Raad — Zult u er voordeel van trekken?
„WIJ ALLEN struikelen vele malen” (Jak. 3:2). U zult het hoogstwaarschijnlijk met die schriftuurlijke waarheid eens zijn. Alle mensen hebben correctieve raad nodig. Hoe reageren de meeste mensen echter op raad? Trekken zij er voordeel van? Hoe is uw reactie op raad?
Misschien hebt u opgemerkt dat velen de neiging hebben de schuld voor fouten op anderen te schuiven. Dit is niets nieuws, zoals wel blijkt uit de wijze waarop het eerste mensenpaar, Adam en Eva, reageerde toen God hun vragen stelde over hun ongehoorzaamheid door een bepaalde vrucht te eten. Wij lezen:
„Vervolgens zei de mens: ’De vrouw, die gij hebt gegeven om bij mij te zijn, zij heeft mij van de vrucht van de boom gegeven en toen heb ik ervan gegeten.’ Daarop zei Jehovah God tot de vrouw: ’Wat hebt gij nu gedaan?’ Waarop de vrouw antwoordde: ’De slang — die heeft mij bedrogen en toen heb ik gegeten.’” — Gen. 3:12, 13.
Doordat Adam zijn zonde toeschreef aan „de vrouw, die gij hebt gegeven om bij mij te zijn”, gaf hij zelfs te kennen dat de fout bij God lag. Deze pogingen tot zelfrechtvaardiging schonken Adam en Eva echter geen voordeel, want God verdreef hen uit de Hof van Eden, terwijl zij ten slotte, als een voltrekking van Gods vonnis, stierven (Gen. 2:16, 17; 3:23, 24; 5:5). Later verklaarde Jehovah: „Ik zal de goddeloze niet rechtvaardig verklaren” (Ex. 23:7). Pogingen om een verkeerde handelwijze te verbloemen, halen niets uit bij God.
„DE EERSTE VOORBEREIDENDE STAP TOT HET ONTVANGEN VAN VERGEVING”
Aan de andere kant werpt het grote voordelen af wanneer men bereid is op goede raad acht te slaan en een verkeerde handelwijze te herstellen. Beschouwt u het geval van David eens, die bij ernstige overtredingen van Gods wet betrokken raakte. David pleegde niet alleen overspel met Bathséba, de vrouw van iemand anders, maar trachtte bovendien zijn immoraliteit te verbergen door er regelingen voor te treffen dat Bathséba’s man in de strijd stierf (2 Sam. 11:1-27). Om deze reden heeft God, door bemiddeling van de profeet Nathan, David streng bestraft en rampspoed voor zijn huis voorzegd. De bijbel vervolgt echter met te zeggen: „David zei nu tot Nathan: ’Ik heb tegen Jehovah gezondigd.’ Hierop zei Nathan tot David: ’Jehovah laat op zijn beurt uw zonde werkelijk voorbijgaan. Gij zult niet sterven’” — 2 Sam. 12:1-13.
David schreef later met betrekking tot deze ervaring: „Ten slotte beleed ik u mijn zonde, en mijn dwaling bedekte ik niet. Ik zei: ’Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen aan Jehovah.’ En gijzelf hebt de dwaling van mijn zonden vergeven” (Ps. 32:5). In The Soncino Books of the Bible wordt het volgende opgemerkt: „Hij gaf geen inlichtingen aan God, Die wist wat hij had gedaan; door het aan Hem te erkennen, erkende hij het aan zichzelf. Dat is het doel van een bekentenis en de eerste voorbereidende stap tot het ontvangen van vergeving. . . . Als de zondaar zijn deel had gedaan, was God bereid het Zijne te doen als Iemand die vrijelijk vergeeft.” Hoe strekte het David tot voordeel dat hij acht sloeg op terechtwijzing! Trekt u ook voordeel van terechtwijzing?
ALS ER GEEN WET WORDT OVERTREDEN
Hoe staat u er tegenover als u raad ontvangt met betrekking tot een handelwijze waardoor geen wet is overtreden? Dient u de zaak als iets te beschouwen waarmee ’niemand iets heeft te maken behalve uzelf’? De apostel Paulus schreef over zo’n voorval:
„Blijft alles eten wat in een vleeshal wordt verkocht, zonder vanwege uw geweten navraag te doen, . . . Indien iemand van de [heidense] ongelovigen u uitnodigt [voor een maaltijd] en gij wenst te gaan, eet dan alles wat u wordt voorgezet, zonder vanwege uw geweten navraag te doen.
