorige dag vrijgelaten. En hij vertelde zijn ervaring op het congres. Zonder dat de jongeman het wist, was er een regeringsfunctionaris aanwezig. Later vertelde deze functionaris aan de presiderende opziener van de jongeman: „Weet u wat mijn vrouw wegens zijn goede christelijke gedrag en onverbrekelijke besluit tegen mij zei? ’Denken jullie mannen nu niet dat jullie dit uit jezelf hebben gedaan. Neen, maar zijn God, Jehovah, heeft dit voor hem gedaan zodat hij zijn congres kon bijwonen. Zijn God, Jehovah, is sterker dan onze God!’”
26. Waarom dienen wij aan de goede raad in 1 Petrus 4:7 te denken, en wat dienen wij dus te doen als er een crisis ophanden is?
26 U, getrouwe getuigen van Jehovah, kunt als u met eenzame opsluiting, vervolging, verzoekingen en druk wordt geconfronteerd, hier met succes, glorieus en tot eer van Hem doorheen komen. Uw hulp komt van boven Maar denk aan de goede raad van de apostel Paulus: „Weest waakzaam met het oog op gebeden” (1 Petr. 4:7). Petrus had de belangrijkheid hiervan door bittere ervaring geleerd in de nacht toen de Heer Jezus tot hem zei: „Waakt en bidt voortdurend, opdat gij niet in verzoeking komt” (Matth. 26:41). Als er een crisis ophanden is, zorg er dan voor dat u er niet alleen over slaapt, maar dat u de kwestie veeleer in gebed aan God voorlegt. Dan zult u hulp van boven krijgen en, dank zij Jehovah, als overwinnaar uit de beproevingen en verzoekingen te voorschijn komen. Hij zal voor een uitweg zorgen, want „God is getrouw”.