Maar zou iemand tot u zeggen: ’Dit is iets wat ten slachtoffer is gebracht’, eet dan niet ter wille van degene die het heeft onthuld en vanwege het geweten. Ik zeg ’geweten’, niet het uwe, maar dat van de ander.” — 1 Kor. 10:25-29.
Hebt u het fundamentele beginsel begrepen dat in die raad ligt opgesloten? Elke christen moet het geweten van anderen respecteren. In het werk Word Pictures in the New Testament wordt het volgende opgemerkt:
„Paulus stelt zich vaardig in de plaats van de sterke broeder aan zo’n maaltijd, van wie wordt verwacht dat hij zijn geweten zal aanpassen aan dat van een zwakke broeder die de kwestie van het eten van een bepaald stuk vlees ter sprake brengt. Het is een beknotting van iemands persoonlijke vrijheid in het belang van de zwakke broeder. Twee persoonlijkheden botsen. De enige reden is liefde die opbouwt ([1 Kor.] 8:2 en geheel hoofdstuk 13).”
Zou u van een overeenkomstige raad in deze tijd voordeel trekken? Het is waar dat voedsel naar alle waarschijnlijkheid geen gewetensvragen in uw omgeving zal doen rijzen. Andere kwesties echter wel. Om een paar voorbeelden te noemen: Haardracht, kledingstijl, amusement. Als iemand u erop zou wijzen dat uw keuze in dergelijke aangelegenheden het geweten van een medechristen geweld aandoet, zou u dan voordeel trekken van die raad en uit liefde ’een beknotting van uw persoonlijke vrijheid’ aanvaarden?
EEN BELEMMERING OM VOORDEEL TE TREKKEN VAN RAAD
Hoe reageert u als iemand u op fouten wijst die u hebt gemaakt of u aanraadt in een bepaald aspect van uw leven vorderingen te maken? Hoe staat u hier tegenover als degene die de raad geeft jonger of minder ervaren is dan u of een ondergeschikte is op de plaats waar u werkt? Voelt u zich plotseling gebelgd, waardoor u erin wordt belemmerd voordeel te trekken van goede raad? Waardoor wordt zulk een gevoel veroorzaakt?
Het is een neiging van de menselijke aard die in Romeinen 12:3 wordt besproken: „Ik [zeg] tot een ieder onder u, niet meer van zichzelf te denken dan nodig is.” Trots, dat wil zeggen een buitensporig gevoel van eigenwaarde of een onredelijk superioriteitsgevoel met betrekking tot anderen, is de boosdoener. Hoe kunt u ervoor zorgen dat trots geen belemmering vormt?
Een fundamenteel vereiste is dat men de waarheid aanvaardt die in Romeinen 3:23 staat opgetekend: „Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods.” Gelooft u dat? U zult misschien snel Ja zeggen, maar blijkt uit uw levenswandel dat u het werkelijk meent? Niet als u de indruk geeft dat u „altijd gelijk hebt” door goede raad naast u neer te leggen.
En denk ook eens na over de tragische gevolgen van een trotse verwerping van correctieve raad! Hiertoe behoort eenzaamheid, want wie wil graag omgaan met iemand die zijn fouten niet kan toegeven? Nog erger is dat de Schepper verklaart: „Zelfverheffing en trots . . . heb ik gehaat” (Spr. 8:13). Door een hoogmoedige geest schaadt men zijn verhouding tot Jehovah. Er kan derhalve niets goeds uit voortspruiten. „Trots komt voor een ineenstorting, en een hoogmoedige geest vóór struikeling.” — Spr. 16:18.
Hier staat tegenover dat „de terechtwijzingen van streng onderricht . . . de weg des levens” zijn (Spr. 6:23). Iemand die gunstig reageert op raad, zal zich in een goede verhouding tot anderen en — wat het belangrijkste is — tot de Schepper verheugen. Zo iemand wordt niet door kortzichtigheid geremd. Hij ontvangt niet alleen persoonlijk voordeel van de gedachten van anderen, maar straalt op zijn beurt tegenover zijn medemens de voordelen van een verruimd standpunt uit. Raad is inderdaad nuttig. De vraag is: Zult u er voordeel van trekken?